Beeldkwaliteitsplan Nieuwe Kerkstraat Nijkerkerveen

Aan de rand van Nijkerkerveen, aan de Nieuwe Kerkstraat, ligt een braakliggend perceel. De gemeente Nijkerk heeftvoor de ontwikkeling van dit perceel een aantal uitgangspunten opgesteld, een stedenbouwkundige schets en deze verwerkt in het voorliggende beeldkwaliteitsplan.

Het perceel ligt in een veenontginningslandschap. Kenmerkend zijn de lange, smalle stoken grond, met veel variatie in halfopenheid en lange doorzichten,boomsingels, geclusterde bebouwing en bebouwingslinten.

In het LOP (Landschapsontwikkelingsplan) zijn ontwerprichtlijnen voor de erven in het slagenland- schapopgenomen:

• •

  de erven moetencompact van opzet zijn

• •

  bouwblokken houden de richting aan van de bestaande kavelstructuur

• •

  bouwblokken zijn regelmatigvan vorm en zijn veelal smaller en dieper dan breed

• •

  de erven hebben één inrit met veelal laanbeplanting

• •

  aan de voorzijde hebben de erven een tuinachtige sfeer

• •

  zij- en achterkanten zijn informeel en landschappelijk ingericht

Dit beeldkwaliteitplan is een uitwerking van de stedenbouwkundige schets en bevat een aantal spel-regels voor het ontwerp en de bouw van de nieuwe woningen en de inrichting van de buitenruimte zodat de gekozen oplossingen passen bij de uistraling die wordt nagestreefd, een nieuw erf aan de rand van het dorp.

Het is denkbaar dat een ontwerp van een woning of buitenruimte afwijkt van de regels die zijn opge- nomen in dit beeldkwaliteitsplan. Een afwijking is slechts toegestaan indien de gemeente in overleg met de stedenbouwkundige en/of welstandsgedelegeerde hierover positief adviseert.

Schets

De locatie ligt aan de rand van Nijkerkerveen, als onderdeel van hetbebouwingslint. Aan het lint staanvooral vrijstaande woningen met daarachterschuren, bijgebouwen of bedrijfsbebouwing. De huidige woningen staan in een wisselende rooilijn en zijn relatief kleinschalig, merendeels één laag met een forse kap. De woningen hebben veelal een agrarische uitstraling.

De stedenbouwkundige schets is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

• •

  inpassen maximaal drie woningen in de vorm van een nieuw erf, rekening houden met de agrarische omgeving, omliggende bebouwing en VNG richtlijnenten aanzien van de afstand tot devoetbalvelden;

• •

  oorspronkelijke verkavelingsrichting aanhouden bij situering gebouwen en groen;

• •

  relatief kleinschalige uitstraling, erfbebouwing, onderverdeling hoofdgebouw en bijgebouwen;

• •

  wisselende rooilijn;

• •

  wisselende goothoogte (maximaal 4 meter);

• •

  wisselende bouwhoogte (maximaal 9 meter);

• •

  maximaal twee entrees, bebouwing rondom gezamenlijk erf;

• •

  groenstructuur (houtwal) aan randen perceel;

• •

  inrichtingsplan groen maakt onderdeel uit van bouwplan, streekgebonden beplanting gebruiken, verkavelingsrichting benadrukken, landschappelijke inpassing, houtwal tussen de twee percelen in stand houden of opnieuw in planten;

• •

  parkeren op eigen terrein;

• •

  functie manege met dienstwoning wegbestemmen.

Er wordt in de beeldkwaliteit een onderverdeling gemaakt in de verschillende woningen. Woningen  1 en 2 zijn boerderijwoningen, het hoofdgebouw op het perceel. Ze hebben een lage goot, een forse kap,met de hoofdvorm en uitstralingvan een boerderij. Woning 3 is een (kap)schuurwoning met eenlage goot, een forse kap en een hoofdvorm en uitstraling die ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. De bijgebouwen zijn kleinschalig en worden bij voorkeur gecombineerd.

Massa en situering

• •

  compacte en samenhangende situering van bebouwing op een erf, refererend aan oorspronke- lijke erven in het betreffende landschap, conform richtlijnen LOP per landschapstype;

• •

  enkelvoudige hoofdvorm;

• •

  dakvlak van het gebouw is beeldbepalend, dak-gevelverhouding bij voorkeur2:1. De goothoogte zo laag mogelijk houden,maximaal vier meter, de nokhoogte maximaal 9 meter;

• •

  hiërarchie tussen hoofdgebouw en overige bebouwing, ensemble van bebouwing (samenhang tussen de gebouwen op het erf), bijgebouwen zijn ondergeschikt;

• •

  bergingen en garages in het hoofdgebouw opnemen, of combineren in één

• •

  bijgebouw;

• •

  gezamenlijk erf, één inrit, ook wanneer het meerdere woningen betreft.

Architectuur

• •

  zowel eigentijdse als traditionele vormgeving is mogelijk, mits met een knipoog naar het agrari- sche verleden;

• •

  hoofdgebouw wordt voorzien van een zadeldak, eventueel met een wolfseind;

• •

  ondergeschikte bijgebouwen kunnen ook een anderedakvorm krijgen die passend is op de plek;

• •

  duurzame voorzieningen (zoals zonnepanelen of buitenunit warmtepomp) worden geïntegreerd in hetarchitectonische ontwerp. Hetzelfdegeldt voor maatregelen voor natuurinclusiefbouwen.

Kleuren en materialen

• •

  gebruik traditionele en/of duurzame materialen, zoals baksteen en ondergeschikt hout voor de hoofdgebouwen, en hout en ondergeschikt baksteen voor de schuurwoning, in bijzondere geval- len gestuct. Bergingen en bijgebouwen bij voorkeurvan (gepotdekseld) hout;

• •

  baksteen in rode of aarde tinten, in bijzondere gevallen wit gekeimd;

• •

  de daken zijn uitgerust met zwarte of oranje (niet glimmende) dakpannen, riet, sedem of een ander passend en duurzaam materiaal;

• •

  de kozijnen zijn geprofileerd en zijn van duurzaam geproduceerd hout, aluminium of staal. Kunst- stof kozijnen kunnen worden toegepast mits ze zijn geprofileerd en rank zijn van vormgeving;

• •

  bij gebruik van zonnepanelen bij voorkeurkiezen voor een matzwarteversie.

Inrichting buitenruimte

• •

  aan de voorzijde hebben de erven een tuinachtige sfeer;

• •

  zij- en achterkanten zijn informeel en landschappelijk ingericht, groene overgang naar agrarisch gebied;

• •

  terughoudend met hekwerken, tuinmuren en schuttingen, hekwerkenpassend bij agrarische sfeer;

• •

  hagen zijn inheems en passen bij het oorspronkelijke landschap.