Organisatie | Zutphen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de raad van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over de gemeentelijke adviescommissie voor het fysieke domein (Verordening brede adviescommissie fysiek domein gemeente Zutphen 2021) |
Citeertitel | Verordening brede adviescommissie fysiek domein gemeente Zutphen 2021 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de Verordening op de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Cultuurhistorie en de Erfgoedadviesraad 2014.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | Nieuwe regeling | 11-10-2021 | 184079 |
De raad van de gemeente Zutphen,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 juli 2021 met nummer 184079;
overwegende, dat het gewenst is regels te stellen over het huidige adviesstelsel met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit en cultuurhistorie wegens het ontbreken van overgangsrecht in de Omgevingswet;
gelet op artikel(en) 108 en 149 van de Gemeentewet en 17.7, 17.8 en 17.9 van de Omgevingswet;
Verordening van de raad van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over de gemeentelijke adviescommissie voor het fysieke domein (Verordening brede adviescommissie fysiek domein gemeente Zutphen 2021)
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Cultuurhistorie (commissie RKC): de commissie die het college adviseert op het gebied van welstandsaspecten, monumentenaspecten, reclame-uitingen en overige aangelegenheden met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit. De commissie adviseert over een goede omgevingskwaliteit bij in voorbereiding zijnde omgevingsvisies, omgevingsplannen, stedenbouwkundige plannen, landschapsplannen en beeldkwaliteitsplannen Daarnaast verricht de commissie werkzaamheden ingevolge hoofdstuk 5 van de Verordening fysieke leefomgeving gemeente Zutphen;
Erfgoedadviesraad: de adviesraad die het college op verzoek en uit eigen beweging kaderstellend adviseert op het gebied van goede omgevingskwaliteit. De Erfgoedadviesraad geeft advies over de kaders waarbinnen de commissie RKC moet adviseren als ook voor de werkzaamheden ingevolge hoofdstuk 5 van de Verordening fysieke leefomgeving gemeente Zutphen;
Hoofdstuk 2 Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Cultuurhistorie
Artikel 2 Taak en werkzaamheden
adviseert de commissie RKC op verzoek van het college over het door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanwijzen van een onroerende zaak als rijksmonument ingevolge artikel 3.1, eerste lid van de Erfgoedwet of over het aan een locatie geven van de functie-aanduiding gemeentelijk monument op grond van artikel 4.2, eerste lid van de wet;
Als geen beleidsmatig kader aanwezig is bij de taken vermeld onder het tweede lid of als twijfel bestaat over het toe te passen beleid, wordt het verzoek om advies voorgelegd aan de Erfgoedadviesraad om de beleidsmatige kaders te bepalen dan wel duidelijk te stellen, waarna het verzoek (opnieuw) voor advies aan de commissie RKC wordt voorgelegd.
Als een (extern) commissielid op een of andere wijze een zakelijke binding heeft met een bepaalde aanvraag, dan wordt hij voor de betreffende commissievergadering vervangen. Bij langlopende trajecten waarbij de inbreng van de commissie RKC verwacht wordt en waarbij een (extern) commissielid een zakelijke binding heeft, treedt deze in overleg met de commissie RKC tijdelijk terug.
Artikel 3 Verplichte advisering
Het college wint advies van de commissie RKC in over een te nemen beslissing als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, i. tot en met iii. en onder b.
De commissie RKC kan slechts adviezen uitbrengen als minimaal één deskundige van iedere benodigde discipline aanwezig is. Eén deskundige kan maximaal 2 benodigde disciplines vertegenwoordigen. Als de aanvraag betrekking heeft op een rijks- of gemeentelijk monument, kan de commissie RKC slechts advies uitbrengen als minimaal twee deskundigen op het gebied van cultuurhistorie, bouwhistorie en/ of restauratiearchitectuur aanwezig zijn.
Artikel 5 Benoeming, schorsing en ontslag
Het college benoemt de leden en de plaatsvervangers van de commissie RKC voor een termijn van ten hoogste 3 jaar. De leden voor de commissie RKC worden voorgedragen door “Het Gelders Genootschap”. Dit betreft de voorzitter, secretaris (rayonarchitect), het architect-lid, de stedenbouwkundige en deskundige op het gebied van cultuurhistorie, bouw- en architectuurhistorie, restauratiearchitectuur, landschap, stedenbouw, architectuur en archeologische monumentenzorg en hun plaatsvervangers.
De rayonarchitect is secretaris-deskundige van de commissie RKC en heeft affiniteit met een goede omgevingskwaliteit en cultuurhistorie. De rayonarchitect voert als gemandateerd lid van de commissie RKC de eerste gesprekken (het vooroverleg) met aanvragers en belanghebbenden, verzamelt relevante informatie en bereidt de behandeling van de aanvragen in de commissie RKC voor.
Artikel 8 Voorbereiding en vooroverleg
Het college biedt de aanvrager de mogelijkheid, om - op afspraak – een nog niet formeel aangevraagd bouwplan in een vooroverleg met de commissie RKC toe te lichten en te bespreken. De rayonarchitect maakt altijd een verslag van het vooroverleg. Vooroverleg vindt in het openbaar plaats. Hiervan kan worden afgeweken na overleg tussen het college, de aanvrager en de commissie RKC.
De voorzitter legt tijdens de openbare commissievergadering in het kort de vergaderprocedure uit en informeert wie van de aanwezigen bij een bepaald plan wil inspreken. De voorzitter leidt de discussie en biedt alle commissieleden de gelegenheid om hun mening naar voren te brengen. De voorzitter of de rayonarchitect geeft na een inhoudelijke discussie over een adviesaanvraag een voor alle aanwezigen korte en heldere samenvatting.
Artikel 10 Gemandateerde behandeling en advies
De rayonarchitect behandelt in de regel om de twee weken de aanvragen. De rayonarchitect kan namens de commissie RKC zelfstandig aanvragen afhandelen (mandaatcommissie), mits de aanvraag geen betrekking heeft op een Rijks- of gemeentelijke monument of gelegen is binnen een beschermd dorps- of stadsgezicht. Het uitgangspunt hierbij is dat de rayonarchitect alleen de aanvragen beoordeelt van een relatief geringe invloed op de goede omgevingskwaliteit, of aanvragen waar, gelet op meerdere vergelijkbare gevallen, de opvatting van de commissie RKC als bekend mag worden verondersteld. Bij twijfel legt de rayonarchitect het bouwplan voor aan de commissie RKC.
De rayonarchitect brengt adviezen uit aan het college over de vraag of ‘het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of een standplaats, zowel op zichtzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, niet in strijd is met redelijke eisen van welstand’. Dit wordt beoordeeld aan de hand van de criteria zoals opgenomen in de welstandsnota. Een positief mandaatadvies wordt uitgebracht door een stempel ‘positief’ op de tekening behorende bij de aanvraag te plaatsen. Een negatief mandaatadvies wordt schriftelijk gemotiveerd met een verwijzing naar de relevante criteria uit de welstandsnota.
In afwijking van het eerste lid, kan de rayonarchitect samen met de adviseur cultuurhistorie of de restauratiearchitect uit de commissie RKC namens de commissie RKC aanvragen betrekking hebbend op een Rijks- of gemeentelijk monument of gelegen binnen een beschermd dorps- of stadsgezicht afhandelen in aanwezigheid en na advisering van de monumentenadviseur van de gemeente, mits de bouwplannen een relatief geringe invloed op een goede omgevingskwaliteit en cultuurhistorische betekenis hebben, of waarover, gelet op meerdere vergelijkbare gevallen, de opvatting van de commissie RKC als bekend mag worden verondersteld. Bij twijfel legt de rayonarchitect de aanvraag voor aan de commissie RKC.
Artikel 11 Vorm waarin het advies van de commissie RKC wordt uitgebracht
De commissie RKC adviseert en motiveert haar advies schriftelijk waarbij alle betrokken aspecten van de disciplines, zoals vermeld in artikel 4, derde lid evenredig worden belicht en waarbij kruisbestuiving van deze disciplines door de voorzitter wordt bevorderd en zorgt voor een integrale afweging.
Over de uit te brengen adviezen wordt niet besloten dan in aanwezigheid van ten minste 5 leden. Over een advies over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument wordt niet besloten dan in aanwezigheid van ten minste twee leden met deskundigheid op het gebied van de monumentenzorg.
Een advies van de commissie RKC kan de volgende uitkomsten hebben:
niet akkoord, tenzij óf akkoord, mits: de commissie RKC adviseert het college het plan te laten aanpassen omdat het volgens de van toepassing zijnde criteria op een aantal punten (nog) niet voldoet aan de toetsingscriteria uit de nota’s/ kaders. De commissie RKC geeft nauwkeurig aan welke onderdelen van het plan gewijzigd kunnen worden. Het college kan de aanvrager in de gelegenheid stellen om zijn aanvraag aan te passen. Het college kan ook besluiten de voorwaarden uit het advies op te nemen in de omgevingsvergunning;
niet akkoord: de commissie RKC is van oordeel dat de aanvraag niet voldoet aan de toetsingscriteria en het ingrijpend moet worden gewijzigd. De commissie RKC geeft een nauwkeurige schriftelijke motivering, die een korte omschrijving van het ingediende plan, een verwijzing naar de van toepassing zijnde criteria en een samenvatting van de beoordeling van het plan op die punten bevat. Het college kan de aanvrager in de gelegenheid stellen om zijn aanvraag aan te passen of kan de vergunning weigeren.
Artikel 13 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting
De behandeling van aanvragen om een omgevingsvergunning of vooradvies door de commissie RKC is openbaar (ook in het mandaatoverleg). De agenda voor de vergadering van de commissie RKC wordt tijdig op een geschikte wijze bekend gemaakt. Als het college – al dan niet op verzoek van aanvrager - een verzoek doet tot niet-openbare behandeling, dan moet het college daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen als voor de beoordeling van adviezen.
Een lid die als opdrachtgever, ontwerper of anderszins betrokken is bij de uitvoering van een activiteit waarvoor een aanvraag is gedaan waarover de commissie RKC adviseert, onthoudt zich van medewerking aan het desbetreffende advies en is tijdens de behandeling van de besluitvorming over het advies niet in de vergadering aanwezig.
Het college kan, eventueel op advies van de commissie RKC, ook gemotiveerd afwijken van de toetsingscriteria uit de welstandsnota. Dat kan bij plannen die niet voldoen aan de vastgelegde criteria, maar bijvoorbeeld wel aan de redelijke eisen van welstand. Het college verwijst in dat geval naar de algemene criteria in de welstandsnota.
Het college kan een second opinion bij een gemeentelijke adviescommissie van een andere gemeente (buiten het adviesgebied van het Gelders Genootschap) of een andere daartoe deskundige commissie vragen. Het college stelt de commissie RKC van het voornemen hiertoe op de hoogte en/of stelt de commissie RKC in de gelegenheid voor een heroverweging.
De Erfgoedadviesraad adviseert het college op verzoek en uit eigen beweging op het gebied van:
De Erfgoedadviesraad bestaat uit tenminste 5 leden en maximaal 8 leden, exclusief de voorzitter en de secretaris. Leden zijn de deskundigen die gezamenlijk de volgende disciplines vertegenwoordigen: architectuur, landschapsarchitectuur, stedenbouw, cultuurhistorie, monumentenzorg en archeologie. Het is mogelijk dat één lid maximaal twee disciplines vertegenwoordigt.
De secretaris draagt zorg voor de voorbereiding van de vergaderingen. Onder het voorbereiden wordt in ieder geval verstaan: het opmaken van de agenda, het verzamelen van alle relevantie informatie, het uitnodigen van benodigde deskundigen en bezoekers en het gebruiksklaar maken van de ictapparatuur en vergaderruimte.
De secretaris draagt zorg voor de afhandeling van de vergadering. Onder het afhandelen wordt in ieder geval verstaan: de uitwerking van de verslagen, het publiceren van de verslagen op de gemeentelijke website, (digitale) archivering van de verslagen en terugkoppeling van de adviezen aan het college.
Een lid ontplooit geen activiteiten die invloed kunnen hebben op het onafhankelijk functioneren als lid. Als een lid betrokken is bij een in de Erfgoedadviesraad te behandelen project of agendapunt, dan trekt het betreffende lid zich in de vergadering terug als het betreffende plan in de Erfgoedadviesraad wordt behandeld.
De Erfgoedadviesraad beslist bij volstrekte meerderheid van stemmen. Als de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter overeenkomstig artikel 18, vierde lid. Als de beslissing tot stand is gekomen met de stem van de voorzitter wordt in het advies de motivering van de voor- en tegenstanders vermeld, alsmede de motivering van de stem van de voorzitter.
De voorzitter kan een spreker die de hem toegemeten tijd overschrijdt, dan wel in zijn toelichting zonder enig redelijk doel zaken aan de orde stelt, die de belangen van derden ernstig kunnen schaden, dan wel handelt in strijd met enige strafrechtelijke bepaling, een en ander ter beoordeling van de voorzitter, na een voorafgaande waarschuwing het woord ontnemen.
Lokale organisaties, zoals Stichting Wijnhuisfonds, Stichting Werkgroep Zicht op Zutphen, Stichting Warnsveldse Monumenten en Stichting Waardevol Warnsveld, krijgen, als zij voorafgaand aan de vergadering de voorzitter hierom verzoeken, spreekrecht toebedeeld. Het vijfde en zesde lid zijn hier op van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 29 Intrekking oude regeling
De Verordening op de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Cultuurhistorie en de Erfgoedadviesraad 2014, zoals vastgesteld bij besluit van 7 april 2014, wordt ingetrokken.
De op grond van artikel 9.1 van de Bouwverordening Zutphen en de Verordening op de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Cultuurhistorie en de Erfgoedadviesraad 2014 benoemde leden worden geacht voor de eerste maal te zijn benoemd op grond van deze verordening. De termijn van ten hoogste 3 jaar als bedoeld in artikel 5, eerste lid vangt aan op het moment van inwerkingtreding van deze verordening.
Als voor de inwerkingtreding van de wet een aanvraag is ingediend, blijft het oude recht, met betrekking tot de commissies op het gebied van welstand en monumentenzorg van kracht, met dien verstande dat de commissie RKC wordt geacht de in artikel 8 van de Woningwet, dan wel de in artikel 9.1, eerste lid, onder a. van de Erfgoedwet in samenhang met artikel 15 van de Monumentenwet 1988 bedoelde commissie te zijn.
Aldus besloten in de openbare vergadering van
de raad van de gemeente Zutphen,
gehouden op: 11 oktober 2021
De voorzitter, de griffier,
Met de Omgevingswet (hierna: de wet) die naar verwachting op 1 juli 2022 in werking treedt, wordt het stelsel van ruimtelijke regels volledig herzien. De wet bundelt de wetgeving en regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water. Belangrijk verbeterdoel van de nieuwe wet is een kader te bieden dat overheden meer afwegingsruimte biedt om doelen voor de leefomgeving te bereiken. “Decentraal, tenzij” is een belangrijk principe van de wet. Dit betekent dat taken en bevoegdheden in principe bij het lokale bestuur, zoals de gemeente liggen. Alleen als het gaat om een nationaal of internationaal belang of als dat doelmatiger of doeltreffender is, stelt het Rijk regels.
Eén van de doelen van de wet is het bereiken van een goede omgevingskwaliteit (artikel 1.3 van de wet). Daarbij gaat het om het belang van aspecten als cultureel erfgoed, architectonische kwaliteit van bouwwerken, stedenbouwkundige kwaliteit en kwaliteit van natuur en landschap. Gemeenten hebben een grote vrijheid in de wijze waarop zij het doel van een goede omgevingskwaliteit willen bereiken. Dat geldt ook voor de rol van de gemeentelijke adviescommissie (hierna: commissie) daarbij. Een adequate invulling van de taak en de werkwijze van deze commissie draagt bij aan het doel van een goede omgevingskwaliteit. Op dit moment zijn de taken onderverdeeld in 2 commissies. Op termijn wordt gestreefd een verordening met één adviescommissie te hebben overeenkomstig de Omgevingswet.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit artikel worden de in deze verordening gehanteerde begrippen omschreven. De begrippen spreken voor zich, zodat niet elk begrip een toelichting behoeft. Een paar wel.
Met het begrip ‘commissie’ onder c. wordt de gemeentelijke adviescommissie op grond van artikel 17.9 van de wet bedoeld.
Bij ‘goede omgevingskwaliteit’ onder g.: "Een goede omgevingskwaliteit" is naast veiligheid en gezondheid opgenomen in de maatschappelijke doelstelling van de wet (artikel 1.3 van de wet). Dit geeft aan dat aspecten als cultureel erfgoed, architectonische kwaliteit van bouwwerken, stedenbouwkundige kwaliteit en kwaliteit van natuur en landschap belangrijk zijn. Het gaat daarbij zowel om de menselijke beleving van de fysieke leefomgeving als om de waarden die de maatschappij toekent aan de identiteit van gebieden (Kamerstukken II 2013-2014, 33962, nr. 3).
Onder nota’s onder h. worden verstaan: de Binnenstadsvisie, de Welstandsnota’s voor Zutphen en voor Warnsveld en de nadere regels op grond van de Verordening fysieke leefomgeving gemeente Zutphen. Het gemeentebestuur heeft de plicht de zorg voor de omgevingskwaliteit zelf in te vullen, inclusief het adviesstelsel op het gebied van de omgevingskwaliteit. Burgers kunnen, wanneer geen concrete gedragsbepalingen voorhanden zijn of deze niet toereikend blijken, ten aanzien van de het doel van een goede omgevingskwaliteit een beroep doen op de algemene zorgplicht.
Hoofdstuk 2 Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Cultuurhistorie
Artikel 2 Taak en werkzaamheden
Het eerste lid beschrijft de adviestaak in algemene zin: het adviseren van de raad en het college op het gebied van de omgevingskwaliteit als bedoeld in artikel 1.3 van de wet. De commissie RKC adviseert dus niet over andere aspecten van de fysieke leefomgeving, zoals een veilige en gezonde fysieke leefomgeving.
Het tweede lid, onderdeel a. betreft de advisering over aanvragen om een omgevingsvergunning of de advisering over een ontwerpbesluit als het college geen bevoegd gezag is. De commissie RKC adviseert op verzoek van het college over een aanvraag voor:
Voor rijksmonumentenactiviteiten voor archeologische rijksmonumenten is de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de Minister van OCW) aangewezen als advies- en instemmingsorgaan in de gevallen dat het college het bevoegd gezag is. Dit door zijn verantwoordelijkheid voor de archeologische rijksmonumenten en met het landelijk overzicht en de vereiste specialistische kennis en ervaring die aanwezig zijn bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Ook is de Minister van OCW (mede) bevoegd tot toezicht en handhaving waar het gaat om archeologische rijksmonumenten. Behoud in situ (in de bodem) is hierbij het uitgangspunt.
De gemeenten spelen ondanks dat in de archeologie een cruciale rol. De afweging om archeologische monumenten in situ (in de bodem) dan wel ex situ (door ze op te graven) te behouden, wordt meestal door de gemeente gemaakt in het kader van het opstellen van het omgevingsplan en de belangenafweging bij de specifieke omgevingsplanactiviteiten waaraan een archeologische onderzoeksplicht is gekoppeld. De gemeente is op grond van artikel 5.130 van het Bkl verplicht om bij het opstellen van het omgevingsplan rekening te houden met het belang van het behoud van cultureel erfgoed, waaronder (aantoonbaar te verwachten) archeologische monumenten. Daarbij kan de (aantoonbaar te verwachten) aanwezigheid van archeologische monumenten van invloed zijn op onder meer de toedeling van functies aan locaties – bijvoorbeeld de keuze om geen parkeergarage toe te staan op een locatie met hoge archeologische waarde – of op de inhoud van in het omgevingsplan op te nemen beschermende regels of beoordelingsregels. De commissie RKC kan hierover op grond van de andere onderdelen van dit artikel adviseren.
De bescherming van monumenten of archeologische monumenten als gemeentelijk monument gebeurt door aan het monument of archeologisch monument in het omgevingsplan de functieaanduiding gemeentelijk monument te geven. Met een voorbereidingsbesluit kan voorbescherming worden geboden aan een locatie waarvoor wordt overwogen deze de functieaanduiding gemeentelijk monument te geven.
Het overgangsrecht in de wet en het Invoeringsbesluit Omgevingswet regelt dat er bij het in werking treden van de wet een vergunningplicht geldt voor activiteiten voor gemeentelijke monumenten en voorbeschermde gemeentelijke monumenten die nog op grond van de hoofdstuk 5 van de Verordening fysieke leefomgeving gemeente Zutphen zijn aangewezen. De regels uit die verordening blijven gelden tot het moment dat dit onderwerp in het nieuwe deel van het omgevingsplan is geregeld. Dit volgt uit de artikelen 22.4 en 22.8 van de wet en artikel 7.1 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet in samenhang met artikel 22.2 van het omgevingsplan (bruidsschat). De in de hoofdstuk 5 van de Verordening fysieke leefomgeving gemeente Zutphen opgenomen vergunningplicht geldt als een verbod op grond van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a. van de wet om zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten.
een omgevingsplanactiviteit als de commissie in het omgevingsplan als adviseur is aangewezen De raad kan op grond van artikel 16.15, tweede lid van de wet in het nieuwe deel van het omgevingsplan bepalen in welke gevallen een advies verplicht is. Dit kan per gebied of per type activiteit of bouwwerk verschillen. Zolang nog geen gevallen zijn aangewezen, zet het college het bestaande beleid met betrekking tot het vragen van commissieadvies voort.
Omdat het omgevingsplan ook bij een projectbesluit of een voorbereidingsbesluit kan worden gewijzigd, brengt dit mee dat ook Gedeputeerde Staten, het dagelijks bestuur van het Waterschap en de Minister van OCW de commissie RKC als adviseur in het omgevingsplan kunnen aanwijzen. Regels over de aanwijzing van de commissie als adviseur kunnen ook onderdeel zijn van de voorbeschermingsregels waarmee een voorbereidingsbesluit het omgevingsplan wijzigt. Overigens betekent dit niet dat de commissie RKC daarmee ook formeel adviesorgaan van die andere bestuursorganen wordt. Als het college geen bevoegd gezag is voor de aanvraag om een omgevingsvergunning maar adviseur, is de commissie RKC ook adviseur en richt het advies van de commissie RKC zich tot het college in plaats van het bevoegd gezag (artikel 4.22 van het Omgevingsbesluit).
Dit onderdeel is gelijkwaardig aan de huidige zogenoemde “kan-bepaling” over de welstandsadvisering in artikel 6.2, eerste lid van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Het college kan – voor zover dat in het omgevingsplan niet anders is geregeld – op grond daarvan zelf bepalen of het een advies inwint bij de commissie RKC.
Bij het beoordelen van een bouwplan volgt de commissie RKC de beoordelingsregels die in het omgevingsplan staan. De beoordelingsregels geven aan onder welke voorwaarden de vergunning kan worden verleend of geweigerd. Het gaat hierbij om regels over het bouwwerk zelf als wel zijn relatie tot de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan. Bijvoorbeeld de bouwhoogte, de bouwmassa, het maximale bebouwingsoppervlak, de aanwijzing van bouwvlakken, de situering op de bouwvlakken, de karakteristiek van de bebouwing, en het uiterlijk van bouwwerken zoals vastgelegd in de beleidsnota.
De wet biedt het gemeentebestuur een kans om te zorgen voor een betere inbedding en aansluiting van welstandsaspecten binnen het ruimtelijke kwaliteitsbeleid. Het streven naar een goede omgevingskwaliteit als bedoeld in artikel 1.3 van de wet is daarbij het overkoepelende doel. Daarom is de advisering niet beperkt tot ingrepen aan beschermde monumenten en het uiterlijk van bouwwerken. De commissie adviseert zowel over de toepassing van de regels in het omgevingsplan zelf (zoals de mogelijkheid tot “binnenplanse” afwijkingen), als over de toepassing van de beleidsregels over het uiterlijk van bouwwerken. Dit gebeurt vanuit het doel van een goede omgevingskwaliteit.
Bij onderdeel b. van het tweede lid wordt opgemerkt dat de Minister van OCW ingevolge de Erfgoedwet altijd advies vraagt aan het college van de gemeente waar een monument of archeologisch monument zich bevindt, alvorens te besluiten het aan te wijzen als rijksmonument. In dat geval is de commissie RKC adviseur van het college. De commissie RKC is ook adviseur als het college het voornemen heeft een monument of archeologisch monument aan te wijzen als gemeentelijk monument (door de locatie de functie-aanduiding gemeentelijk monument te geven).
Onderdeel c. van het tweede lid geeft invulling aan de mogelijkheid, als bedoeld in artikel 17.9, tweede lid van de wet om de commissie RKC in te schakelen bij het ontwikkelen van beleid voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Zoals hierboven vermeld gaat het uitsluitend om beleid op het gebied van de omgevingskwaliteit.
Artikel 3 Verplichte advisering
Dit artikel sluit aan op de verplichte adviezen op grond van artikel 17.9 van de wet en het op grond van de Verordening fysieke leefomgeving gemeente Zutphen verplichte advies bij gemeentelijke monumenten.
Het eerste lid geeft invulling aan artikel 17.7, eerste lid van de wet waarin is bepaald dat de raad het aantal leden vaststelt. Er worden ook plaatsvervangers benoemd, zodat de commissie ook kan functioneren wanneer één of meer vaste leden zijn verhinderd.
Het tweede en derde lid zien toe op de deskundigheidsgebieden die in de commissie RKC vertegenwoordigd moeten zijn. De wet schrijft voor dat binnen de commissie enkele leden deskundig moeten zijn op het gebied van de monumentenzorg, en dat die in ieder geval worden betrokken bij de advisering over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument. Volgens de Memorie van Toelichting moet de commissie ten minste over deskundigheid op het gebied van cultuurhistorie, bouw- en architectuurhistorie, restauratiearchitectuur, landschap en stedenbouw beschikken (Kamerstukken II 2014-2015, 33962 nr. 3, p. 581). Het is mogelijk dat één persoon meerdere disciplines in zich verenigt.
Artikel 5 Benoeming, schorsing en ontslag
Het eerste tot en met het derde lid hebben betrekking op de benoemingstermijn als bedoeld in artikel 17.7, eerste lid van de wet. Het eerste lid regelt de benoeming voor de eerste termijn. Het tweede lid ziet toe op de herbenoeming. In het derde lid is de mogelijkheid opgenomen om leden drie jaar na hun aftreden opnieuw te benoemen.
De vraag kan worden gesteld of het benoemen van leden en instellen van de commissie RKC een bevoegdheid is die overgedragen kan worden aan het college. Uit de algemene delegatiebevoegdheid op grond van de Algemene wet bestuursrecht (artikel 10.3) en artikel 156 van de Gemeentewet volgt dat de raad een bevoegdheid mag overdragen aan het college, tenzij de aard van de betreffende bevoegdheid zich daartegen verzet.
Dat laatste is bijvoorbeeld het geval bij het vaststellen van een verordening of van de begroting en jaarrekening. De benoeming van een gemeentelijke adviescommissie is niet een geval waarbij de aard van de bevoegdheid zich hiertegen verzet. Deze bevoegdheid kan dus overgedragen worden.
Dit artikel geeft de rol van de rayonarchitect weer. Het tweede lid biedt de mogelijkheid om de advisering namens de commissie RKC (in mandaat) over te laten aan de rayonarchitect (mandaatcommissie). De commissie RKC blijft verantwoordelijk voor het advies. Een goede omschrijving van het mandaat is nodig om aan het advies betekenis toe te kunnen kennen.
De commissie RKC kiest ervoor het mandaat te beperken tot de plannen met relatief geringe ruimtelijke betekenis, of plannen waar, gelet op meerdere vergelijkbare gevallen, de opvatting van de commissie RKC als bekend mag worden verondersteld. Dit wordt daarom ook vastgelegd in deze verordening. Zie hiervoor ook artikel 10.
Dit artikel geeft de vereisten van de voorzitter weer.
Artikel 8 Voorbereiding en vooroverleg
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 9 Ondersteuning van de commissie
Dit artikel regelt wie secretaris is bij de zogeheten mandaatcommissie en de grote commissie RKC.
Artikel 10 Gemandateerde behandeling en advies
Dit artikel betreft de adviesfrequentie met betrekking tot het gemandateerde advies van de rayonarchitect (mandaatcommissie).
Artikel 11 Vorm waarin het advies van de commissie RKC wordt uitgebracht
Dit artikel geeft de wijze en vorm van advisering weer.
Artikel 12 Termijn van adviseren
In de wet is geen termijn gesteld waarbinnen de commissie moet adviseren. Daarom kan het college op grond van het eerste lid aangeven binnen welke termijn een advies wordt verwacht. Deze termijn mag volgens artikel 3:6 van de Awb niet zodanig kort zijn, dat de commissie zijn taak niet meer kan vervullen. Als er geen termijn is gesteld, bedraagt de termijn voor advies maximaal vier weken.
Artikel 13 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting
Het eerste lid is een nadere regeling van uitwerking van de wettelijke eis van openbaarheid als bedoeld in artikel 17.9, vijfde lid van de wet.
Bij het derde lid wordt opgemerkt dat uit artikel 4:7 van de Awb de beperkte verplichting volgt dat de mogelijkheid tot toelichting van een plan ten overstaan van de commissie moet worden geboden aan de aanvrager van de omgevingsvergunning. Daarnaast hebben andere belanghebbenden spreekrecht. De kring van spreekgerechtigden is beperkt tot belanghebbenden (als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb). Daarmee wordt voorkomen dat allerlei personen tijdens de vergadering van de commissie kunnen inspreken, terwijl die in een eventuele rechterlijke procedure tegen de omgevingsvergunning voor het bouwen geen recht van spreken hebben, omdat zij geen belanghebbenden zijn.
Het spreekrecht is van invloed op het tijdstip waarop de vergadering van de commissie wordt aangekondigd. Dat tijdstip moet dan zodanig worden gekozen dat eventuele sprekers voldoende tijd hebben om zich op de vergadering voor te bereiden.
De verplichting tot openbaar vergaderen heeft betrekking op de vergaderingen waarin het advies op de aanvraag voor een omgevingsvergunning of op een voorgenomen beschikking formeel wordt vastgesteld. Het is niet verplicht voor informeel vooroverleg of bij de beleidsgerichte, opgavegerichte of ontwerpgerichte advisering. De potentiële initiatiefnemer kan in het stadium van vooroverleg gebaat zijn met beslotenheid. Openbaarheid zou dan remmend op het vooroverleg kunnen werken, terwijl uit oogpunt van de korte planprocedure vooroverleg stimulering verdient.
Met het bepaalde in het zevende lid wordt verstrengeling van belangen tegengegaan.
Het achtste lid verwijst naar de Awb die uitvoerders van wetten een geheimhoudingsplicht oplegt ten aanzien van gegevens waarvan zij het vertrouwelijke karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden. Op grond van artikel 2:5, tweede lid Awb is de plicht tot geheimhouding ook van toepassing op instellingen die een wettelijke taak uitvoeren. Daaronder vallen ook adviesorganen. Dit lid plaatst buiten twijfel dat de geheimhoudingsplicht ook op de commissie RKC en de daarvoor werkzame personen van toepassing is.
Het eerste lid ziet toe op het vragen van een second opinion aan een gemeentelijke adviescommissie van een andere gemeente als het college zich niet kan verenigen met het advies van de commissie RKC. Om oneindig ‘shoppen’ te voorkomen is dit slechts één keer per activiteit toegestaan.
Een advies van de commissie RKC dat voldoet aan de wettelijke eisen van zorgvuldigheid en motivering als bedoeld in artikel 17.9, derde lid van de wet, behoeft in beginsel geen nadere motivering. Een nadere motivering is wel vereist als een aanvrager of een derde-belanghebbende een contra-advies heeft overgelegd, dan wel gemotiveerd aanvoert dat het advies in strijd is met de geldende beoordelingscriteria (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 6 mei 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI2952).
Het vierde lid is opgenomen met het oog op een goede vervulling van de adviestaak. Daarvoor is nodig dat de commissie RKC voortdurend inzicht heeft in hoe het college omgaat met de uitgebrachte adviezen.
Het jaarverslag als bedoeld in artikel 17.9, zesde lid van de wet kan voor de raad aanleiding zijn voor bijstelling van het gemeentelijk beleid. De commissie RKC kan naar aanleiding van de verrichte werkzaamheden beleidsaanbevelingen doen. Bijvoorbeeld over de in het omgevingsplan op te nemen beoordelingscriteria voor de omgevingskwaliteit. Om die reden verschijnt het jaarverslag tijdig vóór de jaarlijkse beleids- en begrotingscyclus in de gemeente.
De specifieke bepalingen over het jaarverslag van het college zijn onder de wet vervallen. In verband met de politieke verantwoordelijkheid voor de omgevingskwaliteit heeft het college het voornemen om de bestaande praktijk van verantwoording en terugkoppeling voort te zetten en deze mee te nemen in de verplichte evaluatierapportage over de uitvoering van het omgevingsrecht aan de raad. In de gemeentelijke evaluatierapportage kan bijvoorbeeld aandacht worden besteed aan hoe is omgegaan met de adviezen van de commissie RKC en aan het (tijdig) inwinnen en ontvangen van advies binnen de afdoeningstermijn. Daarnaast wordt de werking van deze verordening ten minste éénmaal in het jaar samen met de commissie RKC geëvalueerd.
In dit artikel is bepaald waar de Erfgoedadviesraad over adviseert aan het college, op verzoek of uit eigen beweging. Dit behoeft geen nadere toelichting.
In dit artikel wordt de samenstelling van de Erfgoedadviesraad geregeld.
Artikel 18 Benoeming, zittingsduur
In dit artikel is bepaald dat het college de leden van de Erfgoedadviesraad benoemt. Herbenoeming is mogelijk voor ten hoogste 3 jaar.
In dit artikel wordt het nodige over de voorzitter bepaald; dat behoeft geen nadere toelichting. Over de competenties van de voorzitter kan wel het nodige worden opgemerkt. De voorzitter moet namelijk in ieder geval over de volgende competenties beschikken:
Voor de voorzitter wordt een vervanger aangewezen.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
In dit artikel wordt het nodige over de leden bepaald. Dat behoeft geen nadere toelichting, anders dan de competenties van de leden. De leden van de erfgoedadviesraad moeten over de volgende competenties beschikken:
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 28 Afwijken advies, gevallen waarin het bepaalde in hoofdstuk 3 niet voorziet
Het eerste lid van dit artikel volgt eigenlijk al uit de Awb.
Het tweede lid geeft de mogelijkheid aan het college om te voorzien in die gevallen waarin het bepaalde in hoofdstuk 3 niet voorziet, als ook bij gerezen geschillen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 29 Intrekking oude regeling
Dit artikel regelt de intrekking van de Verordening van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Cultuurhistorie en de Erfgoedadviesraad 2014.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Op grond van het eerste lid gaan de bestaande leden van de commissie RKC en Erfgoedadviesraad zonder aparte benoemingsbesluiten over naar de commissie.
Het tweede lid regelt dat aanvragen ingediend voor het in werking treden van deze verordening volgens het oude recht door de commissie RKC worden afgedaan.