Organisatie | Brummen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Boeteverordening Wet inburgering nieuwkomers gemeente Brummen |
Citeertitel | Boeteverordening Wet inburgering nieuwkomers gemeente Brummen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze verordening is vervangen door een nieuwe verordening door vaststelling van de "Verordening Wet Inburgering gemeente Brummen 2007",
die op 1 januari 2007 in werking is getreden. Kenmerk vaststellingsbesluit vervangende verordening: RV06.0092.
Wet inburgering nieuwkomers, art. 18, lid 7
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-02-2005 | 01-01-2007 | nieuwe regeling | 25-11-2004 GemeenteThuis, 01-12-2004 | 04.003905 |
Artikel 4 Samenloop van maatregel en bestuurlijke boete
Als de nieuwkomer bijstand ontvangt, blijft een bestuurlijke boete achterwege als voor dezelfde gedraging een maatregel, in de vorm van een verlaging van de bijstand, is opgelegd.
Het college is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.
Als het tijdstip van inwerkingtreding op grond van het eerste lid vroeger ligt dan het tijdstip van inwerkingtreding van de Afstemmingsverordening WWB en Reïntegratieverordening WWB, zoals bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a en b, van de WWB, dan treedt deze verordening in werking op het tijdstip waarop de laatstgenoemde verordeningen in werking treden.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25 november 2004
De raad van de gemeente Brummen
mr. M. Veenbergen W.J. Kozijn
griffier voorzitter
Met de invoering van de WWB is ook de WIN gewijzigd. In het verlengde van de Reintegratieverordening en Afstemmingsverordening, moet het college in een gemeentelijke verordening nadere regels stellen met betrekking tot het opleggen van de administratieve boete in het kader van de WIN.
Op grond van artikel 18, eerste lid, van de WIN moet het college een boete opleggen als een nieuwkomer in strijd handelt met een uit de WIN voortvloeiende, in de betreffende bepaling nader aangeduide verplichting. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting een inburgeringsprogramma te volgen.
De hoogte van de boete is, tot het moment dat de hierboven vermelde verordeningen in werking treden, landelijk geregeld via het Boetebesluit inburgering nieuwkomers. De boete bedraagt 20% van de voor de nieuwkomer geldende bijstandsnorm, die voor hem geldt of voor hem zou gelden als hij bijstandsgerechtigd zou zijn geweest. Ingeval van recidive binnen twaalf maanden nadat eerder een boete is opgelegd, wordt de boete verdubbeld tot 40% van de toepasselijke bijstandsnorm.
Zodra de genoemde verordeningen in werking treden vervalt, op grond van de Invoeringswet WWB en artikel 2 van de Invoeringsregeling WWB, het Boetebesluit WIN en treedt artikel 47 van de Invoeringswet WWB feitelijk in werking.
Op grond van het aldus gewijzigde artikel 18, zevende lid, van de WIN moeten vanaf dat moment, bij gemeentelijke verordening nadere regels zijn gesteld over de hoogte van de boete.
Deze verordening beoogt geen materiële wijziging ten opzichte van het Boetebesluit WIN. De boete blijft 20% van de bijstandsnorm, alleen vormt, vanaf de datum van inwerkingtreding van de genoemde verordeningen en in het verlengde daarvan, de Boeteverordening WIN de formele grondslag voor de bepaling van de hoogte van de boete.
Dat betekent dat ook geen bijzondere overgangsregelingen getroffen behoeven te worden, omdat nieuwkomers als gevolg van deze verordening materieel niet in een nadeliger positie komen te verkeren.
Relatie met het maatregelenbeleid WWB
Voor zover het gaat om nieuwkomers die bijstand ontvangen, blijft een boete achterwege als voor dezelfde gedraging een maatregel, in de vorm van een verlaging van de bijstand, is opgelegd. Daarbij is van belang dat het volgen van een inburgeringsprogramma als verplichting aan de bijstand kan worden verbonden. Het verwijtbaar niet-nakomen van die verplichting leidt, net als onder de Abw, op grond van de WWB en de hierboven genoemde Afstemmingsverordening WWB tot een verlaging van de bijstand met eveneens 20% van de bijstandsnorm gedurende een maand. Bij recidive binnen twaalf maanden nadat een maatregel is opgelegd, wordt percentage of de duur verdubbeld.
De begrippen in deze verordening hebben dezelfde betekenis als in de WIN.
Het begrip bijstandsnorm, waaraan de hoogte van de boete is gerelateerd, is ontleend aan de WWB. Het is het normbedrag per maand waarop krachtens de WWB aanspraak gemaakt kan worden als men over onvoldoende middelen beschikt om te kunnen voorzien in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. De hoogte van het bedrag is onder meer afhankelijk van de woon- en leefsituatie.
In een gemeentelijke verordening moeten nadere regels worden gesteld ten aanzien van het verhogen of verlagen van de bijstandsnorm. De Verordening toeslagen en verlagingen voorziet daar in.
Ook het begrip maatregel is aan de WWB ontleend. Een maatregel wordt toegepast als een bijstandsgerechtigde de aan de bijstand verbonden verplichtingen niet of onvoldoende nakomt. Een maatregel bestaat uit een tijdelijke verlaging van de bijstand. Het gemeentelijk maatregelenbeleid in het kader van de WWB moet eveneens verder in een verordening worden uitgewerkt. De Afstemmingsverordening WWB voorziet daar in.
Artikel 2 Afstemming en dringende reden
Artikel 18, tweede lid, WIN bepaalt dat de hoogte van de boete wordt afgestemd op de ernst van het feit, de omstandigheden waarin de nieuwkomer verkeert en de mate van verwijtbaarheid. De boete mag met andere woorden niet disproportioneel zijn.
Verder kan het college op grond van artikel 18, vierde lid, WIN afzien van het opleggen van een boete als daarvoor dringende redenen zijn. Deze bepaling kan gezien worden als een hardheidsclausule. De dringende redenen kunnen geen verband houden met de omstandigheden waaronder een verplichting niet is nagekomen, maar uitsluitend gelegen zijn in de onaanvaardbaarheid van de gevolgen die een maatregel voor een belanghebbende heeft.
In het eerste lid is bepaald dat die uitgangspunten onverkort van kracht blijven bij toepassing van deze verordening. Het maakt het mogelijk maatwerk te leveren en af te wijken van de standaardboete als de bijzondere omstandigheden van het geval daar aanleiding toe geven.
In het tweede lid is, om ieder mogelijk misverstand daarover uit te sluiten en in navolging van artikel 18, tweede lid, WWB expliciet bepaald dat geen boete wordt opgelegd als iedere vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Zoals in het algemeen deel van de toelichting is verwoord, beoogt deze verordening geen wijziging te brengen in het materiële recht. In deze bepaling is dan ook vastgelegd dat de hoogte van de boete 20% van de bijstandsnorm blijft.
In het tweede lid is geregeld dat bij recidive de boete 40% van de bijstandsnorm bedraagt. Ook het begrip recidive is ten opzichte van het, in het Boetebesluit WIN gehanteerde begrip, niet gewijzigd.
Artikel 4 Samenloop van maatregel en bestuurlijke boete
Het kan niet zo zijn dat de nieuwkomer voor hetzelfde strijdige gedrag twee keer wordt afgestemd. Dit artikel stelt dat de nieuwkomer met een uitkering wordt afgestemd volgens de afstemmingsverordening en niet volgens deze boete verordening Wet inburgering nieuwkomers.
Voor de juiste uitvoering van de verordening kan het noodzakelijk zijn dat nadere uitvoeringsregels worden vastgesteld. Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om dergelijke regels vast te stellen.
Deze verordening is op grond van artikel 8 van de Tijdelijke referendumwet referendabel. De datum van de inwerkingtreding van de verordening moet daarom, met in acht name van artikel 22 Tijdelijke referendumwet, op tenminste 6 weken na datum publicatie gesteld worden.
Zoals in het algemeen deel van de toelichting uiteen gezet is, moeten de Reïntegratieverordening WWB, de Afstemmingsverordening WWB en de Boeteverordening WIN, tegelijk in werking treden.
Voor het geval de besluitvorming ten aanzien van deze beide verordeningen niet parallel verloopt is in het derde lid een regeling getroffen.