Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Beek

BELEIDSPLAN OMGEVINGSRECHT VTH 2023-2026

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBeek
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBELEIDSPLAN OMGEVINGSRECHT VTH 2023-2026
Citeertitel
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp
Externe bijlageBijlage 15 Uitvoeringsprogramma Omgevingsrecht VTH

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  2. Wet milieubeheer
  3. Wet ruimtelijke ordening
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-07-2023Nieuwe regeling

06-06-2023

gmb-2023-313594

Tekst van de regeling

Intitulé

BELEIDSPLAN OMGEVINGSRECHT VTH 2023-2026

 

Inhoudsopgave

1. Inleiding 3

1.1 Situatieschets gemeente Beek 3

1.2 Integraal Beleidsplan Omgevingsrecht 3

1.3 Doelen 2023 en vooruitblik 3

1.4 Interbestuurlijk toezicht 4

1.5 Beleidsplan Omgevingsrecht VTH 2023-2026 5

1.6 Uitvoeringsprogramma VTH 5

2. Landelijke kwaliteitseisen 6

2.1 Landelijke kwaliteitseisen: Procescriteria/planning & control/Big 8 6

2.2 Landelijke kwaliteitseisen: kritieke massa 9

2.3 Specifieke situatie voor de gemeente Beek 10

2.4 Andere ontwikkelingen 10

3. Strategisch kader 12

3.1 Visie 12

3.2 Vergunningverlening 13

3.3 Toezichtstrategie 14

3.4 Handhaving en naleefstrategie 15

3.5 Ruimtelijke Ordening 17

3.6 Communicatie bij nieuwe wetgeving 20

3.7 Uitvoeringsprogramma en jaarverslag evaluatie 20

3.8 Prioriteiten vergunningverlening toezicht/controle BWT 21

4. Borging capaciteit en middelen 21

4.1 Probleem- en risicoanalyse en prioriteitenstelling 21

4.2 Uitvoeringsprogramma VTH 21

4.3 Borging capaciteit/middelen in begroting 22

5. Kwaliteitsborging 22

5.1 Verordening VTH 22

5.2 Beleidsplan 22

5.3 Uitvoeringsprogramma VTH 22

5.4 Evaluatie en Jaarverslag 22

6. Organisatie en uitvoering 22

6.1 Inleiding 22

6.2 Uitvoeringsorganisatie 23

6.3 Kwaliteitszorg en kwaliteitsborging 23

6.4 Begroting 24

6.5 Bereikbaarheid buiten kantoortijden 24

7. Bijlagen 24

1. Inleiding

1.1 Situatieschets gemeente Beek

De gemeente Beek is een relatief kleine gemeente met verschillende kerkdorpen. De gemeente vertoont zowel dorpse kenmerken (smalle straatjes met oude boerderijen) als stedelijke kenmerken (drukke verkeerswegen, hoogbouw en bedrijfsgebouwen). De gemeente wordt omringd door zowel landelijk gebied, stedelijk gebied alsmede industrieel gebied.

Aan de noordzijde van de gemeente Beek ligt autosnelweg A76 en de gemeente Sittard - Geleen met het industriecomplex Chemelot, aan de oostzijde het heuvelland en de gemeente Beekdaelen, aan de zuidzijde de luchthaven Maastricht - Aachen Airport (vliegveld Beek) en de gemeente Meerssen, aan de westzijde autosnelweg A2, de spoorweg Maastricht - Sittard, het NS- station Beek - Elsloo en de gemeente Stein. Beek heeft vele voorzieningen zoals winkelcentra, supermarkten, cafés, restaurants, sportvoorzieningen, etc. Naast het dorpscentrum Beek ligt, op het bedrijventerrein Beekerhoek, het overdekte winkelcentrum Makado waar grotere winkelketens zijn gevestigd, naast vele andere winkels en restaurants.

 

Beek heeft verder relatief veel bedrijvigheid op bedrijventerreinen, bijvoorbeeld de bedrijventerreinen Aviation Valley en Beekerhoek. Bovendien heeft Beek relatief veel hoogbouw door flats en appartementengebouwen. De gemeente Beek is verder rijk aan diverse historische kerken, kapellen en enkele indrukwekkende boerderijen. De gemeente Beek heeft bijna 16.000 inwoners. Qua taken en werkzaamheden heeft Beek te maken met zowel landelijke alsmede stedelijke problematiek. Beek is daarom geen standaard plattelandsgemeente.

1.2 Integraal Beleidsplan Omgevingsrecht

Het Beleidsplan Omgevingsrecht VTH 2023-2026 is een integraal beleidsplan waarin de taken op het gebied van het Omgevingsrecht worden aangegeven en de kwaliteitscriteria die voor vergunningverlening, toezicht en handhaving gelden worden omschreven. Het beleidsplan met bijlagen beschrijft de werkzaamheden van vergunningverlening, toezicht en handhaving en de keuzes die gemaakt worden om de uiteindelijke uitvoering hiervan vorm te kunnen geven. De keuzes zijn gebaseerd op een brede probleem- en risicoanalyse. Het beleidsplan heeft een looptijd van vier jaar en wordt indien noodzakelijk geactualiseerd. De grondslag daarvoor staat in wet- en regelgeving, zoals de Wet algemene bepalingen omgevingswet (Wabo), Wet milieubeheer (Wm) en de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Vanaf 1 januari 2024 gaat de Omgevingswet in. De grondslag voor dit beleidsplan ligt dan in de Omgevingswet met bijbehorende ministeriele regels, AMvB’s en overige besluiten. Op basis van dit beleidskader wordt per jaar een uitvoeringsprogramma met jaarverslag (voorheen verantwoordingsnota) opgesteld. Ten aanzien van de toezichttaken keren jaarlijks onder andere het toezicht op verleende omgevingsvergunningen, het toezicht bij de milieu-inrichtingen en de brandveiligheidscontroles terug.

 

De door de gemeente Beek gemaakte keuzes en de gestelde prioriteiten worden inzichtelijk gemaakt. De werkwijze en de kwaliteit van de werkzaamheden zijn gebaseerd op de beschikbare middelen en capaciteit, alsmede op de kwaliteitscriteria versie 2.2. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en per 1 januari 2024 de Omgevingswet, vraagt om een integrale benadering van vergunningverlening, toezicht en handhaving van de fysieke leefomgeving en het transparant formuleren en uitvoeren van het vergunningen-, toezicht- en handhavingsbeleid. De kwaliteitscriteria voor het proces van vergunningverlening, toezicht en handhaving zijn opgenomen in het Besluit omgevingsrecht (Bor). Met de kwaliteitscriteria versie 2.2 wordt de kwaliteit van de processen, de gemeentelijke organisatie en haar medewerkers geborgd.

1.3 Doelen 2023 en vooruitblik

De afdelingen Ruimte en BMO van de gemeente Beek hebben samen met de Regionale uitvoeringsdienst Zuid-Limburg (RUD ZL) en de Veiligheidsregio Zuid-Limburg (VRZL) de taak om uitvoering te geven aan alle taken en gemeentelijke ambities op het gebied van de fysieke ruimte, met als doel een aantrekkelijke, veilige, duurzame en gezonde woon-, werk- en leefomgeving te scheppen en in stand te houden. De afdeling Ruimte is ingedeeld in de clusters BOP (Beleid, Ontwikkeling en Projecten) en OOVT (Ondersteuning, Omgevings-plannen, Vergunningen en Toezicht). De RUD ZL en de VRZL, alsmede handhaving van de afdeling BMO worden op basis van afroep ingevlogen om te adviseren op het gebied van milieu, brandveiligheid en handhaving.

 

De opgaven voor 2023 en daaropvolgende jaren zijn voor de afdeling Ruimte omvangrijk. Zoals eerder aangegeven is Beek door haar profiel geen standaard plattelandsgemeente. Er zullen altijd prioriteiten gesteld moeten worden in wat we nu en de komende jaren doen. Alles tegelijkertijd oppakken gaat niet, want we staan voor flinke uitdagingen. De werkdruk blijft onverminderd hoog ondanks prioritering in werkzaamheden. De beschikbare capaciteit, werkvoorraad en middelen moeten in balans worden gebracht en zo efficiënt en slim mogelijk ingezet worden, waarbij gewerkt wordt met een integrale aanpak op het gehele gebied van VTH (Wabo breed).

 

Het is noodzakelijk hiervoor voldoende nieuwe mensen aan te stellen, dit terwijl de arbeidsmarkt krimpt en er in de technische- en in bepaalde inhoudelijke disciplines een tekort is aan beschikbare mensen. Binnen de afdeling worden stappen genomen om meer helderheid in de structuur en organisatie te brengen. Getracht wordt de formatie voor VTH op het gewenste niveau te brengen en binnen het taakveld Bouw- en woningtoezicht (BWT) een duidelijke scheiding aan te brengen in de rollen van de vergunningverlener/casemanager en die van de toezichthouder op het gebied van bouwen en slopen. Dit loopt gelijktijdig met onder andere de in gang zijnde voorbereidingen naar de nieuwe Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen, die beide op 1 januari 2024 in werking treden. Bovendien zullen ook bepaalde processen en procedures opnieuw beschreven moeten worden als gevolg van de invoering van de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen.

1.4 Interbestuurlijk toezicht

De Provincie Limburg houdt Interbestuurlijk Toezicht op gemeenten, gemeenschappelijke regelingen, zoals de Regionale uitvoeringsdienst Zuid-Limburg en op het Waterschap Limburg.

De gemeenteraden controleren het gemeentelijk beleid. Daarnaast controleren de gemeenteraden de uitvoering in hun eigen gemeenten op het gebied van medebewindstaken, de taken die de rijksoverheid in wetten aan de gemeenten, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen opdraagt om uit te voeren. De Provincie Limburg toetst dit vervolgens ook periodiek op basis van interbestuurlijk toezicht (IBT). De wettelijke basis hiervoor is hoofdstuk 7 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). De provincie Limburg heeft Beek afgelopen jaar tegen het licht gehouden en beoordeeld en komt met de volgende aanbevelingen:

 

  • Algemeen:

    • 1.

      Alle collegebesluiten en raadsinformatiebrieven die betrekking hebben op de toezichtinformatie dienen te worden bijgevoegd. De horizontale verantwoording is onderdeel van de beoordeling.

    • 2.

      Toezichtinformatie dient tijdig te worden aangeleverd zoals aangegeven in artikel 3 van de provinciale verordening op systematische toezichtinformatie Limburg.

  • Rapportage & Evaluatie:

    • 1.

      Op grond van art. 7.7, lid 3 Bor dient jaarlijks te worden geëvalueerd of de activiteiten die zijn opgenomen in de uitvoeringsprogramma’s, zijn uitgevoerd en in hoeverre deze activiteiten hebben bijgedragen aan het bereiken van de gestelde doelen in het beleidskader. De uitgevoerde activiteiten zijn duidelijk opgenomen. Echter, er wordt niet duidelijk gemaakt in hoeverre deze hebben bijgedragen aan de gestelde doelen. Dit komt mede doordat de doelen niet meetbaar zijn geformuleerd.

  • Strategisch beleidskader:

    • 1.

      Het beleid dient meetbare doelen te bevatten. Binnen de strategische kaders staat aangegeven wat gemeente Beek wil bereiken en hoe ze dat willen doen. Meer specifieke doelen worden in het uitvoeringsprogramma uitgewerkt. Deze doelen zijn echter niet meetbaar geformuleerd.

  • Programma & Organisatie:

    • 1.

      Op grond van art. 7.5 Bor dienen de financiële en personele middelen inzichtelijk te worden gemaakt. De begroting voor milieu is aangegeven in Werkprogramma RUDZL 2022. Voor RO, Vergunningverlening en Toezicht & Handhaving zijn de financiële middelen niet inzichtelijk gemaakt. In het uitvoeringsprogramma is het aantal beschikbare fte aangegeven en de verwachte benodigde uren per activiteit. Er dient inzichtelijk te worden gemaakt welke personele en financiële middelen benodigd zijn om de vermelde doelen/activiteiten te bereiken en maak tevens inzichtelijk op welke wijze dit is berekend. Maak een vergelijking van de benodigde personele en financiële middelen met de beschikbare personele en financiële middelen en maak duidelijk wat dit betekent voor het uitvoeren van de activiteiten en het bereiken van de vastgestelde doelen uit het beleid.

  • Voorbereiding, Monitoring & Uitvoering:

    • 1.

      Op grond van art. 7.4, lid 2, onder c Bor dient personeel gerouleerd te worden zodat niet voortdurend dezelfde persoon wordt belast met toezicht op dezelfde inrichting. Dit is niet inzichtelijk gemaakt.

    • 2.

      Op grond van art. 7.6 Bor dienen de resultaten en voortgang van de in het beleid gestelde doelen en de uitvoering van het uitvoeringsprogramma inzichtelijk worden gemaakt. Dit ontbreekt. Volgende cyclus verwachten wij dat dit is opgenomen in het jaarverslag.

1.1. Wro

Op het gebied van ruimtelijke ordening heeft gemeente Beek een ruim voldoende taakbehartiging. Er is een RO- jaarverslag 2021 aangeleverd. Hierin wordt aangegeven dat de gemeente beschikt over zowel een gebiedsdekkende structuurvisie als gebiedsdekkende bestemmingsplannen. Tevens is een overzicht gegeven van de vigerende bestemmingsplannen en structuurvisie. Ook de voornemens voor het komende jaar en het verslag van het afgelopen jaar, als bedoeld in artikel 10.1 van de Wro, inzake handhaving en beleid betreffende bestemmingsplannen, beheersverordeningen, algemene regels en specifieke aanwijzingen komen terug in het jaarverslag.

Deze aanbevelingen zijn inmiddels verwerkt in voorliggend beleidsplan met bijlagen. Na vaststelling zullen alle stukken wederom worden voorgelegd aan de provincie te beoordeling in het kader van het interbestuurlijk toezicht. Het streven is om per 2023 te klimmen op de interventieladder interbestuurlijk toezicht en uit de gevarenzone van indeplaatsstelling te komen.

1.5 Beleidsplan Omgevingsrecht VTH 2023-2026

Het voorliggende beleidsplan met uitvoeringsprogramma en bijlagen zijn geactualiseerd naar de stand van zaken anno 2023, waarbij tevens de aanbevelingen van de provincie Limburg zijn meegenomen. Het betreft de taken die worden uitgevoerd door bouw- en woningtoezicht en ruimtelijke ordening op het gebied van vergunningverlening en controle/toezicht, taken van BMO op het gebied van handhaving en andere vergunningen/meldingen (Wabo-breed) en taken die door de Regionale uitvoeringsdienst Zuid-Limburg (RUD ZL) en de Veiligheidsregio Zuid-Limburg (VRZL) worden uitgevoerd onder het bevoegd gezag van de gemeente Beek.

1.6 Uitvoeringsprogramma VTH gemeente Beek

Het Uitvoeringsprogramma VTH dat vanaf nu jaarlijks door het college van burgemeester en wethouders wordt vastgesteld en ter kennisname wordt gebracht aan de gemeenteraad, via de commissie GGZ, geeft inzicht in de jaarlijks uit te voeren taken en ontwikkelingen op het gebied van vergunningen, toezicht en handhaving.

 

De prioriteiten op de Wabo gerelateerde zaken in het uitvoeringsprogramma zijn bepaald middels een Wabo-brede probleem- en risicoanalyse (zie bijlage 8). In deze analyse zijn de onderwerpen veiligheid, gezondheid, leefbaarheid, duurzaamheid, financiële en economische impact, bestuurlijk image en maatschappelijke impact meegenomen, waarop een wegingsfactor is gezet die uiteindelijk resulteert in een hoeveelheid punten. Op basis van deze punten is het risico bepaald (risico 1 t/m 5).

 

Het uitvoeringsprogramma beschrijft de taken die door het taakveld Bouw- en woningtoezicht (BWT), Ruimtelijke Ordening (RO), deels door de Veiligheidsregio Zuid-Limburg (brandweer) en deels de taken die door BMO op het gebied van handhaving en Wabo worden uitgevoerd. Milieutaken worden hier deels beschreven, omdat deze door de Regionale Uitvoeringsdienst Zuid-Limburg (RUD ZL) ten uitvoering worden gebracht op basis van eigen uitvoeringsbeleid, zie bijlagen 11 en 11a.

2. Landelijke kwaliteitseisen

2.1 Landelijke kwaliteitseisen: Procescriteria/planning & control / Big 8

Met de landelijk ontwikkelde kwaliteitscriteria versie 2.2 wordt getracht de kwaliteit van de processen, de gemeentelijke organisatie en haar medewerkers te borgen. De kwaliteitscriteria voor het proces van toezicht en handhaving zijn opgenomen in het Besluit omgevingsrecht (Bor). Toepassing van een sluitende beleids- en operationele cyclus (Big 8, zie onderstaande afbeeldingen) is een belangrijke voorwaarde voor het resultaatgericht organiseren en sturen. Onderdeel van de landelijke set kwaliteitscriteria voor de VTH-taken zijn daarom de zogenaamde procescriteria. Het voldoen aan de procescriteria borgt een gesloten plan-do-check-act cyclus, die begint met het opstellen van een strategisch beleidskader (probleemanalyse, doelstellingen en prioriteiten). Vervolgens gaat deze over in de daadwerkelijke uitvoering van de VTH-taken (planmatig geborgd in een uitvoeringsprogramma VTH), het monitoren van de geleverde prestaties op basis van kritische prestatie-indicatoren en eindigt (c.q. begint weer opnieuw) met het bijstellen van het beleid naar aanleiding van de ervaringen in de praktijk. Hieronder wordt aangegeven wat de stappen uit bovengenoemde ‘dubbele regelkring’ inhouden.

 

De BIG-8 als uitgangspunt

Eisen aan de inrichting van processen zijn wettelijk vastgelegd in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de daarbij behorende algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s) en overige regels. In 2024 worden deze wettelijk vastgelegd in de Omgevingswet met ministeriële regelingen, AMvB’s en overige regels. Dit zijn de zogenaamde procescriteria. De procescriteria beschrijven de eisen die gesteld worden aan de sluitende beleidscyclus, de BIG-8 cyclus. Dit beleidsplan beschrijft de strategische cyclus.

 

BIG-8

 

1. Rapportage en evaluatie

In essentie betreft deze stap het analyseren van allerlei relevante elementen dan wel veranderingen voor de vergunningverlening, toezicht en handhavingsorganisatie. Ten behoeve van het onderdeel ‘rapportage en evaluatie’ van de BIG-8 worden minimaal:

  • 1.

    Vierjaarlijks de risico’s in kaart gebracht met een probleem- en risicoanalyse (Bor. art. 7.2)

  • 2.

    Jaarlijks een verantwoordingsrapportage opgesteld (Bor. art. 7.7) (jaarverslag, voorheen verantwoordingsnota)

  • 3.

    Vierjaarlijks een beleidsevaluatie uitgevoerd (Bor. art. 7.7)

 

In een risicoanalyse wordt minimaal ingegaan op “het samenspel van het effect van niet-naleving en de kans dat niet-naleving zich voordoet” (CCV) (zie ook Mor, art 10.3-1). Een jaarverslag bevat duidelijke conclusies over de mate van uitvoering van het uitvoeringsprogramma VTH. De beleidsevaluatie gaat in op de bijdrage aan beleidsdoelen, de beheersing van risico’s en of beleid en beziet of prioriteiten en/of programma bijgesteld dient te worden. De resultaten uit de beleidsevaluatie en de jaarrapportage kunnen ertoe leiden dat de risicoanalyse bijgesteld dient te worden.

 

Rapportage en evaluatie

 

2. Strategisch beleidskader

De uitgevoerde beleidsevaluatie, het jaarverslag en actuele Wabo-brede probleem- en risicoanalyse leggen de basis voor de volgende stap in het proces, namelijk het strategisch beleidskader. Op basis van de risicoanalyse worden prioriteiten gesteld. Vervolgens worden in het beleid doelstellingen vastgelegd die de organisatie wil behalen ten aanzien van deze prioriteiten (Bor. art. 7.2). Hierbij moet het ambitieniveau in lijn zijn met de capaciteit (Bor. art. 7.5). Daarnaast draagt het bestuursorgaan er zorg voor dat dit beleid en het handhavingsbeleid van de andere betrokken bestuursorganen en de organen die belast zijn met de (strafrechtelijke) handhaving onderling worden afgestemd, zoals andere gemeenten, de politie, de RUD ZL en VRZL (Bor. art. 7.2). Dit is geborgd door het toezenden en bespreken van deze beleidsdocumenten aan/met bovengenoemde instanties.

 

Strategisch beleidskader

 

3. Operationeel beleidskader

Op basis van de risicoanalyse zijn prioriteiten gesteld en met het strategisch beleidskader is bepaald welke doelen de organisatie wil behalen. Met het operationeel beleidskader voor toezicht en handhaving wordt duidelijk welke nalevingsstrategie op welke doelgroep wordt toegepast om het nalevingsgedrag te verbeteren en om zodoende de gestelde doelen te behalen (Bor. art. 7.2). E.e.a. wil zeggen dat de doelgroepen in kaart gebracht moeten zijn, dat er nalevingstrategieën zijn uitgewerkt en dat deze aan elkaar zijn gekoppeld. De nalevingstrategie bestaat uit een preventiestrategie (hoe overtredingen te voorkomen), toezichtstrategie (hoe e.e.a. zicht houden op naleefgedrag), gedoogstrategie (hoe handelen bij het afzien van handhaving) en een sanctiestrategie (hoe repressief optreden). Voor dit laatste is een landelijke norm ontwikkeld, de landelijke handhavingsstrategie (bijlage 5). Het operationeel beleidskader wordt vormgegeven als de koppeling tussen de doelgroepen en de strategieën die zijn gemaakt.

 

Operationeel beleidskader

 

4. Programma en organisatie

Centraal bij de ‘Programma en organisatie’ (ook wel planning en control fase genoemd) staat het toewijzen van de noodzakelijke capaciteit en financiële middelen die nodig zijn om de gestelde doelen te kunnen bereiken (Bor. art. 7.5). Dit wordt jaarlijks vastgelegd in een uitvoeringsprogramma VTH (Bor. art. 7.3). Een uitvoeringsprogramma VTH omvat tenminste:

  • 1)

    Een duidelijke verbinding met de gestelde prioriteiten en doelstellingen

  • 2)

    Een weergave van de concrete activiteiten voor vergunningverlening en toezicht & handhaving, inclusief de bijbehorende capaciteit en middelen

Op operationeel niveau zijn er afspraken gemaakt over de afstemming en samenwerking met andere VTH-partners, bijvoorbeeld over een specifiek probleem of project dat samen wordt opgepakt.

 

Programma en organisatie

 

Planning & control

Dit vormt het hart van de ‘dubbele regelkring’. Jaarlijks moet er een uitvoeringsprogramma worden opgesteld waarin de in het programmajaar uit te voeren activiteiten zijn opgenomen voor de taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving en waarbij ook is aangegeven met welke inzet van mensen en middelen dat gebeurt. Of en in welke mate de voorgenomen activiteiten worden uitgevoerd en de geformuleerde doelen worden gehaald zal periodiek moeten worden gevolgd.

 

Voorbereiden/werkwijze

In het uitvoeringsprogramma worden de voorgenomen activiteiten voor dat programmajaar opgenomen. De wijze waarop de activiteiten dienen te worden uitgevoerd worden vastgelegd in protocollen en geautomatiseerde werkprocessen. Op deze wijze wordt enerzijds de uniformiteit en anderzijds de kwaliteit geborgd. De geautomatiseerde werkprocessen in bijvoorbeeld RX-Mission en de koppeling met het Omgevingsloket online (OLO) en dadelijk met het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) voldoen aan de Wet digitale overheid en AVG.

 

Uitvoeren

De in het uitvoeringsprogramma VTH opgenomen activiteiten worden volgens de daarvoor opgestelde protocollen en werkprocessen uitgevoerd. Van belang is dat daarvoor voldoende middelen beschikbaar zijn. BWT beschikt over een structureel uitvoeringsbudget van circa € 10.000, geborgd in de begroting. Voor de uitvoering wordt ook gebruik gemaakt van de automatisch gegenereerde checklisten van BRIS en de (up to date) voorschriften uit het BRIS-warenhuis. Daarnaast maakt BWT gebruik van de Bouwkostenkompas voor het beoordelen van de bouwkosten. Ruimtelijke Ordening werkt met een structureel uitvoeringsbudget van circa € 10.000. Ook dit budget is geborgd in de begroting.

 

Monitoren

Het laatste onderdeel van de beleidscyclus is de monitoring. Middels monitoring wordt enerzijds de voortgang van de uitvoering van het programma gevolgd, zodat tussentijds bijsturen mogelijk is. Anderzijds wordt ook gevolgd of en in welke mate de in het strategisch (en operationeel) beleidskader opgenomen doelstellingen worden gehaald. Om goed te kunnen monitoren is het noodzakelijk dat de gemeente voor alle beleidsvelden binnen de fysieke leefomgeving (bouwen, milieu, RO, brandveiligheid, APV en bijzondere wetten) beschikt over één tool om vergunningsgegevens en handhavingsgegevens weg te zetten. De voortgang wordt geregistreerd in RX-Mission. Het geautomatiseerde systeem en de afdelingshoofden die te maken hebben met VTH, monitoren de voortgang periodiek. RX-Mission is Omgevingswetproof.

 

Rapportage & evaluatie

Aan het einde van de eerste cyclus zal het hele proces worden geëvalueerd. Daarbij is de belangrijkste vraag: “zijn de gestelde doelen gehaald”. Verder is het belangrijk om onder meer te weten wat goed is gegaan, wat minder goed of fout is gegaan, wat beter zou kunnen en of het mogelijk is om efficiënter te werken. Een mogelijke uitkomst van de evaluatie is dat een deel van de prioriteiten en doelen moeten worden bijgesteld. Het nieuwe programma zal weer moeten worden uitgevoerd en zo begint de volgende cyclus. In de volgende paragrafen wordt uitvoerig ingegaan op hoe in de komende beleidsperiode de gemeente Beek uitvoering geeft aan de stappen uit bovengenoemde ‘dubbele regelkring’.

2.2 Landelijke kwaliteitseisen: kritieke massa

Fundament van kwaliteit is het afleveren van een zo goed mogelijk product. Hiervoor is vooral vakmanschap nodig op diverse bij de taakvelden betrokken deskundigheidsgebieden als bijvoorbeeld vergunningverlening en toezicht/handhaving (generiek) en juridisch, bouwen, constructieve en brandveiligheid, milieu, ruimtelijke ordening (specialistisch).

De criteria voor kritieke massa vertalen dit vakmanschap in termen van:

  • Voldoende opleiding en kennis

  • Voldoende ervaring

  • Onderhouden en borgen van opleiding, kennis en ervaring

 

Met de Kwaliteitscriteria versie 2.2 voor kritieke massa (opleiding, werkervaring, kennis, frequentie en benodigde aantal medewerkers) kan een antwoord gegeven worden op de vraag of de organisatie en haar medewerkers in staat zijn om de taken uit te voeren met de minimaal vereiste deskundigheid en continuïteit. De laatste jaren is gebleken dat met name BWT kwetsbaar is en een hoog afbreukrisico heeft. In het uitvoeringsprogramma wordt een start gemaakt om dit risico beheersbaar te houden.

2.3 Specifieke situatie voor de gemeente Beek

Voor de afdeling Ruimte zijn de deskundigheden binnen BWT en RO:

 

Casemanagement/vergunningverlener

Dit wordt uitgevoerd door minimaal twee casemanagers die ook vergunningverlener zijn, welke voldoen aan de eisen voor opleiding, werkervaring en aanvullende kennis als geformuleerd in de Kwaliteitscriteria versie 2.2.

Momenteel is dit voor de gemeente Beek, zowel op organisatieniveau als op medewerkersniveau nog niet het geval en wordt dit door tijdelijke inhuur ingevuld. Daarnaast is een start gemaakt met een opleidingstraject en het opdoen van werkervaring.

 

Toezicht BWT (bouwen, slopen, ruimtelijke ordening en APV)

Het bouwtoezicht wordt uitgevoerd door minimaal twee toezichthouders BWT, welke voldoen aan de eisen voor de basisopleiding en werkervaring uit de Kwaliteitscriteria versie 2.2.

E.e.a. was in 2022 nog niet op orde. Hiervoor is in het “Uitvoeringsprogramma VTH 2023” een oplossing gevonden.

 

Toezicht RUD ZL (milieu)

Alle milieutaken, op het opstellen van strategisch milieu- en afvalbeleid na, worden uitgevoerd door de RUD ZL. De RUD ZL en haar medewerkers voldoen aan de gestelde kwaliteitscriteria. Het opstellen van strategisch milieu- en afvalbeleid is weggezet bij de Beleids-/uitvoerend medewerker A afval en milieu. De RUD ZL maakt haar eigen uitvoeringsbeleid. Het Register Externe Veiligheid (REV) is voor risicovolle inrichtingen geborgd bij de RUD Zuid-Limburg.

 

Brandveiligheid

In Beek wordt de toetsing op brandveiligheid voor de eenvoudige situaties uitgevoerd door de toezichthouders Bouw- en woningtoezicht (BWT). De complexe situaties worden getoetst door de veiligheidsregio Zuid-Limburg (VRZL: brandweer). De VRZL en haar medewerkers voldoen aan de gestelde kwaliteitscriteria.

 

Constructieve veiligheid en externe veiligheid risicovolle objecten (ISOR)

In de gemeente Beek wordt de toetsing op constructieve veiligheid alsmede de externe veiligheid risicovolle objecten uitgevoerd door de bouwtechnisch adviseur. De bouwtechnisch adviseur voldoet aan de gestelde kwaliteitscriteria. Het Register Externe Veiligheid is gebord voor risicovolle objecten. Het signaleren van risicovolle objecten is weggezet bij de casemanagers.

 

Beleidsadviseur Ruimtelijke Ordening

Dit wordt uitgevoerd door minimaal twee medewerkers die voldoen aan de eisen voor opleiding, werkervaring en aanvullende kennis als geformuleerd in de Kwaliteitscriteria versie 2.2.

 

Juridische advisering, handhaving en APV

Dit wordt uitgevoerd door minimaal twee medewerkers die voldoen aan de eisen voor opleiding, werkervaring en aanvullende kennis als geformuleerd in de Kwaliteitscriteria versie 2.2.

2.4 Andere ontwikkelingen

Naast de hierboven beschreven ontwikkelingen zijn er nog enkele ingrijpende ontwikkelingen te noemen op het gebied van de fysieke leefomgeving, de Omgevingswet, de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen, Wet VTH en de Klimaatwet.

 

A) Omgevingswet

Op het gebied van bouwen en milieu is de belangrijkste ontwikkeling de in voorbereiding zijnde Omgevingswet. Het omgevingsrecht bestaat uit tientallen wetten en honderden regelingen voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water. En allemaal met hun eigen uitgangspunten, procedures en eisen. Het kabinet wil het omgevingsrecht eenvoudiger maken en samenvoegen in één Omgevingswet met als doel minder regels en eenvoudigere procedures. De Omgevingswet is ingrijpend en zal de nodige voorbereiding vergen. Het dwingt ons tot een andere manier van werken en denken, van nee-mits naar ja-tenzij, van toetsen naar ontwikkelgericht denken en van zelf doen en bedenken naar samen met de markt ontwikkelen. Het moet makkelijker worden om ruimtelijke projecten te realiseren met meer ruimte voor maatwerk.

 

De Omgevingswet treedt in werking op 1 januari 2024. De gemeente Beek is volop aan de slag met de voorbereiding naar de nieuwe Omgevingswet. Ten behoeve van de implementatie van de Omgevingswet in de gemeentelijke organisatie is een projectstructuur ingericht met een stuurgroep, projectleiders en werkgroepen (Omgevingsvisie; Omgevingsplan; Omgevingsvergunning en Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO)). Bovendien zijn bestuurlijke besluiten nodig, zoals bijvoorbeeld over het verzwaard Adviesrecht, de Verordening adviescommissie omgevingskwaliteit en de nieuwe Legesverordening 2024. Tevens wordt, als opvolger van Squit 2020 het “zaaksysteem RX-Mission” (Omgevingswetproof) geïnstalleerd. Deze applicatie moet echter wel nog worden ingericht.

 

B) Wet kwaliteitsborging voor het bouwen

Ook de bouwplantoetsing en het bouwtoezicht zijn in ontwikkeling. De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) zal gelijktijdig met de Omgevingswet per 1 januari 2024 in werking treden. Het doel van deze wet is het verbeteren van de bouwkwaliteit en het versterken van de positie van de bouwconsument.

 

Deze wet hakt het bouwproces of de huidige bouwaanvraag als het ware in stukken. Voor de ruimtelijke component, de toets aan het omgevingsplan, welstand en aan omgevingsveiligheid, is de gemeente aan zet. Het bouwtechnische onderdeel, de zogenaamde “technische bouwactiviteit” wordt deels belegd bij private partijen. De focus in de bouw verschuift in deze gevallen van het vooraf krijgen van een vergunning naar het tijdens en achteraf kunnen aantonen dat wordt voldaan aan bouwtechnische eisen.

 

De handhaving op overtredingen blijft echter een verantwoordelijkheid van gemeenten. De Wkb verplaatst derhalve de toetsing aan de bouwtechnische eisen van een bouwwerk uit het Bouwbesluit van de gemeente naar een onafhankelijke private partij, de zogenoemde kwaliteitsborger. Dit geldt niet direct voor alle bouwwerken, maar gaat in fasen. In de praktijk betekent dit dat het toetsen van bouwplannen en het toezicht houden tijdens bouwprojecten op bouwtechnische aspecten in een aantal gevallen door een gecertificeerde marktpartij wordt uitgevoerd.

 

Onder de Wkb worden bouwwerken in totaal in vier gevolgklassen geclassificeerd. Vooralsnog zal het nieuwe stelsel bij invoering alleen gaan gelden voor bouwwerken die onder gevolgklasse 1 vallen (bouwwerken in de laagste risicoklasse). Onder gevolgklasse 1 vallen eenvoudige bouwwerken, zoals grondgebonden woningen, eenvoudige bedrijfsgebouwen en kleine infrastructurele werken. Bij de gevolgklassen 2 en 3 wordt de technische toets aan het Bouwbesluit 2012, per 1 januari 2024 het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), vooralsnog door de gemeenten uitgevoerd.

 

Onder de Wkb is straks een gedeelte van de bouwactiviteiten vergunningsvrij (gevolgklasse 0), een gedeelte is meldingsplichtig en voor een ander gedeelte blijft een omgevingsvergunning activiteit bouwen verplicht. Nieuwe taken die de gemeente er straks bij krijgt bij meldingsplichtige bouwactiviteiten worden beschreven in hoofdstuk 5 t/m 10 van het Uitvoeringsprogramma VTH 2023. Naar verwachting heeft deze wet grote impact op de gemeentelijke organisatie en haar processen, te innen leges en capaciteit. Er is al een impactanalyse binnen onze organisatie uitgevoerd. Uiteraard wordt nog verder onderzocht en in beeld gebracht wat de concrete gevolgen van de inwerkingtreding van de Wkb voor onze organisatie zal zijn. Dit gebeurt door de ingestelde werkgroep “Wet kwaliteitsborging voor het bouwen”. Hoewel deze momenteel on hold staat zal deze spoedig weer worden opgestart, conform uitvoeringsprogramma VTH 2023.

 

De private kwaliteitsborger moet voldoen aan een aantal voorwaarden om de toetsing van de Bbl te mogen overnemen van de gemeente. De kwaliteitsborger moet ISO9001-gecertificeerd zijn of een ander kwaliteitscertificaat, hij moet beschikken over een projectkwaliteitsplan en of een keuringsplan en hij moet over een interne risicobeoordelingsprocedure beschikken, tevens is een BRL5019-certificering benodigd. De gemeente moet bij het accepteren van de gereedmelding hierop toezien.

 

C) Wet Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving

Voor een goede uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving zijn kwaliteitscriteria ontwikkeld. Deze criteria hebben betrekking op het proces, de inhoud en kritieke massa van organisaties en zijn geborgd in de Wet VTH. De laatste wijziging die de wetgever met de Wet VTH heeft doorgevoerd is het Besluit omgevingsrecht van 1 juli 2017 (meer eenheid brengen in de uitvoering van bepaalde milieutaken). E.e.a. is meegenomen in de Uitvoeringsplannen RUD ZL (bijlagen 11 en 11a).

 

D) Klimaatwet

De overheid neemt maatregelen om Nederland te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering. Daarnaast kan verdere opwarming van de aarde beperkt worden door de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Hiervoor zijn nationale en internationale doelen afgesproken. De Rijksoverheid heeft met allerlei partijen afspraken gemaakt over hoe Nederland deze doelen gaat behalen.

In 2015 is het Klimaatakkoord van Parijs ondertekend. Doel van het akkoord is om de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder 2 graden Celsius. Met een duidelijk zicht op 1,5 graden Celsius. Om de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs te halen zijn afspraken in Europa gemaakt. De EU-lidstaten hebben met elkaar afgesproken dat de EU in 2030 minimaal 55% minder moet uitstoten. In 2050 wil de Europese Unie klimaatneutraal zijn. Dat betekent dat er dan netto geen broeikasgassen meer worden uitgestoten door de mens. Daarnaast is in Nederland het nationaal Klimaatakkoord gesloten. Beleidsmatig zit Nederland al op 60% minder uitstoot CO2 in 2030. De wettelijke plicht is opgenomen in de Klimaatwet.

Gemeenten vervullen in deze energietransitie een belangrijke rol. E.e.a. heeft ook gevolgen voor BWT de komende jaren als het gaat over het toetsen van energieberekeningen en het toezicht op de bouw. Tevens zullen de nodige taken door BWT uitgevoerd worden betreffende de bestaande bouw, bv. de energie C-labels bij kantoren, et cetera.

3. Strategisch kader

3.1 Visie

De Gemeente Beek wil uitvoering geven aan alle taken en gemeentelijke ambities op het gebied van de fysieke ruimte, met als doel een aantrekkelijke, veilige en gezonde woon-, werk- en duurzame leefomgeving te scheppen en in stand te houden. Handhaving is één van de middelen om de kwaliteit van wonen, leven en werken te behouden en te versterken. Het bestuur streeft naar een gestructureerd en integraal handhavingsbeleid, waarbij preventie voorop staat.

 

De verantwoordelijkheid voor de naleving van regels is primair neergelegd bij bedrijven, burgers en instellingen. Echter zonder handhaving van regelgeving kunnen leefbaarheid, veiligheid, gezondheid en rechtsgelijkheid niet worden gewaarborgd. Met het handhaven van o.a. de regels van het omgevingsrecht wordt derhalve bijgedragen aan een leefbare, veilige, gezond en duurzame gemeente. De betrokkenheid en het eigen verantwoordelijkheidsbesef van de inwoner, bedrijven en instellingen moeten daarbij soms worden vergroot. Door op het gebied van de gemeentelijke vergunningstaken algemene informatie te verstrekken op de website van de gemeente en naar behoefte aanvullende informatie te verstrekken, bijvoorbeeld telefonisch, per mail, op afspraak of met een conceptaanvraag (schetsplan) voorafgaand aan de vergunningverleningsfase, probeert de gemeente het naleefgedrag te stimuleren en aan haar inwoners een passende (ook digitale) dienstverlening te bieden. Bij vergunningverlening is de preventiestrategie gericht op het zo compleet mogelijk indienen van aanvragen en meldingen. Vergunningverlening legt de basis voor de verdere keten van toezicht en handhaven. Het geeft duidelijkheid in de regels en werkt daarom preventief door in toezicht en handhaving.

3.2 Vergunningverlening

Onder vergunningverlening wordt verstaan het beoordelen en toetsen van aanvragen aan geldende relevante wet- en regelgeving om op die manier te komen tot een kwalitatief goed besluit (zo nodig onder voorwaarden en voorschriften) binnen de gestelde proceduretijd. Ook het beoordelen van de kwaliteit van meldingen, het beoordelen of met een melding kan worden volstaan, principeverzoeken en beoordelen of de activiteit niet vergunningsplichtig is, kan worden gezien als onderdeel van vergunningverlening.

 

Het Aannemelijkheidscriterium

Aanvragen voor een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ worden getoetst aan de voorschriften uit het (nu nog) bestemmingsplan, de gemeentelijke bouwverordening (mits van toepassing) en het Bouwbesluit 2012 (tot 1 januari 2024). De wetgever heeft de bouwtechnische voorschriften uit het Bouwbesluit niet gedifferentieerd naar zwaarte. Net als bij andere gemeenten is het door het ontbreken van de financiële middelen en capaciteit ook voor de gemeente Beek niet mogelijk om alle voorschriften even uitputtend te toetsen (integrale bouwbesluittoetsing). Ook vraagt niet elk gebouw/bouwwerk om dezelfde mate van controle en de bouwplannen lopen zeer uiteen. Iedere technische bouwplantoetser toetst op basis van zijn eigen ervaring en professionaliteit. Op de ‘werkvloer’ wordt bepaald hoe diepgaand een bouwplan wordt getoetst aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012, Bbl per 1 januari 2024. De basis hiervoor is de format landelijke bouwbesluitmatrix van de vereniging BWT en BRIS. De Beekse bouwplantoetsers maken gebruik van de gegenereerde checklisten van het BRIS-warenhuis. De verschillende toetsniveaus zijn hier al in verwerkt. Voor de toetsmatrix zie bijlagen 6 en 7.

 

Als gevolg van dit abonnement bij het BRIS-warenhuis kan de gemeente zich, gemotiveerd, beperken tot het toetsen van die aspecten die landelijk het risicovolst worden geacht. De verantwoordelijkheid voor de naleving van de regelgeving ligt bij de marktpartijen (zorgplicht). Inwoners en bedrijven worden geacht op de hoogte te zijn van wet- en regelgeving en hebben de primaire verantwoordelijkheid zich hieraan te houden. De opdrachtgever van een bouwproject is ervoor verantwoordelijk dat de bouwwerkzaamheden goed en veilig worden uitgevoerd. Deze verantwoordelijkheid kan niet door de gemeente worden gedragen, want de gemeente heeft geen dagelijks toezicht op alle gebouwen en bouwwerken gedurende de hele dag/het hele jaar. Vanaf 2024 zal deze verantwoordelijkheid deels worden overgenomen door de kwaliteitsborger (Wkb).

 

Een gebouw moet altijd voldoen aan de voorschriften uit het Bouwbesluit 2012 (artikel 2 Woningwet), dadelijk de Bbl onder de Omgevingswet. De aanvrager van een vergunning is verantwoordelijk voor het indienen van een correcte en volledige aanvraag. Het bevoegd gezag moet beoordelen of de bij de aanvraag om omgevingsvergunning overgelegde gegevens aannemelijk zijn, d.w.z. dat de bouwactiviteit voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 (artikel 2.10, lid 1 Wabo). Door dit aannemelijkheidscriterium te hanteren kan de diepgang van de toetsing van een bouwplan variëren en wordt de verantwoordelijkheid voor het bouwplan expliciet bij de aanvrager neergelegd. Deze eigen verantwoordelijkheid van de marktpartijen legitimeert de gemeente om zich te beperken tot het toetsen van die onderdelen van het Bouwbesluit 2012, die landelijke belangrijk worden geacht. Onder de Wkb gaat dit deels veranderen.

 

De Wabo bepaalt in welke gevallen inwoners en bedrijven een omgevingsvergunning nodig hebben. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning kan bij één loket worden aangevraagd. Er geldt daarbij één procedure waarop één besluit volgt voor mogelijk meerdere activiteiten (geïntegreerd). De initiatiefnemers van vergunningaanvragen zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het indienen van een complete aanvraag. Ook zijn de initiatiefnemers zelf verantwoordelijk voor het creëren van draagvlak c.q. acceptatie van de voorgenomen plannen bij belanghebbenden, zoals buren. Uiteraard kan de gemeente hierbij desgewenst adviseren.

 

Daarnaast mag van inwoners en bedrijven worden verwacht dat zij zelf ook verantwoordelijkheid nemen om problemen op te lossen. Bij vergunningverlening worden activiteiten preventief getoetst. Hierbij worden de wettelijke (indienings-) eisen van onder meer het Besluit omgevingsrecht, de Ministeriële regeling omgevingsrecht en de Wabo gehanteerd. Aan een (welstand)commissie (voor Beek de dorpsbouwmeester) wordt advies gevraagd bij omgevingsaanvragen voor bouwen en voor het wijzigen van een monument wordt een monumentencommissie aangesteld.

 

Bij het beoordelen van vergunningaanvragen wordt gezocht naar de mogelijkheden om de aangevraagde activiteiten te vergunnen. De focus ligt op het zoeken naar wegen en oplossingen om binnen de wet, rekening houdend met de wensen van de aanvrager en de omgeving, de activiteiten mogelijk te maken (ja, mits).

 

Wij streven naar vergunningen die helder, duidelijk, goed handhaafbaar en niet voor meerdere uitleg vatbaar zijn en daardoor de rechterlijke toets kunnen doorstaan. Dat doen we door het gestructureerd, tijdig en rechtmatig uitvoeren van integrale vergunningverlening conform wettelijke landelijke kwaliteitscriteria, richtlijnen en normen, lokale voorschriften en - beleidsregels. Voor ons is het uitgangspunt het voorkomen van het van rechtswege verlenen van vergunningen als gevolg van overschrijding van wettelijke afhandelingstermijnen van aanvragen.

In de Wabo zijn bovendien regels opgenomen voor het intrekken van vergunningen. Wij willen na verloop van een bepaalde periode (maximaal 2 jaar) omgevingsvergunningen geheel of gedeeltelijk intrekken om te voorkomen dat een stuwmeer aan ongebruikte omgevingsvergunningen ontstaat. E.e.a. is ook nodig omdat we leven in een veranderende wereld. De eisen aangaande bijvoorbeeld duurzaamheid worden de komende jaren steeds verder aangescherpt. Een omgevingsvergunning volgens de eisen 2023 kan eigenlijk in 2030 niet meer worden uitgevoerd. Denk hierbij ook aan milieutechnische aspecten of zelfs in strijd met nieuwe (planologische) regels.

 

Voor bouw- en aanlegactiviteiten geldt dat als met de uitvoering van de werkzaamheden is gestart en deze tussentijds zijn gestaakt, de wettelijke termijn van 26 weken (na constatering van gestaakte werkzaamheden) wordt gehanteerd. De procedure tot intrekking van de vergunning vindt plaats op grond van de geldende wettelijke voorschriften. Voordat tot intrekking van de vergunning wordt overgegaan, wordt de vergunninghouder in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. Het college van burgemeester en wethouders blijft bevoegd om af te wijken van deze beleidsregels, vooral wanneer deze voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen of als sprake is van urgentie en/of zwaarwegende planologische of maatschappelijke belangen.

Vanaf 2024 volgt dezelfde procedure, maar dan op basis van de Omgevingswet met bijbehorende besluiten.

Relevant in dit kader zijn:

  • -

    Het raadsbesluit omtrent het verzwaard adviesrecht;

  • -

    Het raadsbesluit omtrent de richtlijn Omgevingsdialoog;

  • -

    Het Handboek omgevingsoverleg met werkafspraken’ (1 ingang, intake-/omgevingstafel, proces)

  • -

    De Richtlijn van toepassing verklaring uitgebreide procedure onder de Omgevingswet

Deze stukken zijn opgenomen in de bijlagen.

3.3 Toezichtstrategie

Het doel van toezicht is het voorkomen (dan wel beperken) van onveilige, ongezonde en niet duurzame situaties. Daarnaast is het belangrijk dat de ruimtelijke kwaliteit behouden blijft. Onder toezicht wordt verstaan: “Vergunning gerelateerde controles in de realisatiefase (zoals bij slopen, bouwen, planologisch gebruik en kappen) en in de beheer- of gebruiks-fase (zoals bij het exploiteren van een milieu-inrichting, planologisch gebruik, brandveilig gebruik van bouwwerken, et cetera).” Hieronder valt onder andere het vergunning gericht toezicht (controles naar aanleiding van verleende vergunningen/meldingen). De gemeente Beek handelt overeenkomstig de landelijke toezichtstrategie waarin onderscheid gemaakt wordt tussen het toezicht tijdens de bouw en tijdens de gebruiksfase en wat de basiswerkwijze daarbij is. De minimale diepgang van toezicht in de bouwfase en gebruiksfase is vastgelegd in checklisten (bijlagen 2, 3 en 4), dat laat echter onverlet dat de toezichthouder BWT op locatie de keuze kan maken voor een hoger toetsniveau afhankelijk van hetgeen wordt aangetroffen.

 

We leggen meer eigen verantwoordelijkheid bij vergunninghouders en –aanvragers neer en houden efficiënter toezicht op de naleving van vergunningvoorschriften (minder betutteling). De frequentie van toezicht en het toetsniveau is mede afhankelijk van het naleefgedrag. De taken met betrekking tot advisering bij omgevingsvergunningen en het toezicht op het gebied van milieu zijn voor de basistaken en alle overige milieutaken ondergebracht bij de Regionale uitvoeringsdienst RUD Zuid-Limburg (RUDZL). Voor brandveilig gebruik zijn deze taken weggezet bij de Veiligheidsregio Zuid-Limburg (brandweer). De gemeente blijft echter het bevoegd gezag voor deze onderdelen van de Wabo. Het toezicht op evenementen wordt uitgevoerd door de toezichthouder BWT samen met de Veiligheidsregio Zuid-Limburg volgens bijgevoegde checklist. De Omgevingswet gaat hier geen verandering in brengen.

 

Toezichtstrategie

3.4 Handhaving en Naleefstrategie

Handhaving komt na controle/toezicht en is het laatste middel als waarschuwen en preventie niet werkt. De definitie van handhaving is: “Het door toezicht en het toepassen van bestuursrechtelijke, strafrechtelijke of privaatrechtelijke middelen bereiken dat de algemeen geldende rechtsregels en individueel geldende voorschriften worden nageleefd.”

 

We proberen overtredingen eerst op te lossen door middel van een goed gesprek met de overtreder en/of de partijen die een conflict hebben. Waar mogelijk wordt een maatwerk oplossing gekozen. Als een overtreder niet wenst mee te werken of bij een herhaling van overtredingen wordt een handhavingsprocedure opgestart. Dan wordt bezien of en op welke manier bestuurlijk optreden (en/of eventueel strafrechtelijk optreden) noodzakelijk is.

 

We beëindigen het handelen in strijd met geldende regels als waarborg voor een gezonde, veilige, duurzame en leefbare leefomgeving, door:

  • Extern begrip en draagvlak te creëren voor handhaving door het verstrekken van informatie, voorlichting en communicatie over onze handhavingstaken

  • Door controle en toepassen van bestuursrechtelijke of privaatrechtelijke middelen, bevorderen dat op een uniforme manier rechtsregels en voorschriften worden nageleefd

  • Handhaving gestructureerd uitvoeren conform landelijke kwaliteitscriteria

  • Meldingen en verzoeken om handhaving van inwoners en bedrijven die te maken hebben met gevaar, veiligheid en/of volksgezondheid worden zo snel als de situatie vereist opgepakt, buiten kantooruren via de piketregeling van de RUD Zuid-Limburg en VRZL

  • Door deelname in de RUD Zuid-Limburg en VRZL. De gemeente Beek heeft de basistaken en alle overige milieutaken weggezet bij de RUD Zuid-Limburg, ook milieuhandhaving

  • De gemeente Beek werkt nauw samen met haar handhavingspartners middels een integrale (gebiedsgerichte) aanpak, om criminaliteit en overlast zoveel mogelijk te voorkomen en alle geprioriteerde in het Integrale Veiligheidsbeleid opgenomen toezichtactiviteiten uit te voeren

 

Naleefstrategie

De Wabo/Omgevingswet (en procescriteria voor VTH-kwaliteit) verplicht de gemeente een strategie te hanteren. De nalevingsstrategie omvat alles wat nodig is om te komen tot een verbetering van de naleving van wet- en regelgeving. Het betekent dat vooraf moet zijn nagedacht over de manier waarop extra toezicht en handhaving wordt voorkomen. Dit gebeurt eenduidig en gestructureerd.

 

Preventiestrategie

Preventie richt zich met name op het vergroten van bewustwording bij inwoners en bedrijven. Hierdoor zal de betrokkenheid en het draagvlak toenemen. Het uiteindelijke resultaat is dat mensen minder snel in de fout zullen gaan en dat handhaving dus minder nodig is. We zetten in op preventie om onnodige overtredingen (of meldingen) te voorkomen doordat we inwoners (en bedrijven) goed op de hoogte laten zijn van risico’s en regelgeving.

 

Toezichtstrategie

Het doel van de toezichtstrategie is om door middel van controles en (preventief) toezicht het naleven van de regels te bevorderen. Toezicht moet efficiënt en doelmatig worden ingezet.

 

Gedoogstrategie

Het gedogen van overtredingen is alleen in uitzonderingssituaties acceptabel, omdat het toelaten dat regels worden overtreden afbreuk doet aan de geloofwaardigheid en effectiviteit van de overheid en ongewenste precedentwerking veroorzaakt. Er is sprake van een uitzonderingssituatie wanneer er een overmacht- of overgangssituatie is. De mate waarin gedoogd wordt moet zoveel mogelijk in omvang en/of tijdsduur worden beperkt. De gedoogde overtreding moet op enig moment worden gelegaliseerd of beëindigd.

 

Sanctiestrategie

De gemeente houdt toezicht op voorschriften, vergunningen of algemene regels en treedt vervolgens handhavend op bij overtredingen. De handhavingsstrategie is primair gericht op het herstellen van de overtreding, op het ontmoedigen van de overtreder en/of om herhalingen te voorkomen. De Landelijke Handhavingsstrategie is het uitgangspunt voor de werkwijze. In eerste instantie ligt de verantwoordelijkheid voor naleving van regels bij inwoners en bedrijven. Uit het oogpunt van rechtsgelijkheid wordt vervolgens in vergelijkbare gevallen een vergelijkbare keuze gemaakt en worden interventies, waar mogelijk, op eenduidige wijze gekozen en toegepast. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan worden afgezien van handhavend optreden. In de overige gevallen is handhavend opgetreden, overeenkomstig de beginselplicht tot handhavend optreden, door de gemeente verplicht.

 

Handhavingsmogelijkheden bevoegd gezag onder Wkb per 1 januari 2024

T.a.v. bijvoorbeeld de constructieve veiligheid dient de gemeentelijke constructeur op basis van signalen van de kwaliteitsborger of van derden of op basis van eigen waarnemingen een onderzoek in te stellen wanneer er wordt vermoed dat het bouwwerk niet gaat voldoen aan de bouwtechnische voorschriften van het Bbl. Vervolgens moet het bevoegd gezag zelf de strijdigheid met het Bbl onderbouwd aantonen en een afweging maken of er wel of geen verdere actie moet worden ondernomen. De handhavingsbevoegdheid wordt niet beperkt door het nieuwe stelsel waar de kwaliteitsborger controleert tijdens de bouw en op het gerealiseerde bouwwerk. De gemeente doet bij de bouwmelding en de gereedmelding enkel een procedurele toets op volledigheid van de stukken. Daar staat tegenover dat, net als onder het huidige recht, de gemeente als bevoegd gezag altijd toezicht mag houden op de naleving van de bouwtechnische regels. In het kader van de Algemene wet bestuursrecht kan de gemeente de informatie die ontvangen is bij de bouw- en gereedmelding gebruiken om een inhoudelijke beoordeling te doen in het kader van haar eigen handhavingsstrategie. Zij gebruikt dan de informatie om te bepalen of, en zo ja wanneer zij gaat ingrijpen. De gemeente kan verder informatie vragen over specifieke bouwwerkzaamheden en over de planning wanneer deze worden uitgevoerd (artikel 2.20 Bbl). Het bevoegd gezag kan op deze wijze beschikken over de benodigde informatie om zo nodig zelf toezicht uit te oefenen en te handhaven, ook na de gereedmelding. Echter, gelet op het nieuwe stelsel is het logisch dat de gemeente haar toezichttaak complementair aan de controle door de kwaliteitsborger invult. Dat wil zeggen op afstand van het Wkb-proces, waarbij steekproefsgewijs controle zal/kan plaatsvinden.

 

In het kader van de Wkb voert de kwaliteitsborger de controle op het bouwwerk uit. De gemeente behoudt in het nieuwe stelsel van kwaliteitsborging haar bevoegdheid vanuit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om toezicht te houden, en indien nodig op grond van de Omgevingswet handhavend op te treden op basis van signalen van derden of van de kwaliteitsborger dat het bouwwerk niet voldoet aan de bouwtechnische voorschriften of op basis van eigen waarnemingen. Het publieke toezicht en de controle door de kwaliteitsborger zijn daarbij zoveel mogelijk complementair aan elkaar om dubbel werk te voorkomen. In het kader van het toezicht op de bestaande bouw behoudt de gemeente eveneens de bevoegdheid om handhavend op te treden bij bouwwerken die niet aan de bouwtechnische voorschriften voldoen. Bij gereed melding onder de Wkb valt een bouwwerk onder de bestaande gebouwenvoorraad, waarmee de gemeente van deze bevoegdheden gebruik kan maken. Het bevoegd gezag handhaaft hier met betrekking tot het bouwwerk, er wordt niet gehandhaafd of geoordeeld over de verklaring van de kwaliteitsborger.

 

Dit beleidsplan valt onder de paraplu “Nota integrale handhaving Beek”.

 

Schematisch gezien levert dit het volgende plaatje op.

3.5 Ruimtelijke Ordening

De ruimte in Nederland is schaars. Er is onder meer ruimte nodig voor woningen, wegen, spoorlijnen, vliegvelden, bedrijventerreinen, klimaatadaptatie, energie en natuur. De overheid stelt plannen op om de ruimte te verdelen en gebieden aan te wijzen voor bepaalde bestemmingen. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor woningbouw en bedrijventerreinen en nieuwe plekken voor de bouw van bedrijven. Het structuurplan en het bestemmingsplan zijn de belangrijkste instrumenten voor de ruimtelijke ordening in een gemeente.

 

Iedere gemeente is verplicht om voor haar gehele grondgebied één of meer structuurvisies op te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Gemeenten zijn verder verplicht voor hun gehele grondgebied te beschikken over actuele bestemmingsplannen. De verplichting om iedere 10 jaar een nieuw bestemmingsplan vast te stellen geldt niet als het bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is via Ruimtelijke plannen (www.ruimtelijkeplannen.nl).

 

Uitgangspunt is dat alle aanvragen integraal worden getoetst aan het vigerende bestemmingsplan. Tot inwerkingtreding van de omgevingswet zijn dit bestemmingsplannen. Vanaf de inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt getoetst aan het Omgevingsplan.

 

Elke aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt getoetst aan het vigerende ruimtelijke plan om te bekijken of er sprake is van strijdigheden met de planvoorschriften. Dit gebeurt op een grondige manier, waarbij specifieke kenmerken nauwkeurig worden nagemeten en bestemmingen per ruimte worden benoemd en gecontroleerd. Als blijkt dat een aanvraag niet voldoet aan het geldende ruimtelijke plan, wordt beoordeeld of een afwijking of wijziging van het ruimtelijk plan mogelijk is.

 

Bestemmingsplanbeleid

Tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet streven we naar het dekkend zijn van de bestemmingsplannen binnen onze gemeenten voor het gehele gemeentelijke grondgebied. De gemeente Beek beschikt over een actueel bestemmingsplannenbestand. Gewerkt wordt met een “plan van aanpak actualisatie bestemmingsplannen”. Dit plan van aanpak wordt periodiek geactualiseerd. Onderstaand treft u aan overzicht van het huidige bestemmingsplanbestand (de ‘moederplannen”).

 

Overzicht vigerende bestemmingsplannen en structuurvisie

Bestemmingsplan

Vastgesteld

Bedrijvenpark Technoport Europe 2012

28 maart 2013

Beekerhoek – herziening 2009

7 juli 2011

Betonfabriek Gelissen

15 mei 1975

Buitengebied Beek 2011

7 juli 2011

Kern Beek

28 april 2012

Kern Geverik

23 mei 2013

Kern Neerbeek – herziening 2013

27 juni 2013

Kern Spaubeek – herziening 2013

24 oktober 2013

Klein en Groot Genhout – herziening 2012

28 maart 2013

Maastricht Aachen Airport

12 oktober 2006

Regionale Afvalverwerking Westelijke Mijnstreek

10 december 1992

Structuurvisie Beek 2012-2022: ruimte voor veelzijdigheid en vitaliteit

22 maart 2012

 

Beleid voor afwijking van bestemmingsplannen

Het merendeel van de afwijkingen van de regels van bestemmingsplannen valt onder de reguliere procedure. Daarnaast zijn er de buitenplanse afwijkingsmogelijkheden.

 

In de bijlage II Bor zijn gevallen opgenomen waarvoor een omgevingsvergunning binnen een reguliere procedure kan worden verleend. Het gaat hier om een voortzetting van de zogenoemde ‘kruimellijst’ van bouwwerken. Voor de kruimelgevallen kan specifiek afwijkingsbeleid worden vastgesteld. In Beek is een dergelijk beleid niet vastgesteld. Om te beoordelen of in afwijking van het geldende bestemmingsplan medewerking kan worden verleend wordt getoetst aan de gemeentelijke structuurvisie alsook aan relevant sectoraal beleid, zoals het economisch beleid, het verkeers- en parkeerbeleid, klimaat- en energiebeleid, volkshuisvestelijk beleid, et cetera.

 

Indien een bouwplan niet binnen het bestemmingsplan past en het niet tot de ‘kruimellijst’ behoort, wordt beoordeeld of voor het bouwplan een omgevingsvergunning voor het strijdig planologisch gebruik (voorheen ontheffing of projectbesluit) of een nieuw bestemmingsplan mogelijk is. Vervolgens wordt beoordeeld of het wenselijk is om aan het initiatief mee te werken door het volgen van een toepasbare ruimtelijke procedure op basis van een ruimtelijke onderbouwing. Alle betrokken belangen worden hierbij in beeld gebracht en afgewogen. Indien wordt besloten geen medewerking te verlenen, wordt de aanvraag niet verder getoetst aan overige aspecten.

 

Het omgevingsplan

Vanaf 1 januari 2022 worden de bestemmingsplannen van rechtswege omgezet naar één omgevingsplan op het niveau van de gemeente. In dit omgevingsplan zijn activiteiten benoemd, die met een vergunning zijn toegestaan. Het betreft dan een binnenplanse omgevingsactiviteit. Een voorbeeld hiervan zijn de aanlegactiviteiten. Voor de beoordeling van aanvragen voor de omgevingsplanactiviteiten wordt 100% getoetst aan de beoordelingsregels in het omgevingsplan. Deze beoordelingsregels zijn door de gemeenteraad zelf geformuleerd.

 

Als een aangevraagde activiteit in strijd is met het omgevingsplan, spreken we van buitenplanse omgevingsplanactiviteiten. Hiervoor is ook een vergunning nodig. De procedure voor een binnenplanse of buitenplanse omgevingsplanactiviteit is standaard de reguliere procedure; daardoor hanteren we na de inwerkingtreding van de Omgevingswet ook geen kruimellijst meer. Om te komen tot één gemeente dekkend omgevingsplan wordt een plan van aanpak opgesteld dat medio 2023 gereed is.

 

Strijdig gebruik, toezicht en naleving

Strijdig gebruik met de regels van het geldende bestemmingsplan kan zich altijd en overal voordoen in de gemeente Beek. Zo kan er sprake zijn van strijdig gebruik van gronden. Denk hierbij aan het gebruiken van gronden met een agrarische doeleindenbestemming voor de opslag van materialen ten behoeve van een dakdekkersbedrijf of voor de stalling van caravans. Ook kan er sprake zijn van strijdig gebruik van bestaande (legale) opstallen. Een voorbeeld dat hierbij kan dienen is het gebruiken van een woning voor bijvoorbeeld bedrijfsdoeleinden. Daar waar er sprake is van illegale bebouwing én strijdig gebruik zal er ingezet worden op controle en toezicht inzake het handelen zonder de daartoe benodigde omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Bij de legalisatievraag in het kader van de handhavingsprocedure, zal er alsdan een toets plaatsvinden aan de regels van het bestemmingsplan/omgevingsplan en zal er een afweging worden gemaakt inzake de wenselijkheid van legalisatie van het strijdige gebruik.

 

Uitgangspunt is dat regels nageleefd moeten worden en dat waar dat niet spontaan gebeurt de gemeente het tot haar beschikking zijnde handhavingsinstrumentarium zal gebruiken om dat af te dwingen. Desalniettemin heeft de gemeente er vertrouwen in dat de samenleving ook hierin haar rol pakt. De gemeente gaat er enerzijds vanuit dat onze inwoners het normaal vinden dat de regels nageleefd worden en dit zelf ook doen en anderzijds waar dit niet het geval is, inwoners hun ogen hier niet voor sluiten en elkaar hier ook op aanspreken. Daar waar dit aanspreken geen soelaas biedt, bestaat de verantwoordelijkheid daarin dat de gemeente in kennis gesteld wordt van de overtreding en haar rol oppakt.

 

Het is niet mogelijk om met de huidige personele capaciteit alle strijdige situaties op het gebied van ruimtelijke ordening op te pakken. Om die reden is in het verleden een Nota toezicht ruimtelijke ordening opgesteld. In die nota is aan de hand van een (gebiedsgerichte) omgevingsanalyse en een (objectgerichte) beleidsanalyse een prioritering gemaakt. Deze is als bijlage aan dit beleidsplan toegevoegd. Dit levert het onderstaande overzicht op.

De nota Toezicht ruimtelijke ordening is middels deze notitie geactualiseerd.

3.6 Communicatie bij nieuwe wetgeving

Wetswijzigingen en nieuwe wetten, zoals de Omgevingswet welke in werking gaat treden op 1 januari 2024, beogen het makkelijker te maken voor de inwoners. Dit neemt niet weg dat het voor inwoners nog steeds lastig zal zijn om te bepalen wanneer er wel of geen vergunning vereist is. De gemeente Beek zal inwoners, bedrijven en instellingen via haar eigen informatiekanalen actief informeren en voorlichten over de van toepassing zijnde regels en hierbij duidelijk aangeven wanneer er wel of geen vergunning nodig is. Het omgevingsloket online (www.omgevingsloket.nl) is hiervoor een goed voorbeeld waar inwoners zelf kunnen checken of er bijvoorbeeld een omgevingsvergunning nodig is. Op deze website kan de vergunning ook direct aangevraagd worden. Vanaf de inwerkingtreding van de Omgevingswet kunnen initiatiefnemers geen vergunningaanvragen en meldingen meer indienen via het Omgevingsloket online (OLO) en de Activiteitenbesluit Internet Module (AIM). Initiatiefnemers dienen hun aanvraag of melding digitaal in via het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Maar er zijn een aantal uitzonderingen, waarbij initiatiefnemers een aanvraag of melding op papier kunnen indienen. Zij kunnen de aanvraag downloaden, printen en opsturen aan de overheid. Aan deze functionaliteit wordt nog gewerkt door de rijksoverheid. De aanvraag kan ook via de mail worden ingediend. E.e.a. laat onverlet dat de aanvraag uiteindelijk altijd in het DSO moet komen.

 

Een goede communicatie over de inhoud en eisen van (nieuwe) wet- en regelgeving, voorschriften uit (omgevings-)vergunningen moeten ertoe leiden dat inwoners, bedrijven en instellingen goed geïnformeerd zijn en voorkomen dat zaken in een vervelend en tijdrovend bestuurlijk handhavingstraject terecht komen. Voor externen dient duidelijk te zijn waar de gemeente prioriteit aan geeft en welke aspecten niet (met voorrang) opgepakt worden.

 

Daarnaast moeten ook externe partijen, zoals een private bouwplantoetser, weten welke aanvullende regels in Beek van toepassing zijn. Deze regels en voorschriften worden gepubliceerd op de Beekse internetsite en worden op verzoek toegestuurd aan eenieder die hierom vraagt. Denk hierbij aan regels als hoogte van bouwkranen nabij het vliegveld, et cetera. Daarnaast worden deze lokale voorschriften opgenomen in het Omgevingsplan en worden beschikbaar gesteld via het DSO en dergelijke.

3.7 Uitvoeringsprogramma en jaarverslag evaluatie

Naast algemene doelstellingen kunnen er voor de komende periode een aantal specifieke doelstellingen zijn benoemd die worden geconcretiseerd en geoperationaliseerd in het uitvoeringsprogramma VTH.

 

Het uitvoeringsprogramma VTH dient jaarlijks vóór 1 april van dat programmajaar door het college te worden vastgesteld en ter informatie aan de gemeenteraad te worden toegezonden. Jaarlijks vóór 15 juli wordt de evaluatie van het afgelopen jaar door middel van het jaarverslag (voorheen verantwoordingsnota) vastgesteld door het college en ter informatie aan de gemeenteraad toegezonden. In het jaarverslag wordt duidelijk aangegeven wat er het voorgaande jaar gedaan is aan vergunningverlening, toezicht en handhaving. Hoeveel vergunningen zijn verleend en gecontroleerd, hoeveel verzoeken om handhaving zijn gedaan en hoeveel meldingen en klachten zijn ontvangen. Ook het aantal aan vergunningverlening, toezicht en handhaving bestede uren wordt inzichtelijk gemaakt, alsmede de verhouding tussen beschikbare en benodigde uren (basis van prioritering).

3.8 Prioriteiten vergunningverlening toezicht/controle BWT

De prioriteiten vergunningverlening toezicht/controle VTH zijn bepaald via de probleem- en risicoanalyse Wabo-breed, zie bijlagen en de landelijke toetsmatrix van de vereniging BWT en BRIS voor de bouwbesluittoets (ingebed in de checklisten van het BRIS-warenhuis).

4. Borging capaciteit en middelen

4.1 Probleem- en risicoanalyse en prioriteitenstelling

Teneinde de beschreven doelstellingen te kunnen verwezenlijken worden activiteiten/taken uitgevoerd. Deze activiteiten/taken bestaan deels uit wettelijke taken en deels uit lokale taken. De gemeentelijke overheid kan de wettelijke taken niet allemaal (gelijktijdig) uitvoeren. Om willekeur te voorkomen, is een systematiek noodzakelijk die gemeentebesturen in staat stelt om verantwoorde keuzes te maken in de uitvoering van de taken op het gebied van het omgevingsrecht.

 

De gemeente Beek heeft met betrekking tot de planning van haar VTH taken een probleem- en risicoanalyse uitgevoerd (zie bijlage 8). Het doel van deze analyse is om inzichtelijk te maken waar zich welke risico’s voordoen om op basis daarvan sturing te geven aan de inspanningen van VTH. De probleem- en risicoanalyse is daarmee de basis voor het stellen van prioriteiten, het formuleren van doelstellingen en het jaarlijks terugkerende uitvoeringsprogramma. In het jaarlijks door het college vast te stellen integrale Uitvoeringsprogramma VTH wordt specifiek aangegeven op welke activiteiten/taken wordt ingezet, hoe dat gebeurt, met welke diepgang en welke capaciteit daarvoor nodig is. Prioriteren houdt in dat er taken wel worden uitgevoerd, maar ook dat sommige taken niet of in beperkte mate worden uitgevoerd. Met name in dat laatste schuilt een bestuurlijk restrisico. Het bestuurlijke restrisico wordt jaarlijks expliciet opgenomen in het integrale Uitvoeringsprogramma VTH.

4.2 Uitvoeringsprogramma VTH Gemeente Beek

Aan de hand van de uitgevoerde probleem- en risicoanalyse en de prioriteitenstelling zal jaarlijks een integraal uitvoeringsprogramma VTH worden opgesteld voor de beleidsvelden ruimtelijke ordening, bouw- en woningtoezicht, milieu (RUDZL), handhaving (BMO) en (brand)veiligheid (BWT en VRZL), waarin concreet wordt aangegeven wat de doelstellingen voor het desbetreffende jaar zijn en welke acties worden ondernomen om die doelen te bereiken. Hierbij zijn de doelstellingen die in onderhavig beleidsplan zijn opgenomen en de prioriteiten die in het Uitvoeringsprogramma VTH zijn opgenomen leidend.

4.3 Borging middelen in begroting

De gemeente draagt zorg voor de afstemming tussen de bestuurlijk vastgestelde doelen en geprioriteerde werkzaamheden enerzijds en inzet van de personele en financiële middelen anderzijds. Om de taken te kunnen uitvoeren zetten we middelen in zoals personeel, hulpmiddelen (apparatuur, instrumenten en software) en financiën. We borgen de personele, financiële en andere hulpmiddelen door dit vast te leggen in de jaarlijkse begroting. Onder financiële middelen verstaan we alle middelen die nodig zijn ter financiering van in principe alle in de kwaliteitscriteria genoemde elementen. Op deze wijze borgen we een adequate uitvoering van taken.

5. Kwaliteitsborging

“Kwaliteit is het optimale samenspel tussen alle bouwstenen van de organisatie”

Kwaliteit manifesteert zich in alle onderdelen van een organisatie. In kennis en vaardigheden van medewerkers, in werkprocessen/strategieën, in het adequaat volgen van de planning- en control cyclus, in leidinggeven, in het onderhouden van relaties met partnerorganisaties, in beheer van financiële middelen en het bereiken van efficiency/kostenreductie en in communicatie. Het containerbegrip kwaliteit kan nader worden gedefinieerd aan de hand van de diverse beleidsniveaus van een organisatie die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de VTH-taken.

5.1 Verordening VTH

De raad heeft bij besluit van april 2016 de Verordening kwaliteit Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving omgevingsrecht Beek vastgesteld. De Verordening VTH geeft uitvoering aan de wettelijke opdracht om regels te stellen voor de kwaliteit van de uitvoering en handhaving van het omgevingsrecht. Het college heeft eind 2015 tevens de Kwaliteitscriteria versie 2.1 voor Beek vastgesteld. Deze zijn inmiddels opgevolgd door de Kwaliteitscriteria v2.2.

 

Met het vaststellen van de Verordening kwaliteit Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving omgevingsrecht gemeente Beek wordt het proces van het leveren van professionele kwaliteit van de uitvoering van VTH-taken op het gebied van het omgevingsrecht aan inwoners, bedrijven en instellingen formeel geborgd. De Verordening vormt daarmee het kader voor de kwaliteit van de Wabo-taken van onze gemeente (en de RUD ZL/VRZL) en drukt het commitment uit van de raad aangaande kwaliteit. Deze verordening zal eind 2023 Omgevingswetproof worden gemaakt.

5.2 Beleidsplan VTH

De Verordening VTH is mede de basis voor dit beleidsplan en het uitvoeringsprogramma VTH. Op het niveau van dit beleidsplan is van belang dat er aandacht is voor beschrijving en borging van de planning en control cyclus inclusief de koppeling met de financiële cyclus. Het doorlopen van deze cyclus (probleem- risicoanalyse – beleidsdoelen – strategieën - uitvoeringsprogramma – monitoring – verslaglegging – bijsturing) is een nadrukkelijke kwaliteitsdoelstelling. Het toepassen van deze beleidscyclus wordt met de kwaliteitscriteria verplicht gesteld.

5.3 Uitvoeringsprogramma VTH

Op een meer uitvoeringsgericht niveau komen allerlei concrete organisatorische kwaliteitsaspecten aan de orde. Deze worden voor een groot deel beschreven in het Uitvoeringsprogramma VTH.

5.4 Evaluatie en Jaarverslag

Na afloop van een kalenderjaar wordt er een jaarverslag opgesteld. Dit verslag geldt als evaluatie voor het uitvoeringsprogramma VTH van dat betreffende jaar. Een evaluatie maakt de effecten zichtbaar, maar kan ook antwoord geven op de vraag welke interventies werken of mogelijk niet werken. Elke toezicht- of handhavingsinterventie doorloopt een cyclus die begint bij de probleem- en risicoanalyse, de keuze voor een interventiestrategie en eindigt bij een effect. Met een effectmeting is de cirkel van programmatisch handhaven rond.

6. Organisatie en uitvoering

6.1 Inleiding

Vergunningverlening, toezicht en handhaving gaat over het beheersen van risico's voor de samenleving en de gemeente heeft de belangrijkste risico's goed onder controle. Belangrijk is daarbij dat de gemeentelijke organisatie de kwaliteit van de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving kan garanderen voor de gemeente en haar inwoners. De provincie eist als toezichthouder op de gemeente een vorm van kwaliteitsbewaking waarmee de beheersing van de risico's kan worden geborgd. Het beleidsplan geeft daarvoor een beschrijving van hoe de gemeente denkt de risico’s van niet-naleving van regels in de fysieke leefomgeving te kunnen beheersen en haar eigen uitvoeringskwaliteit te borgen.

6.2 Uitvoeringsorganisatie per 2023

Cluster OOVT (ondersteuning, omgevingsplannen, vergunningen en toezicht)

Daaronder vallen:

  • -

    Administratie van data/gegevens/informatie en beheer van applicaties

  • -

    Vooroverleg (startgesprek, informatieverzoeken, principeverzoeken, conceptaanvragen)

  • -

    Bestemmingsplannen/Omgevingsplan

  • -

    Vergunningen

  • -

    Beleidsontwikkeling

  • -

    Handhaving

  • -

    Milieu

  • -

    Brandweer

 

Bestaande uit:

  • -

    Een beleidsmedewerker/kwaliteitsborger/juridisch medewerker

  • -

    Een administratief medewerker

  • -

    Twee casemanagers/vergunningverleners

  • -

    Een toezichthouder

  • -

    Drie RO-beleidsmedewerkers

  • -

    Een stedenbouwkundige RO

  • -

    Een data/applicatie beheerder

  • -

    Een bouwtechnisch adviseur

  • -

    De RUD Zuid-Limburg

  • -

    De VRZL

  • -

    Een dorpsbouwmeester/monumentencommissie

  • -

    Drie BMO-handhavers/APV

6.3 Kwaliteitszorg en kwaliteitsborging

De samenleving verwacht van de overheid dat deze de VTH-taken op een professionele wijze en op een kwalitatief hoog niveau uitvoert. De overheid heeft kwaliteitscriteria ontwikkeld gericht op de kwaliteit van de medewerkers en het borgen van de organisatorische processen. Om ervoor te zorgen dat de kwaliteitscriteria worden geborgd in de organisatie, is de verordening ‘Kwaliteit Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Omgevingsrecht Gemeente Beek’ vastgesteld door de raad. In de verordening is opgenomen dat burgemeester en wethouders de kwaliteitscriteria voor de kwaliteit van vergunningverlening en handhaving, alsmede de daaruit voorvloeiende uitvoeringskaders, vaststellen. De kwaliteitscriteria behelzen op deskundigheidsgebieden criteria voor de organisatie en haar medewerkers (kritieke massa) op het gebied van: benodigde opleiding, ervaring, kennis en het onderhouden en borgen daarvan. Organisaties en medewerkers die aan de criteria op basis van deze verordening voldoen, moeten in staat zijn producten af te leveren met de gewenste kwaliteit.

 

De gemeente Beek heeft ervoor gekozen om naast het basistakenpakket ook aanvullende verzoektaken (plustaken) onder te brengen bij de RUD ZL. De RUD ZL moet voldoen aan de kwaliteitscriteria. Het voorgaande geldt ook voor de VRZL waar de taken met betrekking tot brandveiligheid zijn neergelegd.

 

De RUD ZL heeft voor de basistaken uitvoeringsbeleid opgesteld. De Limburgse gemeenten hebben dit overgenomen en vastgesteld. De RUD ZL werkt verder voor alle overige taken op basis van de landelijke toezichtprotocollen en strategieën. Deze zijn gebundeld door het ministerie van infrastructuur en waterstaat. De VRZL werkt volgens dit beleidsplan. De RUD ZL voert in opdracht van de gemeente taken uit op het gebied van VTH met betrekking tot met name het onderdeel milieu welke onder andere is onderverdeeld in basistaken en verzoektaken (plustaken). De gemeente Beek blijft overigens bevoegd gezag voor de taken die zijn overgeheveld naar de RUD ZL. De samenwerking vindt plaats op basis van een gemeenschappelijke regeling, een dienstverleningsovereenkomst, een mandaatbesluit en een jaarlijks vast te stellen werkprogramma. Daarnaast een concreet toezichtprogramma met de te controleren inrichtingen met individuele, inrichting en niet-inrichting gebonden taken met een onderscheid in basistaken en verzoektaken.

 

Kwaliteit externe bureaus

Bedrijven en externe bureaus die werkzaamheden uitvoeren op het gebied van de fysieke (leef)omgeving voor de gemeente Beek, dienen aan te tonen dat voldaan wordt aan de eisen uit de kwaliteitscriteria voor kritieke massa. Voor opdrachtverlening moet dit schriftelijk worden overgelegd middels certificaat of verklaring. De activiteiten dienen tevens uitgevoerd te worden op basis van de overige criteria voor proceskwaliteit, inhoudelijke kwaliteit en prioriteiten, geldend in Beek. Dit beleidsplan met uitvoeringsprogramma en bijlagen vormen hiervoor de basis.

6.4 Begroting

Ontwikkelingen, zoals veranderde regelgeving (Omgevingswet, Wkb, et cetera.), organisatorische aanpassingen en andere manieren van werken hebben hun financiële gevolgen. Binnen de bestaande formatie kan natuurlijk niet alles worden uitgevoerd. De beschikbare ruimte wordt benoemd in het uitvoeringsprogramma VTH. Borging van financiële middelen, zoals uitvoeringsmiddelen, salarissen en dergelijke zijn geborgd in de begroting.

6.5 Bereikbaarheid buiten kantoortijden

Inwoners kunnen 24 uur per dag een melding indienen via de website van de gemeente Beek, ook bij de RUD ZL is dat mogelijk. Daarnaast kunnen spoedeisende meldingen ingediend worden via de meldkamer van de veiligheidsregio (112). De RUD ZL is in bepaalde gevallen direct inzetbaar (consignatiedienst). Dat geldt ook voor de Veiligheidsregio Zuid-Limburg. Tijdens een calamiteit wordt de Officier van Dienst Bevolkingszorg OVD BZ opgeroepen. De OVD BZ besluit vervolgens of de bouwtechnisch adviseur van de gemeente Beek wordt opgeroepen.

7. Bijlagen

De volgende bijlagen zijn aan dit beleidsplan toegevoegd:

Bijlage 1 - Verordening kwaliteit VTH Omgevingsrecht gemeente Beek

Bijlage 2 - Checklist constructieve veiligheid

Bijlage 3 - Checklist Categorie toezicht

Bijlage 4 - Checklist evenementen

Bijlage 5 - Landelijke Handhavingstrategie

Bijlage 6 - Landelijke toetsmatrix Bouwbesluit 2012 (vereniging BWT)

Bijlage 7- Landelijke toetsmatrix Bouwbesluit 2012 (verwerkt abonnement BRIS-warenhuis)

Bijlage 8 - Probleem- en risicoanalyse VTH (Wabo-breed)

Bijlage 9 - Uren en taken Bouw- en woningtoezicht en taakverdeling

Bijlage 10 - Jaarverslag 2021 en 2022 VTH (voorheen verantwoordingsnota BWT)

Bijlage 11 - RUD ZL beleidsplan basistalen

Bijlage 11a - RUD ZL beleidsplan basistaken milieu

Bijlage 12 - Werkprogramma RUD ZL 2023

Bijlage 13 - Laatst vastgestelde verantwoordingsnota (jaarverslag/uitvoeringsprogramma)

Bijlage 14 - Draaiboek asbestcalamiteiten Beek

Bijlage 15 - Uitvoeringsprogramma VTH 2023

Bijlage 16 - Nota toezicht ruimtelijke ordening gemeente Beek, 2016

Bijlage 17 - Het raadsbesluit omtrent het verzwaard adviesrecht, 2022

Bijlage 18 - Het raadsbesluit omtrent de richtlijn Omgevingsdialoog, 2022

Bijlage 19 - Het Handboek omgevingsoverleg met werkafspraken’ (1 ingang, intake-/omgevingstafel, proces), 2023

Bijlage 20 - De Richtlijn van toepassing verklaring uitgebreide procedure onder de Omgevingswet, 2023