Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amsterdam

Algemeen mandaatbesluit Amsterdam

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmsterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemeen mandaatbesluit Amsterdam
CiteertitelAlgemeen mandaatbesluit Amsterdam
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpmandaten

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 10:9, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
  3. artikel 10:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
  4. artikel 160, eerste lid, van de Gemeentewet
  5. Wet goed verhuurderschap
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-02-2024bijlage 2

23-01-2024

gmb-2024-49125

17-01-202421-12-202301-02-2024bijlage 2, 4

21-12-2023

gmb-2024-27505

08-11-202317-01-2024bijlage 2, 3

31-10-2023

gmb-2023-474198

07-07-202308-11-2023nieuwe regeling

28-06-2023

gmb-2023-337301

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemeen mandaatbesluit Amsterdam

[Deze publicatie betreft een rectificatie omdat per abuis de data van vaststelling van een aantal functionarissen niet was opgenomen in de oorspronkelijke publicatie. De oorspronkelijke publicatie is op 6 juli 2023 bekendgemaakt, beschikbaar via Gemeenteblad 2023, 296155.]

 

Het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester, de gemeentesecretaris en de stedelijk directeuren van Amsterdam,

 

gelet op de artikelen 10:3, eerste lid, 10:9, eerste lid en 10:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht,

 

besluiten de volgende regeling vast te stellen:

 

Algemeen mandaatbesluit Amsterdam

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    budgethouder: de functionaris die bij of krachtens de Budgethoudersregeling Amsterdam 2023; namens de gemeente Amsterdam bevoegd is tot het aangaan van een financiële verplichting of het verzekeren van een geraamde inkomst;

  • b.

    de burgemeester: de burgemeester van de gemeente;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente;

  • d.

    cluster: een groep directies waarvan de directeuren worden aangestuurd door een stedelijk directeur;

  • e.

    directeur: directeur van een directie of van een stadsdeelorganisatie;

  • f.

    Functionaris Gegevensbescherming: de functionaris die binnen de gemeente toezicht houdt op de toepassing en naleving van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG);

  • g.

    gemeente: de gemeente Amsterdam;

  • h.

    gemeentesecretaris / algemeen directeur: de functionaris, bedoeld in artikel 100 van de Gemeentewet;

  • i.

    GMT: het Gemeentelijk Managementteam, bestaande uit de gemeentesecretaris, stedelijk directeuren, concerncontroller en de directeur Bestuurs- en Managementadvisering;

  • j.

    lead buyer: functionaris die exclusief is aangewezen om voor bepaalde overheidsopdrachten de markt te benaderen;

  • k.

    stedelijk directeur: directeur van een cluster en lid van het GMT.

Artikel 2 Machtiging en volmacht

Voor de toepassing van dit besluit en op grond daarvan verleende ondermandaten worden met mandaat en ondermandaat gelijkgesteld de verlening van:

  • a.

    volmacht en ondervolmacht om in naam van de mandaatgever privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten en in dat kader stukken te tekenen;

  • b.

    machtiging en ondermachtiging in naam van de mandaatgever handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Hoofdstuk 2 Bevoegdheden gemeentesecretaris, stedelijk directeuren en directeuren

Artikel 3 Mandaatverlening aan de gemeentesecretaris

  • 1.

    Het college en de burgemeester verlenen aan de gemeentesecretaris mandaat voor de bevoegdheden opgenomen in bijlagen 1 tot en met 4 alsmede de volgende bevoegdheden op grond van de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Wet open overheid:

    • a.

      Het nemen van alle conservatoire maatregelen en doen wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht en bezit, behalve beslaglegging, als bedoeld in artikel 160, derde lid, van de Gemeentewet;

    • b.

      Het stellen van een termijn voor de aanvulling van een aanvraag en het beslissen omtrent het niet in behandeling nemen van een onvolledige aanvraag dan wel van een aanvraag die niet binnen de gestelde termijn is aangevuld, als bedoeld in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • c.

      Het beslissen dat een aanvrager of derde-belanghebbende niet in de gelegenheid wordt gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen, als bedoeld in artikel 4:11 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • d.

      Het kennis geven van de verdaging van een beslissing op een aanvraag, als bedoeld in artikel 4:14 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • e.

      In het geval van niet tijdig beslissen de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom bij beschikking vaststellen, als bedoeld in artikel 4:18 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • f.

      Het vaststellen van de verplichting tot betaling van een geldsom aan of door de dienst of bedrijf (bestuursrechtelijke geldschuld), als bedoeld in artikel 4:86 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • g.

      Het nemen van beslissingen inzake verrekening, als bedoeld in artikel 4:93 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • h.

      Het verlenen van uitstel van betaling, als bedoeld in artikel 4:94 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • i.

      Het verlenen van voorschotten, als bedoeld in artikel 4:95 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • j.

      Het intrekken of wijzigen van de beschikking tot uitstel van betaling of verlenen van een voorschot, als bedoeld in artikel 4:96 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • k.

      Het bij beschikking vaststellen van de wettelijke rente, als bedoeld in artikel 4:99 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • l.

      Het geheel of gedeeltelijk verlenen van kwijtschelding;

    • m.

      Het aanmanen van de schuldenaar die in verzuim is, als bedoeld in artikel 4:112 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • n.

      Het uitvaardigen van een dwangbevel om de betaling van een geldsom af te dwingen, als bedoeld in de artikelen 4:114 en 4:115 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • o.

      Het beslissen tot het nemen van executiemaatregelen ter uitvoering van dwangbevelen;

    • p.

      Het aanwijzen van toezichthouders, als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht, en het afgeven van legitimatiebewijzen, als bedoeld in artikel 5:12 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • q.

      Het behandelen en afdoen van klachten met inachtneming van titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • r.

      Het beslissen op verzoeken om verstrekking van informatie met betrekking tot publieke informatie, als bedoeld in hoofdstuk 4 Wet open overheid;

    • s.

      Het beslissen inzake de actieve openbaarmaking van informatie, als bedoeld in artikel 3.3 van de Wet open overheid.

  • 2.

    De gemeentesecretaris kan ondermandaat verlenen aan de stedelijk directeuren of in bijzondere gevallen de directeuren of andere functionarissen, ten aanzien van de in het eerste lid aan hem gemandateerde bevoegdheden, tenzij die bevoegdheden uitdrukkelijk aan de gemeentesecretaris zijn voorbehouden.

Artikel 4 Mandaatverlening aan de stedelijk directeuren

  • 1.

    De gemeentesecretaris verleent ondermandaat aan de stedelijk directeuren voor de bevoegdheden opgenomen in artikel 3 lid 1 en in bijlage 2, met uitzondering van de bevoegdheden die in die bijlage uitdrukkelijk aan de gemeentesecretaris zijn voorbehouden.

  • 2.

    De stedelijk directeuren kunnen ondermandaat verlenen aan de directeuren ten aanzien van de in het eerste lid gemandateerde bevoegdheden, tenzij die bevoegdheden uitdrukkelijk aan de stedelijk directeuren zijn voorbehouden.

Artikel 5 Mandaatverlening aan de directeuren

  • 1.

    De gemeentesecretaris verleent ondermandaat aan de in bijlage 3 genoemde directeuren voor de bevoegdheden opgenomen in artikel 3 lid 1 en in bijlage 3, met uitzondering van de bevoegdheden die in die bijlage uitdrukkelijk aan de gemeentesecretaris zijn voorbehouden.

  • 2.

    De stedelijk directeuren verlenen ondermandaat aan de in bijlage 4 genoemde directeuren van het eigen cluster voor de bevoegdheden opgenomen in bijlage 4, met uitzondering van de bevoegdheden die in die bijlage uitdrukkelijk aan de stedelijk directeur zijn voorbehouden.

Hoofdstuk 3 Ondermandaat

Artikel 6 Ondermandaat

  • 1.

    De aan een directeur gemandateerde bevoegdheden kunnen, met uitzondering van de bevoegdheden die aan de directeur blijven voorbehouden, worden ondergemandateerd aan:

    • a.

      afdelingshoofden en andere functionarissen binnen de eigen directie, of

    • b.

      functionarissen die niet werkzaam zijn voor het organisatieonderdeel en die zijn aangewezen in de zin van artikel 5, eerste lid, of artikel 7, eerste lid, van de Budgethoudersregeling Amsterdam 2023.

  • 2.

    Ondermandaat door een directeur wordt verleend bij besluit en wordt gepubliceerd in het Gemeenteblad en opgenomen in de openbare registers voor mandaten.

  • 3.

    Voorbehouden aan de stedelijk directeuren en de directeuren blijven de volgende bevoegdheden:

    • a.

      het besluit tot het verrichten van rechtshandelingen op grond van hoofdstuk 2 van de Cao Gemeenten (arbeidsovereenkomst) in combinatie met titel 7.10 Burgerlijk Wetboek(arbeidsovereenkomst);

    • b.

      het besluit tot het verrichten van rechtshandelingen op grond van titel 7.10, afdeling 9, van het Burgerlijk Wetboek (einde van de arbeidsovereenkomst) voor zover die bevoegdheid niet aan de gemeentesecretaris of het college voorbehouden blijft;

    • c.

      het besluit tot het verrichten van rechtshandelingen in de zin van artikel 7:670b Burgerlijk Wetboeken titel 7.15 Burgerlijk Wetboek(vaststellingsovereenkomst), voor zover die bevoegdheid niet aan de gemeentesecretaris of het college voorbehouden blijft;

    • d.

      het besluit tot het verrichten van rechtshandelingen op grond van artikel 11.4 van de Cao Gemeenten (schorsing als ordemaatregel);

    • e.

      het besluiten tot het verrichten van rechtshandelingen verband houdende met a tot en met d.

  • 4.

    Afdelingshoofden en teammanagers wijzen een ander afdelingshoofd respectievelijk een andere teammanager binnen het organisatieonderdeel aan als plaatsvervanger en stellen de directie Personeel en Organisatie daarvan in kennis.

  • 5.

    Het is afdelingshoofden, teammanagers en teamleiders niet toegestaan om ondermandaat te verstrekken.

  • 6.

    Bij het ondermandaat kunnen kaders en beperkingen worden vastgesteld die de reikwijdte van het mandaat beperken.

Hoofdstuk 4 Instructies

Artikel 7 Wijze van ondertekening

  • 1.

    Mandaat en ondermandaat op grond van dit besluit, behelst ook de ondertekening van stukken.

  • 2.

    In geval van mandaat worden uitgaande stukken als volgt ondertekend:

  •  

  • Namens de burgemeester van Amsterdam / het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

  •  

  • [handtekening]

  •  

  • [naam gemandateerde][functieaanduiding]

  •  

  • 3.

    Een besluit dat niet in mandaat wordt genomen, maar wel wordt ondertekend in mandaat, wordt als volgt ondertekend:

  •  

  • De burgemeester van Amsterdam / het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

  •  

  • ondertekend namens deze / dezen,

  •  

  • [handtekening]

  •  

  • [naam gemandateerde]

  • [functieaanduiding]

  • 4.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op volmacht en machtiging.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 8 Vervanging

  • 1.

    De gemeentesecretaris wijst in geval van diens afwezigheid een vervanger aan.

  • 2.

    Indien een functionaris afwezig is, worden de bevoegdheden die hem zijn verleend krachtens dit besluit, uitgeoefend door zijn als zodanig aangewezen (plaats)vervanger of bij gebrek daaraan door een andere medewerker, één en ander ter beoordeling van de direct-leidinggevende van de betrokken mandaathouder.

Artikel 9 Wijziging

De bijlagen bij dit besluit kunnen worden gewijzigd door de gemeentesecretaris voor zover het de door hem aan de stedelijk directeuren dan wel directeuren gemandateerde bevoegdheden betreft.

Artikel 10 Intrekking en overgangsregeling

Het Bevoegdhedenbesluit ambtelijke organisatie Amsterdam en het Mandaatbesluit DBI Beheervoorziening Burgerservicenummer januari 2014 worden ingetrokken, met dien verstande dat deze blijven gelden ten aanzien van de mandaatbesluiten van directeuren, totdat de directeuren nieuwe ondermandaatbesluiten hebben genomen op grond van de mandaatbesluiten die de stedelijk directeuren nemen op grond van dit besluit, welke uiterlijk per 1 januari 2024 van kracht moeten zijn.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

Artikel 12 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Algemeen mandaatbesluit Amsterdam.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van 13 juni 2023.

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Aldus vastgesteld door de burgemeester op 28 juni 2023

De burgemeester

Femke Halsema

Aldus vastgesteld door de gemeentesecretaris op 20 juni 2023

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Aldus vastgesteld door de stedelijk directeur van het cluster Bedrijfsvoering op 28 juni 2023

Waarnemend stedelijk directeur cluster Bedrijfsvoering

Mark Crooijmans

Aldus vastgesteld door de stedelijk directeur van het cluster Digitalisering, Innovatie en Informatie op 26 juni 2023

Stedelijk directeur cluster Digitalisering, Innovatie en Informatie

Mark Crooijmans

Aldus vastgesteld door de stedelijk directeur van het cluster Gebiedsgericht Werken en Stadsbeheer op 26 juni 2023

Stedelijk directeur cluster Gebiedsgericht Werken en Stadsbeheer

Sjoukje Alta

Aldus vastgesteld door de stedelijk directeur van het cluster Ruimte en Economie op 27 juni 2023

Stedelijk directeur cluster Ruimte en Economie

Thea de Vries

Aldus vastgesteld door de stedelijk directeur van het cluster Sociaal op 20 juni 2023

Stedelijk directeur cluster Sociaal

Duco Stuurman

Bijlage 1: Bevoegdheden die worden gemandateerd aan de gemeentesecretaris

 

Hoofdstuk 1 Bevoegdheden die worden gemandateerd aan de gemeentesecretaris en worden ondergemandateerd tenzij expliciet voorbehouden aan het college

Het college mandateert aan de gemeentesecretaris de volgende bevoegdheden:

  • 1.

    Het inrichten van de ambtelijke organisatie op grond van artikel 160, eerste lid, onder c, van de Gemeentewet, met uitzondering van het nemen van besluiten tot het wijzigen van de organisatiestructuur waarbij het gaat over wijzigingen in de organisatiestructuur die politiek of bestuurlijk gevoelig zijn. Dat is in ieder geval het geval:

    • a.

      als er organisatie-onderdeel overstijgende belangen spelen en er hoge afbreukrisico’s zijn;

    • b.

      als er boventalligheid van minimaal 20 werknemers binnen 1 reorganisatiedomein wordt verwacht;

    • c.

      bij belangrijke beleidsmatige wijzigingen; of

    • d.

      bij verzelfstandiging, in- en uitbesteding of privatisering;

  • 2.

    Het op grond van artikel 160, eerste lid, onder d, van de Gemeentewet besluiten tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen in verband met aangaan, aanpassen, beëindigen en uitvoeren van arbeidsovereenkomsten van medewerkers met wie de gemeente een arbeidsovereenkomst heeft, heeft gehad of zal aangaan op grond van artikel 160 van de Gemeentewet en de daarmee verband houdende rechtshandelingen, met uitzondering van:

    • a.

      het geven van toestemming voor het opzeggen van de arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:669 Burgerlijk Wetboek of het doen van een ontbindingsverzoek in de zin van artikel 7:671b Burgerlijk Wetboek voor leden, kandidaatleden of ex-leden van de ondernemingsraad of onderdeelcommissie, waarbij toestemming van het college niet vereist is:

      • a.

        bij tussentijds ontslag uit een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd;

      • b.

        als schriftelijke instemming van de medewerker wettelijk vereist is voor een rechtsgeldige opzegging in de zin van artikel 7:671, eerste lid, Burgerlijk Wetboek en die schriftelijke instemming van de medewerker ook is gegeven;

      • c.

        als schriftelijke instemming van de medewerker vereist is voor een rechtsgeldige opzegging in de zin van artikel 7:671, eerste lid, Burgerlijk Wetboek maar de medewerker die instemming niet heeft gegeven zodat een ontbindingsverzoek zal worden gedaan, waarbij het een ontslag betreft op grond van artikel 7:669, derde lid, onder a, Burgerlijk Wetboek(reorganisatie) of artikel 7:669, derde lid, onder b, Burgerlijk Wetboek(arbeidsongeschiktheid); of

      • d.

        als schriftelijke instemming van de medewerker niet vereist is voor een rechtsgeldige opzegging in de zin van artikel 7:671, eerste lid, Burgerlijk Wetboek maar de medewerker wel schriftelijke instemming heeft gegeven.

    • b.

      het besluiten tot het aangaan van een beëindigingsovereenkomst in de zin van artikel 670b van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en titel 15 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover het bedrag aan extra tegemoetkomingen, uitstijgt boven € 75.000,- bruto;

    • c.

      rechtshandelingen waarbij de gemeentesecretaris belanghebbende is;

    • d.

      in een individueel geval in het voordeel van de werknemer afwijken van de Cao Gemeenten als naar het oordeel van de werkgever toepassing ervan leidt tot onevenredig nadeel van de werknemer bedoeld in artikel 1.7 van de Cao Gemeenten en artikel 0.5 van de Cao Amsterdam, voor zover het hiermee gemoeide maximale bedrag uitstijgt boven € 75.000,- bruto.

  • 3.

    Het nemen van besluiten over het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen op grond van de Gemeentewet mits:

    • a.

      zij geen betrekking hebben op onderwerpen die politiek of bestuurlijk gevoelig zijn;

    • b.

      zij geen betrekking hebben op:

      • i.

        de oprichting van of deelneming in een rechtspersoon;

      • ii.

        het lenen of uitlenen van geld;

      • iii.

        borgstelling of garantstelling voor schulden van derden; of

      • iv.

        andere arbeidsrechtelijke bevoegdheden anders dan genoemd in het randnummer 2 van dit hoofdstuk; en

    • c.

      de desbetreffende rechtshandeling plaatsvindt binnen de door college en raad vastgestelde beleidskaders zoals het Inkoop- en Aanbestedingsbeleid van de gemeente Amsterdam en de daarop gebaseerde werkinstructies, de ‘Notitie 10 Wegen naar een innovatiever aanbestedingsbeleid en een professioneler opdrachtgeverschap’, de ‘Notitie Samen Inkopen’, de ‘Notitie Doelgericht op afstand 2’, het ‘Lening- en garantiebeleid van de gemeente Amsterdam’ en het gemeentelijk integriteitsbeleid.

  • 4.

    Het in en buiten rechte vertegenwoordigen van de gemeente ter uitvoering van een gegeven mandaat.

  • 5.

    De ondertekening van stukken die van het college uitgaan.

  • 6.

    Het ondermandateren van de bevoegdheden in dit hoofdstuk geldt voor directeuren van de stadsdeelorganisaties alleen voor zover het de bevoegdheden betreft die betrekking hebben op medewerkers met wie de gemeente een arbeidsovereenkomst heeft, heeft gehad of zal aangaan op grond van artikel 160 Gemeentewet en die betrekking hebben op het aangaan, uitvoeren en beëindigen van arbeidsovereenkomsten en op de daarmee verband houdende rechtshandelingen, alsmede op de daarmee verband houdende verzoeken op grond van de Wet open overheid.

  • 7.

    Op functionarissen anders dan stedelijk directeuren en directeuren, die wel leidinggeven aan een zelfstandig organisatieonderdeel dat onder verantwoordelijkheid valt van het college, kan de gemeentesecretaris dit hoofdstuk 1 van overeenkomstige toepassing verklaren.

Hoofdstuk 2 Bevoegdheden voorbehouden aan de gemeentesecretaris

Het college mandateert aan de gemeentesecretaris de volgende bevoegdheden die aan de gemeentesecretaris blijven voorbehouden:

  • 1.

    het besluiten tot het aangaan van een beëindigingsovereenkomst in de zin van artikel 670b van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en titel 15 van het Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

  • 2.

    het besluiten tot het onverwijld opzeggen van de arbeidsovereenkomst om een dringende reden in de zin van artikel 7:677 Burgerlijk Wetboek;

  • 3.

    het nemen van een besluit tot reorganisatie, voor zover niet voorbehouden aan het college;

  • 4.

    het besluiten tot het verrichten van rechtshandelingen jegens stedelijke directeuren en directeuren van organisatieonderdelen die rechtstreeks onder de gemeentesecretaris zijn gepositioneerd;

  • 5.

    het ten aanzien van een directeur besluiten tot het verrichten van rechtshandelingen met inachtneming van:

    • a.

      de arbeidsovereenkomst, bedoeld in hoofdstuk 2 van de Cao Gemeenten;

    • b.

      salaris, salaristoeslagen en vergoedingen, bedoeld in hoofdstuk 3 van de Cao Gemeenten en aanvullingen in hoofdstuk 3 van de Cao Amsterdam;

    • c.

      titel 10, afdeling 9, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (einde van de arbeidsovereenkomst);

    • d.

      artikel 11.4 van de Cao Gemeenten (schorsing als ordemaatregel);

    • e.

      artikel 3.20 van de Cao Gemeenten.

  • 6.

    het besluiten tot het verrichten van rechtshandelingen waarbij de betrokken stedelijk directeur of directeur belanghebbende is;

  • 7.

    het nemen van besluiten die advies-, instemmings- of overeenstemmingsplichtig zijn op grond van de Wet op de ondernemingsraden en de Arbeidsomstandighedenwet, voor zover die niet zijn voorbehouden aan het college;

  • 8.

    het nemen van besluiten tot invoering, wijziging of intrekking van personeelsbeleid of van een personele regeling, met uitzondering van regelingen die worden vastgelegd in een algemeen verbindend voorschrift.

Bijlage 2: Ondermandaatverlening van de gemeentesecretaris aan de stedelijk directeuren

 

Hoofdstuk 0 Algemene bevoegdheden

 

De gemeentesecretaris verleent ondermandaat aan de stedelijk directeuren van de gemeente voor de bevoegdheden genoemd in dit hoofdstuk.

 

Paragraaf 1

 

  • 1.

    De bevoegdheden genoemd in bijlage 1, randnummers 2 en 3 voor zover deze niet zijn voorbehouden aan het college of de gemeentesecretaris.

  • 2.

    De bevoegdheden en feitelijke handelingen op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming:

    • a.

      die verband houden met de uitoefening van de rechten van betrokkene als bedoeld in hoofdstuk III van de Algemene Verordening Gegevensbescherming, artikelen 12 tot en met 23;

    • b.

      die verband houden met een melding van een inbreuk in verband met persoonsgegevens aan de betrokkene in de zin van artikel 34 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming;

    • c.

      die verband houden met de voorafgaande raadpleging bij de Autoriteit Persoonsgegevens in de zin van artikel 36 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.

  • 3.

    Het beslissen op een aanvraag om nadeelcompensatie als bedoeld in artikel 2 van de Algemene Verordening Nadeelcompensatie onder de voorwaarde dat de beslissing in overeenstemming is met een uitgebracht advies van de adviescommissie als bedoeld in artikel 13 van de Algemene Verordening Nadeelcompensatie dan wel in overeenstemming is met het conceptbesluit, zoals door het Schadeloket Algemene Nadeelcompensatie is vastgesteld.

  • 4.

    Het verlenen van goedkeuring van de met de schadebeperkende maatregelen gemoeide kosten als bedoeld in artikel 10 van de Algemene Verordening Nadeelcompensatie.

  • 5.

    Het beslissen op een aanvraag om een voorschot te verlenen als bedoeld in artikel 11 van de Algemene Verordening Nadeelcompensatie, onder de voorwaarde dat de beslissing in overeenstemming is met een uitgebracht advies van de adviescommissie als bedoeld in artikel 13 van de Algemene Verordening Nadeelcompensatie.

  • 6.

    De volgende bevoegdheden op grond van de Archiefwet 1995, Archiefbesluit 1995 en Besluit informatiebeheer 2010 na overleg met en instemming van de conform artikel 32, derde lid, van de Archiefwet 1995 door burgemeester en wethouders benoemde functionaris (de gemeentearchivaris):

    • a.

      het vervangen van archiefbescheiden door reproducties, teneinde de aldus vervangen bescheiden te vernietigen in de zin van artikel 7 van de Archiefwet 1995 en artikel 6 van het Archiefbesluit 1995;

    • b.

      het opmaken van een verklaring van vervanging van archiefbescheiden door reproducties in de zin van artikel 8 van het Archiefbesluit 1995;

    • c.

      het vervreemden van archiefbescheiden in de zin van artikel 8, eerste en tweede lid, van de Archiefwet 1995 en artikel 7 en 8 van het Archiefbesluit 1995;

    • d.

      het opmaken van een verklaring van vervreemding van archiefbescheiden in de zin van artikel 8 van het Archiefbesluit 1995;

    • e.

      het overbrengen van archiefbescheiden naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats (artikel 12, eerste lid, van de Archiefwet 1995 en artikel 9 van het Archiefbesluit 1995);

    • f.

      het vervroegd overbrengen van archiefbescheiden naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats (directie Stadsarchief Amsterdam) in de zin van artikel 13, eerste lid, van de Archiefwet 1995;

    • g.

      het verzoeken om het verlenen van een machtiging door Gedeputeerde Staten tot opschorting van de overbrenging van archiefbescheiden naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats (directie Stadsarchief Amsterdam) in de zin van artikel 13, derde en vierde lid, van de Archiefwet 1995;

    • h.

      het opmaken van een verklaring van overbrenging van archiefbescheiden naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats (directie Stadsarchief Amsterdam) in de zin van artikel 8 van het Archiefbesluit 1995;

    • i.

      het opmaken van een verklaring van vernietiging van archiefbescheiden in de zin van artikel 8 van het Archiefbesluit 1995;

    • j.

      het stellen van beperkingen aan de openbaarheid van archiefbescheiden in de zin van artikel 15, eerste en tweede lid, en artikel 16, tweede lid, van de Archiefwet 1995 en artikel 10 Archiefbesluit 1995;

    • k.

      het overdragen van informatie (archiefbescheiden) van een organisatieonderdeel aan een ander organisatieonderdeel in de zin van artikel 4, onder d van het Besluit informatiebeheer 2010;

    • l.

      Het beslissen inzake verzoeken tot het opvragen of hergebruiken van gemeentelijke databanken in de zin van artikel 2 Databankenverordening Amsterdam.

  • 7.

    Het nemen van besluiten over het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen op grond van de Gemeentewet mits:

    • a.

      zij geen betrekking hebben op onderwerpen die politiek of bestuurlijk gevoelig zijn;

    • b.

      zij geen betrekking hebben op:

      • i.

        de oprichting van of deelneming in een rechtspersoon;

      • ii.

        het lenen of uitlenen van geld;

      • iii.

        borgstelling of garantstelling voor schulden van derden; of

      • iv.

        andere arbeidsrechtelijke bevoegdheden anders dan genoemd in randnummer 2 van Hoofdstuk 1, Bijlage 1; en

    • c.

      de desbetreffende rechtshandeling plaatsvindt binnen de door college en raad vastgestelde beleidskaders zoals het Inkoop- en Aanbestedingsbeleid van de gemeente Amsterdam en de daarop gebaseerde werkinstructies, de ‘Notitie 10 Wegen naar een innovatiever aanbestedingsbeleid en een professioneler opdrachtgeverschap’, de ‘Notitie Samen Inkopen’, de ‘Notitie Doelgericht op afstand 2’, het ‘Lening- en garantiebeleid van de gemeente Amsterdam’ en het gemeentelijk integriteitsbeleid.

Paragraaf 2 Vergunningverlening

 

  • 1.

    Onder het nemen van besluiten op een aanvraag voor een vergunning, ontheffing of andere beschikking wordt ook het weigeren, wijzigen of intrekken verstaan.

  • 2.

    Onder het stellen van voorschriften, voorwaarden of beperkingen wordt ook het aanvullen, toevoegen, intrekken of opheffen hiervan verstaan.

  • 3.

    Het nemen van besluiten als bedoeld onder 1 omvat tevens de bevoegdheid tot het heffen en innen van leges.

Paragraaf 3 Subsidieverstrekking

 

  • 1.

    De directeur van een directie is bevoegd subsidie te verstrekken aan een instelling die, en voor ten hoogste het bedrag dat, op de begroting is vermeld, voor zover het zijn werkterrein betreft en overeenkomstig de Budgethoudersregeling Amsterdam 2023.

  • 2.

    De directeur van een directie is bevoegd subsidie te verstrekken op grond van de subsidieregelingen die door het college zijn vastgesteld en die behoren tot het werkterrein van de directie, overeenkomstig de Budgethoudersregeling Amsterdam 2023.

  • 3.

    Onder het nemen van besluiten op een aanvraag om subsidie wordt zowel het verlenen als het vaststellen van subsidie verstaan alsmede het weigeren, wijzigen of intrekken, het opleggen van verplichtingen en voorts de uitvoering van al die bepalingen in genoemde regelingen die zien op de verstrekking van subsidies, met uitzondering van:

    • a.

      de bevoegdheid tot het stellen van nadere regels;

    • b.

      het vaststellen van subsidieplafonds;

    • c.

      het vaststellen van formulieren voor het indienen van een aanvraag om subsidie;

    • d.

      de handelingen die, voor wat betreft de afhandeling van subsidieaanvragen, behoren tot het werkterrein van de directie Subsidie, Inkoop en Juridisch Bureau Sociaal.

Paragraaf 4 Handhaving

 

Taken op het gebied van handhaving die gespecificeerd zijn in de bijlagen van het Algemeen mandaatbesluit Amsterdam omvatten:

  • 1.

    Het nemen van besluiten inzake het opleggen van een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 5:21 Algemene wet bestuursrecht;

  • 2.

    Het vaststellen van de hoogte van de kosten van bestuursdwang als bedoeld in artikel 5:25, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

  • 3.

    Het nemen van besluiten inzake het toepassen van bestuursdwang als bedoeld in artikel 5:31a van de Algemene wet bestuursrecht;

  • 4.

    Het nemen van besluiten inzake het opleggen van een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 5:31d van de Algemene wet bestuursrecht;

  • 5.

    Het nemen van besluiten omtrent het invorderen van een dwangsom, bestuurlijke boete of kosten van bestuursdwang bij dwangbevel als bedoeld in artikel 5:10, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

  • 6.

    Het nemen van besluiten omtrent het nemen van executiemaatregelen ter uitvoering van de hierboven bedoelde dwangbevelen.

Paragraaf 5 Mandaat voor het beslissen op bezwaar

 

De bevoegdheden als bedoeld in de bijlage 1 tot en met 3 van dit besluit behelzen tevens de bevoegdheid om te beslissen op bezwaar:

  • a.

    tenzij het gaat om mandaat voor het nemen van primaire rechtspositionele besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht die zijn genomen en bekendgemaakt vóór 1 januari 2020, of

  • b.

    tenzij die bevoegdheid in bijlage 2 en 3 is uitgezonderd, en

  • c.

    met inachtneming van de beperkingen uit de Regeling bezwaar en beroep (college en burgemeester), en

  • d.

    voor zover deze behoren tot het werkterrein van de directie.

Hoofdstuk 1 Cluster Digitalisering, Informatie en Innovatie

 

De gemeentesecretaris verleent ondermandaat aan de stedelijk directeur Digitalisering, Informatie en Innovatie voor de bevoegdheden genoemd in dit hoofdstuk, alsmede de in artikel 3 lid 1 van dit besluit genoemde bevoegdheden.

 

Paragraaf 1 Stadsarchief Amsterdam

 

  • 1.

    Het stellen van beperkingen aan de openbaarheid van archiefbescheiden die naar een archiefbewaarplaats zijn overgebracht in de zin van artikel 15, tweede lid en 16, tweede lid, van de Archiefwet 1995.

  • 2.

    Het opheffen dan wel buiten toepassing laten van beperkingen gesteld aan de openbaarheid van archiefbescheiden die naar een archiefbewaarplaats zijn overgebracht in de zin van artikel 15, derde lid, van de Archiefwet 1995.

Paragraaf 2 Data

 

  • 1.

    Het verstrekken van gegevens aan binnengemeentelijke organen en aan derden bij of krachtens artikelen 3.9 en 3.13 van de Wet basisregistratie personen, en het uitvoeren van artikelen 3 tot en met 6 van de Verordening basisinformatie 2018 en artikelen 12 tot en met 17 van het Reglement basisinformatie 2018.

  • 2.

    Het doen van aansluitverzoeken op de voorziening burgerservicenummer voor de bestuursorganen van de gemeente Amsterdam voor alle daarvoor in aanmerking komende taken in de zin van artikel 15 van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer.

  • 3.

    Alle bevoegdheden van het college bij of krachtens de Wet basisregistratie adressen en gebouwen met uitzondering van het indelen van het grondgebied van de gemeente in een of meer woonplaatsen, het vaststellen van openbare ruimten, en toekennen van namen daaraan, het vaststellen en afbakenen van standplaatsen en ligplaatsen, en het aanwijzingen geven voor het aanbrengen van naamborden en (huis)nummerborden als bedoeld in artikel 7, eerste lid, artikel 8 en 9 van de Verordening basisinformatie 2018.

  • 4.

    Alle bevoegdheden van het college bij of krachtens de Wet basisregistratie grootschalige topografie.

  • 5.

    Het verrichten van alle verplichtingen van bestuursorganen van de gemeente bij of krachtens artikel 15 van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken.

  • 6.

    Het uitvoeren van de rol van stelselregisseur, stelselbeheerder, gemeentelijke verstrekker, en – behalve van de WOZ(+) en Monumenten - bronhouder van de kernregistraties op grond van het Reglement basisinformatie 2018.

  • 7.

    De bevoegdheid tot het aanbrengen, onderhouden, wijzigen of verwijderen van peilmerken aan een bouwwerk of gebouw, en het daarmee metingen uitvoeren voor de Registraties normaal Amsterdams peil en meetbouten op grond van artikel 23 van het Reglement basisinformatie 2018.

Paragraaf 3 Digitale Voorzieningen

 

  • 1.

    Het als lead buyer nemen van gunningsbesluiten in de zin van de Aanbestedingswet 2012 in het kader van inkooptrajecten voor de aan de directeur Digitale Voorzieningen door het Gemeentelijk Management Team specifiek toebedeelde inkooppakketten.

  • 2.

    Het als lead buyer besluiten tot het aangaan van een gemeentebrede raamovereenkomst in de zin van artikel 160 lid 1 Gemeentewet in het kader van inkooptrajecten voor de aan de directeur Digitale Voorzieningen door het Gemeentelijk Management Team specifiek toebedeelde inkooppakketten.

  • 3.

    In het kader van de uitvoering van de bevoegdheid bedoeld in de leden 1 en 2 van deze paragraaf het verrichten van de volgende feitelijke handelingen:

    • a.

      Het actief of reactief vaststellen van de inkoopbehoefte van of voor de budgethouders op basis van informatie van de budgethouder of op basis van informatie uit de spendanalyse;

    • b.

      Het initiëren en organiseren van inkooptrajecten en aanbestedingen met als doel een partij in de markt te selecteren, met welke partij de ambtelijk opdrachtgever exclusief voor dat specifiek toebedeelde inkooppakket verdere overeenkomsten moet sluiten;

    • c.

      Het maken van werkafspraken met de budgethouders in het kader van hun opdrachtgeverschap over de uitvoering van het contractmanagement van de afgesloten contracten;

    • d.

      Het monitoren van de inkoopvolumes van de aan de lead buyer toegewezen inkooppakketten en het rapporteren daarover aan de budgethouders en aan de gemeentesecretaris.

Hoofdstuk 2 Cluster Gebiedsgericht Werken en Stadsbeheer

 

De gemeentesecretaris verleent ondermandaat aan de stedelijk directeur van het cluster Gebiedsgericht Werken en Stadsbeheer voor de bevoegdheden genoemd in dit hoofdstuk, alsmede de in artikel 3 lid 1 van dit besluit genoemde bevoegdheden.

 

Paragraaf 1 Stadswerken

 

  • 1.

    Het nemen van verkeersbesluiten en het plaatsen van verkeersborden, voor zover het plusnet auto, plusnet ov tram, hoofdnet ov tram en basisnet ov tram betreft in de zin van artikel 15 en 18 van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 2.

    Het nemen van verkeersbesluiten en het plaatsen van verkeersborden op alle wegen als sprake is van een grootstedelijk project of als sprake is van beheer, onderhoud vervanging en uitbreiding van assets en dit een stedelijke taak betreft of een stedelijk belang heeft in de zin van artikel 15 en 18 van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 3.

    Het toepassen en plaatsen van verkeerstekens en onderborden alsmede het nemen van maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer die niet krachtens een verkeersbesluit geschieden en wanneer er sprake is van een grootschalig project in de zin van artikel 17 Wegenverkeerswet 1994.

  • 4.

    De volgende bevoegdheden op grond van de Marktverordening:

    • a.

      De inschrijving in het register, alsmede weigering, verlenging en doorhalen daarvan, en het verstrekken van een bewijs van inschrijving in de zin van artikelen 2.1, 2.3 en 2.4 Marktverordening.

    • b.

      Het verstrekken van een vervangerskaart en het bijschrijven in de zin van artikel 2.5 Marktverordening.

    • c.

      Het aanwijzen van waren die verboden zijn te verhandelen op een markt in de zin van artikel 3.2, derde lid Marktverordening.

    • d.

      De plaatsing op de marktlijst, alsmede overschrijving en doorhalen daarvan in de zin van artikelen 3.4, 3.5 en 3.6, onder a, b, c en f Marktverordening.

    • e.

      Het verlenen, weigeren en intrekken van vergunningen voor markten op afstand, het vaststellen van de vergoeding voor het gebruik van de grond en van een borgsom voor een markt op afstand in de zin van artikelen 4.3 en 4.4 Marktverordening.

    • f.

      Het tijdelijk verbieden van handel in bepaalde waren, het gelasten dat een markt op afstand niet wordt gehouden of ontruimd vanwege bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4.6 Marktverordening.

    • g.

      Het aanwijzen van gedeelten van een markt op afstand waar het venten of verspreiden dan gedrukte of geschreven stukken of afbeeldingen dan wel het voeren van propaganda is toegestaan in de zin van artikel 4.7 Marktverordening.

    • h.

      Het weigeren of intrekken van een vergunning of ontheffing of vervangerskaart in de zin van artikel 6.2, tweede lid, onder a t/m e, g en k Marktverordening.

    • i.

      De intrekking van een vervangerskaart in de zin van artikel 6.2, derde lid Marktverordening.

    • j.

      Het toepassen van de hardheidsclausule in geval van het overschrijven van een plaats op de marktlijst in de zin van artikel 7.4 voor zover betrekking hebbend op artikel 3.5 Marktverordening.

  • 5.

    De volgende bevoegdheden op grond van de Verordening staan- en ligplaatsen buiten de markt en venten:

    • a.

      Inschrijving in het register, alsmede weigering, verlenging en doorhalen daarvan, het verstrekken van een bewijs van inschrijving en het verlenen van ontheffing van de eis tot inschrijving in het register in de zin van artikelen 2.1, 2.3 en 2.4 Verordening staan- en ligplaatsen buiten de markt en venten.

    • b.

      Het verstrekken of weigeren van een partnerkaart in de zin van artikel 2.5 van de Verordening staan- en ligplaatsen buiten de markt en venten.

    • c.

      Plaatsing, overschrijving en doorhalen op de sollicitantenlijst staanplaatsen in de zin van artikelen 3.2, 3.5 en 3.6 Verordening staan- en ligplaatsen buiten de markt en venten.

    • d.

      Het bekendmaken en toewijzen van vrijgekomen lijstplaatsen en de herplaatsing op de sollicitantenlijst in de zin van artikel 3.3 Verordening staan- en ligplaatsen buiten de markt en venten.

    • e.

      Het verlenen van een ventvergunning alsmede het verbinden van een maximum aan het aantal te verlenen ventvergunningen in de zin van artikel 4.1, eerste en derde lid Verordening staan- en ligplaatsen buiten de markt en venten.

    • f.

      Handhaving van het verbod om geluidshinder te veroorzaken en het verlenen van ontheffing van het verbod op geluidsversterkende apparatuur of andere middelen die geluidshinder kunnen veroorzaken in de zin van artikel 4.2 Verordening staan- en ligplaatsen buiten de markt en venten.

    • g.

      Het weigeren van een ventvergunning in de zin van artikel 6.1, derde en vierde lid Verordening staan- en ligplaatsen buiten de markt en venten.

    • h.

      Het intrekken van een vergunning op diverse gronden in de zin van artikel 6.1, vijfde lid, onder a t/m g, h.4e, i, k Verordening staan- en ligplaatsen buiten de markt en venten.

    • i.

      Het toepassen van de hardheidsclausule ten aanzien van het doorhalen van een plaats op de sollicitantenlijst in de zin van artikel 7.4 voor zover betrekking hebbend op artikel 3.6 Verordening staan- en ligplaatsen buiten de markt en venten.

Paragraaf 2 Toezicht en Handhaving Openbare Ruimte

 

  • 1.

    De volgende bevoegdheden op grond van de Algemene wet bestuursrecht, de Wegenverkeerswet 1994 en de Gemeentewet:

    • a.

      Het toepassen van bestuursdwang door het overbrengen en in bewaring stellen van een op de weg staand voertuig alsmede het opmaken van een proces-verbaal van meevoeren en opslaan in de zin van artikel 170, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 125 van de Gemeentewet, artikel 5:29, eerste tot en met derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 5 van het Besluit wegslepen van voertuigen.

    • b.

      Het bijhouden van een bewaringsregister in de zin van artikel 170, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en het verrichten van handelingen op grond van artikel 6 tot en met 11 en artikel 15 van het Besluit wegslepen van voertuigen.

    • c.

      Het opschorten van de afgifte van een weggesleept voertuig tot de verschuldigde kosten zijn voldaan in de zin van artikel 5:29, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

    • d.

      Het invorderen van de kosten in de zin van titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

    • e.

      Het bekendmaken van de beschikking in de zin van artikel 171 van de Wegenverkeerswet 1994.

    • f.

      Het verkopen, overdragen en vernietigen van weggesleepte voertuigen in de zin van artikel 5:30, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

    • g.

      Het verkopen, overdragen in eigendom om niet of vernietigen van het voertuig alsmede het terugbetalen van de kosten en/of het vaststellen en betalen van een redelijke schadeloosstelling in de zin van artikel 172, tweede, derde, vijfde, zesde en zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

    • h.

      Het verrichten van feitelijke handelingen in verband met het wegslepen van voertuigen door het toepassen van bestuursdwang.

  • 2.

    Het opleggen van een last onder bestuursdwang of dwangsom, het feitelijk ten uitvoer leggen van deze lasten, het nemen van invorderingsbeschikkingen en het verrichten van handelingen op grond artikelen 5:29 en 5:30 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met de handhaving van de bepalingen uit de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, Telecommunicatiewet, Verordening Basisinformatie 2018, Verordening Werken in de openbare ruimte, Afvalstoffenverordening 2009, Marktverordening, Verordening staan-en ligplaatsen buiten de markt en venten, Verordening op het binnenwater 2010, Wrakkenwet, Scheepvaartverkeerswet, Binnenvaartpolitiereglement, Gezondheidsverordening en de Bomenverordening 2014 in de zin van artikel 5:37 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 125 van de Gemeentewet en afdelingen 5.3.1 en 5.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    Het nemen van beslissingen op bezwaar gericht tegen besluiten van het college die in mandaat door de korpschef van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland dan wel in ondermandaat verleend door de korpschef inzake het wegslepen van voertuigen zijn genomen (artikel 170 tot en met 174 Wegenverkeerswet 1994, het Besluit wegslepen van voertuigen en de Wegsleepverordening Amsterdam 2017.

  • 4.

    Het nemen van beslissingen op bezwaar gericht tegen besluiten van het college die in mandaat door de directeur Verkeer en openbare ruimte dan wel in ondermandaat verleend door de directeur inzake het parkeren van fietsen, bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen voor zover het gebieden bij NS-stations betreft zijn genomen in de zin van artikel 4.27 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008.

  • 5.

    Het opleggen van een last onder dwangsom en het nemen van een invorderingsbeschikking in verband met de handhaving van artikel 17 van de Afvalstoffenverordening 2009 in de zin van artikel 125 van de Gemeentewet en afdeling 5.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 6.

    Het verlenen van ontheffingen in situaties die stadsdeelgrensoverschrijdend zijn in de zin van artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

  • 7.

    Het verlenen van ontheffingen voor het inrijden van de milieuzones in de zin van artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

  • 8.

    Het nemen van beslissingen op bezwaar gericht tegen besluiten van het college die in mandaat door de directeur Verkeer en openbare ruimte dan wel in ondermandaat verleend door de directeur inzake ontheffingen zijn genomen in de zin van artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

  • 9.

    Het aanwijzen van toezichthouders en het aanwijzen van buitengewoon opsporingsambtenaren belast met de opsporing en vervolging van strafbare feiten inzake de naleving van het bepaalde bij of krachtens:

    • a.

      Artikel 437 en 437ter van het Wetboek van Strafrecht;

    • b.

      Artikel 5.4 van de Telecommunicatiewet;

    • c.

      Artikelen 82a en 82b van de Wet personenvervoer 2000 en de Taxiverordening Amsterdam 2012;

    • d.

      De Algemene Plaatselijke Verordening 2008;

    • e.

      De Verordening Werken in de openbare ruimte Amsterdam 2021;

    • f.

      De Afvalstoffenverordening 2009;

    • g.

      De Marktverordening;

    • h.

      De Bomenverordening 2014;

    • i.

      De Parkeerverordening 2013;

    • j.

      De Verordening Basisinformatie 2018;

    • k.

      De Verordening op het binnenwater 2010;

    • l.

      De Verordening staan- en ligplaatsen buiten de markt en venten;

    • m.

      De Wrakkenwet;

    • n.

      De Scheepvaartverkeerswet;

    • o.

      Het Binnenvaartpolitiereglement;

    • p.

      De Gezondheidsverordening.

Paragraaf 3 Dienstverlening

 

  • 1.

    Het aanwijzen van de (buitengewone) ambtenaren van de burgerlijke stand in de zin van artikel 1:16 van het Burgerlijk Wetboek en Reglement burgerlijke stand 2022.

  • 2.

    Het legaliseren van handtekeningen op grond van de Gemeentewet.

  • 3.

    Het voeren van regie op de totstandkoming van de legestarieven en het voordragen van de tarieven voor leges in burgerzaken in de zin van artikel 229, eerste lid, onder b, van de Gemeentewet.

  • 4.

    Het oninbaar verklaren van belastingen in de zin van artikel 255, vijfde lid, van de Gemeentewet.

  • 5.

    Alle bevoegdheden van het college op grond van het Besluit mandaat Registratie Niet-Ingezetenen.

  • 6.

    Het beoordelen van DNA-bewijs als bedoeld in artikel 1, vierde lid, van het Besluit DNA-onderzoek vaderschap.

  • 7.

    Het toepassen van de hardheidsclausule in de zin van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

  • 8.

    Het besluiten tot het kwijtschelden van de boete in de zin van artikel 66 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

  • 9.

    Het in ontvangst nemen van een aanvraag om een verklaring omtrent het gedrag in de zin van artikel 30 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;

  • 10.

    De overige taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens aan de burgemeester zijn opgedragen.

  • 11.

    Het in ontvangst nemen van een verzoek tot het verkrijgen van het Nederlanderschap (naturalisatieverzoek) in de zin van artikel 7 tot en met 11 van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap.

  • 12.

    Het in ontvangst nemen van een verklaring tot het verkrijgen van het Nederlanderschap (optie) en het beslissen hierover.

  • 13.

    Het heffen van leges overeenkomstig het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002.

  • 14.

    De overige taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Rijkswet op het Nederlanderschap aan de burgemeester zijn opgedragen.

  • 15.

    Het in ontvangst nemen van een aanvraag om een reisdocument en Nederlandse identiteitskaart en het beslissen hierop in de zin van artikel 26 en 40 van de Paspoortwet.

  • 16.

    De overige taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Paspoortwet aan het college of de burgemeester zijn opgedragen.

  • 17.

    Het in ontvangst nemen van een aanvraag om toekenning van een rijbewijs en het beslissen hierop in de zin van artikelen 111 tot en met 116 van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 18.

    De overige taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aan de burgemeester zijn opgedragen.

  • 19.

    Alle taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Kieswet aan het college of de burgemeester zijn opgedragen.

  • 20.

    Het inschrijven van de dienstplicht in de zin van artikel 4 van de Kaderwet dienstplicht.

  • 21.

    De overige taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Kaderwet dienstplicht aan het college zijn opgedragen.

  • 22.

    Het in ontvangst nemen en beslissen op aanvragen ter voorziening in de behoeften aan inkwartiering, onderhoud, transporten en leverantiën in de zin van artikel 6 van de Inkwartieringswet.

  • 23.

    De overige taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Inkwartieringswet aan de burgemeester zijn opgedragen.

  • 24.

    Het in ontvangst nemen en beslissen op aanvragen om verkorting of verlenging van de termijn voor lijkbezorging in de zin van artikel 17 van de Wet op de lijkbezorging.

  • 25.

    Het in ontvangst nemen en beslissen op aanvragen om ontleding van een stoffelijk overschot in de zin van artikel 68 van de Wet op de lijkbezorging.

  • 26.

    Het in ontvangst nemen en beslissen op aanvragen om opgraving van een lijk in de zin van artikel 29 van de Wet op de lijkbezorging

  • 27.

    Het in ontvangst nemen en beslissen op aanvragen om een laissez-passer in de zin van artikel 11 van het Besluit op de lijkbezorging.

  • 28.

    De overige taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Wet op de lijkbezorging aan de burgemeester zijn opgedragen.

  • 29.

    De bevoegdheid om trouwlocaties aan te wijzen, in te trekken of te wijzigen in de zin van artikel 1:63 Burgerlijk Wetboek in samenhang met artikel 108 en 147 van de Gemeentewet en het Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent Mandateren van de bevoegdheid tot het aanwijzen, intrekken en wijzigen van “het huis der gemeente” ten behoeve van het voltrekken van huwelijken en partnerregistraties (Gemeenteblad 2018, 227851).

  • 30.

    Het beslissen op aanvragen voor vergunningen voor alternatief personenvervoer, het intrekken van vergunningen voor alternatief personenvervoer en het besluiten tot toepassing van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 31.

    Te beslissen op verzoeken om ontheffing van het verbod voor taxichauffeurs om gebruik te maken van busbanen, busstroken en trambanen, alsmede te besluiten tot de intrekking van een verleende ontheffing, het toepassen van bestuursdwang en het nemen van dwangsombesluiten in de zin van artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens, artikel 125 van de Gemeentewet, artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 150 van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 32.

    Het nemen van beslissingen op de aanvragen voor een Taxxxivergunning waaronder het verlenen en het weigeren van de Taxxxivergunning in de zin van artikel 1.2, 1.3 juncto 2.12 en 2.13 van de Taxiverordening Amsterdam 2012 en het verlenen van de Taxxxivergunning onder voorwaarden in de zin van artikel 1.4 van de Taxiverordening Amsterdam 2012 (Wet personenvervoer 2000 en Taxiverordening Amsterdam 2012.

  • 33.

    Het nemen van maatregelen waaronder het wijzigen, het schorsen en het intrekken van de Taxxxivergunning in de zin van artikel 2.17 of 1.5 van de Taxiverordening Amsterdam 2012 (Wet personenvervoer 2000 en Taxiverordening Amsterdam 2012.

  • 34.

    Het opleggen van een last onder dwangsom in de zin van artikel 5:32 Algemene wet bestuursrecht aan chauffeurs die zonder geldige Taxxxivergunning in de zin van artikel 2.3, eerste lid, van de Taxiverordening Amsterdam 2012 op de opstapmarkt opereren in de zin van Wet personenvervoer 2000 en Taxiverordening Amsterdam 2012.

  • 35.

    Het opleggen van een last onder dwangsom ex artikel 5:32 Algemene wet bestuursrecht aan chauffeurs die na schorsing, intrekking of het van rechtswege vervallen van de Taxxxivergunning hun Taxxxiraamkaart en/of de keycard niet onverwijld hebben ingeleverd bij het college in de zin van Wet personenvervoer 2000 en artikel 3.4 Taxiverordening Amsterdam 2012.

  • 36.

    De bevoegdheid van het college tot het bijhouden van de Basisregistratie Personen bij of krachtens de Wet basisregistratie personen.

  • 37.

    De bevoegdheid tot het op niet-geautomatiseerde wijze verstrekken van gegevens bij of krachtens artikelen 3.2, 3.5, 3.6, 3.8, 3.9 en 3.10 van de Wet basisregistratie personen, en het uitvoeren van artikel 12 met uitzondering van het tiende lid, artikel 15 met uitzondering van het derde lid en artikel 16 met uitzondering van het negende lid, van het Reglement basisinformatie 2018.

  • 38.

    Het beslissen op aanvragen van ontheffingen van de milieuzones in de zin van artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

  • 39.

    Het beslissen in eerste aanleg op alle aanvragen, wijzigings- en intrekkingsverzoeken voor belanghebbendenvergunning op basis van de Parkeerverordening 2013 in de zin van artikel 25 van de Parkeerverordening 2013.

  • 40.

    De bevoegdheid om trouwlocaties aan te wijzen, in te trekken of te wijzigen in de zin van artikel 1:63 Burgerlijk Wetboek in samenhang met artikel 108 en 147 van de Gemeentewet en het Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent Mandateren van de bevoegdheid tot het aanwijzen, intrekken en wijzigen van “het huis der gemeente” ten behoeve van het voltrekken van huwelijken en partnerregistraties (Gemeenteblad 2018, 227851), voor zover deze bevoegdheid in dat besluit aan het college is gemandateerd.

Paragraaf 4 Belastingen

 

  • 1.

    Het oninbaar verklaren van belastingen in de zin van artikel 255, vijfde lid, van de Gemeentewet).

  • 2.

    Het ondertekenen van uitspraken in administratief beroep inzake het verlenen van kwijtschelding en uitstel van betaling voor gemeentelijke belastingen in de zin van artikel 255 van de Gemeentewet en artikel 25 van de Invorderingswet 1990.

  • 3.

    Het toepassen van de hardheidsclausule in de zin van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbeslastingen.

  • 4.

    Het instellen van cassatie in de zin van artikel 28 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 231, tweede lid, onderdeel a, van de Gemeentewet en artikel 30, zesde lid, laatste volzin, van de Wet waardering onroerende zaken.

  • 5.

    Het besluiten tot het kwijtschelden van de boete in de zin van artikel 66 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

  • 6.

    Het verlenen van ontheffing van de geheimhoudingsplicht dit met de beperking dat indien het verzoek tot gegevenslevering persoonsgegevens betreft, de registratiecommissie beoordeelt of er (op basis van de privacywetgeving) bezwaren zijn tegen de gegevenslevering in de zin van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

  • 7.

    Het doorberekenen van de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 4:98 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 8.

    Het bij gebreke van betaling van de verbeurde dwangsom en boetes verzenden van een aanmaning en bij uitblijven van betaling uitvoeren van invorderingsmaatregelen.

  • 9.

    Het bij dwangbevel invorderen van een geldsom, zoals bedoeld in artikel 5:10 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 10.

    Alle bevoegdheden van het college en de burgemeester op grond van artikel 154b, vierde lid, van de Gemeentewet juncto artikel 1 van de Verordening Bestuurlijke Boete Overlast in de Openbare Ruimte.

  • 11.

    De bevoegdheden van het college bij of krachtens de Wet waardering onroerende zaken, hoofdstukken VI en VII.

Hoofdstuk 3 Cluster Bedrijfsvoering

 

De gemeentesecretaris verleent ondermandaat aan de stedelijk directeur Bedrijfsvoering voor de bevoegdheden genoemd in dit hoofdstuk, alsmede de in artikel 3 lid 1 van dit besluit genoemde bevoegdheden.

 

Paragraaf 1 Personeel en Organisatie

 

  • 1.

    Het uitoefenen van alle taken en bevoegdheden die op grond van de Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers en het Besluit sollicitatieplicht Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers gewezen politieke ambtsdragers aan het college zijn toegekend en die betrekking hebben op (gewezen) burgemeesters en wethouders alsmede op voormalige leden van de dagelijks besturen van de deelgemeenten zoals die tot 19 maart 2014 bestonden. Dit met uitzondering van de bevoegdheid om bezwaarschriften te behandelen en te beslissen op bezwaar.

  • 2.

    Het besluiten tot het verrichten van rechtshandelingen ten aanzien van:

    • i.

      hoofdstuk 10 van de Cao Gemeenten (uitkeringen);

    • ii.

      de aanvulling op artikel 3.25 van de Cao Gemeenten (hoge ziektekosten);

    • iii.

      bijlage 6b van de Cao Gemeenten (wachtgeld), met uitzondering van artikel 10:21 van bijlage 6b;

    • iv.

      bijlage 6c van de Cao Gemeenten (bovenwettelijke werkloosheidsuitkeringen);

    • v.

      bijlage 6e van de Cao Gemeenten (suppletie);

    • vi.

      hoofdstuk 18 van de Cao Amsterdam (bovenwettelijke werkloosheidsuitkering bij uitbesteding);

    • vii.

      protocol voor de gegevensverwerking van personen die werkzaamheden verrichten voor de gemeente Amsterdam;

    • viii.

      het ondertekenen van alle besluiten tot het verrichten van rechtshandelingen waarvan de uitvoering aan de directeur Personeel en Organisatie is opgedragen.

Paragraaf 2 Financiën en Inkoop

 

  • 1.

    Het als lead buyer nemen van gunningsbesluiten in de zin van de Aanbestedingswet 2012 in het kader van inkooptrajecten voor de aan de Directeur Financiën en Inkoop door het Gemeentelijk Management Team specifiek toebedeelde inkooppakketten.

  • 2.

    Het als lead buyer besluiten tot het aangaan van een gemeentebrede raamovereenkomst in de zin van artikel 160, eerste lid, onder d Gemeentewet in het kader van inkooptrajecten voor de aan de Directeur Financiën en Inkoop door het Gemeentelijk Management Team specifiek toebedeelde inkooppakketten.

  • 3.

    Wanneer een inkooppakket niet door het Gemeentelijk Management Team aan een lead buyer is toegewezen voert de directeur van de directie Middelen en Control de bevoegdheid van de lead buyer uit, met inachtneming van de bevoegdheden van andere functionarissen wanneer die zijn opgenomen in deze bijlage.

  • 4.

    In het kader van de uitvoering van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste en het tweede lid, van deze paragraaf het verrichten van de volgende feitelijke handelingen:

    • a.

      Het actief of reactief vaststellen van de inkoopbehoefte van of voor de budgethouders op basis van informatie van de budgethouder of op basis van informatie uit de spendanalyse;

    • b.

      Het initiëren en organiseren van inkooptrajecten en aanbestedingen met als doel een partij in de markt te selecteren, met welke partij de ambtelijk opdrachtgever exclusief voor dat specifiek toebedeelde inkooppakket verdere overeenkomsten moet sluiten;

    • c.

      Het monitoren van de inkoopvolumes van de aan de lead buyer toegewezen inkooppakketten en het rapporteren daarover aan de budgethouders en aan de gemeentesecretaris;

    • d.

      Het maken van werkafspraken met de budgethouders in het kader van hun opdrachtgeverschap over de uitvoering van het contractmanagement van de afgesloten contracten;

    • e.

      Het in, gezamenlijkheid met de categorie-eigenaren, opstellen van de categorieplannen voor de inkoopcategorieën.

Hoofdstuk 4 Cluster Ruimte en Economie

 

De gemeentesecretaris verleent ondermandaat aan de stedelijk directeur Ruimte en Economie voor de bevoegdheden genoemd in dit hoofdstuk, alsmede de in artikel 3 lid 1 van dit besluit genoemde bevoegdheden.

 

Paragraaf 1 Economische Zaken en Cultuur

 

  • 1.

    Het nemen van besluiten op grond van de bijzondere subsidieverordeningen of subsidieregelingen die behoren tot het werkterrein van de directie Economische Zaken en Cultuur, zijnde (maar niet uitsluitend):

    • i.

      Subsidieregeling Economische structuur- en arbeidsmarktversterking 2021, paragraaf 2, artikel 13 en paragraaf 3, artikel 16;

    • ii.

      Subsidieregeling Projectstimulering Herstel- en Investeringsplan.

  • 2.

    Het nemen van beslissingen met betrekking tot het verstrekken van subsidies aan in de gemeentebegroting vermelde subsidieontvangers alsmede het verstrekken van subsidies waartoe het college ten laste van een begrotingspost heeft besloten op grond van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013.

  • 3.

    Het nemen van besluiten over het verstrekken van subsidies op grond van de Verordening Amsterdamse culturele infrastructuur, Hoofdlijnen en Kunstenplan en in de (bijlage bij) de gemeentebegroting opgenomen begrotingspostsubsidies ten behoeve van de Stichting Openbare Bibliotheek Amsterdam.

  • 4.

    Het optreden in externe organisaties en het uitoefenen van alle bevoegdheden en verrichten van alle taken die in de statuten van deze instellingen aan het college zijn toegekend in de zin van artikel 160 en 171 van de Gemeentewet), voor zover die tot het werkterrein van de directie Economische Zaken en Cultuur behoren.

Paragraaf 2 Ruimte en Duurzaamheid

 

  • 1.

    Het beslissen tot het toepassen alsmede het uitvoeren van de uniforme algemene voorbereidingsprocedure in de zin van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    Het reageren op initiatieven van andere gemeenten in de inspraak, bestuurlijk vooroverleg of zienswijzefase in de zin van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    Het nemen van besluiten op grond van:

    • a.

      de Subsidieverordening sloop en schoon alternatief vervoer Amsterdam;

    • b.

      de Subsidieverordening voor de aanschaf van uitstootvrije bedrijfsvoertuigen in Amsterdam 2019 – 2021; en

    • c.

      de Subsidieverordening voor de aanschaf van uitstootvrije taxi’s in Amsterdam 2019-2021.

  • 4.

    Het geven van gelegenheid tot het naar voren brengen van zienswijzen naar aanleiding van een beleidsvoornemen (artikel 150 Gemeentewet en de Algemene inspraakverordening).

  • 5.

    Het voeren van (voor)overleg in het kader van de voorbereiding van bestemmingsplannen, wijzigingsplannen, uitwerkingsplannen en projectafwijkingsbesluiten met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn in de zin van Wet ruimtelijke ordening, Besluit ruimtelijke ordening en Besluit omgevingsrecht.

  • 6.

    Het kennis geven, mededelen en bekendmaken van (ontwerp) ruimtelijke besluiten, c.q. besluiten tot vaststelling van ruimtelijke besluiten en samenhangende besluiten waaronder in ieder geval begrepen structuurvisies, bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen, voorbereidingsbesluiten, beheersverordeningen, exploitatieplannen en projectafwijkingsbesluiten en de daarbij behorende stukken. Hieronder worden tevens begrepen andere besluiten in geval van gecoördineerde besluitvorming als bedoeld in artikel 3.30 e.v. van de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht.

  • 7.

    Het ter inzage leggen en ter beschikbaar stellen van (ontwerp) ruimtelijke besluiten en omgevingsrechtelijke besluiten met bijbehorende stukken inclusief de kennisgeving en mededeling daarvan, waaronder in ieder geval begrepen structuurvisies, bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen, voorbereidingsbesluiten, beheersverordeningen, exploitatieplannen en projectafwijkingsbesluiten alsmede omgevingsvergunningen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, besluiten op grond van de Crisis- en herstelwet, hogere waarden op grond van de Wet geluidhinder en andere besluiten op het gebied van omgevingsrecht. Hieronder worden tevens begrepen andere besluiten in geval van gecoördineerde besluitvorming als bedoeld in artikel 3.30 e.v. van de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening).

  • 8.

    Het toezenden van de kennisgeving van het (ontwerp) bestemmingsplan c.q. vaststelling van het bestemmingsplan, wijzigingsplan en uitwerkingsplan met de bijbehorende stukken.

  • 9.

    Het uitoefenen van alle bevoegdheden inzake de (anterieure en posterieure) overeenkomsten over grondexploitatie in de zin van artikel 6.24 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.2.12 van het Besluit ruimtelijke ordening.

  • 10.

    Het voorbereiden en uitvoeren van het vaststellen van een afrekening van een exploitatieplan in de zin van artikel 6.20, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening.

  • 11.

    Het voorbereiden van en het beslissen tot toepassing van de gemeentelijke coördinatieregeling in de zin van artikel 3.30, tweede en derde lid en artikel 3.31 en 3.32 van de Wet ruimtelijke ordening.

  • 12.

    Het dragen van zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving van hetgeen bij of krachtens de Wet ruimtelijke ordening is bepaald alsmede het bekendmaken van het voornemen met betrekking tot de wijze waarop in het komende jaar uitvoering zal worden gegeven aan deze handhaving in de zin van artikel 7.1, tweede lid en 10.1, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening.

  • 13.

    Het verslag doen (waaronder begrepen het toezenden aan) de wijze waarop in het voorafgaande jaar uitvoering is gegeven aan de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens de Wet ruimtelijke ordening, alsmede van het gevoerde beleid bij de uitvoering van de hoofdstukken 3, 3a en 4 en de verlening van omgevingsvergunningen voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, b, c en g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, in de zin van artikel 10.1, tweede lid Wet ruimtelijke ordening.

  • 14.

    Het uitoefenen van alle bevoegdheden inzake het behandelen van en het beslissen op verzoeken om tegemoetkoming in planschade. Dit met uitzondering van het verzoek aan gedeputeerde staten om vergoeding van hogere kosten van de gemeente artikel 10.1, tweede lid Wet ruimtelijke ordening afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening en afdeling 6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

  • 15.

    Het indienen van een subsidieaanvraag bij de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (I en W), het uitvoeren van activiteiten en handelingen in het kader van de verstrekte subsidie (waaronder in ieder geval begrepen het voeren van een administratie en verslaglegging) en het indienen van een aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

  • 16.

    Het gehoord worden door provinciale staten respectievelijk de Minister van I en M inzake een inpassingsplan van provinciale staten of het Rijk in de zin van artikel 3.26 en 3.28 van de Wet ruimtelijke ordening.

  • 17.

    Het verlenen van medewerking indien gedeputeerde staten respectievelijk de Minister van I en M dit vordert in het kader van de toepassing van een coördinatieregeling van de provincie of het Rijk in de zin van artikel 3.33, tweede lid en 3.35, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.

  • 18.

    Het geven van een reactie of het indienen van een zienswijze ten aanzien van een provinciale verordening of een ander provinciaalbesluit inzake het omgevingsrecht alsmede het indienen van een aanvraag om ontheffing en het voeren van overleg omtrent een voorgenomen aanwijzing van gedeputeerde staten.

  • 19.

    Het geven van een reactie of het indienen van een zienswijze ten aanzien van een algemene maatregel van bestuur inzake het omgevingsrecht alsmede het indienen van een aanvraag om ontheffing van een algemene maatregel van bestuur en het voeren van overleg omtrent een voorgenomen aanwijzing van de Minister van I en W of een andere Minister die het aangaat.

  • 20.

    Het indienen van een verzoek tot het vaststellen van hogere grenswaarden vanwege een weg, industrieterrein en/of spoorweg alsmede het voorbereiden en uitvoeren van besluiten omtrent het vaststellen van hogere waarden vanwege een weg, industrieterrein en/of spoorweg in samenhang met het besluiten omtrent een omgevingsvergunning in de zin van artikel 110a van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.

  • 21.

    Het uitvoeren van alle handelingen om een besluit tot het vaststellen van een hogere grenswaarde in te schrijven in de Openbare Registers in de zin van Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.

  • 22.

    Het uitoefenen van alle bevoegdheden inzake het voorbereiden, opstellen en uitvoeren van een besluit tot het vaststellen van een geluidszone in de zin van artikel 41, vierde lid, artikel 163, eerste lid en artikel 165, eerste lid, van de Wet geluidhinder.

  • 23.

    Het uitvoeren van artikel 4.24 Besluit geluidhinder, inzake het treffen van maatregelen met betrekking tot de geluidwering aan de gevel alsmede het uitvoeren van hoofdstuk 6 Besluit geluidhinder, met betrekking tot bepalingen inzake de medewerking van eigenaren en bewoners voor het treffen van maatregelen aan de gevel in de zin van artikel 4.24 en hoofdstuk 6 van het Besluit geluidhinder.

  • 24.

    Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van bij of krachtens hoofdstuk 5, 7, 8, 10, 17, 19 en 20 en titel 12.3 van de Wet milieubeheer gestelde regels, voor zover deze bevoegdheden zien op het omgevingsrecht.

  • 25.

    Het dragen van zorg voor de procedure inzake milieueffectrapportage in de zin van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en artikel 1.11 van de Crisis- en herstelwet.

  • 26.

    Het aanvragen van een verklaring van geen bedenking bij een ander bestuursorgaan op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 27.

    Het opstellen van een voortgangsrapportage milieugebruiksruimte ontwikkelingsgebied in de zin van artikel 2.3 van de Crisis- en herstelwet.

  • 28.

    Het dragen van zorg voor het uitvoeren van de maatregelen of werken (opgenomen in een bestemmingsplan) in het kader van een ontwikkelingsgebied ten behoeve van de optimalisering van de milieugebruiksruimte binnen het ontwikkelingsgebied, dan wel ter compensatie van het beslag op de milieugebruiksruimte door de in het bestemmingsplan voorziene ruimtelijke ontwikkelingen in de zin van artikel 2.3, tiende lid van de Crisis- en herstelwet.

  • 29.

    Het voeren van (voor)overleg bij provinciale structuurvisie inzake (boven)regionaal project met nationale betekenis in de zin van artikel 2.20, eerste lid van de Crisis- en herstelwet.

  • 30.

    Het naar voren brengen van zienswijzen op een ontwerpbesluit Crisis- en herstelwet in de zin van artikel 5.2a van de Crisis- en herstelwet.

  • 31.

    Het doen van een verzoek om toevoeging van gebied of project aan bijlage I en II van de Crisis- en herstelwet in de zin van artikel 1.2 van de Crisis- en herstelwet.

  • 32.

    Het aanmelden van een ontwikkelingsgebied als experiment in de zin van artikel 2.1 van de Crisis- en herstelwet.

  • 33.

    Het aanvragen van een verklaring van geen bedenkingen in het kader van een ontwikkelingsgebied in de zin van artikel 2.3, negende lid van de Crisis- en herstelwet.

  • 34.

    Het uitbrengen van een rapportage over de voortgang en de uitvoering van de maatregelen, projecten en werken (genoemd in een bestemmingsplan) in het kader van een ontwikkelingsgebied ten behoeve van de optimalisering van de milieugebruiksruimte binnen het ontwikkelingsgebied, dan wel ter compensatie van het beslag op de milieugebruiksruimte door de in het bestemmingsplan voorziene ruimtelijke ontwikkelingen in de zin van artikel 2.3, tweede lid, onder e van de Crisis- en herstelwet.

  • 35.

    Het aanmelden van project als een experiment (innovatie) in de zin van artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet.

  • 36.

    Het vaststellen van een Projectuitvoeringsbesluiten in de zin van artikel 2.10 van de Crisis- en herstelwet.

  • 37.

    Het voeren van (voor)overleg met betrokken bestuursorganen alsmede het instellen van een projectcommissie en het voorzitten van die commissie in het kader van een structuurvisie inzake een lokaal project met nationale betekenis in de zin van artikel 2.20 van de Crisis- en herstelwet.

  • 38.

    Het voorbereiden en uitvoeren van alle besluiten en handelingen die op grond van de Tracéwet aan het college zijn opgedragen.

  • 39.

    Het aanvragen van een verklaring van geen bezwaar in de zin van artikel 8.9 en 8.47 van de Wet luchtvaart.

  • 40.

    Het aanvragen van een ontheffing in de zin van artikel 8.12 en 8.47 van de Wet luchtvaart.

  • 41.

    Het aanvragen van een advies bedoeld in artikel 2.2.2a, eerste lid van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.

  • 42.

    Het indienen van een schriftelijk verzoek bedoeld in artikel 2.2.2a, tweede lid van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.

  • 43.

    Het voorbereiden, aanvragen en uitvoeren van besluiten, beslissingen en handelingen op grond van de Natuurbeschermingswet Wet natuurbescherming, voor zover deze nodig zijn voor de uitoefening van bevoegdheden en taken ten aanzien van het werkterrein van de directie.

  • 44.

    Het afgeven van een verklaring van het bevoegd gezag, dat een omgevingsvergunning zal worden verleend indien ontheffing van het Bouwbesluit wordt gegeven in de zin van artikel 7, tweede lid van de Woningwet.

  • 45.

    Het doen van een verzoek om toestemming om met het oog op duurzaam bouwen nadere voorschriften op te leggen ter voldoening aan de technische voorschriften omtrent bouwen, gegeven in het Bouwbesluit in de zin van artikel 7a van de Woningwet.

  • 46.

    Het voorbereiden en uitvoeren van de aanwijzing van gebieden of voor een of meer daarbij aan te wijzen categorieën van bestaande en te bouwen bouwwerken geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn in de zin van artikel 12, tweede lid Woningwet.

  • 47.

    Het doen van een verzoek om toepassing van de experimentenregeling in de zin van artikel 120a van de Woningwet.

  • 48.

    Het nemen van een selectiebesluit in de zin van artikel 24, eerste lid van de Erfgoedverordening Amsterdam.

  • 49.

    Het stellen van nadere eisen ten aanzien van een archeologisch onderzoek en het vaststellen van een programma van eisen voor de kwaliteit van een archeologisch veldonderzoek in de zin van artikel 24, tweede lid en derde lid van de Erfgoedverordening Amsterdam.

  • 50.

    Het bepalen dat een terrein in het belang van een archeologisch onderzoek wordt betreden, dat daarop metingen worden verricht, dan wel daarin opgravingen worden gedaan, voor zover dat onderzoek dient ter voorbereiding of ter uitvoering van een besluit als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, in de zin van artikel 26 van de Erfgoedverordening Amsterdam.

  • 51.

    Het vaststellen of een archeologisch rapport voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en het Kwaliteitshandboek van de afdeling Monumenten in de zin van artikel 39, tweede lid van de Monumentenwet 1988.

  • 52.

    Het opstellen van een selectiebesluit aan de hand van een archeologisch rapport, als bedoeld in artikel 39, tweede lid Monumentenwet 1988, de Wet op de archeologische monumentenzorg, de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en de Erfgoedverordening Amsterdam.

  • 53.

    Het bijhouden van een gemeentelijk erfgoedregister van aangewezen cultureel erfgoed in de zin van artikel 3.16 lid 3 Erfgoedwet.

  • 54.

    Het uitoefenen van de rol van bronhouder van de kernregistratie op grond van het Reglement basisinformatie 2018.

  • 55.

    Het voorbereiden en uitvoeren van besluiten, beslissingen en handelingen op grond van de Erfgoedwet.

  • 56.

    Het op grond van artikel 10, lid 7, onder a, Gaswet aanwijzen van gebieden waar een gasaansluiting strikt noodzakelijk is om zwaarwegende redenen van algemeen belang, zoals nader uitgewerkt in de Regeling gebiedsaanwijzing gasaansluitplicht.

  • 57.

    De bevoegdheden in de onderdelen 14 tot en met 19 en 43 tot en met 47 van deze paragraaf blijven voorbehouden aan de directeur Ruimte en Duurzaamheid.

Paragraaf 3 Grond en Ontwikkeling

 

  • 1.

    Het aanwijzen van deskundigen van de zijde van de gemeente in de zin van artikel 160, eerste lid onder d, van de Gemeentewet.

  • 2.

    Het vaststellen van de schaduwgrondwaarden en de jaarlijkse aanpassing daarvan aan de waardeontwikkeling van het geld overeenkomstig het bepaalde onder II van het besluit van het college van 9 januari 2001 (Gemeenteblad 2001, 31), in de zin van artikel 160, eerste lid onder d, van de Gemeentewet.

  • 3.

    Het berekenen van de bedragen verschuldigd wegens vooruitbetaling van de nog niet verschenen erfpachttermijnen het bepaalde onder II van het besluit van het college van 9 januari 2001 (Gemeenteblad 2001, 31), in de zin van artikel 160, eerste lid onder d, van de Gemeentewet.

  • 4.

    De vaststelling van de voorwaarden waaronder de gemeentelijke bedragen voor het opmaken van de notariële akte en de kosten verbonden aan de inschrijving van die akte in de openbare registers aan de erfpachter betaalbaar zullen worden gesteld in de zin van artikel 160, eerste lid onder d, van de Gemeentewet.

  • 5.

    Het uitsluiten van de canonindexering overeenkomstig het bepaalde in het besluit van het college van 9 januari 2001 (gepubliceerd in het Gemeenteblad van 2001, afdeling 3, volgnummer 24, dan wel de meest actuele variant daarvan) in de zin van artikel 160, eerste lid onder d, van de Gemeentewet.

  • 6.

    Het op verzoek van marktpartijen opnemen in erfpachtaanbiedingen van prijsindexatie op basis van de uitgangspunten neergelegd in laatstelijk vastgestelde Grondprijzenbrief in de zin van artikel 160, eerste lid onder d, van de Gemeentewet.

  • 7.

    Het doen van uitgaven ten behoeve van bodemonderzoeken, bodemsaneringen en verwerking van verontreinigde grond tot een maximum van € 1.500.000, == (exclusief BTW) per project in de zin van artikel 160, eerste lid onder d, van de Gemeentewet.

  • 8.

    Het ter uitvoering van het ‘Algemene voorwaarden en Reglement Grondbank Amsterdam’ vaststellen van een tarief voor de acceptatie van diverse schone en verontreinigde grondsoorten in de zin van artikel 160, eerste lid onder d, van de Gemeentewet.

  • 9.

    Het koppelen van gemeentelijke grondexploitatie-projecten welke dekking vinden in het Vereveningsfonds, het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting en/of het ISV, waarbij grond vrijkomt aan projecten waar grond toegepast kan worden en het bepalen van de volgorde van levering indien het voor het hergebruikproject logistiek onmogelijk is om grond van twee of meer toegewezen projecten gelijktijdig te ontvangen in de zin van artikel 160, eerste lid onder d, van de Gemeentewet.

  • 10.

    De bevoegdheid om grond te vorderen welke vrijkomt tijdens de uitvoering van ruimtelijke plannen in de zin van artikel 160, eerste lid onder d, van de Gemeentewet.

  • 11.

    Alle bevoegdheden op grond van het Reglement op het Food Center Amsterdam in de zin van artikel 160, eerste lid onder d, van de Gemeentewet.

  • 12.

    Het aangaan van overeenkomsten in de zin van artikel 160, eerste lid, onder d, van de Gemeentewet, gericht op de totstandkoming, wijziging en beëindiging van zakelijke rechten ongeacht de hoogte van de grondwaarde.

  • 13.

    Het aangaan van overeenkomsten in de zin van artikel 160, eerste lid, onder d, van de Gemeentewet, waarbij partijen zich verbinden elkaar over en weer de eigendom van een grondperceel over te dragen, ongeacht de hoogte van de grondwaarde van het door de gemeente over te dragen grondperceel, mits de grondwaarde van het door de gemeente over te dragen grondperceel de grondwaarde van het door de gemeente te verkrijgen grondperceel niet overstijgt.

  • 14.

    Het aangaan van overeenkomsten in de zin van artikel 160, eerste lid, onder d, van de Gemeentewet, gericht op de overdracht van eigendom van een gemeentelijk perceel aan uitsluitend een eigenaar van een aangrenzend perceel, wanneer overdracht van de eigendom gezien de economische en functionele eenheid van het over te dragen en het aangrenzende perceel te verkiezen is boven uitgifte in erfpacht en het gemeentelijk belang daardoor niet wordt geschaad.

  • 15.

    Het aangaan van overeenkomsten in de zin van artikel 160, eerste lid, onder d, van de Gemeentewet, gericht op aan- en verkoop van bloot eigendom als bedoeld in artikel 5 van het Vicariebeleid, ongeacht de grondwaarde.

  • 16.

    Het buiten rechte vertegenwoordigen van de gemeente bij het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen met de mogelijkheid (onder)gevolmachtigden aan te wijzen en met recht van substitutie ten behoeve van notarissen en medewerkers van het kantoor van de behandelend notaris in de zin van artikel 171, eerste lid, van de Gemeentewet.

  • 17.

    Het verzoeken aan een bestuursorgaan om een besluit te nemen (een beschikking te geven) daaronder in ieder geval begrepen het aanvragen van een subsidie, het aanvragen van een vergunning en het aanvragen van een ontheffing in de zin van artikel 171, eerste lid, van de Gemeentewet.

  • 18.

    Het geven van instructies inzake erfpacht met name in het belang van een ordelijke en doelmatige gang van zaken met betrekking tot het betalingsverkeer tussen de bestuurscommissies en de centrale stad, een goede administratie van erfpachten en het beheer van het stedelijk vermogen in de zin van artikel 160, eerste lid onder d, van de Gemeentewet.

  • 19.

    Het vaststellen van de jaarlijkse aanpassingscoëfficiënten erfpachtcanon en schaduwgrondwaarden, de toeslagpercentages en reductiefactoren in de zin van artikel 160, eerste lid onder d, van de Gemeentewet.

  • 20.

    Het vaststellen van de jaarlijkse dan wel driemaandelijkse canonpercentages erfpacht en het afkooppercentage in de zin van artikel 160, eerste lid onder d, van de Gemeentewet.

  • 21.

    Het nemen van besluiten inzake erfpachtuitgifte dan wel wijzigingen van erfpachtrechten waarbij wordt afgeweken van de meest actuele door de Gemeenteraad aanvaarde (bandbreedtes van de) grondprijzen, ter realisering van de meest optimale grondprijs in de zin van artikel 160, eerste lid onder d, van de Gemeentewet.

  • 22.

    Het maken van uitzonderingen op het beginsel van meervoudige selectie van marktpartijen voor gebiedsontwikkeling met inachtneming van het terzake geldende beleidskader in de zin van artikel 160, eerste lid onder d, van de Gemeentewet.

  • 23.

    Het aangaan van een overeenkomst met een verwerker zoals bedoeld in artikel 28, leden 3 en 4 van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 en Artikel 29, leden 3 en 4, van Verordening (EU)2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018.

  • 24.

    Het uitoefenen van alle bevoegdheden inzake de (anterieure en posterieure) overeenkomsten over grondexploitatie in de zin van artikel 6.24 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.2.12 van het Besluit ruimtelijke ordening ongeacht de hoogte van de te verhalen bijdrage.

  • 25.

    Het uitoefenen van alle bevoegdheden inzake het behandelen van en het beslissen op verzoeken om tegemoetkoming in planschade. Dit met uitzondering van het verzoek aan gedeputeerde staten om vergoeding van hogere kosten van de gemeente in de zin van afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening en afdeling 6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

  • 26.

    Alle bevoegdheden ter uitoefening van een gevestigd voorkeursrecht mits, indien aan de orde, voor de met de uitoefening van deze bevoegdheden gemoeide uitgaven financiële dekking aanwezig is in de vorm van een daarvoor bestemde begrotingspost of een daarvoor beschikbaar gesteld krediet in de zin van Wet voorkeursrecht gemeenten.

  • 27.

    Het uitbrengen van biedingsbrieven in de zin van artikel 17 van de Onteigeningswet.

  • 28.

    Het voordragen van een besluit tot indiening van een verzoek tot onteigening aan de Kroon (regering), vergezeld van de in artikel 79 Onteigeningswet bedoelde stukken.

  • 29.

    De in artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde kennisgeving en de tervisielegging van het ontwerp Koninklijk Besluit met bijbehorende stukken als bedoeld in artikel 78, lid 2 van de Onteigeningswet, alsmede de kennisgeving en tervisielegging van het Koninklijk Besluit in de zin van artikel 78, zevende lid, van de Onteigeningswet.

  • 30.

    De bevoegdheid tot het aanbieden van brondocumenten aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ter inschrijving in het register brondocumenten ondergrond als bedoeld in artikel 9 van de Wet basisregistratie ondergrond.

  • 31.

    Het verstrekken van begeleidingsbrieven aan een vervoerder en ontvanger van afvalstoffen op grond van artikel 10.39 van de Wet Milieubeheer en het (namens hem door het terzake verantwoordelijke afdelingshoofd) verlenen van ondermandaat en onder(vol)machtiging aan in opdracht van de directeur Grond en Ontwikkeling werkende aannemers en milieukundige begeleiders om begeleidingsbrieven te verstrekken aan een vervoerder en ontvanger van afvalstoffen op grond van artikel 10.39 van de Wet Milieubeheer.

  • 32.

    De bevoegdheden in de onderdelen 18 tot en met 22 van deze paragraaf blijven voorbehouden aan de directeur Grond en Ontwikkeling.

Paragraaf 4 Verkeer en Openbare Ruimte

 

  • 1.

    Het nemen van besluiten over subsidies op grond van de Subsidieverordening fietsparkeren.

  • 2.

    Het nemen van verkeersbesluiten en het plaatsen van verkeersborden, voor zover het plusnet auto, plusnet ov tram, hoofdnet ov tram en basisnet ov tram betreft in de zin van artikel 15 en 18 van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 3.

    Het nemen van verkeersbesluiten en het plaatsen van verkeersborden op alle wegen als sprake is van een grootstedelijk project of als sprake is van beheer, onderhoud vervanging en uitbreiding van assets en dit een stedelijke taak betreft of een stedelijk belang heeft in de zin van artikel 15 en 18 van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 4.

    Het toepassen en plaatsen van verkeerstekens en onderborden alsmede het nemen van maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer die niet krachtens een verkeersbesluit geschieden en wanneer er sprake is van een grootschalig project in de zin van artikel 17 Wegenverkeerswet 1994.

  • 5.

    Het verlenen van ontheffingen in situaties die stadsdeelgrensoverschrijdend zijn in de zin van artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens.

  • 6.

    Het onttrekken van wegen aan het openbaar verkeer in de zin van artikel 9 van de Wegenwet.

  • 7.

    Het besluiten omtrent gevraagde medewerking aan het geven van de bestemming openbare weg aan een weg in de zin van artikel 5 van de Wegenwet.

  • 8.

    Het ter inzage leggen van een afschrift van een uitspraak in beroep inzake het onttrekken van een weg aan het openbaar verkeer en doen van mededeling daarvan, voor zover het plusnet auto, plusnet ov tram, hoofdnet ov tram en basisnet ov tram betreft in de zin van artikel 12 van de Wegenwet.

  • 9.

    Het ten laste van de gemeente brengen van het onderhoud van een weg en het opleggen van de verplichting tot afkoopbare jaarlijkse uitkeringen aan degene die van het (geven van) onderhoud wordt ontlast voor zover het plusnet auto, plusnet ov tram, hoofdnet ov tram en basisnet ov tram betreft in de zin van artikel 20 van de Wegenwet.

  • 10.

    Het beslissen op aanvragen voor vergunningen en het intrekken, wijzigen en verlengen van vergunningen als bedoeld in artikel 2.50A, eerste en derde lid en het vijfde lid met letter c, van de APV.

  • 11.

    Het nemen van beslissingen in het kader van de uitvoering van de vergelijkende toets als bedoeld in artikel 2.50A, vijfde lid met de letter b, van de APV.

  • 12.

    Het beslissen op aanvragen voor ontheffingen als bedoeld in artikel 2.50A, negende lid, van de APV.

  • 13.

    Het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een last onder dwangsom in de zin van artikel 2.51 van de APV en artikel 5:31 en 5:32, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 14.

    Het beslissen op vergunningaanvragen voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte (inclusief aanhouden, intrekken en overschrijven) voor zover de openbare ruimte betrekking heeft op plusnet auto, plusnet ov tram, hoofdnet ov tram en basisnet ov tram in de zin van artikel 9, eerste lid, 12, 13, 16 en 18, van de Verordening werken in de openbare ruimte Amsterdam 2021.

  • 15.

    Het beslissen op aanvragen om een instemmingsbesluit voor het uitvoeren van werkzaamheden in of op openbare gronden in verband met de aanleg, instandhouding of opruiming van kabels, voor zover de openbare ruimte betrekking heeft op plusnet auto, plusnet ov tram, hoofdnet ov tram en basisnet ov tram in de zin van artikel 5.4, eerste lid aanhef en onder b, van de Telecommunicatiewet.

  • 16.

    Het vaststellen van het aanvraagformulier voor het indienen van een vergunningaanvraag voor een TTO in de zin van artikel 1.2, eerste lid, van de Taxiverordening Amsterdam 2012.

  • 17.

    Het beslissen op aanvragen om een TTO-vergunning alsmede het verbinden van voorschriften aan de vergunning in de zin van artikel 1.2, 1.3, 1.4, 2.5 en 2.7, van de Taxiverordening Amsterdam 2012 en artikel 3, eerste en zevende lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 18.

    Het wijzigen, schorsen en intrekken van de TTO-vergunning in de zin van artikel 1.5 en 2.10, van de Taxiverordening Amsterdam 2012 en artikel 3, eerste lid van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 19.

    Het opleggen van sancties of maatregelen in de zin van artikel 3.2, eerste lid, van de Taxiverordening Amsterdam 2012.

  • 20.

    Het tijdelijk aanpassen en wijzigen van reeds aangewezen routes vervoer gevaarlijke stoffen bij wegwerkzaamheden op grond van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en het besluit vervoer gevaarlijke stoffen

  • 21.

    De volgende bevoegdheden op grond van de Nota stedelijke infrastructuur en het Beleidskader stadsregisseur stedelijke bereikbaarheid bij werk in uitvoering:

    • a.

      Het bepalen van tijdvakken voor het uitvoeren van werkzaamheden op de in het beleidskader aangewezen verkeersnetten (plusnet auto, plusnet ov tram, hoofdnet ov tram, basisnet ov tram en plusnet fiets), welke tijdvakken bij de vergunningverlening ten behoeve van de werkzaamheden in acht worden genomen.

    • b.

      Het koppelen van werkzaamheden op de in het beleidskader aangewezen verkeersnetten, waardoor deze werkzaamheden niet tegelijkertijd mogen worden uitgevoerd.

  • 22.

    Het vervullen van verplichtingen en formaliteiten waaronder het aanbrengen van een CE-markering als fabrikant in de zin van artikel 2 onder i en j, artikel 5 lid 1 onder f en artikel 16 van de Machinerichtlijn 2006/42/EG.

  • 23.

    Het opvragen van justitiële gegevens over een betrokkene in de zin van artikel 1 lid 1 onder 2 van de Wet Bibob op basis van artikel 15 lid 1 onder b, van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens juncto artikel 1 lid 1, van de Wet Bibob als onderdeel van de aanvraagprocedure van een TTO-vergunning.

  • 24.

    Het aanstellen van verkeersregelaars in de zin van artikel 56 lid 1 onder b, van het BABW

  • 25.

    Het aanstellen en vervallen verklaren van de aanstelling tot verkeersbrigadier in de zin van artikel 3 en artikel 8, van de Regeling verkeersbrigadiers.

  • 26.

    Het indienen van een subsidieaanvraag en het indienen van een aanvraag tot vaststelling van de subsidie bij de Vervoerregio Amsterdam.

  • 27.

    Het verlenen van ontheffingen voor het rijden met motorvoertuigen met beperkte snelheid en landbouwvoertuigen die niet voldoen aan de eisen uit de Regeling voertuigen ten aanzien van afmetingen en massa's in de zin van artikel 9.1 in samenhang met afdelingen 7, 8 en 14 van hoofdstuk 5, van de Regeling voertuigen.

  • 28.

    Het beslissen op aanvragen van ontheffingen van de milieuzones in de zin van artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

Paragraaf 5 Zuidas

 

  • 1.

    Het aangaan van overeenkomsten in de zin van artikel 160, eerste lid, onder d, van de Gemeentewet gericht op de totstandkoming, wijziging en beëindiging van zakelijke rechten ongeacht de hoogte van de grondwaarde.

  • 2.

    Het aangaan van overeenkomsten in de zin van artikel 160, eerste lid, onder d, van de Gemeentewet waarbij partijen zich verbinden elkaar over en weer de eigendom van een grondperceel over te dragen, ongeacht de hoogte van de grondwaarde van het door de gemeente over te dragen grondperceel, mits de grondwaarde van het door de gemeente over te dragen grondperceel de grondwaarde van het door de gemeente te verkrijgen grondperceel niet overstijgt.

  • 3.

    Het aangaan van overeenkomsten in de zin van artikel 160, eerste lid, onder d, van de Gemeentewet gericht op de overdracht van eigendom van een gemeentelijk perceel aan uitsluitend een eigenaar van een aangrenzend perceel, wanneer overdracht van de eigendom gezien de economische en functionele eenheid van het over te dragen en het aangrenzende perceel te verkiezen is boven uitgifte in erfpacht en het gemeentelijk belang daardoor niet wordt geschaad.

  • 4.

    Het buiten rechte vertegenwoordigen van de gemeente bij het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen met de mogelijkheid (onder)gevolmachtigden aan te wijzen en met recht van substitutie ten behoeve van notarissen en medewerkers van het kantoor van de behandelend notaris in de zin van artikel 171, eerste lid, van de Gemeentewet.

  • 5.

    De planvorming voor de ruimtelijke ontwikkelingen binnen grootstedelijk plangebied Zuidas.

  • 6.

    De planuitvoering van de bestuurlijk voor de Zuidas vastgestelde besluiten binnen de door B&W vastgestelde kaders voor de grondexploitaties en conform het gemeentebrede aanbestedingsbeleid. Het voeren van een administratie voor grondexploitaties waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande administratieve systemen van de directie Grond en Ontwikkeling, waardoor de Interne Controle, de (gemeentebrede) btw-aspecten en het betalingsverkeer zijn geborgd.

  • 7.

    Het uitoefenen van alle bevoegdheden inzake de (anterieure en posterieure) overeenkomsten over grondexploitatie (op grond van artikel 6.24 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.2.12 van het Besluit ruimtelijke ordening) ongeacht de hoogte van de te verhalen bijdrage.

  • 8.

    Het uitoefenen van alle bevoegdheden inzake het behandelen van en het beslissen op verzoeken om tegemoetkoming in planschade. Dit met uitzondering van het verzoek aan gedeputeerde staten om vergoeding van hogere kosten van de gemeente (op grond van afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening en afdeling 6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening).

  • 9.

    Alle bevoegdheden ter uitoefening van een gevestigd voorkeursrecht mits, indien aan de orde, voor de met de uitoefening van deze bevoegdheden gemoeide uitgaven financiële dekking aanwezig is in de vorm van een daarvoor bestemde begrotingspost of een daarvoor beschikbaar gesteld krediet in de zin van de Wet voorkeursrecht gemeenten.

  • 10.

    Het uitbrengen van biedingsbrieven in de zin van artikel 17 van de Onteigeningswet.

  • 11.

    Het voordragen van een besluit tot indiening van een verzoek tot onteigening aan de Kroon (regering), vergezeld van de in artikel 79 Onteigeningswet bedoelde stukken.

  • 12.

    De in artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde kennisgeving en de tervisielegging van het ontwerp Koninklijk Besluit met bijbehorende stukken als bedoeld in artikel 78, lid 2, van de Onteigeningswet, alsmede de kennisgeving en tervisielegging van het Koninklijk Besluit, in de zin van artikel 78, zevende lid, van de Onteigeningswet.

Paragraaf 6 Ingenieursbureau

 

  • 1.

    Het aanbieden van brondocumenten aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ter inschrijving in het register brondocumenten ondergrond als bedoeld in artikel 9 van de Wet basisregistratie ondergrond.

  • 2.

    Het verstrekken van begeleidingsbrieven aan een vervoerder en ontvanger van afvalstoffen op grond van artikel 10.39 van de Wet Milieubeheer en het (namens hem door het terzake verantwoordelijke afdelingshoofd) verlenen van ondermandaat en onder(vol)machtiging aan in opdracht van enige directeur werkende aannemers en milieukundige begeleiders om begeleidingsbrieven te verstrekken aan een vervoerder en ontvanger van afvalstoffen op grond van artikel 10.39 van de Wet Milieubeheer.

  • 3.

    Het als lead buyer nemen van gunningsbesluiten in de zin van de Aanbestedingswet 2012 in het kader van inkooptrajecten voor de aan de directeur Ingenieursbureau door het Gemeentelijk Management Team specifiek toebedeelde inkooppakketten.

  • 4.

    Het als lead buyer besluiten tot het aangaan van een gemeentebrede raamovereenkomst in de zin van artikel 160 lid 1 Gemeentewet in het kader van inkooptrajecten voor de aan de directeur Ingenieursbureau door het Gemeentelijk Management Team specifiek toebedeelde inkooppakketten.

  • 5.

    In het kader van de uitvoering van de bevoegdheid bedoeld in de leden 1 en 2 van deze paragraaf het verrichten van de volgende feitelijke handelingen:

    • a.

      Het actief of reactief vaststellen van de inkoopbehoefte van of voor de budgethouders op basis van informatie van de budgethouder of op basis van informatie uit de spendanalyse;

    • b.

      Het initiëren en organiseren van inkooptrajecten en aanbestedingen met als doel een partij in de markt te selecteren, met welke partij de ambtelijk opdrachtgever exclusief voor dat specifiek toebedeelde inkooppakket verdere overeenkomsten moet sluiten;

    • c.

      Het maken van werkafspraken met de budgethouders in het kader van hun opdrachtgeverschap over de uitvoering van het contractmanagement van de afgesloten contracten;

    • d.

      Het monitoren van de inkoopvolumes van de aan de lead buyer toegewezen inkooppakketten en het rapporteren daarover aan de budgethouders en aan de gemeentesecretaris.

Paragraaf 7 Gemeentelijk Vastgoed

 

  • 1.

    Het verhuren of op enige wijze in gebruik te geven van gemeente-eigendommen voor zover het betreft in de zin van artikel 160, eerste lid, onder e van de Gemeentewet:

    • a.

      roerende zaken, mits voor niet langer dan tien jaren;

    • b.

      gebouwen en gronden.

  • 2.

    Het besluiten tot het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen met betrekking tot het in gebruik nemen of verlaten van onroerende goederen ten behoeve van de huisvesting van een gemeentelijke diensttak of bedrijf in de zin van artikel 160, eerste lid, onder e van de Gemeentewet.

  • 3.

     

  • 4.

    Het besluiten tot het geven van opdrachten in het kader van de vastgoedexploitatie, waarvoor krediet is verleend in de zin van artikel 160, eerste lid, onder e van de Gemeentewet.

  • 5.

    Het besluiten tot het sluiten van overeenkomsten voor tijdelijke verhuur in de zin van artikel 7:230 van het Burgerlijk Wetboek in de zin van artikel 160, eerste lid, onder e van de Gemeentewet.

  • 6.

    Het besluiten tot het opzeggen van de huur in het kader van planvorming in de zin van artikel 160, eerste lid, onder e van de Gemeentewet.

  • 7.

    Het buiten rechte vertegenwoordigen van de gemeente bij het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen met de mogelijkheid (onder)gevolmachtigden aan te wijzen en met recht van substitutie ten behoeve van notarissen en medewerkers van het kantoor van de behandelend notaris in de zin van artikel 171, eerste lid van de Gemeentewet.

  • 8.

    Het besluiten tot het afsluiten van huurovereenkomsten ten behoeve van verhuur die resulteren in een opbrengst van minder dan € 22.500,- per jaar met een duur van niet meer dan vijf jaren en voor zover niet wordt afgeweken van de normale huurprijsvaststelling in de zin van artikel 160, eerste lid, onder e van de Gemeentewet.

Paragraaf 8 Parkeren

 

  • 1.

    Het vaststellen van het aanvraagformulier vergunningen in de zin van artikel 8 lid 2 van de Parkeerverordening 2013.

  • 2.

    Het bepalen dat een parkeervergunning geldig is in een parkeergarage en hieromtrent nadere regels stellen in de zin van artikel 28 lid 6 van de Parkeerverordening 2013.

  • 3.

    Het beslissen in eerste aanleg op alle aanvragen, wijzigings- en intrekkingsverzoeken voor parkeervergunningen op basis van de Parkeerverordening 2013.

  • 4.

    Het op grond van artikel 5:11 Algemene wet bestuursrecht en artikel 142 Wetboek van Strafvordering aanwijzen als buitengewoon opsporingsambtenaar van medewerkers van de parkeerdienstverlener die door de gemeente is geselecteerd die werkzaamheden verrichten inzake de heffing en invordering van parkeerbelastingen, voor zover dit uit hun arbeidsovereenkomst blijkt of als zij de functie vervullen van teamleider parkeercontroleur of parkeercontroleur-A.

  • 5.

    Het door de directeur Parkeren in de hoedanigheid als aangewezen heffingsambtenaar voor parkeerbelastingen, verlenen van ondermandaat aan medewerkers werkzaam bij de parkeerdienstverlener die door de gemeente is geselecteerd om overeenkomstig artikel 231, lid 2 onderdelen b en c van de Gemeentewet, de daaruit voortvloeiende of daarmee samenhangende rechtshandelingen te verrichten als ambtenaar belast met de heffing en invordering van parkeerbelastingen voor de gemeente Amsterdam.

  • 6.

    Het nemen van besluiten over het verstrekken van subsidies op grond van de Subsidieregeling Langparkeren Amsterdam, waaronder begrepen het aanwijzen van parkeergarages en het aanwijzen van vergunningsgebieden.

Paragraaf 9 Wonen

 

  • 1.

    Het nemen van besluiten op een aanvraag om subsidie op grond van de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 en de bijzondere subsidieverordeningen of subsidieregelingen die behoren tot het werkterrein van de directie Wonen, zijnde (maar niet uitsluitend):

    • a.

      Subsidieregeling Stedelijke Vernieuwing, verhuisregelingen en ouderenhuisvesting Amsterdam 2019;

    • b.

      Bijzondere Subsidieverordening Basiskwaliteit Woningbouw Marktsector Amsterdam;

    • c.

      Regeling Duurzame Zelfbouw;

    • d.

      Subsidieregeling wonen boven winkels en bedrijven 2017;

    • e.

      Subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen.

  • 2.

    Onder het nemen van besluiten op een aanvraag om subsidie wordt zowel het verlenen als het vaststellen van subsidie verstaan alsmede het weigeren, wijzigen of intrekken verstaan als mede het opleggen van verplichtingen en voorts de uitvoering van al die bepalingen in genoemde regelingen die zien op de verstrekking van subsidies.

  • 3.

    Het nemen van beslissingen met betrekking tot het verstrekken van subsidies aan in de gemeentebegroting vermelde subsidieontvangers alsmede het verstrekken van subsidies waartoe het college ten laste van een begrotingspost heeft besloten op het beleidsterrein Wonen.

  • 4.

    Het nemen van alle besluiten die gebaseerd zijn op de Huisvestingswet 2014 of de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 en de handhaving daarop, en alle daarmee samenhangende handelingen zoals het vragen van nadere gegevens bij een huisvestingsvergunningaanvraag, het bijhouden van inschrijvingsregisters of het vaststellen van nadere vormvereisten bij de aanvraag van urgentieverklaringen, met uitzondering van het verlenen en intrekken van vergunningen waarvoor het mandaat volgens de Verordening op de stadsdelen en het stadsgebied Amsterdam 2022 bij de dagelijkse besturen en de voorzitters van de stadsdelen ligt.

  • 5.

    Het verlenen van ondermandaat aan eigenaren of beheerders van woonruimte voor het nemen van besluiten op een aanvraag voor een huisvestingsvergunning als bedoeld in artikel 19 van de Huisvestingswet 2014, dan wel het intrekken van het desbetreffende mandaat.

  • 6.

    Het beslissen omtrent het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen nodig bij het beheer van woonwagenlocaties, standplaatsen en woonwagens.

  • 7.

    Het nemen van alle besluiten die gebaseerd zijn op de Leegstandwet, de Leegstandverordening 2022 en artikel 6t Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (eenentwintigste tranche), en alle daarmee samenhangende handelingen.

  • 8.

    Het in bijzondere omstandigheden aanmerken van een bij een nieuwbouwwoning behorende parkeervoorziening als onderdeel van een nieuwbouwwoning in de zin van artikel 2, eerste lid van de Verordening Amsterdamse Middensegment Hypotheek.

  • 9.

    Het toestaan dat, indien sprake is van bijzondere omstandigheden, een eigenaar-bewoner opnieuw in aanmerking kan komen voor een AMH, indien aan die eigenaar-bewoner reeds eerder een AMH is verleend in de zin van artikel 2, tweede lid van de Verordening Amsterdamse Middensegment Hypotheek.

  • 10.

    Het verlenen van geldelijke steun aan een eigenaar-bewoner gedurende de looptijd van een hypothecaire lening in de zin van artikel 4 van de Verordening Amsterdamse Middensegment Hypotheek.

  • 11.

    Het akkoord gaan met een andere bescherming van de koper dan een garantiecertificaat in de zin van artikel 7, eerste lid, onder c van de Verordening Amsterdamse Middensegment Hypotheek.

  • 12.

    Het akkoord gaan met wijzigen leningvorm die geen nadeel of risico voor de gemeente inhoudt of kan inhouden in de zin van artikel 8, derde lid van de Verordening Amsterdamse Middensegment Hypotheek.

  • 13.

    Het voorzien in interpretatie, wijziging of vervanging van de bij de verordening behorende bijlage 1 (bepaling toetsinkomen), met inachtneming van het doel en de strekking van de uitgangspunten voor de bepaling van het toetsinkomen en voor zover de Nationale Hypotheek- garantie tot vervanging van haar lijst met inkomenscomponenten overgaat in de zin van artikel 9, tweede lid van de Verordening Amsterdamse Middensegment Hypotheek.

  • 14.

    Het verzoeken aan eigenaar-bewoners om levering van inlichtingen en bewijsstukken ten behoeve van controle toetsinkomen in de zin van artikel 9, derde lid van de Verordening Amsterdamse Middensegment Hypotheek.

  • 15.

    Het treffen van een regeling ter beëindiging van de geldelijke steun met de financier indien de bewoning wordt beëindigd in de zin van artikel 12, tweede lid van de Verordening Amsterdamse Middensegment Hypotheek.

  • 16.

    Het intrekken van geldelijke steun en terugvordering van een verstrekte lening indien deze op onjuiste of onvolledige gegevens is verstrekt dan wel indien er sprake is van nalatigheid inlichtingen en/of bewijsstukken te verstrekken in de zin van artikel 12, vierde lid van de Verordening Amsterdamse Middensegment Hypotheek.

  • 17.

    Het vaststellen model-aanvraagformulier in de zin van artikel 14 eerste lid van de Verordening Amsterdamse Middensegment Hypotheek.

  • 18.

    Het bepalen welke overige bescheiden nodig zijn voor de vaststelling van de geldelijke steun in de zin van artikel 16, eerste lid, onder c van de Verordening Amsterdamse Middensegment Hypotheek.

  • 19.

    Het verlenen van geldelijke steun aan een eigenaar-bewoner na hernieuwde vaststelling in de zin van artikel 16, tweede lid van de Verordening Amsterdamse Middensegment Hypotheek.

  • 20.

    Het toekennen van een VROM Starterslening in de zin van artikel 4, eerste lid van de Verordening VROM Starterslening Amsterdam.

  • 21.

    Het vaststellen van de hoogte van de Starterslening in de zin van artikel 4, tweede lid van de Verordening VROM Starterslening Amsterdam.

  • 22.

    Het toetsen of het huishouden voldoet aan de in artikel 6 opgenomen criteria in de zin van artikel 7, tweede lid van de Verordening VROM Starterslening Amsterdam.

  • 23.

    Het aan de aanvrager meedelen van de beslissing in de zin van artikel 7, vierde lid van de Verordening VROM Starterslening Amsterdam.

  • 24.

    Het geheel of gedeeltelijk intrekken van een besluit tot toekenning van een VROM Starterslening als niet voldaan is aan de bij of krachtens de verordening gestelde voorschriften of bepalingen in de zin van artikel 8, eerste lid van de Verordening VROM Starterslening Amsterdam.

  • 25.

    Het intrekken van een besluit tot toekenning als de koopovereenkomst wordt ontbonden in de zin van artikel 8, tweede lid van de Verordening VROM Starterslening Amsterdam.

  • 26.

    Het toepassen van de hardheidsclausule in de zin van artikel 10 van de Verordening VROM Starterslening Amsterdam.

  • 27.

    Het beslissen op een aanvraag voor een energielening voor het treffen van duurzaamheidsmaatregelen in de zin van artikel 4, 7, 8 en 9 van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012.

  • 28.

    Het wijzigen van de “Duurzaam Bouwen Lijst Amsterdam” in de zin van artikel 5, tweede lid van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012.

  • 29.

    Het beslissen over het afwijken van de isolatiewaarden genoemd onder 1 van bijlage 1 in de zin van artikel 5, vierde lid van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012.

  • 30.

    Het vaststellen van het toepasselijke rentepercentage in de zin van artikel 14, eerste lid van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012.

  • 31.

    Het beslissen over het verlengen van de het vijfde en zesde lid genoemde termijnen in de zin van artikel 14, zevende lid van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012.

  • 32.

    Het beslissen over het geheel of gedeeltelijk intrekken van de toegekende energielening in de zin van artikel 16 van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012.

  • 33.

    Het vaststellen van nadere regels voor de uitvoering in de zin van artikel 17, eerste lid van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012.

  • 34.

    Het beslissen over het wijzigen van de in artikel 1, onder a, genoemde maximumaantal huurwoningen in de zin van artikel 17, tweede lid van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012.

  • 35.

    Het beslissen over het wijzigen van de in artikel 2, lid 2 genoemde doelgroepen in de zin van artikel 17, derde lid van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012.

  • 36.

    Het beslissen over het toepassen van de hardheidsclausule in de zin van artikel 18 van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012.

  • 37.

    Het afwijken van bijlage 1 ten behoeve van duurzaamheidsmaatregelen die gelijkwaardig of beter zijn dan de duurzaamheidsmaatregelen opgenomen in bijlage 1 in de zin van artikel 5, derde lid van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012.

  • 38.

    Het afwijken van bijlage 1 ten behoeve van het monumentale karakter van een pand indien de aanvraag van de Energielening betrekking heeft op een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht in de zin van artikel 8a van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012.

  • 39.

    Het beslissen over het vergoeden van een deel of het totaal van de door de VvE aan SVn te betalen afsluitenkosten voor de lening zoals genoemd in de voorwaarden van SVn in de zin van artikel 12 lid 6 van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012.

  • 40.

    Het op grond van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 en de Woningwet kenbaar maken van een zienswijze ten behoeve van goedkeuring of beslissing door de bevoegde minister over alle activiteiten waarbij een zienswijze van de gemeente nodig is op grond van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015, waaronder (maar niet uitsluitend):

    • a.

      Vervreemding van een woongelegenheid, een gebouw of een andere onroerende zaak, of vestiging van een recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik op een onroerende zaak of van overdracht van de economische eigendom ervan in de zin van artikel 23d, eerste lid.

    • b.

      Het voornemen feitelijk werkzaam te zijn in een gemeente in de directe nabijheid van Nederland in de zin van artikel 34, eerste lid aanhef en onder c.

    • c.

      Het verzoek van twee of meer aan elkaar grenzende gemeenten in Nederland om de in een of meer van die gemeenten feitelijke werkzame toegelaten instellingen en samenwerkingsvennootschappen in al die gemeenten feitelijk werkzaam te laten zijn in de zin van artikel 35, eerste lid aanhef en onder c.

    • d.

      Het verzoek om een lager percentage te bepalen dan het percentage, genoemd in artikel 48 eerste lid van de Woningwet in de zin van artikel 60, tweede lid.

    • e.

      De voorgenomen administratieve scheiding in de zin van artikel 73, eerste lid.

    • f.

      Het verzoek dat werkzaamheden als genoemd en bedoeld in het bepaalde bij en krachtens artikel 47, eerste lid, onderdelen b tot en met f, van de Woningwet ten aanzien van een toegelaten instelling of samenwerkingsvennootschap niet behoren tot de diensten van algemeen economisch belang in de zin van artikel 80, tweede lid, aanhef en onder b.

    • g.

      De voorgenomen juridische scheiding in de zin van artikel 84, eerste lid.

    • h.

      De voorgenomen fusie in de zin van artikel 95, eerste lid, aanhef en onder b.

    • i.

      De voorgenomen splitsing in de zin van artikel 100, tweede lid, aanhef en onder b.

    • j.

      Het projectplan voor de aanvraag van subsidie ter tegemoetkoming in de kosten van werkzaamheden in de zin van artikel 113, tweede lid, aanhef en onder b.

    • k.

      Het toelaten als instellingen, uitsluitend in het belang van volkshuisvesting werkzaam in de zin van artikel 19, tweede lid van de Woningwet.

    • l.

      De voor 1 juli ingediende jaarrekening, jaarverslag en volkshuisvestingsverslag over het aan die datum voorafgaande kalenderjaar in de zin van artikel 38, derde lid, Woningwet.

    • m.

      Het verstrekken van een verklaring van geen bezwaar in de zin van artikel 41, eerste lid Woningwet.

    • n.

      Het bezwaar van een andere gemeente tegen het feitelijk aldaar werkzaam zijn door de toegelaten instelling in de zin van artikel 41, vijfde lid van de Woningwet.

    • o.

      Het opleggen van een bestuurlijke boete op grond van artikel 92a van de Woningwet wegens overtreding van een verbod in artikel 1b van de Woningwet.

    • p.

      Het geven van een aanwijzing in het belang van de volkshuisvesting in de zin van artikel 61d, vierde lid Woningwet.

  • 41.

    Het nemen van beslissingen tot handhaving van de bepalingen van de Verordening op de Woning- en kamerbemiddelingsbureaus 2013.

  • 42.

    Het aanwijzen van ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van de Verordening op de Woning- en kamerbemiddelingsbureaus 2013.

  • 43.

    Het nemen van beslissingen inzake het aanpassen van verstrekte garanties ten behoeve van de verkrijging van eigen woningen en woonwagens, ter uitvoering van Mutaties gegarandeerde leningen eigen woningen met toepassing van de rijksdeelneming Regeling deelneming in garanties woninggebonden subsidies, en de daaraan voorafgaande regelingen.

  • 44.

    Het nemen van beslissingen inzake het verstrekken van garantstellingen ter uitvoering van de op 17 oktober 1994 gesloten Raamovereenkomst met Uitvoeringsbepalingen en de (toekomstige) aanvullingen daarop, met inachtneming van de Modelregeling gemeentegarantie voor Totaalfinancieringen van de Stichting Nationaal Restauratie Fonds.

  • 45.

    Het nemen van beslissingen inzake het aanpassen van leningen van niet-winstbeogende instellingen, in het belang van de volkshuisvesting werkzaam.

  • 46.

    Het nemen van beslissingen inzake het uitvoeren van de overdracht van gemeentelijke risico's van leningen en garanties aan toegelaten instellingen aan de Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw alsmede het verkrijgen van borgtocht ten behoeve van leningen van toegelaten instellingen.

  • 47.

    Het goedkeuren van te garanderen leningovereenkomsten als bedoeld in leden 54, 55 en 57, alsmede het vervallen verklaren van daarmee verband houdende hypotheekakten.

  • 48.

    Het nemen van beslissingen in het kader van uitvoeringshandelingen met betrekking tot verstrekte leningen en garanties als bedoeld in de leden 54 tot en met 57.

  • 49.

    Het aangaan van uitvoeringsovereenkomsten met de Stichting Nationaal Restauratie Fonds ter uitvoering van de in lid 55 genoemde Raamovereenkomst.

  • 50.

    Het nemen van beslissingen tot het aanpassen of intrekken van garantstellingen genoemd in de leden 54 tot en met 60.

  • 51.

    Het besluiten op een aanvraag van een Stimuleringslening op grond van de Verordening Stimuleringslening Wooncoöperaties Amsterdam. Onder het nemen van besluiten op een aanvraag wordt zowel het verlenen, vaststellen, weigeren, wijzigen of intrekken van de Stimuleringslening verstaan en voorts de uitvoering van de bepalingen in de Verordening Stimuleringslening Wooncoöperaties Amsterdam die zien op de verstrekking van de Stimuleringslening.

  • 52.

    Het voorbereiden, inclusief het horen van belanghebbenden voor te nemen besluiten op bezwaarschriften in het kader van de aan de directeur Wonen gemandateerde bevoegdheden.

  • 53.

    Het beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten tot het verlenen, weigeren of intrekken van urgentieverklaringen aan stadsvernieuwingskandidaten, genomen door de woningcorporaties die aangesloten zijn bij de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties en verleende huisvestingsvergunningen door deze woningcorporaties.

  • 54.

    Het nemen van alle besluiten die gebaseerd zijn op de Wet goed verhuurderschap, en alle daarmee samenhangende handelingen.

Paragraaf 10 Bijzondere Projecten

 

  • 1.

    Het verwerven en vervreemden van onroerende zaken in verband met de opdracht aan de directie Bijzondere Projecten, dit met de beperking dat daarover positief door het Commissariaat Civiele Constructies dient te zijn geadviseerd indien dat op grond van het Reglement Commissariaat Civiele Constructies nodig is.

  • 2.

    Het uitoefenen van alle overige taken en bevoegdheden in het kader van de opdracht aan de directie Bijzondere Projecten, dit met de beperking dat daarover positief door het Commissariaat Civiele Constructies dient te zijn geadviseerd indien dat op grond van het Reglement Commissariaat Civiele Constructies nodig is.

  • 3.

    Het buiten rechte vertegenwoordigen van de gemeente bij het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen met de mogelijkheid gevolmachtigden aan te wijzen en met recht van substitutie ten behoeve van notarissen en medewerkers van het kantoor van de behandelend notaris in de zin van artikel 171, eerste lid, van de Gemeentewet.

Hoofdstuk 5 Cluster Sociaal

 

De gemeentesecretaris verleent ondermandaat aan de stedelijk directeur Cluster Sociaal voor de bevoegdheden genoemd in dit hoofdstuk, alsmede de in artikel 3 lid 1 van dit besluit genoemde bevoegdheden.

 

Paragraaf 1 Inkomen

 

  • 1.

    Tot het nemen van besluiten tot het verstrekken van subsidies en voorzieningen op het gebied van armoedebeleid en van de aanpak jeugdwerkloosheid, aan in de gemeentebegroting vermelde subsidieontvangers alsmede het verstrekken van subsidies waartoe het College ten laste van een begrotingspost heeft besloten op grond van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013.

  • 2.

    Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 6b, 7, 8d, 9, 9a, 10, 10a, 10f, 10g, 15, 16, 17, 18, 18a, 18b, 19a, 27, 28, 31, 35, 36, 36b, 40, 41, 42, 43, 44, 44a, 45, 47c, 48, 49, 51, 52, 53a, 54, 55, 57, 58, 60, 60a, 60c, 61, 62b, 62c, 62e, 62f, 62g, 62h, 63, 64, 66, 67, 76a, 78j, 78o, 78y, en 78z van de Participatiewet.

  • 3.

    Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de:

    • a.

      Re-integratieverordening Participatiewet Amsterdam met uitzondering van het vaststellen van nadere regels als bedoeld in de artikelen 1.5, 3.1, 3.4, 3.6, 3.7 en 4.5.

    • b.

      Maatregelenverordening Participatiewet.

    • c.

      Verordening Tegenprestatie Participatiewet Amsterdam.

    • d.

      Verordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet Amsterdam 2021.

    • e.

      Verordening Wet sociale werkvoorziening.

    • f.

      Verordening Participatieraad Amsterdam.

    • g.

      Amendement 2004/937 (motie Sargentini).

    • h.

      Nadere regels Re-integratieverordening Participatiewet.

    • i.

      Beleidsregels Handhaving, Participatiewet, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2021.

    • j.

      Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Amsterdam januari 2023.

    • k.

      Beleidsregels omtrent de participatie van minimakinderen.

    • l.

      Beleidsregels vergoeding kosten kinderopvang Amsterdam.

    • m.

      Beleidsregels vervoersvoorzieningen voor minima ouderen.

    • n.

      Beleidsregels Participatiewet, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

    • o.

      Beleidsregels Stadspas Amsterdam.

    • p.

      Beleidsregels Investeringsfonds sociale firma’s Amsterdam.

    • q.

      Beleidsregels Re-integratieverordening vanaf 24 juli 2017.

    • r.

      Beleidsregels Individuele Inkomenstoeslag Amsterdam 2021.

    • s.

      Beleidsregels Regeling tegemoetkoming kosten openbaar vervoer voor mantelzorgers.

    • t.

      Beleidsregels Amsterdamse Dierenhulp aan minima 2020.

  • 4.

    Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 4b, 5, 12, 13, 14, 15, 16a, 17, 17a, 20, 20a, 25, 28, 29a, 34, 36, 37, 37a, 38, 38a, 42, 44, 45, 47, 48, 49, 53, 54, 55 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de daarbij behorende besluiten.

  • 5.

    Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 4b, 5, 12, 13, 14, 15, 16a, 17, 17a, 20, 20a, 25, 28, 29a, 34, 36, 37, 37a, 38, 38a, 42, 44, 45, 47, 48, 49, 53, 54, 55 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de daarbij behorende besluiten.

  • 6.

    Het uitoefenen van de bevoegdheden en het uitvoeren van de taken als bedoeld in de artikelen 8, 12, 16, 17, 23, 35, 36, 38, 39, 41, 42, 43a en 43b van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. 2. Gemandateerd aan de directeur Inkomen worden de bevoegdheden op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers.

  • 7.

    Het uitoefenen van de bevoegdheden en het uitvoeren van de taken als bedoeld in artikel 1.13 van de Wet Kinderopvang.

  • 8.

    Het opstellen van een plan alsmede het weigeren van een aanvraag als bedoeld in artikel 3 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

  • 9.

    Het geven van inzicht in de zin van artikel 4, derde lid van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

  • 10.

    Het verzoeken om een afkoelingsperiode in de zin van artikel 5 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

  • 11.

    Het vaststellen van de identiteit van een persoon in de zin van artikel 7 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

  • 12.

    Het nemen van besluiten op aanvragen om schuldhulpverlening en het beëindigen van schuldhulpverlening in de zin van Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, het beleidsplan en de beleidsregels Schuldhulpverlening en de Wet schuldsanering natuurlijke personen en titel III van de Faillissementswet.

  • 13.

    Het nemen van besluiten inzake het verstrekken van kredieten aan kredietnemers met een inkomen tot 130% van het minimumloon, een beschadigd kredietverleden of problematische schulden dan wel kredietnemers die zonder extra zekerheden geen krediet kunnen krijgen, in overeenstemming met de Wet financiering decentrale overheden in de zin van artikel 15, tweede lid van het Bankreglement GKA.

  • 14.

    Het nemen van besluiten inzake het verstrekken van saneringskredieten als bedoeld in artikel 23, eerste lid onder b van het Bankreglement GKA.

  • 15.

    Het nemen van besluiten tot het incasseren dan wel kwijtschelden van verstrekte kredieten in de zin van artikel 32 en 33 van het Bankreglement GKA.

  • 16.

    Het aanbieden van budgetbeheer, budgetbegeleiding, schuldregeling en schuldhulpverlening als bedoeld in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

  • 17.

    Het opstellen van algemene voorwaarden die van toepassing zijn op de door de gemeentelijke kredietbank gesloten kredietovereenkomsten in de zin van artikel 24 van het Bankreglement GKA.

  • 18.

    Het opstellen van algemene voorwaarden die van toepassing zijn op de door de gemeentelijke kredietbank gesloten overeenkomst tot schuldregeling in de zin van artikel 39 van het Bankreglement GKA.

  • 19.

    Het vaststellen van een kredietvergoeding (interest) als bedoeld in artikel 30, eerste lid van het Bankreglement GKA.

  • 20.

    Het nemen van besluiten in alle gevallen waarin de Wet op het financieel toezicht of het Bankreglement van de GKA niet voorziet, in de zin van artikel 51 van het Bankreglement GKA.

  • 21.

    Het beheren van het Garantiefonds Microkredieten Amsterdam (inkomsten en uitgaven van het fonds).

  • 22.

    Het nemen van besluiten tot het verlenen van borgstellingen ten behoeve van banken voor klanten in het kader van het Garantiefonds Microkredieten Amsterdam.

  • 23.

    Het nemen van besluiten tot het ten laste van het Garantiefonds uitbetalen van de borg aan een bank, na uitwinning van de borgstelling door deze bank.

  • 24.

    Het vorderen op klanten van de na uitwinning van de borgstelling ten laste van het fonds gekomen bedragen.

  • 25.

    Het nemen van besluiten tot het begeleiden van klanten na de start van een eigen bedrijf of zelfstandig beroep en de verlenging van borgstelling in het kader van het Garantiefonds Microkredieten Amsterdam, al dan niet in samenwerking met contractpartners.

  • 26.

    Het nemen van besluiten tot het terugbetalen aan het ministerie van Economische Zaken ten behoeve van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO).

  • 27.

    Het ten laste van het Garantiefonds Microkredieten Amsterdam vergoeden van kosten van bedrijfsadvisering en -begeleiding van contractpartners in het kader van het garantiefonds.

  • 28.

    Het nemen van besluiten inzake het verstrekken van leningen vanuit het investeringsfonds sociale firma's.

  • 29.

    Het afgeven van een verklaring dat er geen reële mogelijkheden zijn tot buitengerechtelijke schuldsanering alsmede het aangeven welke aflossings-mogelijkheden er zijn, als bedoeld in artikel 285, eerste lid onder f, van de Faillissementswet.

  • 30.

    Het geven van informatie of van een verklaring betreffende het verrichten van periodieke betalingen, als bedoeld in de artikelen 475g, derde lid en 476a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

  • 31.

    Het indienen van de door het college vastgestelde verantwoordingsverslagen over de uitvoering van de Participatiewet als bedoeld in artikel 77 van de Participatiewet.

  • 32.

    Het indienen van een verzoek om een aanvullende uitkering inkomensdeel als bedoeld in artikel 74 van de Participatiewet.

  • 33.

    Het desgevraagd aan de minister verstrekken van inlichtingen die hij nodig heeft voor het toezicht, de statistiek, de informatievoorziening en de beleidsvorming inzake de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

  • 34.

    Het indienen van verantwoordingsverslagen over de uitvoering van andere wetten, voor zover de uitvoering hiervan binnen het werkterrein valt van de directie Inkomen.

  • 35.

    Het vormgeven van cliëntenparticipatie bij de uitvoering van de Participatiewet, de Wet sociale werkvoorziening, de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Re-integratieverordening Participatiewet en de Verordening Wet sociale werkvoorziening in de zin van artikel 160, eerste lid onder e, van de Gemeentewet.

  • 36.

    Het nemen van besluiten over geleden schade als gevolg van feitelijk handelen en genomen beschikkingen zoals kosten rechtsbijstand, wettelijke rente en gevolgschade in de zin van artikel 160, eerste lid onder e, van de Gemeentewet.

  • 37.

    Het doen van aangifte van een misdrijf, als bedoeld in artikel 66 van de Participatiewet, artikel 47 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, artikel 47 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen in de zin van artikel 160, eerste lid onder e, van de Gemeentewet.

  • 38.

    Het verlenen van ondermachtiging aan notarissen en medewerkers van een notariskantoor ten behoeve van het passeren van notariële akten in de zin van artikel 171, tweede lid, van de Gemeentewet.

  • 39.

    Het afgeven van een doelgroepverklaring aan de werkgever, als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet tegemoetkomingen loondomein.

  • 40.

    Het doen leggen en opheffen van conservatoir beslag in de zin van artikel 160, eerste lid onder e, van de Gemeentewet.

  • 41.

    Het aangaan van overeenkomsten voor budgetbeheer in de zin van artikel 160, eerste lid onder e, van de Gemeentewet.

  • 42.

    Het verzoeken van instelling van bewind wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden, zoals bedoeld in artikel 1:432 lid 2, van het Burgerlijk Wetboek.

  • 43.

    Het uitbrengen van advies aan de rechtbank, zoals bedoeld in artikel 1:432a, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek.

Paragraaf 2 Werk en Participatie

 

  • 1.

    De bevoegdheid tot het nemen van besluiten tot het verstrekken van subsidies en voorzieningen op het gebied van de aanpak jeugdwerkloosheid, inburgering en participatie, aan in de gemeentebegroting vermelde subsidieontvangers alsmede het verstrekken van subsidies waartoe het college ten laste van een begrotingspost heeft besloten op grond van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013.

  • 2.

    De volgende bevoegdheden op grond van de Subsidieregeling ESF 2021-2027:

    • a.

      Het aangaan van overeenkomsten.

    • b.

      Aanvragen van projectsubsidie met betrekking tot re-integratietrajecten en andere in artikel 4, eerste lid, sub a, van de subsidieregeling genoemde onderwerpen en het indienen van einddeclaraties.

    • c.

      Het verlenen, vaststellen en terugvorderen van subsidies ten behoeve van derden.

  • 3.

    De volgende bevoegdheden op grond van de Subsidieregeling AMIF:

    • a.

      Het aangaan van overeenkomsten in het kader van het Fonds voor asiel, migratie en integratie.

    • b.

      Het aanvragen van projectsubsidie met betrekking tot projecten op het gebied van integratie migranten en het indienen van einddeclaraties.

    • c.

      Het verlenen, vaststellen en terugvorderen van subsidies.

  • 4.

    Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 6b, 7, 8d, 9, 9a, 10, 10b, 10c, 10d, 10f, 10g, 17, 18, 18a, 44a, 47c, 53a, 54, 55, 63, 67 en 78z, van de Participatiewet.

  • 5.

    Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de:

    • a.

      Re-integratieverordening Participatiewet Amsterdam met uitzondering van het vaststellen van nadere regels als bedoeld in de artikelen 1.5, 3.1, 3.4, 3.6, 3.7 en 4.5.

    • b.

      Maatregelenverordening Participatiewet.

    • c.

      Verordening Tegenprestatie Participatiewet Amsterdam.

    • d.

      Verordening Wet sociale werkvoorziening.

    • e.

      Verordening participatieraad Amsterdam.

    • f.

      Amendement 2004/937 (motie Sargentini).

    • g.

      Nadere regels bij de Re-integratieverordening Participatiewet.

    • h.

      Beleidsregels Handhaving, Participatiewet, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2021.

    • i.

      Verordening Inburgering Amsterdam 2013.

  • 6.

    Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 20, 20a en 34, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de daarbij behorende besluiten.

  • 7.

    Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 20, 20a en 34, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de daarbij behorende besluiten.

  • 8.

    Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 6, 8, 9, 13, 14, 15, 16, 17, 22, 23, 33, 34, 35, 36, 37, 39, 40 en 41, van de Wet Inburgering 2021.

  • 9.

    Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de:

    • a.

      Verordening Inburgering Amsterdam 2013;

    • b.

      Beleidsregels Inburgering gemeente Amsterdam 2022.

  • 10.

    Het uitoefenen van de bevoegdheden en het uitvoeren van de taken als bedoeld in artikel 1.13 van de Wet Kinderopvang.

  • 11.

    Het uitoefenen van de bevoegdheden en het uitvoeren van de taken als bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening, waaronder het nemen van besluiten over subsidies met uitzondering van de verrekening van de Wet sociale werkvoorziening -subsidie met andere gemeenten waar SW-werknemers wonen en met gemeenten waar Amsterdamse geïndiceerden voor sociaal werk werken.

  • 12.

    Het afgeven van een verklaring dat er geen reële mogelijkheden zijn tot buitengerechtelijke schuldsanering alsmede het aangeven welke aflossings-mogelijkheden er zijn, als bedoeld in artikel 285, eerste lid onder f, van de Faillissementswet.

  • 13.

    Het geven van informatie of van een verklaring betreffende het verrichten van periodieke betalingen, als bedoeld in de artikelen 475g, derde lid en 476a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

  • 14.

    Het aangaan en beëindigen van dienstbetrekkingen als bedoeld in de artikelen 1, derde lid en 2, eerste lid van de Wet sociale werkvoorziening en daarmee samenhangende rechtshandelingen als bedoeld in boek 7, titel 10 van het Burgerlijk Wetboek, in de zin van artikel 160, eerste lid, onder e van de Gemeentewet.

  • 15.

    Het aangaan en beëindigen van arbeidsovereenkomsten als bedoeld in artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek met personen uit de doelgroep van de Participatiewet en het verrichten van (andere) daaruit voortvloeiende of daarmee samenhangende (rechts)handelingen krachtens de Participatiewet, de Re-integratieverordening Participatiewet en de nadere regels Participatiewet in de zin van artikel 160, eerste lid onder e, van de Gemeentewet.

  • 16.

    Het verrichten van alle rechtshandelingen voortvloeiend uit of samenhangend met de arbeidsovereenkomsten voor personen met een Wiw-dienstverband op 31 december 2003, als bedoeld in artikel 78d, tweede lid Participatiewet, in de zin van artikel 160, eerste lid onder e, van de Gemeentewet.

  • 17.

    Het vormgeven van cliëntenparticipatie bij de uitvoering van de Participatiewet, de Wet sociale werkvoorziening, de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Re-integratieverordening Participatiewet, de Verordening participatieraad en de Verordening Wet sociale werkvoorziening, in de zin van artikel 160, eerste lid onder e, van de Gemeentewet.

  • 18.

    Het nemen van besluiten over geleden schade als gevolg van feitelijk handelen en genomen beschikkingen zoals kosten rechtsbijstand, wettelijke rente en gevolgschade in de zin van artikel 160, eerste lid onder e, van de Gemeentewet.

  • 19.

    Het doen van aangifte van een misdrijf, als bedoeld in artikel 66 van de Participatiewet, artikel 47 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, artikel 47 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, in de zin van artikel 160, eerste lid onder e, van de Gemeentewet.

  • 20.

    Het verlenen van ondermachtiging aan notarissen en medewerkers van een notariskantoor ten behoeve van het passeren van notariële akten, in de zin van artikel 171, tweede lid, van de Gemeentewet.

  • 21.

    Het afgeven van een doelgroepverklaring aan de werkgever, als bedoeld artikel 2.3 van de Wet tegemoetkomingen loondomein.

  • 22.

    Het doen leggen en opheffen van conservatoir beslag in de zin van artikel 160, eerste lid onder e, van de Gemeentewet.

  • 23.

    Het uitoefenen van de bevoegdheden en het uitvoeren van de taken die in de Wet educatie en beroepsonderwijs aan het college zijn toegekend.

  • 24.

    Het uitoefenen van de door de minister [Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen] aan het college verleende mandaten tot het afgeven van beslissingen, en ook het uitoefenen van de door de minister verleende volmachten en machtigingen als bedoeld in artikel 5 van de Subsidieregeling IPS-trajecten voor de gemeentelijke doelgroep.

Paragraaf 3 Onderwijs, Jeugd en Zorg

 

  • 1.

    Het nemen van besluiten over subsidies op grond van de volgende regelingen:

    • a.

      Subsidieregeling ondersteuning mantelzorg en vrijwillige inzet;

    • b.

      Subsidieregeling burgerschap en diversiteit;

    • c.

      Subsidieverordening opvang en ondersteuning kwetsbare personen 2023;

    • d.

      Subsidieregeling Amsterdamse Lerarenbeurs mbo;

    • e.

      Subsidieregeling Scholenbeurs mbo;

    • f.

      Subsidieregeling voorschoolse educatie en ontwikkelaanbod Amsterdam 2019;

    • g.

      Subsidieregeling individuele voorschoolplaatsen kindercentra 2016-2017;

    • h.

      Subsidieregeling Projectplannen MBO-agenda;

    • i.

      Verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen Amsterdam 2016.

  • 2.

    Het nemen van besluiten gericht op de uitvoering van de VVE-beleidskaders neergelegd in het beleidsplan “Ontwikkelingskansen voor alle Amsterdamse peuters. Beleidsplan peutergroep/vve 2016-2018”.

  • 3.

    De bevoegdheid op grond van artikel 15i, vijfde lid, van de Wet op het onderwijstoezicht tot het indienen van een verzoek als bedoeld in artikel 15h, tweede lid, van de Wet op het onderwijstoezicht door de inspectie.

  • 4.

    Het nemen van besluiten als bedoeld artikel 2 tweede lid, van de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019.

  • 5.

    Het nemen van alle besluiten inzake leerlingenvervoer als bedoeld in de Verordening Leerlingenvervoer Gemeente Amsterdam.

  • 6.

    Het nemen van besluiten als bedoeld in de artikelen 1.46, 1.47, 1.65, eerste, tweede en vierde lid, 1.66, 1.72, van de Wet kinderopvang en voor zover van toepassing in samenhang met titel 4.4 en hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 7.

    Het toezien op naleving van de regels als bedoeld in artikel 1.61, eerste lid, van de Wet kinderopvang juncto artikel 160, eerste lid onder e, van de Gemeentewet.

  • 8.

    de volgende bevoegdheden op grond van de brief van de staatssecretaris OCW d.d. 16 maart 2014, kenmerk KO/106412:

    • a.

      Het verstrekken van een kinderopvangvoorziening of voorziening voor buitenschoolse opvang aan ouder(s) of verzorger(s) die niet in aanmerking komen voor een kinderopvangtoeslag in het kader van de Wet kinderopvang en waarvoor de GGD de voorziening sociaal medisch heeft geïndiceerd.

    • b.

      Het bepalen van de hoogte van de ouderbijdrage aan de hand van de bij het Besluit Kinderopvangtoeslag behorende bijlage 1.

    • c.

      Het (besluiten) tot het aangaan van een plaatsingsovereenkomst met een kinderopvang-voorziening of een voorziening voor buitenschoolse opvang voor een geïndiceerd kind.

    • d.

      Het verstrekken van een ondermandaat en ondervolmacht voor de onder a tot en met c van dit lid genoemde bevoegdheden aan een bemiddelingsbedrijf voor kinderopvang.

  • 9.

    Het nemen van besluiten inzake toegang tot algemene en individuele voorzieningen als bedoeld in artikel 2.3 van de Jeugdwet.

  • 10.

    Het nemen van besluiten inzake een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1. van de Jeugdwet.

  • 11.

    Het vaststellen van formulieren en modellen inzake de aanvraag van een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 3.9 van de Verordening op de Zorg voor de jeugd Amsterdam 2021.

  • 12.

    Het nemen van besluiten om in bijzondere gevallen af te wijken van de nadere regels ten gunste van de jeugdige of zijn ouders als bedoeld in artikel 7.2 van de Verordening op de Zorg voor de jeugd Amsterdam 2021.

  • 13.

    Het in spoedeisende gevallen nemen van besluiten tot verstrekking van een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, en de aanvraag van de cliënt in de zin van artikel 2.3.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 14.

    Het nemen van besluiten op een aanvraag voor een maatwerkvoorziening in de zin van artikel 2.4 en 2.6 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015.

  • 15.

    Het nemen van besluiten op een aanvraag voor een persoonsgebonden budget in de zin van artikel 2.5 en 2.6 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015.

  • 16.

    Het nemen van besluiten op een aanvraag voor een financiële tegemoetkoming meerkosten in de zin van artikel 2.5a en 2.6 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015.

  • 17.

    Het nemen van besluiten over een eigen bijdrage voor algemene voorzieningen in de zin van artikel 5.1.1, eerste lid, en 5.2.1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015.

  • 18.

    Het nemen van besluiten over een eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening in de zin van artikel 5.1.1, tweede lid, en 5.3.1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015.

  • 19.

    Het nemen van besluiten over het geheel of gedeeltelijk intrekken, herzien of wijzigen van een beschikking tot verlening van een voorziening in de zin van artikel 6.1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015.

  • 20.

    Het nemen van besluiten over maatregelen bij misbruik en oneigenlijk gebruik van voorzieningen in de zin van artikel 6.2 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015.

  • 21.

    Het nemen van besluiten omtrent het in bijzondere gevallen ten gunste van de persoon met beperkingen afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt in de zin van artikel 9.1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015.

  • 22.

    Het vaststellen van formulieren inzake het aanvragen van voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 4 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015.

  • 23.

    Het sluiten van een plaatsingsovereenkomst met een kinderopvangvoorziening of een voorziening voor buitenschoolse opvang voor een geïndiceerd kind in de zin van artikel 160, eerste lid onder e van de Gemeentewet.

  • 24.

    Het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet 1969.

  • 25.

    Het afnemen van de eed als bedoeld in artikel 16, tweede lid van de Leerplichtwet 1969 juncto artikel 160, eerste lid onder e van de Gemeentewet.

  • 26.

    Het nemen van besluiten als bedoeld in de artikelen 1.46, 1.47, 1.65, eerste, tweede en vierde lid, 1.66, 1.72 van de Wet kinderopvang en voor zover van toepassing in samenhang met titel 4.4 en Hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 27.

    Het nemen van besluiten inzake vervangende leerplicht, vervangende leerplicht in het laatste schooljaar, het aanwijzen van deskundigen, het verlenen van vrijstelling als bedoeld in de artikelen 3a, 3b, 7, en 15 van de Leerplichtwet 1969 en het nemen van gedoogbesluiten inzake het tijdelijk niet bezoeken van een school door een niet van leerplicht vrijgestelde leerling.

  • 28.

    Het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet 1969 op grond van artikel 16, eerste lid, van de Leerplichtwet.

Paragraaf 4 Maatschappelijke Voorzieningen

  • 1.

    Het nemen van besluiten over subsidies op grond van de Subsidieregeling Amsterdamse Impuls Schoolpleinen.

  • 2.

    Het nemen van besluiten op grond van de Verordening huisvestingsvoorzieningen onderwijs Amsterdam 2020 met uitzondering van artikel 2.5 eerste lid aangaande de vaststelling van het Onderwijshuisvestingsprogramma.

  • 3.

    Het buiten rechte vertegenwoordigen van de gemeente bij het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen met de mogelijkheid (onder)gevolmachtigden aan te wijzen en met recht van substitutie ten behoeve van notarissen en medewerkers van het kantoor van de behandelend notaris in de zin van artikel 171, eerste lid, van de Gemeentewet.

Paragraaf 5 Sport en Bos

 

  • 1.

    Het nemen van besluiten over subsidie op grond van de volgende regelingen:

    • a.

      Subsidieregeling Verenigingsaccommodatie Buitensport.

    • b.

      Subsidieregeling Gehandicaptensport.

Paragraaf 6 GGD Amsterdam

 

  • 1.

    Het aanstellen van een biologische veiligheidsfunctionaris als bedoeld in artikel 6 van de Regeling genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013.

  • 2.

    Het verlenen van toestemming tot het verrichten van sectie en het verwijderen van organen ten behoeve van transplantatie als bedoeld in artikel 72 van de Wet op de lijkbezorging indien de burgemeester op grond van het bepaalde in artikel 21 van de Wet op de lijkbezorging de zorg voor het lijk op zich heeft genomen, onder de voorwaarde dat:

    • hij, alvorens toestemming te verlenen, zich ervan heeft verzekerd dat het onderzoek naar de mogelijke aanwezigheid en bereikbaarheid van de in artikel 72 bedoelde personen met uiterste zorgvuldigheid is verricht;

    • is vastgesteld dat de in artikel 72 van de Wet op de lijkbezorging genoemde personen afwezig zijn dan wel binnen de voor deze beslissing beschikbare tijd niet kunnen worden bereikt;

    • de overledene geen enkel blijk van bezwaar heeft gegeven tegen sectie en/of verwijderen van zijn organen ten behoeve van transplantatie.

  • 3.

    Het treffen van maatregelen ter voorkoming van verdere besmettingen als bedoeld in artikel 22a van de Wet op de lijkbezorging, met uitzondering van een besluit betreffend ede termijn waarbinnen of de wijze waarop de lijkbezorging plaats zal vinden.

  • 4.

    Het opleggen van maatregelen tot het verrichten van onderzoek, bemonstering en ontsmetting van gebouwen, vervoermiddelen, goederen en waren, het vernietigen van vectoren en het geven van voorschriften in de zin van artikel 47, eerste en tweede lid, van de Wet publieke gezondheid.

  • 5.

    Het opleggen van maatregelen tot toelating of onttrekking van schepen en luchtvaartuigen voor de maximale duur van 6 uur in de zin van artikel 53, eerste en tweede lid, van de Wet publieke gezondheid.

  • 6.

    Het geven van opdracht of toestemming met betrekking tot het betreden of verlaten, dan wel het laden of lossen van schepen en luchtvaartuigen in de zin van artikel 53, derde lid onder a, van de Wet publieke gezondheid.

  • 7.

    Het doen van een verzoek om passagiersgegevens in de zin van artikel 53, derde lid onder b, van de Wet publieke gezondheid.

  • 8.

    Het geven van opdrachten in de zin van artikel 54 en 55 van de Wet publieke gezondheid.

  • 9.

    Het afgeven van sanitaire certificaten in de zin van artikel 57, eerste lid, van de Wet publieke gezondheid.

  • 10.

    Het doen van een verzoek om nadere medische en epidemiologische gegevens in de zin van artikel 30 van de Wet publieke gezondheid.

  • 11.

    Het doen van een verzoek om een gezondheidsverklaring in de zin van artikel 51 van de Wet publieke gezondheid.

  • 12.

    Het treffen van een schriftelijke regeling voor een effectieve en laagdrempelige opvang en afhandeling van hem betreffende klachten als bedoeld in artikel 13 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg.

  • 13.

    Het horen van betrokkene voorafgaand aan het nemen van een crisismaatregel in de zin van artikel 7:1, lid 3, aanhef en onder b, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg.

  • 14.

    Het uitvoeren van het verkennend onderzoek naar de noodzaak tot geestelijke gezondheidszorg, dat mogelijk moet worden verleend met verplichte zorg na een melding als bedoeld in artikel 5:2, lid 1 en lid 2, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg).

  • 15.

    Het zo nodig indienen van een aanvraag als bedoeld in artikel 5:3 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg als bedoeld in artikel 5:2, lid 3, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg.

  • 16.

    Het zo nodig berichten van degene die de melding heeft gedaan als bedoeld in artikel 5:2, lid 4, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg.

  • 17.

    Het indienen van een aanvraag voor de voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging vergezeld van het verkennend onderzoek, indien degene die de melding heeft gedaan van mening is dat de noodzaak tot verplichte zorg aanwezig is en de melding is gedaan door een van de in artikel 5:2, lid 5, van deWet verplichte geestelijke gezondheidszorg opgesomde personen.

Paragraaf 7 Subsidies, Inkoop en Juridisch Bureau Sociaal

 

  • 1.

    Het voorbereiden en het nemen van beslissingen op bezwaarschriften waarvan de primaire besluiten worden genomen door de directies behorende tot het Cluster Sociaal.

  • 2.

    Het nemen van verdagingsbesluiten, besluiten tot schadevergoeding, besluiten inzake kosten rechtsbijstand, wettelijke rente en gevolgschade.

  • 3.

    Besluiten dat dat de bevoegdheid tot het voorbereiden, inclusief het horen van belanghebbenden, van beslissingen op bezwaar zoals genoemd onder a wordt opgedragen aan één persoon, dan wel een bezwaarcommissie, bestaande uit meerdere leden.

  • 4.

    Het uitoefenen van de bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 7, 9, 10, 17, 63, 67, 78e en 78z, van de Participatiewet.

  • 5.

    Het uitoefenen van de bevoegdheden en het uitoefenen van taken als bedoeld in de:

    • a.

      Re-integratieverordening Participatiewet Amsterdam met uitzondering van het vaststellen van nadere regels als bedoeld in de artikelen 1.5, 3.1, 3.4, 3.6, 3.7, en 4.5.

    • b.

      Amendement 2004/937 (Gemeenteblad 2009, 937, motie Sargentini).

    • c.

      Nadere regels Re-integratieverordening Participatiewet, hoofdstuk 4. Tijdelijke loonkostensubsidie.

  • 6.

    Het nemen van besluiten over vergoeding van geleden schade als gevolg van feitelijk handelen en genomen beschikkingen door het cluster Sociaal (kosten rechtsbijstand, wettelijke rente en gevolgschade) met inachtneming van de Beleidsregels wegingsfactoren kosten bestuurlijke voorprocedure.

  • 7.

    Het beslissen op ingebrekestellingen en het vaststellen van de hoogte van de dwangsom met betrekking tot de Participatiewet, , het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, de Wet kinderopvang, artikel 12 Wet sociale werkvoorziening en artikel 8 Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken, schadebesluiten, de Subsidieregelingen ESF 2021-2027, alsmede de uitvoering van het amendement 2004/937 (motie-Sargentini), subsidies op het gebied van armoedebeleid.

  • 8.

    Het vaststellen van formulieren voor het indienen van een aanvraag om subsidie als bedoeld in de artikelen 5 en 14 van de Algemene subsidieverordening Amsterdam en in vergelijkbare bepalingen in overige regelingen.

  • 9.

    Het verrichten van handelingen ter voorbereiding van het nemen van besluiten inzake aanvragen om subsidie.

  • 10.

    Het als lead buyer nemen van gunningsbesluiten in de zin van de Aanbestedingswet 2012 in het kader van inkooptrajecten voor de aan de directeur Subsidies, Inkoop en Juridisch Bureau Sociaal door het Gemeentelijk Management Team specifiek toebedeelde inkooppakketten.

  • 11.

    Het als lead buyer besluiten tot het aangaan van een gemeentebrede raamovereenkomst in de zin van artikel 160 lid 1 Gemeentewet in het kader van inkooptrajecten voor de aan de directeur Subsidies, Inkoop en Juridisch Bureau Sociaal door het Gemeentelijk Management Team specifiek toebedeelde inkooppakketten.

  • 12.

    In het kader van de uitvoering van de bevoegdheid bedoeld in de onderdelen 10 en 11 van deze paragraaf het verrichten van de volgende feitelijke handelingen:

    • a.

      Het actief of reactief vaststellen van de inkoopbehoefte van of voor de budgethouders op basis van informatie van de budgethouder of op basis van informatie uit de spendanalyse;

    • b.

      Het initiëren en organiseren van inkooptrajecten en aanbestedingen met als doel een partij in de markt te selecteren, met welke partij de ambtelijk opdrachtgever exclusief voor dat specifiek toebedeelde inkooppakket verdere overeenkomsten moet sluiten;

    • c.

      Het maken van werkafspraken met de budgethouders in het kader van hun opdrachtgeverschap over de uitvoering van het contractmanagement van de afgesloten contracten;

    • d.

      Het monitoren van de inkoopvolumes van de aan de lead buyer toegewezen inkooppakketten en het rapporteren daarover aan de budgethouders en aan de gemeentesecretaris.

Paragraaf 8 Stedelijk directeur Cluster Sociaal

 

  • 1.

    Het indienen van de door het college vastgestelde verantwoordingsverslagen over de uitvoering van de Participatiewet in de zin van artikel 77 van de Participatiewet.

  • 2.

    Het indienen van een verzoek om een aanvullende uitkering inkomensdeel in de zin van artikel 74 van de Participatiewet.

  • 3.

    Het desgevraagd aan de minister verstrekken van de inlichtingen die hij nodig heeft voor het toezicht, de statistiek, de informatievoorziening en de beleidsvorming met betrekking tot de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

  • 4.

    Het indienen van verantwoordingsverslagen over de uitvoering van de overige wetten die binnen het cluster Sociaal worden uitgevoerd.

  • 5.

    De bevoegdheden genoemd in de leden 1 tot en met 4 van deze paragraaf blijven voorbehouden aan de Stedelijk Directeur Cluster Sociaal.

Bijlage 3: Mandaatverlening van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester en ondermandaatverlening van de gemeentesecretaris aan directeuren en de functionaris Gegevensbescherming

 

Hoofdstuk 1 Bestuur en Organisatie

 

Paragraaf 1 Juridische Zaken

De gemeentesecretaris verleent ondermandaat aan de directeur Juridische Zaken voor de bevoegdheden genoemd in deze paragraaf, alsmede de in artikel 3 lid 1 van dit besluit en in bijlage 2, hoofdstuk 0 genoemde bevoegdheden voor zover het gaat om aangelegenheden die de directie betreffen met uitzondering van die bevoegdheden die aan de gemeentesecretaris blijven voorbehouden.

  • 1.

    Het nemen van besluiten om namens de gemeente en het college rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten in de zin van artikel 160, eerste lid, onder e, van de Gemeentewet.

  • 2.

    Het nemen van alle conservatoire maatregelen en doen wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht en bezit in de zin van artikel 160, derde lid, van de Gemeentewet.

  • 3.

    Het leggen van beslag, bedoeld in artikel 160, derde lid, van de Gemeentewet.

  • 4.

    Het verlenen van machtigingen om de gemeente in rechte te vertegenwoordigen in de zin van artikel 171, tweede lid van de Gemeentewet.

  • 5.

    Het lead buyership met betrekking tot de inzet van advocaten en andere juridische dienstverleners (met uitzondering van de inhuur van juridisch personeel), voor wat betreft het nemen van het de gunningsbesluiten en het besluit tot aangaan van een gemeentebrede raamovereenkomst in de zin artikel 160, eerste lid, onderdeel d van de Gemeentewet, waarbij:

    • de volgende feitelijke handelingen worden verricht door de directeur Financiën en Inkoop:

      • a.

        het actief of reactief vaststellen van de inkoopbehoefte van of voor de budgethouders op basis van informatie van de budgethouder of op basis van informatie uit de spendanalyse;

      • b.

        het initiëren en organiseren van inkooptrajecten en aanbestedingen met als doel een partij in de markt te selecteren, met welke partij de ambtelijk opdrachtgever exclusief voor dat specifiek toebedeelde inkooppakket verdere overeenkomsten moet sluiten;

      • c.

        het maken van werkafspraken met de budgethouders in het kader van hun opdrachtgeverschap over de uitvoering van het contractmanagement van de afgesloten contracten;

      • d.

        het monitoren van de inkoopvolumes van de aan de lead buyer toegewezen inkooppakketten en het rapporteren daarover aan de budgethouders en aan de gemeentesecretaris; en

    • uitvragen onder de door de directeur Juridische Zaken gesloten gemeentebrede raamovereenkomst alsmede de uitvraag voor advocaten en andere juridische dienstverleners (met uitzondering van de inhuur van juridisch personeel) via het Juridische Loket worden aangemeld, en

    • de directeur Juridische Zaken met de ambtelijk opdrachtgever afspraken maakt hoe en in welke mate in de juridische dienstverlening wordt voorzien.

  • 6.

    Het nemen van beslissingen op bezwaar inzake bevoegdheden van het college, complementair aan de bevoegdheid van individuele functionarissen, met uitzondering van het nemen van beslissingen:

    • a.

      waarvan in de voorbereiding bekend is geworden dat het organisatieonderdeel dat het primaire besluit heeft voorbereid, het oneens is met die beslissing in de zin van artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht.

    • b.

      op bezwaren die de gemeentesecretaris betreffen.

    • c.

      op bezwaren van ambtenaren werkzaam bij de Rekenkamer en de gemeentelijke Ombudsman tegen primaire rechtspositionele besluiten van de directeur Rekenkamer of de gemeentelijke Ombudsman.

  • 7.

    Het toetsen van de beslissingen op bezwaar die onder verantwoordelijkheid van andere functionarissen worden voorbereid en die ter besluitvorming aan het college of de burgemeester worden voorgelegd omdat sprake is van een politiek of bestuurlijk gevoelig onderwerp in de zin van artikel 4 van dit besluit.

  • 8.

    Het geven van instructies indien er tegen een besluit bezwaar, beroep of hoger beroep wordt ingesteld in de zin van artikel 8:1, artikel 8:104, tweede lid en artikel 8:110, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 9.

    Het nemen van besluiten om tegen een besluit van een bestuursorgaan bezwaar te maken, een beslissing op bezwaar van een bestuursorgaan beroep in te stellen, een uitspraak van de bestuursrechter hoger beroep, of incidenteel hoger beroep in te stellen en het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening te treffen in de zin van artikel 7:1, eerste lid, artikel 8:1, artikel 8:104, eerste lid, en artikel 8:110, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 10.

    Het verlenen van machtigingen om het college en de burgemeester te vertegenwoordigen en bij te staan in bestuursrechtelijke procedures in de zin van artikel 8:23, eerste lid en artikel 8:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 11.

    Het geven van algemene instructies over de samenstelling van de bezwaarschriftencommissies van het college.

  • 12.

    Het opdragen van de advisering in een incidenteel geval of een categorie aan een bezwaarschriftencommissie van het college die uit één persoon bestaat.

  • 13.

    Het opdragen van de advisering in een incidenteel geval aan een bezwaarschriftencommissie van het college die uit één of meer externe leden bestaat.

  • 14.

    Het geven van instructies over de wijze waarop beslissingen op bezwaar worden voorbereid en genomen.

  • 15.

    Het nemen van een beslissing naar aanleiding van het advies van de geschillencommissie in de zin van artikel 11.5 Cao Gemeenten en artikel 11.5 jo. bijlage 1 Cao Amsterdam.

  • 16.

    Te besluiten of in voorkomende gevallen toestemming kan worden gegeven voor incidentele respectievelijk structurele verstrekking van politiegegevens aan derden (artikel 19 en 20 van de Wet politiegegevens).

  • 17.

    Het besluiten de Europese Commissie in kennis te stellen van het toekennen van steun aan projecten zoals voorgeschreven door artikel 11 van Verordening (EU) 651/2014 (PbEU 2014, L 187/1, ‘Algemene groepsvrijstellingsverordening’) alsmede het feitelijk uitvoeren van de kennisgeving en de daaraan verbonden publicatieverplichting zoals neergelegd in artikel 9 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening en het verrichten van alle overige administratieve verplichtingen die zijn verbonden aan de kennisgeving.

  • 18.

    Het besluiten tot het melden bij de Europese Commissie van een voornemen tot het invoeren van een steunmaatregel als bedoeld in artikel 108 lid 3 van het Verdrag Betreffende de Werking van de EU en artikel 2 van Verordening (EU) 2015/1589 (PbEU 2015, L 248/9, ‘Procedureverordening’) alsmede het – met inachtneming van Verordening (EG) 794/2004 (zoals laatst gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/1589, PbEU 2015, L325/1, ’Implementatieverordening) – feitelijk uitvoeren van de melding en het verrichten van alle overige administratieve verplichtingen die zijn verbonden aan de melding.

  • 19.

    Het besluiten tot het rapporteren over de uitvoering van een door het college of de raad aangewezen Dienst van Algemeen Belang (‘DAEB’) zoals voorgeschreven door artikel 8 en artikel 9 van Besluit 2012/21/EU (PbEU 20012, L 7/3, ‘DAEB Vrijstellingsbesluit’) alsmede het feitelijk uitvoeren van de rapportageverplichting en het verrichten van alle overige administratieve verplichtingen die zijn verbonden aan het aanwijzen van een DAEB.

  • 20.

    Het besluiten tot het notificeren van Amsterdamse regelgeving aan de Europese Commissie zoals voorgeschreven door artikel 15 en artikel 16 jo. 39, vijfde lid, van Richtlijn 2006/123/EG (PbEU 2006, L 376/36, ‘Dienstenrichtlijn’) alsmede het feitelijk uitvoeren van de notificatie en het verrichten van alle overige administratieve verplichtingen die zijn verbonden aan de notificatie.

Paragraaf 2 Openbare Orde en Veiligheid

De gemeentesecretaris verleent ondermandaat aan de directeur Openbare Orde en Veiligheid voor de volgende bevoegdheid, alsmede de in artikel 3 lid 1 van dit besluit en in bijlage 2, hoofdstuk 0 genoemde bevoegdheden voor zover het gaat om aangelegenheden die de directie betreffen met uitzondering van die bevoegdheden die aan de gemeentesecretaris blijven voorbehouden:

Te besluiten of in voorkomende gevallen toestemming kan worden gegeven voor incidentele respectievelijk structurele verstrekking van politiegegevens aan derden in de zin van artikel 19 en 20 van de Wet politiegegevens.

 

Paragraaf 3 Middelen en Control

De gemeentesecretaris verleent ondermandaat aan de directeur Middelen en Control voor de in artikel 3 lid 1 van dit besluit en in bijlage 2, hoofdstuk 0 genoemde bevoegdheden voor zover het gaat om aangelegenheden die de directie betreffen met uitzondering van die bevoegdheden die aan de gemeentesecretaris blijven voorbehouden.

 

Paragraaf 4 Bestuurs- en managementadvisering

De gemeentesecretaris verleent ondermandaat aan de directeur Bestuurs- en managementadvisering voor de in artikel 3 lid 1 van dit besluit en in bijlage 2, hoofdstuk 0 genoemde bevoegdheden voor zover het gaat om aangelegenheden die de directie betreffen met uitzondering van die bevoegdheden die aan de gemeentesecretaris blijven voorbehouden.

 

Paragraaf 5 Bureau integriteit

De gemeentesecretaris verleent ondermandaat aan het Hoofd Bureau Integriteit voor de in artikel 3 lid 1 van dit besluit en in bijlage 2, hoofdstuk 0 genoemde bevoegdheden voor zover het gaat om aangelegenheden die het bureau betreffen met uitzondering van die bevoegdheden die aan de gemeentesecretaris blijven voorbehouden.

 

Hoofdstuk 2 Functionaris Gegevensbescherming

 

De gemeentesecretaris verleent ondermandaat aan de Functionaris Gegevensbescherming voor de bevoegdheden en feitelijke handelingen die verband houden met de melding van een inbreuk in verband met persoonsgegevens aan de toezichthoudende autoriteit op grond van artikel 33 Algemene Verordening Gegevensbescherming.

Bijlage 4: Ondermandaatverlening van de stedelijke directeuren aan directeuren van het eigen cluster

 

Hoofdstuk 1 Cluster Digitalisering, Informatie en Innovatie

 

De Stedelijk Directeur Digitalisering, Informatie en Innovatie verleent ondermandaat aan:

  • 1.

    de directeur Stadsarchief voor de bevoegdheden genoemd in bijlage 2, hoofdstuk 1, paragraaf 1 van dit mandaatbesluit.

  • 2.

    de directeur Data voor de bevoegdheden genoemd in bijlage 2, hoofdstuk 1, paragraaf 2 van dit mandaatbesluit.

  • 3.

    alle directeuren uit het cluster voor de bevoegdheden genoemd in artikel 3 lid 1 van dit besluit alsmede in bijlage 2, hoofdstuk 0, voor zover het gaat om aangelegenheden die de directie betreffen en met uitzondering van die bevoegdheden die aan de gemeentesecretaris blijven voorbehouden.

Hoofdstuk 2 Cluster Gebiedsgericht werken en Stadsbeheer

 

De Stedelijk Directeur Gebiedsgericht werken en Stadsbeheer verleent ondermandaat aan:

  • 1.

    de directeur Stadswerken voor de bevoegdheden genoemd in bijlage 2, hoofdstuk 2, paragraaf 1 van dit mandaatbesluit.

  • 2.

    de directeur Toezicht en Handhaving Openbare Ruimte voor de bevoegdheden genoemd in Bijlage 2, hoofdstuk 2, paragraaf 2 van dit mandaatbesluit.

  • 3.

    de directeur Dienstverlening voor de bevoegdheden genoemd in bijlage 2, hoofdstuk 2, paragraaf 3, van dit mandaatbesluit.

  • 4.

    de directeur Belastingen voor de bevoegdheden genoemd in bijlage 2, hoofdstuk 2, paragraaf 4 van dit mandaatbesluit.

  • 5.

    alle directeuren uit het cluster voor de bevoegdheden genoemd in artikel 3 lid 1 van dit besluit alsmede in bijlage 2, hoofdstuk 0, voor zover het gaat om aangelegenheden die de directie betreffen en met uitzondering van die bevoegdheden die aan de gemeentesecretaris blijven voorbehouden.

Hoofdstuk 3 Cluster Bedrijfsvoering

 

De Stedelijk Directeur Bedrijfsvoering verleent ondermandaat aan:

  • 1.

    de directeur Personeel en Organisatie voor de bevoegdheden genoemd in bijlage 2, hoofdstuk 3, paragraaf 1, van dit mandaatbesluit.

  • 2.

    de directeur Financiën en Inkoop voor de bevoegdheden genoemd in bijlage 2, hoofdstuk 3, paragraaf 2 van dit mandaatbesluit.

  • 3.

    alle directeuren uit het cluster voor de bevoegdheden genoemd in artikel 3 lid 1 van dit besluit alsmede in bijlage 2, hoofdstuk 0, voor zover het gaat om aangelegenheden die de directie betreffen en met uitzondering van die bevoegdheden die aan de gemeentesecretaris blijven voorbehouden.

Hoofdstuk 4 Cluster Ruimte en Economie

 

De Stedelijk Directeur Ruimte en Economie verleent ondermandaat aan:

  • 1.

    de directeur Economische Zaken en Cultuur voor de bevoegdheden genoemd in bijlage 2, hoofdstuk 4, paragraaf 1 van dit mandaatbesluit.

  • 2.

    de directeur Ruimte en Duurzaamheid voor de bevoegdheden genoemd in bijlage 2, hoofdstuk 4, paragraaf 2, van dit mandaatbesluit.

  • 3.

    de directeur Grond en Ontwikkeling voor de bevoegdheden genoemd in bijlage 2, hoofdstuk 4, paragraaf 3, van dit mandaatbesluit.

  • 4.

    de directeur Verkeer en Openbare Ruimte voor de bevoegdheden genoemd in bijlage 2, hoofdstuk 4, paragraaf 4 van dit mandaatbesluit.

  • 5.

    de directeur Zuidas voor de bevoegdheden genoemd in bijlage 2, hoofdstuk 4, paragraaf 5, van dit mandaatbesluit.

  • 6.

    de directeur Ingenieursbureau voor de bevoegdheden genoemd in bijlage 2, hoofdstuk 4, paragraaf 6, van dit mandaatbesluit.

  • 7.

    de directeur Gemeentelijk Vastgoed voor de bevoegdheden genoemd in bijlage 2, hoofdstuk 4, paragraaf 7, van dit mandaatbesluit.

  • 8.

    de directeur Parkeren voor de bevoegdheden genoemd in bijlage 2, hoofdstuk 4, paragraaf 8, van dit mandaatbesluit.

  • 9.

    de directeur Wonen voor de bevoegdheden genoemd in bijlage 2, hoofdstuk 4, paragraaf 9, van dit mandaatbesluit.

  • 10.

    de directeur Bijzondere Projecten voor de bevoegdheden genoemd in artikel 3 lid 1 van dit besluit alsmede in bijlage 2, hoofdstuk 4, paragraaf 10, van dit mandaatbesluit.

  • 11.

    alle directeuren uit het cluster voor de bevoegdheden genoemd in bijlage 2, hoofdstuk 0, voor zover het gaat om aangelegenheden die de directie betreffen en met uitzondering van die bevoegdheden die aan de gemeentesecretaris blijven voorbehouden.

Hoofdstuk 5 Cluster Sociaal

 

De Stedelijk Directeur Sociaal verleent ondermandaat aan

  • 1.

    de directeur Inkomen voor de bevoegdheden genoemd in bijlage 2, hoofdstuk 5, paragraaf 1, van dit mandaatbesluit.

  • 2.

    de directeur Werk en Participatie voor de bevoegdheden genoemd in bijlage 2, hoofdstuk 5, paragraaf 2, van dit mandaatbesluit.

  • 3.

    de directeur Onderwijs, Jeugd en Zorg voor de bevoegdheden genoemd in bijlage 2, hoofdstuk 5, paragraaf 3, van dit mandaatbesluit.

  • 4.

    de directeur Maatschappelijke Voorzieningen voor de bevoegdheden genoemd in bijlage 2, hoofdstuk 5, paragraaf 4, van dit mandaatbesluit.

  • 5.

    de directeur Sport en Bos voor de bevoegdheden genoemd in bijlage 2, hoofdstuk 5, paragraaf 5, van dit mandaatbesluit.

  • 6.

    de directeur GGD Amsterdam voor de bevoegdheden genoemd in bijlage 2, hoofdstuk 5, paragraaf 6 van dit mandaatbesluit.

  • 7.

    de directeur Subsidies, Inkoop en Juridisch Bureau Sociaal voor de bevoegdheden genoemd in bijlage 2, hoofdstuk 5, paragraaf 7, van dit mandaatbesluit.

  • 8.

    alle directeuren uit het cluster voor de bevoegdheden genoemd in artikel 3 lid 1 van dit besluit alsmede in bijlage 2, hoofdstuk 0, voor zover het gaat om aangelegenheden die de directie betreffen en met uitzondering van die bevoegdheden die aan de gemeentesecretaris blijven voorbehouden.

Bijlage 5 Ondermandaat

 

  • 1.

    De directeuren verlenen aan de afdelingshoofden en teamleiders van hun directie de bevoegdheid in ondermandaat om overeenkomstig het bepaalde in de Budgethoudersregeling Amsterdam 2023 besluiten te nemen om privaatrechtelijke overeenkomsten aan te gaan.

  • 2.

    De directeuren verlenen aan de teamleider van hun directie de in de onderstaande tabel ondermandaat teamleiders vermelde arbeidsrechtelijke bevoegdheden.

 

Tabel ondermandaat teamleiders

 

Nr.

Categorie

Declaratiesoort

Grondslag

1.

Declaratie BABS

Andere bedrijfsactiviteiten

H19 Personeelshandboek, artikel 19.6

2.

Declaratie BABS

Toeslag onregelmatige uren

H19, Personeelshandboek , artikel 19.5

3.

Declaratie BABS

Voltrekken huwelijk gratis/budget/eenvoudig

H19 Cao Amsterdam, artikel 19.4

4.

Declaratie BABS

Voltrekken huwelijk regulier

H19 Cao Amsterdam, artikel 19.4

5.

Declaratie BABS

Onkostenvergoeding BABS

H19 Cao Amsterdam, artikel 19.7

6.

Documenten

Document VOG

H2 Cao Amsterdam, artikel 2.11 Verklaring omtrent gedrag

7.

Documenten

Vergoeding groot rijbewijs

Bedrijfsvoeringkosten ogv budgethoudersregeling

8.

Documenten

Vergoeding inschrijving beroepenregister

Bedrijfsvoeringkosten o.g.v. de budgethoudersregeling

9.

Eten & drinken

Ontbijt - Binnenland

Cao Amsterdam, artikel 3.21.3, tegemoetkoming binnenlandse dienstreis.

10.

Eten & drinken

Lunch - Binnenland

Cao Amsterdam, artikel 3.21.3, tegemoetkoming binnenlandse dienstreis.

11.

Eten & drinken

Diner - Binnenland

Cao Amsterdam, artikel 3.21.3, tegemoetkoming binnenlandse dienstreis.

12.

Eten & drinken

Ontbijt - Buitenland

Cao Amsterdam, artikel 3.21.4, tegemoetkoming buitenlandse dienstreis.

13.

Eten & drinken

Lunch - Buitenland

Cao Amsterdam, artikel 3.21.4, tegemoetkoming buitenlandse dienstreis.

14.

Eten & drinken

Diner - Buitenland

Cao Amsterdam, artikel 3.21.4, tegemoetkoming buitenlandse dienstreis.

15.

Eten & drinken

Maaltijd bij overwerk

Cao Amsterdam, artikel 11.7.3 Tegemoetkoming maaltijd bij overwerk

16.

Eten & drinken

Consumptie (Medewerker Buitendienst)

Cao Amsterdam, artikel 11.7.2 Tegemoetkoming consumpties

17.

Eten & drinken

Traktaties op de afdeling

Decentraal personeelsbeleid

18.

Overig

Geschenken & attenties

Personeelsbeleid, Protocol Lief en Leed

19.

Overig

Materiele schade

artikel 7:658 Burgerlijk Wetboek

20.

Overig

Representatiekosten

Bedrijfsvoeringskosten ogv budgethoudersregeling

21.

Overig

Intermediaire kosten

Bedrijfsvoeringkosten ogv budgethoudersregeling

22.

Overwerk & urendeclaratie

Overschrijding arbeidsduur per jaar

Cao Amsterdam, artikel 5.4, lid 8

23.

Overwerk & urendeclaratie

Buitendagvenstertoelage (schaal 1 t/m 10a)

Cao Amsterdam, artikel 3.12

24.

Overwerk & urendeclaratie

Extra werken binnen dagvenster

Cao Amsterdam,artikel 5.4, lid 11

25.

Overwerk & urendeclaratie

Urendeclaratie oproepkracht

Cao Gemeenten, artikel 2.4

26.

Overwerk & urendeclaratie

Overwerkvergoeding (schaal 1 t/m 10a)

Cao Gemeenten, artikel 3.19

27.

Reizen

Kilometer vergoeding (dienstreis)

Cao Amsterdam, artikel 3.21. 3.22.4

A’damse regeling horende bij hoofdstuk 19 arbeidsvoorwaarden buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand, artikel xx reiskostenvergoeding

28.

Reizen

Kilometer vergoeding (woon-werk)

CAO Gemeenten, artikel 2.4.

29.

Reizen

Parkeerkosten

Cao Amsterdam, artikel 3.21.1,3.21.2 en 3.22.4

30.

Reizen

Taxikosten

A’damse regeling horende bij CAO Gemeenten, artikel 3.21.1, respectievelijk 3.22.4

31.

Reizen

Openbaar Vervoer

A’damse regeling horende bij CAO Gemeenten, artikel 3.21, respectievelijk 3.22.4

32.

Reizen

Belastingvoordeel reiskosten

Cao Amsterdam, hoofdstuk 4

33.

Studie & cursussen

Studiekosten

Cao Amsterdam, artikel 8.9.3

34.

Studie & cursussen

Congres- of cursuskosten

Cao Amsterdam, artikel 8.9.3

35.

Verblijfskosten & activiteiten

Overnachting dienstreis - Binnenland

Cao Amsterdam, artikel 3.21.4, tegemoetkoming buitenlandse dienstreis.

36.

Verblijfskosten & activiteiten

Overnachting dienstreis - Buitenland

Cao Amsterdam, artikel 3.21.4, tegemoetkoming buitenlandse dienstreis.

37.

Verblijfskosten & activiteiten

Afdelings- of projectactiviteiten interne locatie

Bedrijfsvoeringskosten ogv budgethoudersregeling

38.

Verblijfskosten & activiteiten

Afdelings- of projectactiviteiten externe locatie

Bedrijfsvoeringskosten ogv budgethoudersregeling

39.

Ziektekosten, vaccinatie en Arbo

Vaccinatie buitenlandse dienstreis

Cao Amsterdam, artikel 3.21.4, tegemoetkoming buitenlandse dienstreis.

40.

Ziektekosten, vaccinatie en Arbo

Beeldschermbril

Personeelsbeleid, Protocol beeldschermbril

41.

Ziektekosten, vaccinatie en Arbo

Medische kosten vanwege werk

Cao Gemeenten, artikel 7.3, lid 6

42.

Ziektekosten, vaccinatie en Arbo

Vergoeding hoge ziektekosten

Cao Amsterdam, artikel 3.27.2 – Regeling hoge ziektekosten

 

Toelichting

Algemene toelichting

 

Dit Algemeen mandaatbesluit Amsterdam (hierna: het Mandaatbesluit) vervangt het Bevoegdhedenbesluit ambtelijke organisatie Amsterdam (hierna: Bevoegdhedenbesluit) uit 2015. De organisatie is sindsdien fors doorontwikkeld en verschillende wetswijzigingen hebben plaatsgevonden, welke aanleiding waren voor een modernisering en actualisatie.

 

Wat betreft de ontwikkeling van de organisatie brengt het Stedelijk directeuren van de clusters worden vanuit hun rol c.q. positie geacht te sturen en te verantwoorden op integraliteit binnen het cluster, op realisatie van collegedoelen en beleidsvoornemens, financiën en personeel. In het Amsterdamse sturingsmodel hadden stedelijk directeuren daar wel de verantwoordelijkheid voor gekregen, maar niet de bevoegdheden. Het huidige Bevoegdhedenbesluit mandateerde collegeverantwoordelijkheden ofwel naar de gemeentesecretaris (die deze ondermandateert aan directeuren) of rechtstreeks via het college naar directeuren. De stedelijk directeuren hadden in het Bevoegdhedenbesluit hierin geen mandaat.

 

Het Mandaatbesluit voert een getrapt stelsel van bevoegdheidsverdeling in, waarbij de verdeling van mandaten vastgesteld wordt door de gemeentesecretaris. De korte inhoudelijke sturingslijnen tussen portefeuillehouders en directeuren binnen de clusters blijven nadrukkelijk in stand. De aanpassingen zijn immers niet bedoeld om onnodige bureaucratie of een vertraging in de handelingssnelheid te organiseren. De gemeentesecretaris mandateert de bevoegdheden waarvan uitvoering bij clusters ligt aan de stedelijk directeuren, m.u.v. de expliciet aan de gemeentesecretaris voorbehouden bevoegdheden (genoemd in bijlage 1) en de bevoegdheden die door de gemeentesecretaris rechtstreeks ondergemandateerd zijn aan specifieke functionarissen (bijlage 3). Via ondermandaat verlenen de stedelijk directeuren de hiervoor genoemde bevoegdheden aan de directeuren binnen hun cluster (bijlage 4).

 

Het Bevoegdhedenbesluit mandateerde collegeverantwoordelijkheden ofwel naar de gemeentesecretaris (die deze ondermandateerde aan directeuren) of rechtstreeks via het college naar

directeuren. De stedelijk directeuren hadden onder het Bevoegdhedenbesluit hierin geen mandaat. Stedelijk directeuren worden echter vanuit hun rol c.q. positie wel geacht te sturen en te verantwoorden op integraliteit binnen het cluster, op realisatie van collegedoelen en beleidsvoornemens, financiën en personeel. Het Mandaatbesluit brengt hier verandering in door hen de nodige bevoegdheden in ondermandaat te verlenen.

 

In het Mandaatbesluit mandateren het college en de burgemeester bevoegdheden aan de gemeentesecretaris. De gemeentesecretaris verleent ondermandaat voor bevoegdheden aan de stedelijk directeuren en zij op hun beurt aan de directeuren. Het bevat zowel algemene mandaten voor bevoegdheden waarover al deze functionarissen moeten beschikken, als specifieke mandaten aan bepaalde functionarissen. Bij mandaat gaat het om de bevoegdheid om namens het bestuursorgaan besluiten te nemen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (artikel 10:1 Algemene wet bestuursrecht). Een besluit is volgens de Algemene wet bestuursrecht een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan die een publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt. Door het nemen van een besluit (in de zin van de Algemene wet bestuursrecht) verandert er iets in de verhouding tussen het bestuursorgaan en één of meer anderen, ook wel belanghebbenden genoemd. Met mandaat kan dus een andere functionaris, bijvoorbeeld de gemeentesecretaris of de directeur namens het bestuursorgaan besluiten. Een door de gemandateerde genomen besluit geldt dan als een besluit van het bestuursorgaan (college of burgemeester). Met dit Mandaatbesluit verlenen de bestuursorganen naast mandaat ook privaatrechtelijke volmacht tot het verrichten van handelingen die geen besluiten zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en machtigingen tot het verrichten van feitelijke handelingen, die ook geen privaatrechtelijke rechtshandelingen zijn. Voor de uitoefening van een feitelijke handeling geldt ook dat deze wordt uitgeoefend namens het college of de burgemeester. De bestuursorganen blijven tegelijkertijd bevoegd om de gemandateerde bevoegdheden zelf uit te oefenen (artikel 10:7 Algemene wet bestuursrecht).

 

Mandaat en budgethouderschap

De gemeenteraad stelt budgetten beschikbaar door de begroting vast te stellen (budgetrecht artikel 191 Gemeentewet). Het college voert de begroting uit (taak van college op grond van artikel 160 Gemeentewet). In de Budgethoudersregeling Amsterdam 2023 is geregeld welke functionaris op welke wijze over bepaalde budgetten kan beschikken. Om budgetten te kunnen aanwenden is het nodig dat bepaalde bestuursrechtelijke, privaatrechtelijke of feitelijke handelingen worden verricht. Er moet bijvoorbeeld een overeenkomst met een leverancier worden gesloten. Het is belangrijk om te beseffen dat de budgethouder niet automatisch op grond van zijn budgethouderschap de nodige bijbehorende handelingen mag verrichten, maar hiervoor aparte mandaten, volmachten en machtigingen nodig heeft van het ter zake bevoegde bestuursorgaan. Bovendien dient te worden opgemerkt dat financiële bevoegdheden los staan van datgene wat in het Mandaatbesluit wordt geregeld. Daarop is de Budgethoudersregeling Amsterdam 2023 van toepassing.

 

Opbouw van het besluit

Het Mandaatbesluit bestaat uit artikelen en meerdere bijlagen. De structuur is als volgt:

  • In het besluit zijn algemene regels gegeven omtrent mandaat en is de hoofdstructuur van de mandatering vastgelegd, namelijk een getrapt stelsel van bevoegdheidsverdeling, waarbij de verdeling van mandaten vastgesteld wordt door de gemeentesecretaris. De gemeentesecretaris ondermandateert de bevoegdheden waarvan uitvoering bij clusters ligt aan de stedelijk directeuren, met uitzondering van de expliciet aan de gemeentesecretaris voorbehouden bevoegdheden (genoemd in bijlage 1) en de bevoegdheden die door de gemeentesecretaris rechtstreeks ondergemandateerd zijn aan specifieke functionarissen. Via ondermandaat verlenen de stedelijk directeuren de hiervoor genoemde bevoegdheden aan de directeuren binnen hun cluster.

  • Bijlage 1 bevat een opsomming van de bevoegdheden die worden gemandateerd aan de gemeentesecretaris.

  • Bijlage 2 bevat een opsomming van de bevoegdheden die door de gemeentesecretaris worden ondergemandateerd aan de stedelijk directeuren.

  • Bijlage 3 bevat een opsomming van de bevoegdheden die door de gemeentesecretaris worden ondergemandateerd aan directeuren en de functionaris gegevensbescherming.

  • Bijlage 4 bevat een opsomming van de bevoegdheden die door de stedelijke directeuren worden ondergemandateerd aan de directeuren in hun clusters.

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 2

Bepaald is dat waar in het besluit wordt gesproken over "mandaat" daaronder ook volmacht en machtiging wordt verstaan. Daarvoor gelden dus ook de bepalingen in dit besluit.

Mandaat, volmacht en machtiging zijn vergelijkbare rechtsfiguren, waarbij centraal staat dat een ander bevoegdheden kan uitoefenen namens en onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan of de gemeente Amsterdam. Bij mandaat gaat het om de bevoegdheid om namens het bestuursorgaan besluiten te nemen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (artikel 10:1 Algemene wet bestuursrecht), bij volmacht om het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en bij een machtiging om het verrichten van feitelijke handelingen (die geen besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en geen privaatrechtelijke rechtshandelingen zijn). In artikel 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat de in afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht, opgenomen voorschriften over mandaat, ook van toepassing zijn op volmacht en machtiging. Wie (beslissings)mandaat heeft, ondertekent het besluit dat hij neemt ook. Het ondertekenen is dus altijd in het mandaat inbegrepen.

 

Artikel 3 tot en met 5

In dit en de volgende twee artikelen wordt het getrapte stelsel van ambtelijke bevoegdhedenverdeling geregeld. Als er sprake is van nieuwe bevoegdheden die het college en/of de burgemeester wil mandateren, dienen deze eerst door het college aan de gemeentesecretaris gemandateerd te worden en vervolgens door de gemeentesecretaris in ondermandaat verleend.

 

Artikel 6

Met dit artikel wordt het mogelijk om van de bevoegdheid die bij of krachtens dit besluit zijn verleend, ondermandaat te verlenen, sub a Binnen het eigen organisatieonderdeel, sub b functionarissen die niet werkzaam zijn voor het eigen organisatieonderdeel. In de praktijk blijkt behoefte om aan functionarissen die niet werkzaam zijn voor het eigen organisatieonderdeel mandaat te kunnen verlenen om overeenkomsten te kunnen aangaan. Dit is bijvoorbeeld het geval als een medewerker van PMB of het IBA voor de directie Grond en Ontwikkeling een project uitvoert. Deze medewerkers worden aangesteld als projectleider of projectmanager. Van hen wordt verwacht dat ze overeenkomsten aangaan met derden om zodoende het project of het programma uit te voeren. Sub b maakt het mogelijk om de specifieke bevoegdheid om te besluiten overeenkomsten aan te gaan, aan een functionaris die niet werkt voor het eigen organisatieonderdeel mandaat te verlenen.

 

De Budgethoudersregeling Amsterdam 2023 maakt reeds mogelijk dat deze functionarissen worden aangesteld als budgethouder. Deze functionarissen worden op verzoek van de hoofdbudgethouder (de directeur) door de gemeentesecretaris aangewezen als deelbudgethouder. De aanwijzing vindt plaats op functie en niet op naam van de betrokken medewerker. Het Mandaatbesluit voorziet erin dat voor het besluiten tot het aangaan van privaatrechtelijk rechtshandelingen (en alleen voor deze specifieke bevoegdheid) door een directeur een mandaat kan worden verleend. De functionaris moet, om rechtsgeldig overeenkomsten te kunnen aangaan, op grond van artikel 7 van de Budgethoudersregeling Amsterdam 2023 door de gemeentesecretaris zijn aangewezen als deelbudgethouder (bijvoorbeeld als projectleider, projectmanager of andere functies die daarvoor in aanmerking komen) in de zin van de Budgethoudersregeling Amsterdam 2023 en dient daarbij te beschikken over een mandaat van de directeur die de (budgettaire) eindverantwoordelijkheid draagt voor het programma of project. De directeur stelt de directie Financiën en Inkoop in kennis van de aanwijzing van een functionaris als projectleider, programmaleider of programmadirecteur.

 

Mandaat aan niet ondergeschikten van buiten de gemeentelijke organisatie is niet toegestaan. Dergelijke besluiten moeten worden voorgelegd aan het college, tenzij de bevoegdheid is opgenomen in bijlage 4.

 

In het Mandaatbesluit zijn (algemene) bepalingen opgenomen die in beginsel alle gemandateerden/gevolmachtigden in acht dienen te nemen. De bijlagen verwijzen - in voorkomende gevallen - naar het (ook) van toepassing zijnde wettelijke kader en de eventueel bij de uitoefening van de overgedragen bevoegdheid nog in acht te nemen randvoorwaarden, zoals bijvoorbeeld dat het genomen besluit of de verrichte handeling past binnen het bestaande beleid en binnen de wettelijke en gemeentelijke regels, het daartoe beschikbaar gestelde budget, het werkterrein van het betreffende organisatieonderdeel, voor zover van toepassing voorafgegaan wordt door een positief advies van een externe instantie, overeenstemming tussen de bij het besluit of de handeling betrokken afdelingen, het zich, voor zover het rechtspositionele bevoegdheden betreft, richt op het organisatieonderdeel waar de functionaris hiërarchisch leidinggevende van is, en voor wat betreft de rechtspositionele bevoegdheden van de stedelijk directeur jegens de directeuren binnen zijn cluster, op die directeuren.

Voor zover het in mandaat genomen besluit een rechtshandeling betreft met financiële gevolgen is de gemandateerde aangewezen als budgethouder bij of krachtens de Budgethoudersregeling Amsterdam 2023, overstijgt de waarde van de rechtshandeling niet het bedrag dat in het algemeen voor de betreffende functie of in het bijzonder voor de betreffende functionaris is vastgesteld bij of krachtens de Budgethoudersregeling Amsterdam 2023, geldt bij ondermandaat voor het besluiten tot het aangaan verrichten van een privaatrechtelijke rechtshandeling voorts dat er slechts bevoegdheid bestaat wanneer voor de bewuste categorie overheidsopdrachten een daartoe aangewezen lead buyer een marktpartij heeft geselecteerd conform de aan de lead buyer toebedeelde taken.

 

Artikel 7

Het gaat hier om ondertekeningsmandaat. Een bestuursorgaan hoeft niet altijd zelf te tekenen, maar kan op grond van artikel 10:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepalen dat namens hem wordt ondertekend.

 

Artikel 9

Deze bepaling maakt duidelijk welk orgaan dan wel welke functionaris bevoegd is om welke bijlage te wijzigen. Het doel is met name om het college niet onnodig te belasten met relatief onbelangrijke wijzigingen in de gemandateerde bevoegdheden. Als het Mandaatbesluit zelf gewijzigd moet worden of er nieuwe bevoegdheden gemandateerd moeten worden geschiedt dit door een collegebesluit. De directie Juridische Zaken van B&O is aangewezen voor het voorbereiden van een wijziging van het Mandaatbesluit.

 

Artikel 10

Met dit artikel wordt het Bevoegdhedenbesluit ambtelijke organisatie Amsterdam ingetrokken. Het betreft hier dus niet de mandaatbesluiten van de dagelijks besturen en de voorzitters van de bestuurscommissies van de stadsdelen en het stadsgebied aan stadsdeeldirecteuren en andere functionarissen en ook niet de mandaatbesluiten aan externe organisaties (zoals Haven, Omgevingsdienst of Waternet) of binnengemeentelijke niet-ondergeschikten van het college (zoals de directeur Rekenkamer, de Ombudsman of de directeur ACAM). De bestaande bevoegdhedentoebedeling voor deze functionarissen blijft bestaan en voor zover daar aanleiding toe bestaat, worden aparte besluiten voorbereid in lijn met het Mandaatbesluit.

Deze bepaling maakt dat bevoegdheden die per abuis niet in dit bevoegdhedenbesluit zijn opgenomen alsnog op grond van het oude Bevoegdhedenbesluit wordt gemandateerd. Het mandaat wordt dan geacht aan de meest voor de hand liggende functionaris te zijn verleend.