Organisatie | Overijssel |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke regeling Rekenkamer Oost-Nederland 2023 |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling Rekenkamer Oost-Nederland |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-07-2023 | nieuwe regeling | 12-07-2023 |
Provinciale Staten van Overijssel,
gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen en artikel 79a van de Provinciewet,
Gemeenschappelijke regeling Rekenkamer Oost-Nederland
Geldend van 12 juli 2023 t/m heden 1
Het belang ter behartiging waarvan deze regeling is aangegaan, is het instellen van een gemeenschappelijke rekenkamer als bedoeld in artikel 79l van de Provinciewet.
Artikel 4. Taak3
Het gemeenschappelijk orgaan heeft tot taak het uitvoeren van hetgeen in artikel 183 van de Provinciewet is bepaald.
Artikel 6. Het bestuur4
Het bestuur bestaat uit drie leden, waaronder een voorzitter. Deze worden door Provinciale Staten van de deelnemers gezamenlijk voorgedragen en worden overeenkomstig de artikelen 79c, eerste lid en 79m, eerste lid van de Provinciewet door Provinciale Staten van de deelnemers gezamenlijk benoemd. Bij het doen van deze voordrachten wordt rekening gehouden met de onderlinge deskundigheid van de voorgedragen leden.
Artikel 8. Eed6
De leden van de rekenkamer leggen in de vergadering van Provinciale Staten van Overijssel de eed (verklaring en belofte) af als bedoeld in artikel 79g van de Provinciewet.
Artikel 12. De waarnemend voorzitter
De taken en bevoegdheden van de voorzitter worden bij diens afwezigheid of ontstentenis waargenomen door de waarnemend voorzitter.
Artikel 14. Actieve informatieplicht
Het bestuur verschaft de Provinciale Staten van de deelnemers alle inlichtingen die zij voor de uitoefening van hun functie nodig hebben. Het bestuur deelt daarom de ontwerpbegroting en de begroting, de jaarrekening, het onderzoeksprogramma, het onderzoeksplan en de onderzoeksrapporten met de Provinciale Staten van de deelnemers.
Artikel 15. Overleg11
De fracties uit Provinciale Staten van de deelnemers worden jaarlijks uitgenodigd voor een overleg over mogelijke onderwerpen voor het onderzoeksprogramma. De fracties worden door middel van dit overleg in de gelegenheid gesteld om hun belangstelling voor het verrichten van onderzoek door de Rekenkamer naar onderwerpen kenbaar te maken.
Artikel 16. Participatie van inwoners en organisaties.
Inwoners van- en organisaties gevestigd in de deelnemende provincies kunnen, net als de leden van Provinciale Staten, onderwerpen aandragen voor onderzoek door de Rekenkamer. De Rekenkamer beoordeelt die verzoeken aan de hand van de criteria die zij heeft vastgelegd in het onderzoeksprotocol.
Artikel 19. Kostenverdeling 14
De kosten van het gemeenschappelijk orgaan worden door de deelnemers voor gelijke delen gedragen.
Toetreding tot deze regeling kan geschieden bij een daartoe strekkend besluit van Provinciale Staten van de deelnemers op basis van een verzoek van Provinciale Staten of de raad van de toe te treden provincie of gemeente.
Deze regeling kan worden opgeheven bij besluit van Provinciale Staten van de deelnemers. In dat geval is het bestuur belast met de liquidatie van het gemeenschappelijk orgaan.
[Toelichting: Indien men een gemeenschappelijke rekenkamer wenst, is op grond van artikel 79l van de Provinciewet het oprichten – via de Wet gemeenschappelijke regelingen – van een gemeenschappelijk orgaan, zijnde de rekenkamer, verplicht. Gelet op het bepaalde in artikel 8, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen, bezit een dergelijk gemeenschappelijk orgaan geen rechtspersoonlijkheid. Dat heeft tot gevolg dat de rekenkamer niet zelfstandig aan het rechtsverkeer kan deelnemen. Ten aanzien van het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het aanstellen van personeel van het bureau van de rekenkamer zijn in onderhavige regeling derhalve separate voorzieningen getroffen. Zie daarvoor de artikelen 11 en 15 van de regeling. Anders dan gebruikelijk is het in dit geval niet nodig in de regeling een bepaling op te nemen over de plaats van vestiging van het gemeenschappelijk orgaan. Artikel 79l, eerste lid van de Provinciewet bepaalt dat de in artikel 10, derde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen neergelegde verplichting tot het aanwijzen van een vestigingsplaats niet van toepassing is bij een gemeenschappelijk orgaan voor de rekenkamer. De keuze voor de vestigingsplaats van de rekenkamer wordt derhalve overgelaten aan het bestuur van de rekenkamer. Uit een oogpunt van efficiency en regionale binding dient het bestuur een vestigingsplaats te kiezen binnen het grondgebied van Gelderland en Overijssel.]
[Toelichting: In Hoofdstuk XIA van de Provinciewet (artikelen 183 tot en met 186) is de taak van de rekenkamer omschreven en zijn de daarvoor noodzakelijke bevoegdheden geregeld. In het algemeen deel van deze toelichting is reeds stilgestaan bij de taak van de rekenkamer, welke taak is beschreven in artikel 183 van de Provinciewet. Voor wat betreft de bevoegdheden van de rekenkamer komt het er kortgezegd op neer dat de rekenkamer dient te beschikken over de informatie die nodig is voor het verrichten van haar taken. Deze informatieverplichting jegens de rekenkamer geldt ook ten aanzien van openbare lichamen, gemeenschappelijke organen, vennootschappen en rechtspersonen waar de provincie bij betrokken is. Een en ander is geregeld in de artikelen 184 en 185 van de Provinciewet. In artikel 186 van de Provinciewet is een algemene regeling voor de verslaglegging door de rekenkamer opgenomen.]
[Toelichting: De Provinciewet biedt bij de inrichting van de rekenkamer de keuze tussen een rekenkamer met een collegiaal bestuursmodel of een rekenkamer met een directeursmodel. In het laatste geval bestaat de rekenkamer uit één persoon. Uit artikel 6 volgt dat gekozen is voor een collegiaal bestuursmodel. Het bestuur bestaat uit drie leden. Alle leden worden door Provinciale Staten van Gelderland en van Overijssel gezamenlijk voorgedragen. Ook de benoeming van de leden geschiedt door Provinciale Staten van beide provincies gezamenlijk. Dat is geregeld in artikel 79c, eerste lid, in samenhang met artikel 79m, eerste lid van de Provinciewet. Op grond van artikel 79c, tweede lid, in samenhang met artikel 79m, eerste lid van de Provinciewet benoemen Provinciale Staten van beide provincies een voorzitter. Voor wat betreft de waarnemend voorzitter is geen voorziening getroffen in de Provinciewet. Vandaar het tweede lid van artikel 6. Op grond van de artikelen 79i, eerste lid en 79m, eerste lid van de Provinciewet is het aan de rekenkamer een reglement van orde voor haar werkzaamheden en haar vergaderingen vast te stellen. De rekenkamer dient dit reglement ter kennisneming aan Provinciale Staten van de deelnemers te zenden. In zo’n reglement kan worden bepaald hoe vaak het bestuur per jaar vergadert en hoe de besluitvorming verloopt.]
[Toelichting: Op grond van artikel 79c, eerste lid van de Provinciewet benoemen Provinciale Staten de leden van de rekenkamer voor de duur van zes jaar. In het vierde lid van voornoemd artikel is bepaald dat een lid kan worden herbenoemd. Aan het aantal herbenoemingen is in de Provinciewet geen limiet gesteld. Via artikel 7 wordt een dergelijke limiet wel gesteld.]
[Toelichting: Op grond van artikel 79g van de Provinciewet dienen de leden van de rekenkamer in de vergadering van Provinciale Staten de eed (verklaring en belofte) af te leggen. Ten aanzien van een gemeen- schappelijke rekenkamer is in artikel 79m, tweede lid van de Provinciewet een specifieke voorziening getroffen: in de gemeenschappelijke regeling moet worden bepaald ten opzichte van welk vertegenwoordigend orgaan de leden van de gemeenschappelijke rekenkamer de eed (verklaring en belofte) afleggen. Ten aanzien van de Rekenkamer Oost-Nederland is gekozen voor Provinciale Staten van Overijssel.]
[Toelichting: Via dit artikel wordt bereikt dat de rekenkamer – via de band van Gedeputeerde Staten en de Commissaris van de Koningin van Gelderland – aan het rechtsverkeer kan deelnemen. Privaatrechtelijke rechtshandelingen zijn bijvoorbeeld het sluiten van overeenkomsten tot inhuur van een onderzoeksbureau. Ook het aangaan van een huurovereenkomst inzake kantoorruimte valt hieronder.]
[Toelichting: De leden van het bestuur van de rekenkamer ontvangen een vergoeding die gelijk is aan een percentage van de vergoeding die een gedeputeerde ontvangt. In artikel 3 van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden is bepaald dat de gedeputeerde een bezoldiging geniet per maand waarvan de hoogte overeenkomt met het maximum van schaal 17 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. De percentages van 15% voor de voorzitter en elk 10% voor de beide leden is gebaseerd op de omvang van de werkzaamheden. Het vierde lid van dit artikel voorziet in de mogelijkheid tot aanpassing van deze percentages. Aanpassing kan wenselijk zijn in het geval een beoogd bestuurslid minder dan de hier bedoelde werkomvang (15 respectievelijk 10%) beschikbaar is. Ook is het denkbaar dat beide Provinciale Staten, in het kader van het groeimodel van de rekenkamer, van oordeel zijn dat de werkomvang van de bestuursleden structureel verhoogd dient te worden. De daaruit voortvloeiende financiële gevolgen dienen uiteraard betrokken te worden bij het opstellen van de begroting. De grondslag voor de berekening van de vergoeding van de bestuursleden (het Rechtspositiebesluit gedeputeerden) kan, anders dan door aanpassing van deze regeling zelf, niet worden gewijzigd. Ook voor de declaratie van reis- en verblijfkosten is een koppeling aangebracht met de overeenkomstige regeling voor gedeputeerden, namelijk de Regeling rechtspositie gedeputeerden.]
[Toelichting: Met dit artikel wordt uitvoering gegeven aan het bepaalde in artikel 79o van de Provinciewet. Aan het hoofd van het rekenkamerbureau staat de directeur die tevens secretaris van het bestuur van de rekenkamer is. Daarnaast zal hij zorgdragen voor de contacten met de ambtenaren van de beide provinciale organisaties. Uitgangspunt is een klein, maar kwalitatief goed, rekenkamerbureau dat niet de ambitie heeft alle specialismen in huis te hebben. Dit betekent dat de medewerkers van het bureau een functie hebben als projectleider van veelal uit te besteden onderzoeksopdrachten. Op grond van de artikelen 79j, derde en vierde lid en 79m, eerste lid van de Provinciewet verrichten de ambtenaren die werkzaamheden verrichten voor de rekenkamer niet tevens werkzaamheden voor een ander orgaan van de deelnemende provincies. Hiermee wordt iedere schijn van belangenverstrengeling vermeden. Daarnaast zijn de ambtenaren die werkzaamheden voor de rekenkamer verrichten terzake van deze werkzaamheden uitsluitend verantwoording schuldig aan de rekenkamer.
Gedeputeerde Staten van Gelderland besluiten tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst met de medewerkers van het bureau van de rekenkamer. Daarmee komen ze – formeel – in dienst van de provincie Gelderland. Een dienstverband met de rekenkamer zelf is niet mogelijk, omdat – zoals hiervoor al aangegeven – de rekenkamer geen rechtspersoonlijkheid bezit. Bij opheffing van de rekenkamer zal het dienstverband met de provincie Gelderland echter voortduren. In dat geval zullen de kosten hiervan over de deelnemende provincies worden verdeeld (artikel 17 van deze regeling).
Uiteraard kunnen Gedeputeerde Staten van Gelderland de voorzitter van het bestuur van de rekenkamer mandateren te besluiten tot het aangaan, wijzigen of beëindigen van een arbeidsovereenkomst met de medewerkers van het bureau van de rekenkamer (de directeur uitgezonderd), en dat daarnaast de
Commissaris van de Koning volmacht geeft aan de voorzitter van het bestuur van de rekenkamer om de arbeidsovereenkomst met de medewerker te ondertekenen. Denkbaar is dat in dat geval ook volmacht wordt verleend aan de directeur van het bureau van de rekenkamer.]
[Toelichting: Als het gaat om de positie van de rekenkamer in relatie tot Provinciale Staten van beide provincies, kan daarover het volgende worden opgemerkt. Gegeven de in de Provinciewet vastgelegde onafhankelijkheid van de rekenkamer kan er geen sprake zijn van een bepalende invloed van Provinciale Staten op de werkwijze noch op de onderwerpen die de rekenkamer wenst te onderzoeken. De rekenkamer bepaalt zelf haar onderzoeksagenda. De rekenkamer bepaalt ook zelf op welke wijze de onderzoeken worden opgezet en uitgevoerd. Desondanks is het gewenst dat er een vorm van overleg is tussen de rekenkamer en Provinciale Staten van beide provincies. Artikel 14 regelt dit overleg.]
[Toelichting: Voor de begrotingscyclus is niet alleen dit artikel van belang, maar ook de artikelen 47 en 48 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Deze cyclus verloopt – kort samengevat – als volgt. Zes weken voordat de begroting door de rekenkamer wordt vastgesteld, wordt een ontwerpbegroting aan Provinciale Staten van de deelnemers gezonden. De ontwerpbegroting wordt ter inzage gelegd en algemeen verkrijgbaar gesteld. Provinciale Staten van de deelnemers kunnen bij de rekenkamer hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. De eventuele zienswijzen worden bij de ontwerpbegroting gevoegd alvorens de begroting door het bestuur van de rekenkamer wordt vastgesteld. De vastgestelde begroting wordt twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan de minister van Binnenlandse Zaken gezonden.]
[Toelichting: Op grond van deze bepaling en het bepaalde in artikel 47, derde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen is het aan het bestuur van de rekenkamer de jaarrekening vast te stellen. Op grond van artikel 47, vierde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen dient de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan de minister van Binnenlandse Zaken te worden gezonden.]
[Toelichting: Onder de kosten van de rekenkamer vallen de kosten van het bestuur, van het bureau van de rekenkamer, bureaukosten (huisvesting, communicatie, etc.) en de kosten van door derden uit te voeren onderzoeken. Echter, ook de vergoedingen die aan derden moeten worden toegekend voor eventuele misslagen van de rekenkamer vallen onder de kosten van het gemeenschappelijk orgaan als bedoeld in artikel 17.]