Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Meerssen

Subsidieverordening Instandhouding van Kerkgebouwen Meerssen 2000

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMeerssen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieverordening Instandhouding van Kerkgebouwen Meerssen 2000
CiteertitelVerordening instandhouding van kerkgebouwen Meerssen 2000
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200001-01-2014nieuwe regeling

20-12-1999

De Geulbode

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieverordening Instandhouding van Kerkgebouwen Meerssen 2000

 

 

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      kerkgebouw: een in de gemeente Meerssen gelegen gebouw dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor de openbare uitoefening van godsdienst;

    • b.

      monumentaal kerkgebouw: een in de gemeente Meerssen gelegen kerkgebouw dat is ingeschreven in het register van beschermde monumenten als bedoeld in artikel 6, lid 1 van de Monumentenwet 1988 en als zodanig cultuurhistorische waarden bezit;

    • c.

      niet-monumentale kerkgebouw: alle overige kerkgebouwen in de gemeente Meerssen;

    • d.

      onderhoud: periodieke werkzaamheden aan een kerkgebouw, welke tot doel hebben het in goede staat houden van de bouwkundige structuur van het bouwwerk, om toekomstig kostbaar herstel te voorkomen of te verminderen;

    • e.

      buitengewoon herstel: werkzaamheden aan een kerkgebouw die voor de instandhouding van de bouwkundige structuur en voor zover van toepassing van de cultuurhistorische waarden van het bouwwerk noodzakelijk zijn en het normale onderhoud te boven gaan;

    • f.

      subsidiabele onderhoudskosten: kosten voor (sober en doelmatig) onderhoud, die ingevolge het Besluit Rijkssubsidiering Onderhoud Monumenten (BROM) als subsidiabel worden aangemerkt en zijn vastgelegd in beleidsregels, zoals omschreven in de Leidraad subsidiabele onderhoudskosten;

    • g.

      subsidiabele kosten voor buitengewoon herstel: kosten voor (sober en doelmatig) buitengewoon herstel, die ingevolge de provinciale subsidieregeling Buitengewoon herstel voor niet monumentale kerkgebouwen (paragraaf 5.5 van de subsidieverordening “Provincie Limburg”) als zodanig worden aangemerkt, zijn vastgelegd en verder omschreven in de toelichting van die regeling ;

    • h.

      subsidie: bijdrage die de gemeente levert om onderhoud of buitengewoon herstel van kerkgebouwen te bevorderen en/of te verwezenlijken;

    • i.

      bouwkundig inspectierapport: een rapport dat:

      • 1.

        de bouwtechnische staat van dat kerkgebouw beschrijft en

      • 2.

        opgesteld is door een terzake deskundige instantie;

    • j.

      eigenaar: de natuurlijke- of rechtspersoon die krachtens enig zakelijk recht het genot heeft van het kerkgebouw.

Artikel 2 Bijdrage grondslag

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen, voor zover door de gemeenteraad het benodigde budget beschikbaar is gesteld.

  • 2.

    Subsidie wordt slechts verleend aan de eigenaar van een kerkgebouw.

  • 3.

    Het subsidie kan niet meer bedragen dan het ongedekte tekort.

  • 4.

    Het subsidie wordt niet verleend voor zover de kosten van de werkzaamheden op grond van een verzekering worden gedekt, dan wel op grond van de Wet op de Omzetbelasting op verschuldigde belasting in aftrek kunnen worden gebracht.

Artikel 3 Algemene bepalingen omtrent de aanvraag en de beslissing

  • 1.

    De aanvraag om subsidie dient schriftelijk te worden ingediend bij burgemeester en wethouders, waarbij gebruik dient te worden gemaakt van de door of vanwege burgemeester en wethouders verstrekte aanvraagformulieren.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders beslissen op de aanvraag binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen de termijn met betrekking tot de gemeentesubsidie eenmalig met maximaal 13 weken verlengen. Aanvrager wordt hiervan schriftelijk in kennis gesteld voordat de eerste termijn van 13 weken is verstreken

  • 4.

    Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, zullen burgemeester en wethouders de aanvrager hiervan binnen een termijn van 4 weken na ontvangst van de aanvraag in kennis stellen en de aanvrager in de gelegenheid stellen om de aanvraag aan te vullen.

  • 5.

    De termijn voor het aanvullen van de aanvraag als bedoeld in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt 4 weken.

  • 6.

    De termijn voor het geven van de beschikking wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de aanvrager overeenkomstig het bepaalde in lid 4 is verzocht om de aanvraag aan te vullen, tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de termijn in lid 5 ongebruikt is verstreken.  

Paragraaf 2 Onderhoud van monumentale kerkgebouwen.

Artikel 4 Specifieke bepalingen en omtrent de subsidieaanvraag voor onderhoud van een monumentaal kerkgebouw

  • 1.

    Voor zover sprake is van onderhoud waarvoor in het kader van het Besluit Rijkssubsidiering Onderhoud Monumenten (BROM) een subsidieaanvraag bij de Rijksdienst voor de monumentenzorg is ingediend en in dit kader ook subsidiabele onderhoudskosten zijn vastgesteld, dient de aanvraag uiterlijk 1 oktober volgend op het jaar waarin de onderhoudswerkzaamheden zijn uitgevoerd, te zijn ingediend.

  • 2.

    De aanvraag, zoals bedoeld onder lid 1, dient vergezeld te gaan van kopieën van de rekeningen van de uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden en kopieën van de daarop betrekking hebbende betalingsbewijzen en waaruit blijkt welke onderhoudskosten op grond van het BROM subsidiabel zijn gesteld.

  • 3.

    Voor zover sprake is van onderhoud waarvoor in het kader van het BROM geen subsidieaanvraag wordt ingediend, dient de aanvraag uiterlijk 1 augustus volgend op het jaar waarin de onderhoudswerkzaamheden zijn uitgevoerd, te zijn ingediend.

  • 4.

    De aanvraag, zoals bedoeld onder lid 3, dient vergezeld te gaan van:

    • a.

      een bouwkundig inspectierapport, dat is opgesteld niet eerder dan twee jaar voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft, doch voordat de onderhoudswerkzaamheden waarop de aanvraag betrekking heeft, zijn uitgevoerd;

    • b.

      kopieën van de rekeningen van de uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden en kopieën van de daarop betrekking hebbende betalingsbewijzen; op de rekening dient een specificatie te zijn gegeven van de uitgevoerde werkzaamheden;

    • c.

      ter vaststelling van de subsidiabele onderhoudskosten en ter controle van uitgevoerde werkzaamheden kunnen burgemeester en wethouders aan de aanvrager verzoeken nadere gegevens te overleggen zoals bouwkundige tekeningen van het gebouw, een specificatie c.q. bestekomschrijving van de werkzaamheden, gegevens omtrent de aanbesteding van werkzaamheden en foto’s waaruit de uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden blijkt.

Artikel 5 Subsidie voor onderhoud van een monumentaal kerkgebouw

  • 1.

    Het te verlenen subsidie voor het onderhoud van een monumentaal kerkgebouw bedraagt 10% van de subsidiabele onderhoudskosten met een maximum van f. 2.500,00.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid genoemde maximum bedrag, bedraagt het maximaal te verlenen subsidie voor de Basiliek te Meerssen f. 5.000,00.

Artikel 6 De vaststelling en uitkering van het subsidie voor onderhoud van een monumentaal kerkgebouw

  • 1.

    De beslissing op de aanvraag als bedoeld in artikel 4 omvat de vaststelling van de subsidiabele onderhoudskosten en de vaststelling van het subsidie.

  • 2.

    Het subsidie wordt uitgekeerd binnen 4 weken nadat door burgemeester en wethouders een positieve beslissing als bedoeld in het eerste lid is genomen.

Paragraaf 3 Buitengewoon herstel van niet- monumentale kerkgebouwen.

Artikel 7 Specifieke bepaling en omtrent de subsidieaanvraag en beslissing voor buitengewoon herstel van niet-monumentale kerkgebouwen

  • 1.

    De subsidieaanvraag voor buitengewoon herstel van niet monumentale kerkgebouwen moet uiterlijk 13 weken voorafgaande aan het jaar waarin de werkzaamheden worden uitgevoerd, worden ingediend.

  • 2.

    De aanvraag, zoals bedoeld in het eerste lid, dient vergezeld te gaan van:

    • a.

      een bouwkundig inspectierapport met een beschrijving van de technische staat van het kerkgebouw, waarin de gebreken van het kerkgebouw nauwkeurig staan vermeld;

    • b.

      een toelichting omtrent de oorzaken van de gebreken;

    • c.

      een op het onder a bedoelde inspectierapport gebaseerd bestek of gebaseerde werkomschrijving per onderdeel van de toe te passen constructies, materialen en afwerkingen, alsmede de wijze van verwerking daarvan;

    • d.

      een begroting van de kosten, gespecificeerd in hoeveelheden, uren en materialen;

    • e.

      ter vaststelling van de subsidiabele kosten van de herstelwerkzaamheden kunnen burgemeester en wethouders aan de aanvrager verzoeken nadere gegevens te overleggen, zoals bouwkundige tekeningen van de bestaande toestand en tekeningen waarop de voorgenomen herstelwerkzaamheden staan aangegeven.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid beslissen burgemeester en wethouders, indien voor het buitengewoon herstel van het niet monumentaal kerkgebouw tevens een aanvraag is of wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten van Limburg, binnen een termijn van 4 weken nadat het besluit tot vaststelling van de subsidiabele kosten voor buitengewoon herstel door Gedeputeerde Staten van Limburg aan burgemeester en wethouders bekend is gemaakt.

  • 4.

    De beslissing van burgemeester en wethouders houdt in de vaststelling van de subsidiabele kosten voor buitengewoon herstel en de toezegging van het subsidie.

Artikel 8 Subsidie voor buitengewoon herstel van niet-monumentale kerkgebouwen

  • 1.

    Het subsidie voor buitengewoon herstel van niet-monumentale kerkgebouwen bedraagt 10% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    Het subsidie wordt niet verleend indien met de uitvoering van de werkzaamheden is begonnen alvorens de subsidiabele kosten voor buitengewoon herstel door burgemeester en wethouders zijn vastgesteld.

Artikel 9 De aan subsidieverlening voor buitengewoon herstel van niet-monumentale kerkgebouwen verbonden voorschriften

  • 1.

    Van het begin en het einde van de herstelwerkzaamheden zendt de eigenaar onmiddellijk een kennisgeving aan burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders, zien toe op een correcte uitvoering van de werkzaamheden.

  • 3.

    Na afloop van de werkzaamheden zendt de eigenaar aan burgemeester en wethouders binnen 13 weken een financiële verantwoording, die is gerelateerd aan de ingediende begroting en waarin een gespecificeerd overzicht wordt gegeven van meer- en minderwerk.

  • 4.

    Bij de financiële verantwoording worden gelijktijdig kopieën van de rekeningen van de uitgevoerde werkzaamheden en kopieën van de daarop betrekking hebbende betalingsbewijzen overgelegd.

  • 5.

    De eigenaar bericht zo spoedig mogelijk aan burgemeester en wethouders indien er zich omstandigheden voordoen die van invloed kunnen zijn op de beslissing omtrent het subsidie, onder overlegging van de relevante stukken.

Artikel 10 De vaststelling en uitkering van het subsidie voor buitengewoon herstel van niet-monumentale kerkgebouwen

  • 1.

    Na indiening van de financiële verantwoording, als bedoeld in artikel 9, lid 3, stellen burgemeester en wethouders het subsidie zo spoedig mogelijk vast aan de hand van een berekening van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten voor buitengewoon herstel.

  • 2.

    Bij de vaststelling blijven de kosten, die niet reeds in de toezegging als subsidiabele kosten zijn aangemerkt, buiten beschouwing.

  • 3.

    Het subsidie wordt uitgekeerd binnen 4 weken nadat door burgemeester en wethouders een positieve beslissing als bedoeld in het eerste lid is genomen

Paragraaf 4 Overige bepalingen

Artikel 11 Uitvoeringsbepalingen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen de uitvoering van één of meer bepalingen van deze regeling opdragen aan door hen aan te wijzen personen en/of instellingen.

  • 2.

    De aanvrager geeft aan de door burgemeester en wethouders aangewezen personen en/of instellingen, die belast zijn met de uitvoering en controle van deze subsidieverordening, desgevraagd toegang tot het kerkgebouw.

  • 3.

    Aan de door burgemeester en wethouders aangewezen personen of instellingen worden door de eigenaar desgevraagd alle bescheiden getoond en alle inlichtingen verstrekt die noodzakelijk zijn voor de controle op de rechtmatige en doelmatige besteding van het subsidie.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders zijn in bijzondere omstandigheden bevoegd om af te wijken van de bepalingen in deze verordening, indien als gevolg van strikte toepassing van deze verordening, onbillijkheden zouden ontstaan in relatie tot hetgeen met de verordening is beoogd.

Artikel 12 Sanctiebepalingen

Indien de eigenaar onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt of de voorschriften vastgesteld bij of krachtens deze verordening niet nakomt, kunnen burgemeester en wethouders het subsidie intrekken.

Artikel 13 Overgangs- en slotbepalingen

  • 1.

    De verordening "Onderhoud kerkgebouwen gemeente Meerssen 1993", wordt met de inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken.

  • 2.

    Artikel 3.4. van de subsidieverordening “Welzijnswerk Meerssen 1994” komt bij inwerkingtreding van deze verordening te vervallen.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als de verordening “Instandhouding van kerkgebouwen Meerssen 2000”.

  • 4.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2000.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad, gehouden op

20 december 1999,

De Secretaris, De voorzitter,  

Toelichting op de verordening instandhouding van kerkgebouwen meerssen 2000

algemene toelichting:

De subsidieregeling “Onderhoud kerkgebouwen Gemeente Meerssen” dateert uit 1992 en werd, vanwege de invoering van de Algemene wet bestuursrecht, in 1993 voor de eerste maal herzien. Deze verordening moet, in het kader van de invoering van de 3e tranche van de Algemene wet bestuursrecht, thans opnieuw worden gewijzigd. De subsidieverordening “Onderhoud kerkgebouwen Gemeente Meerssen 1993” voorzag in een gemeentelijke bijdrage in de kosten van het onderhoud van 3 monumentale kerkgebouwen in de Gemeente Meerssen. Deze kerkgebouwen werden in de subsidieregeling concreet benoemd. In het kader van het Monumenten Selectie Project “Jongere Bouwkunst” (MSP), zijn inmiddels een tweetal andere kerkgebouwen aangewezen tot Rijksmonument, hetgeen reden is om ook deze monumentale kerken bij de subsidieregeling te betrekken. Voor niet-monumentale kerken bestaat, in aansluiting op de provinciale regeling “Buitengewoon herstel van niet-monumentale kerkgebouwen” (paragraaf 5.5. van de subsidieverordening “Provincie Limburg”) en op grond van de subsidieverordening “Welzijnswerk Meerssen 1994” (deelverordening kerkgenootschappen) de mogelijkheid om in aanmerking te komen voor een gemeentelijke bijdrage van 10 % in de kosten van buitengewoon herstel. Ter optimalisering van de dienstverlening is gekozen om de regeling voor buitengewoon herstel van niet-monumentale kerkgebouwen over te hevelen en samen met het onderhoud van monumentale kerken onder te brengen in één verordening.

De nieuwe verordening sluit voor wat betreft de subsidiecriteria en -systematiek aan op de terzake geldende provinciale en rijksregelingen. Hierdoor kunnen eenmaal door het rijk of de provincie vastgestelde subsidiabele onderhoudskosten of subsidiabele kosten van buitengewoon herstel integraal worden overgenomen waardoor de efficiëncy wordt bevorderd. Daarnaast wordt hiermede eenduidigheid gecreëerd in de verscheidene subsidieregelingen van rijk, provincie en gemeente.

Artikelsgewijze toelichting:

Paragraaf 1 algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

De begripsbepalingen beperken zich tot voor de uitvoering van de verordening relevante begrippen. Er is gekozen om bestuursrechtelijk gehanteerde termen en begrippen niet in deze regeling op te nemen, omdat deze reeds geregeld zijn in de Algemene wet bestuursrecht, die behoudens nadere specificaties in deze verordening onverkort van toepassing is. In relatie tot de Algemene wet bestuursrecht is het college van burgemeester en wethouders het bestuursorgaan, bij hetwelk de verzoeken en subsidieaanvragen ingediend moeten worden, dat beslist op de aanvragen, et cetera.

Artikel 2 Bijdrage grondslag

In lid 1 van artikel 2 wordt bepaald dat burgemeester en wethouders slechts subsidie kunnen verlenen, voor zover door de gemeenteraad het benodigde budget beschikbaar is gesteld. Voor het onderhoud van monumentale kerkgebouwen is in de meerjarenbegroting een bedrag opgenomen van f 15.000,-- Dit bedrag komt overeen met de som van het maximale subsidie van alle monumentale kerkgebouwen bijeen. Voor de subsidiëring van buitengewoon herstel van niet monumentale kerkgebouwen zijn tot op heden in de begroting geen middelen opgenomen. Voor incidentele aanvragen werd tot op heden door de gemeenteraad op ad-hoc basis middelen beschikbaar gesteld. In het voorstel aan de raad is ten aanzien van de nieuwe subsidieverordening voorgesteld om het restantbudget van het voor onderhoud van monumentale kerkgebouwen gereserveerde bedrag, jaarlijks over te hevelen naar een fonds voor buitengewoon herstel van niet monumentale kerkgebouwen. Uit dit fonds kunnen mogelijke aanvragen voor buitengewoon herstel worden uitgekeerd. Uit informatie van de provincie blijkt dat de gemiddelde kosten voor buitengewoon herstel van niet-monumentale kerkgebouwen ongeveer f. 50.000,-- bedragen.

Voor het bepalen van de maximale hoogte van het fonds zal echter een inventarisatie naar de behoefte inzake buitengewoon herstel plaatsvinden. Aan de hand van deze inventarisatie zal door de gemeenteraad (Berap) een plafond voor het fonds “buitengewoon herstel van niet-monumentale kerkgebouwen” worden bepaald. Indien het plafond van het fonds is bereikt, zal het restantbudget van het voor onderhoud van monumentale kerkgebouwen gereserveerde bedrag terugvloeien naar de algemene reserves. Voorts is in artikel 2 bepaald dat het subsidie niet meer kan bedragen dan het ongedekte tekort en dat het subsidie niet wordt verleend, voor zover de kosten van de werkzaamheden op grond van een verzekering worden gedekt. Hieraan ligt de gedachte ten grondslag dat geen subsidie behoort te worden verleend in kosten, die ook op andere wijze niet ten laste van de eigenaar behoeven te komen.

Artikel 3 Algemene bepalingen omtrent de aanvraag en de beslissing

De bepalingen omtrent aanvraag en beslissing worden grotendeels ingegeven door de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In artikel 3 van de verordening zijn de in de Awb aangegeven kaders inzake de aanvraag en de beslissing hierop nader gespecificeerd.

Paragraaf 2 Onderhoud van monumentale kerkgebouwen

Artikel 4 Specifieke bepalingen omtrent de subsidieaanvraag voor onderhoud van monumentale kerkgebouwen

In dit artikel wordt een relatie gelegd tussen de gemeentelijke onderhoudsregeling en de rijks- en provinciale regeling. Aangezien de subsidiabele kosten reeds in het kader van de rijksregeling worden vastgesteld, voegt de vaststelling door de gemeente weinig toe. Uit oogpunt van klantvriendelijkheid kan derhalve worden volstaan met de inzending van de beschikking van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Hiermee worden de administratieve handelingen, zowel bij de aanvrager als de beoordelaar, tot een minimum beperkt. De datum van indiening van een verzoek om een gemeentelijke bijdrage is afgeleid van de uiterlijke indieningtermijnen, zoals die gelden voor de rijks- en provinciale regelingen. Voor de rijks- en provinciale regelingen geldt dat de aanvraag vóór 1 april moet zijn ingediend. De subsidieaanvraag bij de gemeente moet voor 1 oktober (hierop volgend) worden ingediend, waardoor bij de afwikkeling van de gemeentelijke aanvraag gebruik kan worden gemaakt van de beschikkingen van rijk en provincie. Bij de beoordeling van de aanvragen en de vaststelling van het subsidie wordt slechts beoordeeld in hoeverre men voor een subsidie in het kader van het BROM in aanmerking kan komen. De daadwerkelijke toekenning is niet van belang.

Artikel 5 Subsidie voor onderhoud van monumentale kerkgebouwen

Het te verlenen subsidie voor een monumentale kerk bedraagt 10% van de subsidiabele onderhoudskosten. Dit percentage, alsmede de maximale en minimale bedragen zijn gerelateerd aan reeds terzake geldende rijks- en provinciale regelingen. Het maximum bedrag voor het te verlenen subsidie bedraagt voor de Basiliek te Meerssen het dubbele van het maximum subsidie voor de overige monumentale kerkgebouwen. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat het onderhoud van de basiliek gelet op de constructies, de “rijke” detaillering, het materiaalgebruik, etc. in vergelijking met de overige monumentale kerken, veel hogere kosten met zich meebrengt.

Artikel 6 De vaststelling en uitkering van het subsidie voor onderhoud van monumentale kerkgebouwen

In dit artikel is de vaststelling en uitkering van het subsidie geregeld.

Paragraaf 3 Buitengewoon herstel van niet-monumentale kerkgebouwen

Artikel 7 Specifieke bepalingen omtrent de subsidieaanvraag en beslissing voor buitengewoon herstel van niet-monumentale kerkgebouwen

In dit artikel wordt een relatie gelegd tussen de gemeentelijke onderhoudsregeling en de provinciale regeling. Aangezien de subsidiabele kosten reeds in het kader van de provinciale regeling worden vastgesteld, voegt de vaststelling door de gemeente weinig toe. Hiermee worden administratieve handelingen, zowel bij de aanvrager als de beoordelaar, tot een minimum beperkt. De systematiek van de regeling is afgeleid van en sluit zoveel mogelijk aan op de provinciale regeling. Aan de hand van de aanvraag wordt de hoogte van het subsidie toegezegd. De vaststelling en uitkering van de subsidie is geregeld in artikel 10 en vinden plaats nadat de werkzaamheden zijn voltooid. Bij de beoordeling van de aanvraag en de toezegging van het subsidie wordt slechts beoordeeld in hoeverre men voor een subsidie in het kader van de provinciale regeling in aanmerking kan komen. De daadwerkelijke toekenning is niet van belang.

Artikel 8 Subsidie voor buitengewoon herstel van niet-monumentale kerkgebouwen

In de provinciale regeling is bepaald dat slechts voor subsidie in aanmerking wordt gekomen voor zover door de gemeente (à fonds perdu) eveneens een bijdrage in het buitengewoon herstel van het niet-monumentale kerkgebouw wordt geleverd. Om deze reden is voor wat betreft de hoogte van het subsidie voor buitengewoon herstel van een niet-monumentale kerk aansluiting gezocht op het subsidiepercentage van de provinciale regeling.

In artikel 8 is voorts bepaald dat niet met de werkzaamheden mag worden gestart alvorens door burgemeester en wethouders een beslissing is genomen op de aanvraag. De vaststelling van de subsidiabele kosten dient te geschieden op basis van de staat van de kerk voorafgaande aan het buitengewoon herstel. Zodra met de werkzaamheden is begonnen, zijn de kosten in het merendeel van de gevallen niet meer te beoordelen. Daarom is noodzakelijkerwijs een zware sanctie gelegd op het starten van de werkzaamheden voordat de subsidiabele kosten zijn bepaald.

Artikel 9 De aan de subsidieverlening voor buitengewoon herstel van niet-monumentale kerkgebouwen

De aan de subsidieverlening te verbinden voorschriften hebben met name betrekking op de begeleiding van de werkzaamheden en de administratieve afwikkeling van de werkzaamheden.

Artikel 10 De vaststelling en uitkering van het subsidie voor buitengewoon herstel van niet-monumentale kerkgebouwen

De formele vaststelling en uitkering van het subsidie vinden plaats aan de hand van de financiële eindverantwoording van de gemaakte kosten. In aansluiting op hetgeen in artikel 8 is bepaald omtrent het feit dat vaststelling van de subsidiabele kosten dient plaats te vinden voordat met de werkzaamheden wordt gestart, kunnen na voltooiing van de werkzaamheden geen subsidiabele kosten worden gedeclareerd, die niet reeds in de toezegging als subsidiabel zijn aangemerkt. Als de werkzaamheden zijn uitgevoerd, kan immers niet meer worden beoordeeld of de kosten daadwerkelijk subsidiabel zijn.

Paragraaf 4 Overige bepalingen

Artikel 11 Uitvoeringsbepalingen

In dit artikel is bepaald dat aan de door burgemeester en wethouders aangewezen personen en/of instellingen die belast zijn met de uitvoering van de regelgeving, ten behoeve van de uitvoering en controle van de regeling desgevraagd toegang moet worden gegeven tot het kerkgebouw en eventuele gegevens moeten worden verschaft die noodzakelijk zijn voor de controle op de besteding van het subsidie. Daarnaast zijn burgemeester en wethouders op grond van artikel 11 bevoegd om af te wijken van de verordening indien zich bijzondere omstandigheden voordoen, waarbij door strikte toepassing van de verordening onbillijkheden zouden ontstaan in relatie tot hetgeen met de regeling wordt beoogd.

Artikel 12 Sanctiebepalingen

Indien de eigenaar onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt of de voorschriften vastgesteld bij of krachtens deze verordening niet nakomt, kunnen burgemeester en wethouders het subsidie intrekken.

Artikel 13 Overgangs- en slotbepalingen

Met de inwerkingtreding van deze verordening komen de bestaande regelingen terzake te vervallen.

Voor de eigenaren van niet-monumentale kerkgebouwen vindt geen wijziging van het subsidie in materiële zin plaats.

Met de eigenaren van monumentale kerkgebouwen is reeds in februari van het afgelopen jaar gecommuniceerd omtrent de wijzigingen van de subsidieverordening. In deze zin is het dan ook niet noodzakelijk om een overgangsbepaling met betrekking tot reeds in uitvoering genomen onderhoud op te nemen.

Artikel 140 van de gemeentewet bepaalt dat verordeningen behoorlijk moeten worden afgekondigd. De besluiten treden, op grond van artikel 143 van de gemeentewet in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking, tenzij in deze besluiten daarvoor een ander tijdstip is aangewezen.

Artikel 144 van de gemeentewet bepaalt dat de verordening ook moet worden toegezonden aan het arrondissementsparket, waaronder de gemeente ressorteert.  

Monumentale kerken: termijnen

BROM

Provinciale onderhouds- Regeling

Gemeentelijke Onderhouds-regeling

Subsidieaanvraag

1 april na het jaar van uitvoering geen

1 april na het jaar van uitvoering

1 oktober na het jaar van uitvoering 1 augustus na het jaar van uitvoering

Subsidieverlening/ -(vaststelling) en verzoek uitbetalen

Periode (13 weken) 1april - 1 juli geen

Periode (13 weken) 1april – 1 juli

Periode van 13 weken 1 okt – 31 dec of 1 aug – 31 ok  

Niet-monumentale kerken: termijnen

Provinciale regeling Buitengewoon herstel niet monumentale kerken

Gemeentelijk Regeling

Subsidieaanvraag

13 weken voorafgaand aan het jaar van uitvoering (1 oktober)

Conform provinciale regeling

Subsdieverlening

Binnen 13 weken (max. 26 weken) na aanvraag

Conform provinciale regeling

Vaststelling en verzoek uitbetalen

6 maanden na afloop van het jaar van uitvoering

Conform provinciale regeling