Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Utrechtse Heuvelrug

Treasurystatuut gemeente Utrechtse Heuvelrug 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUtrechtse Heuvelrug
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingTreasurystatuut gemeente Utrechtse Heuvelrug 2011
CiteertitelTreasurystatuut gemeente Utrechtse Heuvelrug 2011
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Verordening ex art. 212
  2. Wet financiering decentrale overheden
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2011nieuwe regeling

24-08-2010

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Treasurystatuut gemeente Utrechtse Heuvelrug 2011

 

 

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

Treasurystatuut Gemeente Utrechtse Heuvelrug 2011

Inhoud

Inleiding ............................................................................................................................ 2

Treasurystatuut ................................................................................................................

Begrippenkader..................................................................................................................3

Doelstellingen van de treasuryfunctie .......................................................................... 5

Risicobeheer

Uitgangspunten risicobeheer ......................................................................................... 5

Renterisicobeheer.............................................................................................................6

Koersrisicobeheer ............................................................................................................ 6

Kredietrisicobeheer ......................................................................................................... 6

Intern liquiditeitsrisicobeheer....................................................................................... 6

Valutarisicobeheer ........................................................................................................ 7

Gemeentefinanciering

Financiering ..................................................................................................................... 7

Langlopende uitzettingen................................................................................................ 7

Relatiebeheer....................................................................................................................7

Kasbeheer

Geldstromenbeheer ....................................................................................................... 8

Saldo- en liquiditeitenbeheer...................................................................................... 8

Administratieve organisatie en interne controle

Uitgangspunten administratieve organisatie en internecontrole.......................... 8

Bevoegdheden………………………………………………………………………… 9

Planning- en controltaken ........................................................................................... 10

  • Informatievoorziening.................................................................................................

    11

  • Inwerkingtreding........................................................................................................

    12

Citeertitel ……………………………………………………………………………… 12

Memorie van toelichting …………………………………………………………… 13

INLEIDING

De gemeente Utrechtse Heuvelrug onderkent het belang van een verantwoord en adequaat beheer van haar financiële middelen. Mede als gevolg van de Wet fido wenst zij haar activiteiten op het gebied van treasury op een zo transparant en beheersbaar mogelijke wijze in te richten.

In dit treasurystatuut wordt de “beleidsmatige infrastructuur” van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het statuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk. Naast het treasurystatuut zal de gemeente jaarlijks een paragraaf financiering opnemen in zowel de begroting als in de jaarrekening. Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens respectievelijk de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury besproken.

Bij het opstellen van het treasurystatuut is rekening gehouden met de bepalingen van de wettelijke kaders (o.a. Gemeentewet, verordeningen ex art 212, 213, 213a, Wet fido, Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

In het treasurystatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer. Daarna komen de administratieve organisatie en interne controle van de treasuryfunctie aan de orde. Daarbij ligt het accent op de eenduidigheid omtrent de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatievoorziening die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden. In de Memorie van Toelichting worden waar nodig de in het treasurystatuut opgenomen artikelen toegelicht. TREASURYSTATUUT

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug;

Gelet op de verordening ex artikel 212 van de Gemeentewet en de Wet financiering decentrale

overheden;

Besluit:

Vast te stellen het navolgende Treasurystatuut.

Begrippenkader

Artikel 1.

In dit statuut wordt verstaan onder:

  • -

    Derivaten Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

  • -

    Financiering Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

  • -

    Geldstromenbeheer Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

  • -

    Intern liquiditeitsrisico De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

  • -

    Kasgeldlimiet Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;

  • -

    Koersrisico Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

  • -

    Kredietrisico De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij;

  • -

    Liquiditeitenbeheer Het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

  • -

    Liquiditeitenplanning Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid;

  • -

    Onderhandse geldleningen Leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.

  • -

    Rating De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

  • -

    Relatiebeheer Het onderhouden van relaties met instellingen, waarmee in het kader van de uitvoering van het treasurybeleid contacten worden onderhouden;

  • -

    Renterisico Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen. Ongunstige rentecondities kunnen verstrekkende gevolgen hebben voor de financiële gezondheid van de organisatie. De renterisico’s zijn onder te verdelen in primaire en secundaire risico’s. Onder het primaire renterisico wordt verstaan het gevaar van rentestijgingen als sprake is van financiering tegen een variabele rente. Stijging van de rente betekent hogere kosten. Het omgekeerde geldt bij beleggingen. Onder het secundaire renterisico wordt verstaan het niet kunnen profiteren van een gunstige renteontwikkeling omdat de rente voor een langere periode vaststaat;

  • -

    Renterisiconorm Een bedrag ter grootte van een op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het begrotingstotaal van de gemeente bij aanvang van het jaar;

  • -

    Rentetypische looptijd Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

  • -

    Saldobeheer Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

  • -

    Rentevisie Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling;

  • -

    Solvabiliteitsratio van 0% Status die door een bancaire toezichthouder in de Europese Economische Ruimte (lidstaten van de Europese Unie uitgebreid met Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend;

  • -

    Treasurybeheer De uitvoering van de treasuryfunctie binnen de kaders van het treasurystatuut;

  • -

    Treasurybeleid Vastlegging van de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie;

  • -

    Treasuryfunctie De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

  • -

    Treasuryparagraaf Het begrotingsonderdeel cq rekeningsonderdeel waarin het beleid voor het komende jaar wordt vastgelegd resp. waarin verantwoording wordt afgelegd van de realisatie van het voorgenomen beleid;

  • -

    Treasurystatuut Het document waarin de beleidsmatige infrastructuur voor de uitvoering van de treasuryfunctie is vastgelegd;

  • -

    Uitzetting Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 2.

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut.

Risicobeheer

Uitgangspunten risicobeheer

Artikel 3.

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente mag leningen of garanties uitsluitend verstrekken uit hoofde van de “publieke taak”. Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak, waarbij vooraf advies van de afdeling Financiën en belastingen wordt ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij;

  • 2.

    De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;

  • 3.

    Het gebruik van derivaten is toegestaan, maar deze worden uitsluitend toegepast ter beperking van financiële risico’s. Alvorens een derivatentransactie wordt afgesloten wint de gemeente het advies in van een externe adviseur.

Renterisicobeheer

Artikel 4.

  • 1.

    De kasgeldlimiet per kwartaal wordt conform de Wet fido niet overschreden. Het college informeert bij het vaststellen van de begroting de raad als naar verwachting in de loop van het begrotingsjaar de kasgeldlimiet dreigt te worden overschreden;

  • 2.

    Bij het afsluiten van leningen en of renteafspraken wordt gezorgd dat de renterisiconorm in

de toekomst niet wordt overschreden Het college informeert bij het vaststellen van de begroting de raad als naar verwachting in de loop van het begrotingsjaar de renterisiconorm dreigt te worden overschreden;

  • 3.

    Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

  • 4.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand in relatie tot de rentevisie;

  • 5.

    De rentevisie van de gemeente wordt jaarlijks bij het vaststellen van de begroting vastgesteld en vastgelegd.

Koersrisicobeheer

Artikel 5.

  • 1.

    De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen door daarbij uitsluitend vastrentende waarden te hanteren, dan wel gebruik te maken van producten waarbij de hoofdsom gegarandeerd is aan het einde van de looptijd, dit is conform artikel 9 van de financiële verordening;

  • 2.

    Tevens beperkt de gemeente de koersrisico’s door conform artikel 7 van dit treasurystatuut de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

Kredietrisicobeheer

Artikel 6.

  • 1.

    Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury gelden de volgende uitgangspunten:

    • a.

      Uitzettingen vinden uitsluitend plaats bij:

      • -

        Nederlandse overheden en andere publiekrechtelijke lichamen met een solvabiliteitsratio van 0%;

      • -

        Financiële instellingen met bij voorkeur een AAA-rating, maar minimaal met een AA-minusrating, conform de rating door ten minste twee gezaghebbende rating agencys;

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak worden zoveel mogelijk zekerheden of garanties geëist. In haar besluit motiveert het college het openbaar belang van de garantieverstrekking.

Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 7.

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), alsmede op een vier-jarige liquiditeitenplanning welke aansluit op het meerjaren investeringsprogramma.

Valutarisicobeheer

Artikel 8.

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de euro.

Gemeentefinanciering

Financiering

Artikel 9.

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden uitsluitend aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen) te gebruiken;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn onderhandse leningen en derivaten. Voor het inzetten van andere instrumenten is een raadsbesluit vereist ;

  • 4.

    Ter voorbereiding op de financiering tracht de gemeente van tenminste van drie financiële instellingen een offerte te ontvangen;

  • 5.

    Deze offertes (analoog, dan wel digitaal) worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd.

Langlopende uitzettingen

Artikel 10.

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5 en 6 genoemde voorwaarden;

  • 2.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal drie instellingen alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan. Deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd.

Relatiebeheer

Artikel 11.

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste ééns in de 4 jaar beoordeeld;

  • 2.

    Bankrelaties dienen, wat betreft hun kredietwaardigheid, minimaal te voldoen aan de eisen

die zijn gesteld in artikel 6;

3.Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen,

verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht

te vallen.

Kasbeheer

Geldstromenbeheer

Artikel 12.

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;

  • 2.

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 13.

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat, kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 4 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld leningen, kasgeldleningen en rekening courantkredieten;

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het extern uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar moeten voldoen aan de eisen van artikel 5;

  • 5.

    Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 6 genoemde

tegenpartijen toegestaan.

Administratieve organisatie en interne controle

Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 14.

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

  • 2.

    De administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat:

    • a.

      de uitvoering rechtmatig en doelmatig is;

    • b.

      de treasury-activiteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;

    • c.

      de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn;

  • 3.

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd;

  • 4.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vierogen-

principe);

  • b.

    de uitvoering en de controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

  • c.

    de uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

Bevoegdheden

Artikel 15.

De bevoegdheden van de functionarissen worden uitgeoefend onder eindverantwoordelijkheid van de gemeentesecretaris en zijn gemandateerd aan de domeindirecteuren.

1.De bevoegdheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel..

Bestuursorgaan / functionaris

Bevoegdheid

College

·Het in beginsel besluiten tot het aantrekken van gelden voor een periode van één jaar en langer (financieringen);

·Het in beginsel besluiten tot het uitzetten van gelden voor een periode van één jaar en langer (uitzettingen).

·Het garanderen van geldleningen uit hoofde van de publieke taak;

·Het verstrekken van geldleningen uit hoofde van de publieke taak.

Adviseur financiën (functiecode 2.21.02)

·Het uitvoeren van het beginselbesluit tot het aantrekken van gelden voor een periode van één jaar en langer (financieringen);

·Het uitvoeren van het beginselbesluit tot het uitzetten van gelden, voor een periode van één jaar en langer (uitzettingen).

Medewerker betalingsverkeer / kassier (functiecode 2.21.07)

·Het aantrekken van gelden voor een periode korter dan één jaar;

·Het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar;

·Het verstrekken van betalingsopdrachten.

2.Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten wordt functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden dat iedere transactie op ambtelijk niveau door minimaal twee functionarissen wordt geautoriseerd (het zogenoemde vier-ogenprincipe), de uitvoering en controle en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

In onderstaande tabel zijn de bevoegdheden op ambtelijk niveau, waarbij een tweede autorisatie is vereist, weergegeven.

Bevoegdheid

Bevoegde functionaris

Tot 2e autorisatie bevoegde functionaris

Kasbeheer

a.Het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar

Medewerker betalingsverkeer / kassier (functiecode 2.21.07)

Adviseur financiën

(functiecode 2.21.02)

b.Het aantrekken van gelden voor een periode korter dan één jaar

Medewerker betalingsverkeer / kassier (functiecode 2.21.07)

Adviseur financiën

(functiecode 2.21.02)

c.Het verstrekken van betalingsopdrachten (inclusief het overboeken tussen eigen bankrekeningen)

Medewerker betalingsverkeer / kassier (functiecode 2.21.07)

·Senior adviseur financiën (functiecode 2.21.05);

·Adviseur financiën (functiecode 2.21.04);

·Financieel adviseur (functiecode 2.21.03)

Bankrelatiebeheer

e.Het openen, wijzigen en sluiten van bankrekeningen

Senior adviseur financiën (functiecode 2.21.05)

Afdelingshoofd financiën (functiecode 2.20.01)

f.Het afspreken van bankcondities en tarieven

Senior adviseur financiën

(functiecode 2.21.05)

Afdelingshoofd financiën (functiecode 2.20.01)

Financieringen en uitzettingen

g.Het uitvoeren van het beginselbesluit tot het aangaan van gelden voor een periode van één jaar en langer (financieringen)

Adviseur financiën

(functiecode 2.21.02)

Afdelingshoofd financiën (functiecode 2.20.01)

h.Het uitvoeren van het beginselbesluit tot het uitzetten van gelden voor een periode van één jaar en langer (uitzettingen)

Adviseur financiën

(functiecode 2.21.02)

Afdelingshoofd financiën (functiecode 2.20.01)

Planning- en controltaken

Artikel 16.

In onderstaand tabel is aangegeven welke functionarissen, onder eindverantwoordelijkheid van de gemeentesecretaris, zijn belast met de planning- en controltaken bij de treasuryfunctie:

Functionaris

Taak

Domeindirecteuren

Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun medewerkers aanleveren aan de afdeling financiën en belastingen over toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning.

Afdelingshoofd financiën (functiecode 2.20.01)

·Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

·Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en het hierover bij de jaarrekening jaar rapporteren aan het college;

·Het jaarlijks bij de jaarrekening rapporteren en afleggen van verantwoording over de uitvoering van het treasurybeheer aan de raad.

Adviseur financiën (functiecode 2.21.02)

·Het opstellen van beleidsadviezen;

·Het jaarlijks bij de begroting opstellen van de rentevisie.

Senior adviseur financiën (functiecode 2.21.05)

·Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de financiële administratie.

·Het opzetten van administratieve richtlijnen voor treasury

Medewerker betalingsverkeer / kassier (functiecode 2.21.07)

·Het aanleveren van tijdige, volledige en juiste gegevens aan de financiële administratie;

·Het onderhouden van contacten met banken, overige financiële instellingen en tussenpersonen.

Externe accountant

Het in het kader van zijn reguliere controletaak adviseren over en controleren van de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

XVII Informatievoorziening

Artikel 17.

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient ten minste de in de onderstaande tabel

opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

Informatie

Frequentie

Bron

Informatie-

verstrekker

Informatie-

ontvanger

1.Liquiditeitenplanning

korte termijn

Per kwartaal

Financiële administratie

verplichtingenadministratie

en elektronisch

bankierssysteem

Budgethouders

Treasury

medewerker

2.Liquiditeitenplanning

lange termijn

Jaarlijks

Meerjaren investeringsplan

en planning

grondexploitatie

Budgethouders

Treasury

medewerker

3.Rentevisie

Jaarlijks

Conform planning en controlcyclus

Afdeling financiën en belastingen

Gemeenteraad

4.Analyse leningen-en

beleggingsportefeuille

Jaarlijks

Conform planning en

controlcyclus

Afdeling financiën en belastingen

Gemeenteraad

5.Beleidsplan voor de

Treasury in de paragraaf financiering bij de begroting

Jaarlijks

Conform planning en

controlcyclus

Afdeling financiën en belastingen

Gemeenteraad

6.Evaluatie

treasuryactiviteiten in

paragraaf financiering van de jaarrekening

Jaarlijks

Conform planning en

controlcyclus

Afdeling financiën en belastingen

Gemeenteraad

7.Informatie aan derden conform Wet fido

Kwartaal

Conform planning en

controlcyclus

Afdeling financiën en belastingen

Derden

Inwerkingtreding

Artikel 18.

Dit treasurystatuut treedt in werking met ingang van 1 januari 2011 en vervangt het “Treasurystatuut gemeente Utrechtse Heuvelrug” zoals vastgesteld op 19 december 2006.

Citeertitel

Artikel 19.

Dit treasurystatuut kan worden aangehaald onder de naam “Treasurystatuut gemeente Utrechtse Heuvelrug 2011”

Doorn, 24 augustus 2010,

de secretaris, de burgemeester,

drs. T.P. van der Steen G.F. Naafs Memorie van toelichting

In dit treasurystatuut wordt het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De paragraaf financiering in de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het statuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het treasurystatuut blijven. De paragraaf financiering in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de beleidsplannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie hiervan.

Artikel 2 In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze doelstellingen afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1 In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daar bij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (ten minste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2 Door haar activiteiten loopt de gemeente de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3 De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt en effectief mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4 De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat en streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”). Binnen het risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit treasurystatuut kan worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3 lid 1 De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft enerzijds de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen en anderzijds het prudente karakter van (overige) uitzettingen. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”.

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. In dit licht is het dus niet de afdeling Financiën en belastingen die het politieke besluit voor dergelijke garanties en leningen voorbereidt.

De afdeling Financiën en belastingen adviseert over bijv. de financieringsvoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente. Daarnaast is het van belang dat de afdeling Financiën en belastingen de betreffende aanvraag opneemt in de liquiditeitenplanning.

Artikel 3 lid 2 Conform de Wet fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury” (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.

In de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Uitgangspunt is hierbij dat het nemen van overmatige risico's teneinde extra inkomsten te kunnen genereren nadrukkelijk niet is toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet fido en de memorie van toelichting op de Wet fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet fido.

De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente.

Artikel 3 lid 3 Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.

Artikel 4 lid 1 Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente;

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

Artikel 4 lid 2 Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage te vermenigvuldigen met het begrotingstotaal van de gemeente bij aanvang van het jaar.

Artikel 4 lid 3 Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen te lenen c.q. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Artikel 4 lid 4 Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd op het moment dat men een rentestijging verwacht.

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.

Artikel 5 lid 1 Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting in tact blijft.

Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s wordt géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening).

Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelen-index (zoals de AEX-index) Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet fido. Bij garantieproducten is veelal alleen de hoofdsom gegarandeerd. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het de aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen.

Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit treasurystatuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de Gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de “publieke taak” van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren.

Artikel 5 lid 2 Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentend product heeft belegd maar – wegens wijziging in de liquiditeitenplanning - voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom ontvangen, maar de huidige waarde van de uitzetting op basis van de actuele rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af met de liquiditeitenplanning.

Artikel 6 lid 1a. Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen uitzet / belegt. Een (credit-) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt verschaft door gerenommeerde rating “agencies”.

Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EER-lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties).

Artikel 6 lid 2 De Wet fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Omdat de Gemeenteraad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt nadat de Gemeenteraad in de gelegenheid is gesteld zijn bevindingen hierover kenbaar te maken. Teneinde de kredietrisico’s te verkleinen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren.

Artikel 7 Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito).

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de afdeling Financiën en belastingen juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële vertaling van hun activiteiten.

Artikel 8 Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid binnen de gemeente.

Artikel 9 lid 1 Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 9 lid 2 Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Artikel 9 lid 4 Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 10 Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.

Artikel 10 lid 2 Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen, voor bijv. het ontvangen rentepercentage, de hoogte van transactiekosten etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 11 lid 1 Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal eens in de 4 jaar plaats moet hebben.

Artikel 12 lid 1 Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt

betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (cq. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 12 lid 2 Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken.

Artikel 13 lid 1 Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 13 lid 3 In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor opgenomen of uitgezette voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant.

Artikel 14 Bij de treasuryfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken. Het treasurystatuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 15 lid 1 De bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, wat als voordeel heeft dat er slagvaardiger kan worden geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Artikel 15 lid 2 In het kader van de functiescheiding is in een tabel aangegeven bij welke bevoegdheden een tweede autorisatie vereist is en door welke functionaris de tweede autorisatie plaats vindt

Artikel 17 De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (punt 1 en 2), beleidsmatige informatie (punt 3) en verantwoordingsinformatie (punt 4, 5 en 6). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste voorwaarden voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.