Organisatie | Albrandswaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Bestuurlijke Boete Participatiewet, IOAW en IOAZ 2023 gemeente Albrandswaard |
Citeertitel | Beleidsregels Bestuurlijke Boete Participatiewet, IOAW en IOAZ 2023 gemeente Albrandswaard |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels Participatiewet, IOAW, IOAZ, Bbz Onderdelen Inkomen, Vermogen, Boeten, Terugvordering&Verhaal en Regeling Kinderopvang Albrandswaard 2017.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-07-2023 | 01-01-2023 | nieuwe regeling | 04-07-2023 |
Het college van burgermeester en wethouders van de gemeente Albrandswaard;
gelet op de artikelen 18a Participatiewet, artikel 20a van de IOAW/IOAZ en artikel 2, 2a en 2aa Boetebesluit socialezekerheidswetten;
het wenselijk is om regels vast te stellen over het gebruik van de in bovenvermelde bepalingen neergelegde bevoegdheden tot het opleggen van de bestuurlijke boete;
Beleidsregels Bestuurlijke Boete Participatiewet, IOAW en IOAZ 2023 gemeente Albrandswaard
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (Pw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Er wordt tijdig aan de inlichtingenplicht voldaan als de vereiste inlichtingen verstrekt worden binnen een termijn van 2 weken gerekend vanaf het moment dat de inlichtingen voor belanghebbende beschikbaar zijn.
Artikel 3. Hoogte van de boete
De hoogte van de boete wordt bepaald in evenredigheid met de mate waarin de inlichtingenplicht is geschonden. Hierbij wordt in ieder geval betrokken: de ernst van de overtreding, de omstandigheden van de belanghebbende en de mate van verwijtbaarheid.
Voor het bepalen van de hoogte van de boete moeten verschillende (juridische) factoren worden meegenomen.
Zie voor de mate van verwijtbaarheid artikelen 2 en 2a Boetebesluit socialezekerheidswetten.
Lid 1: Het gaat om gevallen waarbij:
Lid 2: De termijn van 60 dagen bij de zelfmelder (artikel 1 lid 2 onderdeel i) begint te lopen vanaf de datum waarop de inlichtingen moesten worden verstrekt. Dat betekent dat de 60 dagen beginnen te lopen na 5 dagen (artikel 1) nadat de belanghebbende over de inlichtingen beschikt.
Er is geen sprake van een zelfmelder als het college de overtreding al had geconstateerd of een belanghebbende de inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van de inlichtingenplicht.
Lid 2: Een verlengde aflossingsduur betekent dat de belanghebbende meer termijnen moet betalen. Waar een belanghebbende bij een eerste boete 2 jaar lang naar draagkracht moet betalen, wordt dit bij recidive verlengd naar 3 jaar. Hierdoor betaalt hij ook een jaar langer.
Als zijn draagkracht b.v. is berekend op € 100,- per maand, dan zou hij in 2 jaar (24 maanden) maximaal € 2.400,- moeten betalen. Bij een verlengde duur moet hij 3 jaar (36 maanden) betalen, in totaal dus € 3.600,-.
In ECLI:NL:CRVB:2020:433 formuleert de CRvB dwingend dat bij recidive rekening moet worden gehouden met een aflossingsduur van 150%. Rekening houdend met de draagkracht van belanghebbende, een normale verwijtbaarheid en recidive moet, gelet op de uitspraak van ECLI:NL:CRVB:2016:12, de boete worden vastgesteld op een aflossingstermijn van 150%. De achterliggende gedachte van deze verhoging is dat een recidivist zwaarder gestraft dient te worden dan een eerste overtreder. Citaat TK: "Hogere straffen en het hard aanpakken van recidivisten moet mensen ervan weerhouden in de verleiding te komen de regels te overtreden" (TK 2011–2012, 33 207, nr. 3, p. 3). De maximale termijn van 2 jaar (artikel 1 lid 2 onderdeel d) wordt bij recidive verlengd naar 3 jaar.
Het college maakt van de bevoegdheid om een bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden gebruik als voldaan is aan de volgende voorwaarden:
Uit de voorwaarde onder c volgt dat de bestuurlijke boete niet eerder dan 1 jaar na het besluit waarin de boete is opgelegd kan worden kwijtgescholden.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de beleidsregels, als strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden. In gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien, beslist het college.