Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Utrechtse Heuvelrug

Rioolaansluitverordening gemeente Utrechtse Heuvelrug

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUtrechtse Heuvelrug
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRioolaansluitverordening gemeente Utrechtse Heuvelrug
CiteertitelRioolaansluitverordening gemeente Utrechtse Heuvelrug
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-2010nieuwe regeling

29-09-2010

Gemeentenieuws, 30-09-2010

2010-065

Tekst van de regeling

Intitulé

Rioolaansluitverordening gemeente Utrechtse Heuvelrug

Behoort bij raadsvoorstel 2010-065, titel: Aanpassen verordeningen naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

De raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug;

Gelet op artikel 149 Gemeentewet;

BESLUIT

Over te gaan tot vaststelling van:

Rioolaansluitverordening gemeente Utrechtse Heuvelrug

 

Afdeling I: Begripsomschrijvingen

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

Aansluitleiding:

de leiding waarmee een perceel op de riolering aangesloten is, het gaat hierbij om het aansluitpunt en de aansluitleiding tezamen. In particuliere grond spreekt men van ‘afvoerleiding’ i.p.v. aansluitleiding.

b.

Aansluitkosten:

de kosten die de eigenaar van het aan te sluiten perceel in rekening worden gebracht voor het realiseren van de perceel-aansluitleiding en het aansluitpunt gebaseerd op de werkelijke kosten vooraf te voldoen door de eigenaar.

c.

Aansluitpunt:

-het punt waar de aansluitleiding de kadastrale eigendomsgrens snijdt,

-bij een mechanisch stelstel het punt, gelegen op 0,5 meter van een gemeentelijke voorziening.

d.

Aard stoffen:

Vloeistofeigenschappen omvatten tevens temperatuur.

e.

Afvalwater:

al het water afkomstig van een perceel, waarvan de houder zich – met het oog op de verwijdering daarvan – ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen, exclusief hemelwater, tenzij het redelijkerwijs niet van de houder kan worden gevergd dat het afvloeiend hemelwater op of in de bodem of in het oppervlaktewater wordt gebracht.

f.

Bronneringswater:

grondwater, onttrokken ten behoeve van tijdelijke verlaging van de grondwaterstand.

g.

Drainagewater:

grondwater, ingezameld door een ingegraven doorlatend buizen- systeem

h.

Drainagestelsel:

gemeentelijk leidingstelsel, bestemd voor de afvoer van overtollig grondwater, met uitzondering van de aansluitleidingen

i.

Drukriolering:

het openbaar riool, voor de afvoer van afvalwater, exclusief hemelwater, bronneringswater en drainagewater, tenzij redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat het hemelwater, bronneringswater en drainagewater op of in de bodem of in het oppervlaktewater wordt gebracht, waarbij het transport door het riool plaats vindt door middel van met pompinstallaties veroorzaakte druk.

j.

DWA

droogweerafvoer: rioolstelsel voor het afvalwater

k.

Gebruiker:

de perceeleigenaar, de beperkt zakelijk gerechtigde van het perceel, de huurder die gebruik maakt van de aansluiting op het openbaar riool of iemand die krachtens een ander recht gebruik maakt van het openbaar riool.

l.

Gemeente:

de gemeente Utrechtse Heuvelrug.

m.

Mechanische riolering:

drukriolering.

n.

Gemengd stelsel:

het openbaar riool voor de afvoer van afvalwater, inclusief hemelwater.

o.

Gescheiden stelsel:

het openbaar riool met een buizenstelsel voor de afvoer van hemelwater dat niet dienst doet als leiding voor de afvoer van drainagewater en bronneringswater en een buizenstelsel voor de afvoer van het afvalwater.

p.

Hemelwater:

regenwater en andere neerslag afvloeiend via verharde oppervlakken, daken en andere verhardingen.

q.

RWA

regenwaterafvoer: rioolstelsel voor het regenwater

r.

IBA:

systeem voor Individuele Behandeling van Afvalwater, te onderscheiden in laag- en hoogrendementssystemen.

s.

Infiltratiestelsel:

gemeentelijk leidingstelsel, bestemd voor infiltratie van regenwater in de bodem..

t.

Openbaar riool:

het gedeelte van de riolering dat bij de gemeente in eigendom en beheer is voor inzameling en transport van afvalwater, hemelwater, bronneringswater en drainagewater, met inbegrip van de daartoe behorende rioolgemalen, persleidingen, vaccuumleidingen en werken en installaties van overeenkomstige aard, met uitzondering van de perceelaansluitleiding.

u.

Ontstoppings-voorziening

voorziening in aansluitleiding voor inspectie en onderhoud van de leiding.

v.

Particuliere afvoerleiding:

de binnen de kadastrale eigendomsgrenzen van het aan te sluiten perceel gelegen binnen- of buiten- of terreinrioolleidingen tot aan het aansluitpunt.

w.

Perceel-aansluitleiding:

het bij de gemeente in beheer zijnde riool en de voorzieningen die daarvan onderdeel uitmaken, tussen het openbaar riool en het aansluitpunt.

x.

Rechthebbende:

1.de eigenaar, de vereniging van eigenaren of beperkt zakelijk gerechtigde van het perceel ten behoeve waarvan de aansluiting op het openbaar riool wordt gerealiseerd en in stand gehouden.

2.De rechtverkrijgende onder algemene of bijzondere titel van de onder 1. bedoelde personen.

y.

Vrij vervalriool:

het openbaar riool waarbij afvalwater door middel van de zwaartekracht wordt getransporteerd.

Afdeling II: De aansluiting

Artikel 2: Tot stand brengen of wijzigen van een aansluiting

  • 1.

    Het is verboden een aansluiting van een particuliere afvoerleiding op het openbaar riool tot stand te brengen of wijziging aan te brengen aan een bestaande aansluiting:

    • a.

      indien de rechthebbende die voornemens is een aansluiting van een particuliere afvoerleiding op het openbaar riool tot stand te brengen of wijziging aan te brengen in een bestaande aansluiting daarvan niet van tevoren melding heeft gedaan aan burgemeester en wethouders, onder indiening van de verlangde bescheiden;

    • b.

      indien burgemeester en wethouders het tot stand brengen van een aansluiting of aanbrengen van een wijziging daarin hebben verboden.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders verbieden het tot stand brengen van een aansluiting of aanbrengen van een wijziging daarvan :

    • a.

      voor de afvoer van afvalwater inclusief hemelwater indien ter plaatse een gemengd stelsel aanwezig is, tenzij niet redelijkerwijs kan worden gevergd dat het afvloeiend hemelwater op of in de bodem of in het oppervlaktewater wordt gebracht;

    • b.

      voor de afvoer van afvalwater zonder hemelwater naar het daartoe bedoelde leidingenstelsel, drukriolering of een IBA, indien deze niet aanwezig is;

    • c.

      voor de afvoer van hemelwater naar het daarvoor bedoelde buizenstelsel, indien ter plaatse geen gescheiden stelsel aanwezig is, tenzij niet redelijkerwijs kan worden gevergd dat het afvloeiend hemelwater op of in de bodem of in het oppervlaktewater wordt gebracht;

    • d.

      voor het tijdelijk afvoeren van bronneringswater indien er een andere mogelijkheid is om het water af te voeren;

    • e.

      voor de afvoer van grondwater indien ter plaatse geen drainagestelsel aanwezig is.

  • 3.

    De aansluiting kan tot stand worden gebracht of worden gewijzigd, behoudens eigendomsrechten, indien burgemeester en wethouders niet binnen acht weken na ontvangst van de melding hebben beslist dat de gewenste aansluiting of wijziging daarvan wordt verboden.

Artikel 3: Verbod

  • 1.

    Een aansluiting of wijziging kan voorts slechts worden verboden indien het aanbrengen van de aansluiting of de wijziging daarvan bezwaarlijk is, omdat het de doelmatige inzameling en afvoer van het openbaar riool belemmerd.

  • 2.

    Het aanbrengen van de aansluiting of de wijziging daarvan is in ieder geval bezwaarlijk indien:

    • a.

      De hoogteligging van het aansluitpunt (binnenonderkant buis) lager ligt dan de bovenzijde van het openbaar riool, vermeerderd met 200 mm plus de benodigde hoogte voor het afschot van de aansluitleiding

    • b.

      De bovenzijde van een lozingtoestel lager is gelegen dan 150 mm boven de kruin van de straat, tenzij via een pompinstallatie voorzien van terugslagklep wordt aangesloten;

    • c.

      de gevraagde aansluiting een samengevoegde voorziening betreft. Zowel een leiding waarin HWA en DWA samengevoegd aangeboden worden als het gezamenlijk aanbieden van DWA van meerdere percelen is niet toegestaan. HWA dient afgekoppeld te worden op eigen terrein, indien dit niet mogelijk is dient gescheiden aangeboden te worden aan de perceelsgrens. Een samengevoegde voorziening is in een nieuwe situatie dus niet meer mogelijk

    • d.

      De gevraagde aansluiting een lozing voor afvalwater en/of bronneringswater betreft, waarvoor een vergunning op grond van de Wet milieubeheer, een vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren of een ontheffing op grond van artikel 10.63 lid 1 van de Wet milieubeheer is vereist, maar niet is verleend of niet toereikend is gelet op de lozingssituatie, of dat niet aan de geldende algemene regels is voldaan

    • e.

      Het openbaar riool ter plaatse van de aansluitleiding niet over voldoende capaciteit beschikt om de hoeveelheid te lozen vloeistoffen te kunnen afvoeren

    • f.

      De lozing niet verontreinigd drainagewater betreft mits er voldoende berging op eigen terrein mogelijk is

    • g.

      De gevraagde aansluiting een afvoerleiding voor niet verontreinigd bronneringswater betreft, die zonder bezwaar op het oppervlaktewater kan worden aangesloten of middels retourbemaling kan worden afgevoerd

    • h.

      Geen bouwvergunning en/of geen vergunning op grond van de Wet milieubeheer voor het aan te sluiten perceel is verleend

    • i.

      Strijdigheid ontstaat met het bepaalde in art. 9 betreffende afvloeiend hemelwater

    • j.

      Indien het aansluitformulier niet juist en/of volledig ingevuld is en vergezelt van alle gevraagde bescheiden.

Artikel 4: Hardheidsclausule

Burgemeester en Wethouders kunnen van de bepalingen van afdeling II afwijken voor zover van toepassing, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Afdeling III: De aansluiting

Artikel 5: Uitvoering aanleg of wijziging van de perceelaansluitleiding

  • 1.

    De uitvoering van de aanleg of wijziging van de perceelaansluitleiding vindt niet plaats anders dan door of vanwege de gemeente.

  • 2.

    Nadat de gemeente de perceelaansluitleiding heeft aangelegd, voert de rechthebbende zelf de aansluiting van de particuliere afvoerleiding uit. Deze aansluiting mag slechts plaatsvinden, als de aan te sluiten particuliere afvoerleiding voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

  • 3.

    De rechthebbende onttrekt de aansluitleiding, na melding bij de gemeente dat de aansluiting is uitgevoerd, gedurende drie werkdagen niet aan het zicht. Na controle door de gemeente dekt de rechthebbende de aansluitleiding af.

  • 4.

    De aansluiting van de particuliere afvoerleiding op de perceelaansluitleiding vindt slechts plaats, als de aan te sluiten particuliere afvoerleiding tot aan het aansluitpunt aanwezig is en voldoet aan de daaraan op grond van het Bouwbesluit of de Bouwverordening gemeente Utrechtse Heuvelrug te stellen eisen.

  • 5.

    Per perceel wordt minimaal 1 aansluiting gerealiseerd, per aansluiting wordt een melding gedaan.

Artikel 6: Kosten van de aansluiting

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen de kosten van de aanleg van de perceelaansluitleiding vast, aan de hand van de werkelijk gemaakte kosten middels een voorcalculatie.

  • 2.

    De gemeente kan in ieder geval niet worden gehouden tot feitelijke aanleg van de perceelaansluitleiding over te gaan, voordat de betaling van rechthebbende ontvangen is.

  • 3.

    De kosten voor de aanleg van de perceelaansluitleiding, zoals bedoeld in het tweede lid, kunnen niet meer in rekening worden gebracht indien deze reeds op andere wijze op de rechthebbende worden/zijn verhaald.

Afdeling IV: Beheer en Onderhoud

Artikel 7: Beheer, onderhoud, renovatie en vervanging

  • 1.

    Het beheer en onderhoud, de renovatie dan wel de vervanging van de perceelaansluitleiding wordt uitgevoerd door of namens de gemeente en voor rekening van de gemeente, tenzij het aannemelijk is dat de betreffende werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd ten gevolge van een onjuist gebruik van het particulier riool, in welk geval de kosten voor rekening van de rechthebbende of veroorzaker komen.

  • 2.

    Onder onjuist gebruik wordt in begrepen:

    • a.

      het via deze aansluiting lozen van stoffen die, vanwege hun aard en samenstelling, verstoppingen in de aansluitleiding of het openbaar riool veroorzaken;

    • b.

      het via deze aansluiting lozen van stoffen die, door hun aard of concentratie, de constructie van de aansluitleiding aantasten.

    • c.

      andere lozingen op een niet daarvoor bedoeld stelsel.

  • 3.

    De kosten voor het onderhoud van het particuliere afvoerleiding komen voor rekening van de rechthebbende, tenzij onomstotelijk vaststaat dat de noodzaak tot onderhoud is veroorzaakt door inspoeling vanuit het openbaar riool.

  • 4.

    Onder renovatie wordt tevens begrepen het aanpassen van de perceelaansluitleiding ten gevolge van een wijziging van het openbaar riool.

Artikel 8: Calamiteiten

  • 1.

    Bij een verstopping of een andere storing in de particuliere afvoerleiding, neemt de rechthebbende contact op met de gemeente voor het verrichten van de noodzakelijke werkzaamheden.

  • 2.

    Indien de controleput vol staat, dan bevindt de verstopping zich op gemeenteterrein en wordt dit gebrek kosteloos door de gemeente hersteld. Indien de controleput leeg is, dan bevindt de verstopping zich in de particuliere afvoerleiding en dient de rechthebbende of gebruiker zelf de verstopping of storing te verhelpen. Indien de verstopping niet het gevolg is van een constructief gebrek aan de perceelaansluiting worden de door de gemeente ter zake gemaakte kosten bij de rechthebbende of gebruiker in rekening gebracht. Indien een verstopping is veroorzaakt door een constructief gebrek aan de perceelaansluiting wordt dit gebrek kosteloos door de gemeente hersteld casu quo weggenomen.

  • 3.

    Indien de rechthebbende of de gebruiker, zonder expliciete voorafgaande toestemming van de gemeente, zelf, of aan een derde opdracht geeft tot het verrichten van werkzaamheden, komen de kosten daarvan voor rekening van die rechthebbende of gebruiker.

Afdeling V: Afvoer van hemelwater

Artikel 9: Afvloeiend hemelwater

  • 1.

    De afvoer van hemelwater geschiedt op eigen terrein van degene die zich daarvan ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen, tenzij redelijkerwijs niet kan worden gevergd het afvloeiend hemelwater op of in de bodem of in het oppervlaktewater te brengen.

  • 2.

    Indien het afvloeiend hemelwater op of in de bodem of in het oppervlaktewater wordt gebracht wordt daarmee de kwaliteit van de ontvangende bodem of het ontvangende oppervlaktewater niet verminderd.

  • 3.

    Indien het afvloeiend hemelwater niet op of in de bodem of in het oppervlaktewater kan worden gebracht, maar wordt afgevoerd via het gemeentelijk rioolstelsel, dan belemmert het de doelmatige inzameling en afvoer van het gemeentelijk rioolstelsel niet. Er dient in dit geval altijd gescheiden aangeboden te worden.

Afdeling VI: Verwijdering aansluiting, sloop

Artikel 10: Zorgplicht

  • 1.

    Bij sloop of andere werkzaamheden op een op het openbaar riool aangesloten perceel, moeten door de rechthebbende zodanige voorzieningen aan de particuliere afvoerleiding worden getroffen dat iedere belemmering van het openbare riool en de perceelaansluitleiding wordt voorkomen.

  • 2.

    Indien de rechthebbende bij sloopwerkzaamheden niet voldoet aan de in het eerste lid omschreven zorgplicht, heeft de gemeente de bevoegdheid de aansluiting op het openbaar riool af te sluiten en de hieraan verbonden kosten te verhalen op de rechthebbende.

  • 3.

    Bij sloop dient, om zandinloop tegen te gaan, de aansluitleiding afgedopt te worden door de eigenaar.

  • 4.

    Bij sloop dient de locatie van de aansluiting ingemeten te worden vanaf een bestaand vast

object. Een tekening hiervan dient aan de gemeente verstrekt te worden; schaal 1:1000 of groter.

Artikel 11: Beëindiging gebruik

1.Indien het gebruik van een aansluitleiding definitief wordt beëindigd is de rechthebbende verplicht de gemeente hiervan in kennis te stellen, waarna aansluitleiding op kosten van rechthebbende door de gemeente wordt verwijdert.

Afdeling VII: Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12: Overgangsrecht

  • 1.

    Op aansluitingen die op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening krachtens de tot dan geldende wetgeving en voorschriften tot stand zijn gebracht, zijn de bepalingen van afdeling IV, V en afdeling VI van deze verordening rechtstreeks van toepassing.

  • 2.

    Bij strijd van deze verordening met bepalingen in overeenkomsten gesloten tussen de gemeente en de rechthebbende, prevaleert het bepaalde in deze overeenkomsten.

Artikel 13: Inwerkingtreding

Deze wijzigingsverordening treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt.

Artikel 14: Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Rioolaansluitverordening Gemeente Utrechtse Heuvelrug.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 29 september 2010.

De raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug,

de griffier de plaatsvervangend voorzitter

W.Hooghiemstra H.E. van Valkenburg-Lely