Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bergen (L)

Beleidsregels bijzondere bijstand inrichtingskosten statushouders Bergen 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBergen (L)
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels bijzondere bijstand inrichtingskosten statushouders Bergen 2023
CiteertitelBeleidsregels bijzondere bijstand inrichtingskosten statushouders Bergen 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 35 van de Participatiewet
  2. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-08-2023nieuwe regeling

11-07-2023

gmb-2023-315149

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand inrichtingskosten statushouders Bergen 2023

Het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen;

 

gelet op artikel 35 van de Participatiewet en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

gelezen het voorstel aan hen burgemeester en wethouders van 7 juni 2023;

 

besluit vast te stellen de

 

Beleidsregels bijzondere bijstand inrichtingskosten statushouders Bergen 2023

Artikel 1. Definities

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In de beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      De wet: de Participatiewet;

    • b.

      Statushouders: Verblijfsgerechtigde vreemdeling die ingevolge de Vreemdelingenwet als vluchteling is toegelaten dan wel beschikt over een op grond van een asielaanvraag verleende vergunning of over een voorwaardelijk vergunning tot verblijf;

    • c.

      Duurzame gebruiksgoederen: gebruiksgoederen met een duurzaam karakter;

    • d.

      Overige inrichtingskosten: kosten van inrichting, niet zijnde duurzame gebruiksgoederen;

    • e.

      Hoofdbewoner: de hoofdhuurder, dan wel degene op wiens naam de huurovereenkomst met de verhuurder staat.

Artikel 2. Inrichtingskosten

De kosten voor een volledige woninginrichting voor statushouders kunnen, voor zover zij voldoen aan de nadere bepalingen die in deze beleidsregels zijn opgenomen, worden bezien als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van bestaan die niet kunnen worden voldaan uit het inkomen en vermogen, zoals genoemd in artikel 35 van de wet en het gemeentelijk beleid en komen derhalve in aanmerking voor bijstandsverlening.

Artikel 3. Berekening bedragen

  • 1.

    Het maximale grondslagbedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, wordt vastgesteld aan de hand van de actuele bedragen die zijn opgenomen in de NIBUD Prijzengids, waarbij:

    • a.

      Tabel 1A als grondslag wordt gehanteerd bij een alleenstaande;

    • b.

      Tabel 1B als grondslag wordt gehanteerd bij gehuwden;

  • 2.

    Op de NIBUD-bedragen wordt het volgende percentage toegepast in verband met actieprijzen en de mogelijkheid tot aanschaf van tweedehands goederen:

    • a.

      Op het inventarispakket 1A is het percentage van 50% van toepassing indien er sprake is van zelfstandige bewoning van een woning of een hoofdbewoner;

    • b.

      Op het inventarispakket 1A is het percentage van 25% van toepassing indien er sprake is van een (meerderjarige) alleenstaande in verband met kamerbewoning of medebewoning dan wel kostendeling;

    • c.

      Op het inventarispakket 1B is het percentage van 50% van toepassing.

  • 3.

    Voor zover de tabellen van het NIBUD daarin niet voorzien, wordt voor elk extra ten laste komend kind € 500,- gerekend.

Artikel 4. Wijze van verstrekken en betaalbaarstelling

  • 1.

    De bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt verstrekt in de vorm van een lening;

  • 2.

    De bijstand voor overige inrichtingskosten met een maximum van € 750,- wordt om niet verstrekt;

  • 3.

    De bijstand wordt in één keer betaalbaar gesteld.

Artikel 5. Terugbetaling lening

  • 1.

    De aflossing van de lening bedraagt 5 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

  • 2.

    Het aflossingsbedrag wordt maandelijks ingehouden op de lopende bijstandsuitkering;

  • 3.

    De hoogte van de maandelijkse aflossingscapaciteit bij beëindiging of intrekking van de uitkering wordt gedurende zes maanden na de verzenddatum van dit besluit, gesteld op het bedrag dat belanghebbende maandelijks reeds afloste tijdens de bijstandsperiode of periode waarin een uitkering op grond van de IOAW of IOAZ is ontvangen tenzij:

    • a.

      Er aanwijzingen zijn dat belanghebbende over voldoende middelen beschikt om de vordering ineens terug te betalen; of

    • b.

      De beëindiging of intrekking van de uitkering plaatsvindt door schending van de inlichtingenplicht.

  • 4.

    Met inachtneming van lid 3 wordt de aflossingscapaciteit bij beëindiging of intrekking van de uitkering gesteld op 5% van het inkomen voor het resterende deel van de terugbetalingstermijn;

  • 5.

    De terugbetalingstermijn start per de eerste dag van de eerste volledige maand uitkering;

  • 6.

    De terugbetalingstermijn kent een maximale termijn van 36 (maand)betalingen;

  • 7.

    Het restantsaldo van de lening na 36 (maand)betalingen wordt kwijtgescholden.

Artikel 6. Overige voorwaarden

  • 1.

    Belanghebbende kan gevraagd worden betaalbewijzen, kwitanties, facturen en dergelijke te overleggen.

Artikel 7. Bijzondere situaties / hardheidsclausule

  • 1.

    In bijzondere situaties kan worden afgeweken van het bepaalde in deze beleidsregels indien toepassing van deze beleidsregels leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

  • 2.

    In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.

Artikel 8. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op 01 augustus 2023.

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van juli 2023.

Burgemeester en wethouders van Bergen,

de secretaris

H.H.T. Timmermans

de burgemeester

M.H.E. Pelzer

Chronologisch werkwijze proces bijzondere bijstand woninginrichting (bij statushouders):

  • De statushouder komt binnen in Nederland (in Ter Apel) op de Centrale OpvangLocatie (COL);

  • Vervolgens wordt/en zij geplaatst in een asielzoekerscentrum (AZC). Hier ontvangen zij zak- en kleedgeld;

  • Vervolgens zorgt het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) voor een koppeling van de statushouder aan een gemeente (op basis van een vastgestelde taakstelling);

  • De gemeente krijgt door van het COA welke persoon of personen (gezinssamenstelling) er gekoppeld zijn aan de gemeente;

  • De gemeente informeert bij Destion hierover en inventariseert wanneer mogelijk een woning kan worden toegewezen aan de gekoppelde statushouder(s);

  • Vervolgens is de woning toegewezen en vindt de ondertekening van de huurovereenkomst plaats, vanaf dat moment schrijft men zich ook in bij de gemeente en wordt de bijstandsuitkering aangevraagd;

  • Tegelijkertijd met de aanvraag van de bijstandsuitkering wordt er een lening aangevraagd om de woning in te richten. De statushouders hebben immers geen goederen en middelen;

  • De gemeente verstrekt een voorschot. Hiermee kan de statushouder in samenspraak met de inburgeringsconsulent de eerste spullen aanschaffen. Tevens hebben zij dan geld om in de primaire levensbehoeften te kunnen voorzien:

  • De gemeente verstrekt de lening, die bestaat uit de volgende onderdelen:

    • 1.

      Kosten voor inboedel conform de NIBUD-prijzengids * 50%;

  • De gemeente verstrekt om niet:

    • 2.

      1ste maand huur;

    • 3.

      Overbruggingsuitkering (naar rato van de maanddagen en exclusief de woonkostencomponent + verrekening inkomen (indien leefgeld vanuit COA)).

  • De consulent maakt een voorstel en legt dat ter besluitvorming voor aan het college (in mandaat);

  • Ondertussen loopt dus ook de aanvraag lening bij de gemeente, voorstel is om de bijzondere bijstand inrichtingskosten en de aanvraag levensonderhoud in 2 verschillende werkprocessen af te handelen;

  • Vervolgens zal de lening door de gemeente worden overgemaakt. Deze wordt doorbetaald aan de statushouder onder aftrek van het verstrekte voorschot;

  • De statushouder zal in samenspraak met de inburgeringsconsulent de woning verder gaan inrichten en overlegt bonnen en betaalbewijzen aan de consulent ter controle (de zogenaamde bestedingscontrole), indien daarom wordt gevraagd;

  • De gemeente houdt vervolgens maandelijks 5% van de bijstandsnorm in ter aflossing van de lening. Dat gebeurt 36 termijnen lang. Daar waar er meer inkomen is dan de bijstandsnorm, worden de daarvoor afgesproken normeringen zoals vastgelegd in de beleidsregel bijzondere bijstand inrichtingskosten statushouders 2023 gehanteerd.

  • De hoogte van de maandelijkse aflossingscapaciteit bij beëindiging of intrekking van de uitkering wordt gedurende zes maanden na de verzenddatum van dit besluit, gesteld op het bedrag dat belanghebbende maandelijks reeds afloste tijdens de bijstandsperiode of periode waarin een uitkering op grond van de IOAW of IOAZ is ontvangen tenzij:

  • Er aanwijzingen zijn dat belanghebbende over voldoende middelen beschikt om de vordering ineens terug te betalen; of

  • De beëindiging of intrekking van de uitkering plaatsvindt door schending van de inlichtingenplicht.

  • De ingangsdatum van de nieuwe grondslag (het netto verdiende inkomen in plaats van de bijstandsnorm) start na 6 (maand)betalingen. Hierdoor heeft de gemeente de tijd om de situatie te wijzigen. Tevens wordt hiermee de financiële prikkel voor de statushouder om an het werk te gaan tijdelijk behouden.

  • Na 36 betalingen, meestal betreft dat ook 36 maanden, is de lening volledig of deels afgelost;

  • De maximale doorlooptijd van de terugbetaling van de verstrekte lening wordt vastgesteld op 36 maandbetalingen.

  • Na de 36 maanden wordt bekeken of er nog een restantschuld openstaat. Indien de statushouder zich aan de gemaakte afspraken heeft gehouden, dan wordt het eventueel nog openstaande bedrag aan lening kwijtgescholden.

Leenbijstand bij gezinshereniging

 

Indien de gezinshereniging pas na lange tijd plaatsvindt is het redelijk om rekening te houden met het stuk voorzienbaarheid en reservering.

 

Hierbij dient wel rekening gehouden te worden met het feit dat er lange tijd afgelost is (of nog steeds wordt) en hoeveel ruimte er daadwerkelijk was/is om te reserveren. De volledige financiële situatie is van belang voor de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand. Bij de vraag of gereserveerd had kunnen worden dient meer gekeken te worden naar de volledige financiële situatie. De maatschappelijke realiteit is anders dan hoe wet- en regelgeving in elkaar steken. Theoretische modellen sluiten niet meer aan op de praktijk. Dit geldt ook bij reguliere aanvragers.

 

Indien op de eerste lening 36 termijnen zijn afgelost op het moment dat bijzondere bijstand voor gezinshereniging wordt aangevraagd, hanteren we dezelfde systematiek als in de situatie waarin nog geen 36 termijnen zijn afgelost.

 

Het gaat erom dat er uiteindelijk 36 termijnen worden afgelost ter hoogte van 5% van de gehuwdennorm. Op lening 1 is afgelost op 5% alleenstaandennorm.

 

Statushouders met draagkracht en gezinshereniging

 

Op het moment dat er sprake is van draagkracht dient in alle redelijkheid bekeken te worden of er daadwerkelijk voldoende ruimte is of was om te reserveren.

 

De financiële situatie in de voorliggende periode dient meegenomen te worden. Indien de statushouder aangeeft de kosten niet zelf te kunnen betalen, dient dit getoetst te worden aan de realiteit en niet persé aan de bestaande draagkrachtberekening.

 

Op het moment dat het inkomen wijzigt, wordt de hoogte van de aflossing aangepast. Ook nu dient gekeken te worden naar de volledige situatie en financiële stabiliteit.

 

Deze aanvulling op de beleidsregel is van toepassing voor het bepalen van de aflostermijn bij het verstrekken van een tweede lening, terwijl aflossing op de eerste lening nog loopt.

 

Deze situatie doet zich met name voor bij gezinshereniging statushouders. Maar kan ook in andere vergelijkbare gevallen toegepast worden.

 

Berekening nog af te lossen bedrag

 

Het restant van de eerste lening wordt toegevoegd aan de tweede lening. Op deze samengestelde lening dienen in totaal 36 termijnen van 5% gehuwdennorm te worden afgelost. Het gedeelte wat al afgelost is deel je door dit bedrag (5% gehuwdennorm). Je weet dan hoeveel termijnen er al zijn afgelost. Deze termijnen breng je in mindering op het totaal van 36 termijnen. Je weet dan hoeveel termijnen er nog moeten worden afgelost.

 

Bij de toekenning van deze tweede lening boek je een heronderzoek in de toekomst op. Op het moment dat het restant aan termijnen is afgelost dus.

 

Indien op de eerste lening 36 termijnen zijn afgelost op het moment dat bijzondere bijstand voor gezinshereniging wordt aangevraagd, hanteren we dezelfde systematiek als in de situatie waarin nog geen 36 termijnen zijn afgelost. Het gaat erom dat er uiteindelijk 36 termijnen worden afgelost ter hoogte van 5% van de gehuwdennorm. Op lening 1 is afgelost op 5% alleenstaandennorm.

 

M.b.t. de aflossing na werkaanvaarding:

 

  • Na 6 maanden vindt een check plaats op het inkomen;

  • Het komt al weinig voor dat iemand binnen de 36 maanden is gaan werken en als het voorkomt, verdienen ze vaak helemaal niet zoveel meer dan de uitkering.

  • Als iemand wel veel meer dan de bijstandsnorm verdiend wordt, dan wordt natuurlijk wel aangestuurd op het verhogen van de maandelijkse aflossingen. Ook dan vindt dit vaak in eerste instantie gewoon in overleg met de cliënt plaats. Basis is hetgeen is vastgesteld in de beleidsregel. Maatwerk is mogelijk daar waar dit nodig en billijk is.