Organisatie | Fryslân |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Nadere regels voor de lijst der geldelijke regelingen Franekeradeel-Harlingen |
Citeertitel | Nadere regels voor de lijst der geldelijke regelingen Franekeradeel-Harlingen |
Vastgesteld door | gedelegeerde functionaris |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 68 van de Wet inrichting landelijk gebied
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-07-2023 | nieuwe regeling | 26-06-2023 |
De Bestuurscommissie Franekeradeel-Harlingen,
Gelet op het besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân van 14 december 2021, nr. 01946783 tot aanvullende overdracht van bevoegdheden uit de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg) aan de Bestuurscommissie Franekeradeel-Harlingen;
Overwegende dat in de vergadering van 26 juni 2023 is besloten tot vaststelling van nadere regels voor de lijst der geldelijke regelingen Franekeradeel-Harlingen;
Nadere regels voor de lijst der geldelijke regelingen Franekeradeel-Harlingen
Nadere regels voor de schatting als bedoeld in artikel 68 Wilg, voor de herverkaveling Franekeradeel-Harlingen.
Conform het gestelde in artikel 68 Wilg wijst de bestuurscommissie Franekeradeel-Harlingen schatters aan en geeft zij hen de opdracht om ten behoeve van de lijst der geldelijke regelingen, de waardeveranderingen en geldelijke verrekeningen vast te stellen.
De schatters nemen daarbij het bepaalde in Hoofdstuk 3 (artikelen 24 t/m 31) van het Besluit inrichting landelijk gebied (hierna: Bilg) in acht. Het bepaalde in de artikelen 24 t/m 31 Bilg is in het navolgende nader uitgewerkt. Hiermee kunnen we komen tot een verdeling van de kosten via de waardeverandering (vermeerdering) die de landinrichting voor iedere eigenaar heeft gehad. Het gaat om kosten die ten laste komen van de gezamenlijke eigenaren. De bijdrage in de gezamenlijke kosten van iedere eigenaar wordt bepaald naar evenredigheid van wat elke eigenaar aan waardeverandering kan worden toegerekend. Vervolgens wordt voor iedere eigenaar de specifiek voor zijn gronden (zowel inbreng als toedeling) gewaardeerde verrekenposten opgeteld en/of afgetrokken.
3 Objectieve en subjectieve factoren
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in artikel 25 Bilg, worden met behulp van een puntensysteem gewaardeerd. Zowel de situatie vóór, als de situatie na landinrichting wordt gewaardeerd. Naarmate het voordeel groter is, wordt er een groter aantal punten toegekend. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte kavels wordt de invloed van al uitgevoerde landinrichtingswerken buiten beschouwing gelaten. De waardering ziet er als volgt uit:
Als gevolg van de verbetering van het watersysteem is de waterhuishoudkundige toestand van alle kavels verbeterd, met uitzondering van de kavels gelegen in de zogenaamde overloopgebieden. Dat leidt tot indeling in de volgende twee klassen:
De systeemverbetering bestaat uit het verbeteren van gemalen, kunstwerken en waterlossingen.
Bij verkaveling gaat het om de vorm, de grootte, het aantal kavels, de afstand van de veldkavels tot de bedrijfskavel en de kavelconcentratie (artikel 25 lid 3 Bilg). De verkaveling wordt geschat in vijf klassen van 0 tot en met 40 punten per hectare, met intervallen van 10 punten op de navolgende wijze:
Bij deze classificatie vindt indeling van het gehele bedrijf in één klasse plaats. Pachtgronden worden bij de classificatie gezien als onderdeel van het bedrijf. De toegedeelde oppervlakte in eigendom is de maatgevende omslageenheid.
De verrekenposten, als bedoeld in artikel 68 lid 1 sub b Wilg en artikel 26 lid 2 Bilg, worden als volgt geschat en vervolgens verrekend tussen de betrokken oude, afgaande eigenaren en nieuwe, opkomende eigenaren, dan wel tussen de eigenaren en het herverkavelingsblok (gezamenlijke eigenaren).
De verrekenposten worden als volgt toegepast:
De waarde van gebouwen (opstallen), werken, beplantingen op basis van een door een deskundige vast te stellen bedrag (artikel 68 lid 1 sub b onder 2 Wilg).
Waardebepaling vindt alleen plaats indien en voor zover de objecten van eigenaar veranderen als gevolg van het ruilplan en daarvoor tussen betrokken eigenaren geen regeling is getroffen.
De andere dan de agrarische waarde van gronden op basis van een door een deskundige vast te stellen bedrag (art. 68 lid 1 sub b onder 3 Wilg).
Waardebepaling vindt alleen plaats indien en voor zover de objecten van eigenaar veranderen als gevolg van het ruilplan en daarvoor tussen betrokken eigenaren geen regeling is getroffen.
Waardeverandering als bedoeld in artikel 35 lid 2 en 3 van de Wilg op basis van een door een deskundige/schatters vast te stellen bedrag (art. 68 lid 1 sub b onder 1 Wilg).
Waardevermeerdering, welke het gevolg is van handelingen waarvoor ontheffing is verleend (artikel 35 lid 3 Wilg) dient te worden vergoed aan de afgaande eigenaar. Waardevermindering als gevolg van handelingen waarvoor geen ontheffing is verleend dient te worden vergoed door de afgaande eigenaar.
Waardeverandering als gevolg van de uitvoering van kavelwerken/inrichtingsmaatregelen in het kader van de landinrichting door, dan wel in opdracht van de bestuurscommissie, wordt verrekend op basis van een door een deskundige/schatters vast te stellen bedrag.
Dit betreft de waardeverandering van gronden ontstaan door wijziging van de profielopbouw van de grond, als gevolg van de uitvoering van kavelwerken/inrichtingsmaatregelen.
Oppervlakte- en kwaliteitsverschillen tussen inbreng en toedeling worden verrekend.
Verrekening van zowel het oppervlakte- als kwaliteitsverschil vindt plaats tegen de door gedeputeerde staten vastgestelde agrarische verkeerswaarde als bedoeld in artikel 2 Bilg. Het te verrekenen oppervlakteverschil betreft zowel over- of onderbedeling als korting. Verrekening vindt plaats op de navolgende wijze:
Bij opheffing van de erfdienstbaarheid komt het verrekenbedrag ten laste van het dienend erf en ten voordele van de gezamenlijke eigenaren. Het dienend erf is de kavel waarop de erfdienstbaarheid was gevestigd en middels het plan van toedeling is opgeheven.
Bij vestiging van de erfdienstbaarheid komt het verrekenbedrag ten laste van de gezamenlijke eigenaren en ten voordele van het dienend erf. Het dienend erf is de kavel waarop de erfdienstbaarheid middels het plan van toedeling is gevestigd.
Bij handhaving van de bestaande erfdienstbaarheid, waarbij de eigenaar van het dienend erf nieuw is, vindt verrekening plaats als bij vestiging.
Waardering van de objectieve en subjectieve factoren alsmede de verrekenposten vindt plaats op de wijze als bepaald in artikel 27 Bilg:
5.2 Puntwaarde (voorlopig/definitief)
De waardeverandering van de objectieve en subjectieve factoren is bepaald met behulp van een puntensysteem. De waarde van een punt wordt omgerekend in een geldbedrag door het totaal van alle aan de gezamenlijke eigenaren toe te rekenen kosten, te delen door het totaal van de aan de eigenaren toekomende punten (artikel 31 lid 2 Bilg). Deze puntwaarde moet bij het opmaken van de lijst der geldelijke regelingen als voorlopig worden gekwalificeerd, aangezien de definitieve puntwaarde eerst kan worden bepaald nadat de lijst der geldelijke regelingen vaststaat en de financiële gevolgen van de bezwarenbehandeling bekend zijn en in de kostenberekening kunnen worden meegenomen. De definitieve puntwaarde zal worden vastgesteld nadat het laatste beroep tegen de lijst der geldelijke regelingen is afgehandeld. De hieruit voortvloeiende correctiefactor wordt door gedeputeerde staten vastgesteld (artikel 90 lid 4 Wilg). Met behulp van de correctiefactor worden de voorlopige aanslagen voor wat betreft de basiskosten gecorrigeerd om daarmee het totaal van alle aanslagen in overeenstemming te brengen met alle ten laste van de gezamenlijke eigenaren komende kosten.
Op grond van artikel 90 lid 4 Wilg worden de kosten van landinrichting middels de lijst der geldelijke regelingen omgeslagen over de eigenaren. Dit zijn de eigenaren op basis van het onherroepelijk geworden ruilplan. De lijst der geldelijke regelingen wordt opgemaakt voor iedere eigenaar per peildatum ruilplan (1 september 2017). Zodra de lijst der geldelijke regelingen onherroepelijk is komen vast te staan ontvangen de hier bedoelde eigenaren een aanslag van Provincie Fryslân, zijnde de instantie die met de invordering is belast.
Indien met betrekking tot eenzelfde onroerende zaak twee of meer eigenaren kostenplichtig zijn is de hoofdeigenaar op de peildatum ruilplan degene die verantwoordelijk is voor de betaling van de kosten van de landinrichting. De hoofdeigenaar, ook wel de kopman genoemd, is degene die in de kadastrale tenaamstelling als eerste is genoemd.