Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noordwijk

Beleid toepassing artikel 13b Opiumwet gemeente Noordwijk 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoordwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleid toepassing artikel 13b Opiumwet gemeente Noordwijk 2023
CiteertitelBeleid toepassing artikel 13b Opiumwet gemeente Noordwijk 2023
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het Sluitingsbeleid ex artikel 13b Opiumwet.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 13b van de Opiumwet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-07-2023nieuwe regeling

06-07-2023

gmb-2023-310709

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleid toepassing artikel 13b Opiumwet gemeente Noordwijk 2023

De burgemeester van de gemeente Noordwijk,

 

Gelet op artikel 13b Opiumwet,

 

Besluit vast te stellen het volgende

 

Beleid toepassing artikel 13b Opiumwet gemeente Noordwijk 2023

 

Hoofdstuk 1: Inleiding

Uit het oogpunt van openbare orde en veiligheid, bescherming van het woon- en leefklimaat alsmede volksgezondheid wordt streng opgetreden tegen illegale handel in drugs en/of de productie van drugs (hennepkwekerijen, drugslaboratoria, etc.). Met name als het gaat om de productie van drugs in woningen is al snel sprake van een aanzienlijk risico op brandgevaar. Bij de aanpak van de diverse vormen van drugscriminaliteit (waaronder handel en productie) kan gebruik worden gemaakt van de bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet (Wet Damocles). Het betreft hierbij een aan de burgemeester toekomende bevoegdheid en deze is van toepassing op:

  • Voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, inclusief horeca-inrichtingen en seksbedrijven;

  • Niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, bijvoorbeeld bedrijfsruimten of loodsen;

  • Woningen en bijbehorende erven.

In deze beleidsregel staat beschreven onder welke omstandigheden en op welke wijze gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om een bestuurlijke maatregel op te leggen indien artikel 13b van de Opiumwet is overtreden.

Artikel 1.1 Doelstelling

Een tijdelijke sluiting van een woning of lokaal is gericht op het herstel van de openbare orde en het weren van drugshandel vanuit het pand. Met het tijdelijk sluiten van een woning of lokaal worden de volgende doelen nagestreefd:

  • Overtredingen van de Opiumwet beëindigen en (herhaling) voorkomen;

  • Het afgeven van een signaal naar de (directe) omgeving dat de geconstateerde feiten onacceptabel zijn;

  • Het vergroten van de meldingsbereidheid bij de (directe) omgeving;

  • Het doen wederkeren van de rust in de (directe) omgeving door de openbare orde, veiligheid en/of gezondheid te herstellen;

  • Het creëren van een preventief effect, in die zin dat pandeigenaren kritischer worden bij het verhuren van een woning of lokaal;

  • Het teniet doen van de bekendheid van de woning of het lokaal als drugsadres;

  • De gemeente onaantrekkelijk maken als vestigingsplaats voor drugshandel en productie.

Artikel 1.2 Definities

  • Drugshandel: bij de beoordeling of bestuursdwang kan worden toegepast op grond van artikel 13b van de Opiumwet is van belang dat de aangetroffen verdovende middelen staan vermeld op lijst I of lijst II behorende bij de Opiumwet, dan wel zijn aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, van de Opiumwet en dat deze worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn. Er moet dus sprake zijn van een handelshoeveelheid drugs;

  • Handelshoeveelheid: een hoeveelheid drugs die groter is dan de hoeveelheid die wordt aangemerkt als geringe hoeveelheid bestemd voor eigen gebruik zoals bepaald in de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het Openbaar Ministerie en in de Nota van toelichting behorend bij de wetswijziging in verband met de plaatsing van lachgas op lijst II van de Opiumwet;

  • Harddrugs: een middel als bedoeld in lijst I van de Opiumwet, dan wel een middel dat is aangewezen op grond van artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet;

  • Lokaal: een voor het publiek toegankelijk pand met bijbehorend erf, zoals een winkel of horecabedrijf, of een niet voor publiek toegankelijk pand met bijbehorend erf zoals een loods, magazijn of bedrijfsruimte;

  • Softdrugs: een middel als bedoeld in lijst II van de Opiumwet, dan wel een middel dat is aangewezen op grond van artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet;

  • Voorbereidingshandelingen: het in een woning of lokaal voorhanden hebben van (een) voorwerp(en) of stof(fen) als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3° of artikel 11a van de Opiumwet;

  • Woning:

    • o

      Bewoonde woning: een voor bewoning gebruikte ruimte. Daar waar dus feitelijk sprake is van woongenot. Onder een woning kan derhalve ook een boot, caravan, woonwagen, recreatiewoning e.d. worden verstaan. Of een ruimte wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van woongenot blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse en wordt niet enkel bepaald door uiterlijke kenmerken zoals de bouw en aanwezigheid van een bed en andere huisraad, maar ook door de daadwerkelijk daaraan gegeven bestemming en de feitelijke (woon)situatie. Eventuele inschrijvingen in de gemeentelijke basisadministratie zijn medebepalend om vast te stellen of er sprake is van feitelijke bewoning.

    • o

      Onbewoonde woning: een woning die niet (hoofdzakelijk) voor woondoeleinden wordt gebruikt. De vraag of een woning daadwerkelijk als woning in gebruik is, wordt – zoals hierboven beschreven – per geval beoordeeld aan de hand van de waargenomen feiten en omstandigheden. Soms is sprake van schijnbewoning. Er wordt dan de indruk van bewoning gesimuleerd, bijvoorbeeld door het plaatsen van wat meubilair in de woonkamer. Als een slaapzak en gebruikte kleding wordt aangetroffen is er niet direct sprake van bewoning. Gebruik voor woondoeleinden met een meer dan incidenteel karakter is dan niet aannemelijk1.

Artikel 1.3 Juridisch kader

Artikel 13b, eerste lid en onder sub a, van de Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs) of lijst II (softdrugs) behorend bij de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt of daartoe aanwezig is. Deze bevoegdheid is ook van toepassing indien middelen worden aangetroffen die vooruitlopend op plaatsing op lijst I of II zijn aangewezen bij regeling van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport krachtens artikel 3a, vijfde lid, van de Opiumwet.

 

De burgemeester is op grond van artikel 13b, eerste lid en onder sub b, van de Opiumwet ook bevoegd om een last onder bestuursdwang op te leggen indien sprake is van voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a, eerste lid, onder 3° (verbod op voorbereidingshandelingen harddrugs), of artikel 11a (verbod op voorbereidingshandelingen softdrugs) van de Opiumwet. Hiervan is sprake als er voorwerpen of stoffen voorhanden zijn die bestemd zijn voor onder meer de productie van en/of handel in soft- en/of harddrugs.

 

De bepalingen over voorbereidingshandelingen vereisen dat degene die een voorwerp of stof in een woning of lokaal of daarbij behorend erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Bij de vaststelling van wat beroeps- of bedrijfsmatige teelt is wordt aansluiting gezocht bij de Aanwijzing Opiumwet. Onvoldoende om als voorbereidingshandeling te kwalificeren, is het aantreffen van (uitsluitend) vervoermiddelen, gelden of andere betaalmiddelen.

 

In deze beleidsregel wordt uiteengezet wat de doelstellingen bij het toepassen van deze bevoegdheden zijn en in welke gevallen en op welke wijze gebruik wordt gemaakt van deze bevoegdheden. Deze beleidsregel ziet op woningen, waaronder de sociale huurwoningen van woningbouwcorporaties, en op (voor publiek toegankelijke en niet voor publiek toegankelijke) lokalen.

Hoofdstuk 2: Uitgangspunten

Artikel 2.1 Onderscheid woningen en lokalen

Bij de toepassing van de bevoegdheid om een last onder bestuursdwang op te leggen wordt onderscheid gemaakt tussen bewoonde woningen, onbewoonde woningen en lokalen. Dit komt omdat de tijdelijke sluiting van bewoonde woningen zwaarder ingrijpt op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van onbewoonde woningen en lokalen. De essentie ligt daarin dat bij ruimtes die feitelijk worden gebruikt om te wonen, het woonrecht en de bescherming van privé, familie- en gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) een rol speelt. Een tijdelijke sluiting van een bewoonde woning kan immers inbreuk maken op deze rechten en kan tevens ingrijpende gevolgen hebben voor de bewoners. Bij de beoordeling van de vraag of de burgemeester van zijn bevoegdheid gebruik kan maken en, zo ja, op welke wijze, komt hieraan daarom zwaar gewicht toe. Bij de sluiting van onbewoonde woningen en lokalen is het grondrecht van artikel 8 EVRM niet in het geding.

 

In tegenstelling tot de gevolgen van een tijdelijke sluiting van een lokaal, heeft een tijdelijke sluiting van een onbewoonde woning tot gevolg dat deze (feitelijk voor bewoning geschikte en bestemde ruimte) gedurende de sluitingstermijn niet voor bewoning beschikbaar kan worden gesteld. Vanwege de ingrijpende gevolgen van een woningsluiting in samenhang met de krapte op de woningmarkt wordt in deze beleidsregel daarom onderscheid gemaakt in sluitingstermijnen voor (on)bewoonde woningen en lokalen. De toepasselijke handhavingsmatrix staat vermeld in hoofdstuk 4 van deze beleidsregel.

Artikel 2.2 Sociale huurwoningen

Bij de uitoefening van de bevoegdheid zoals neergelegd in artikel 13b van de Opiumwet, weegt de burgemeester alle belangen die aan de orde zijn mee. Daarbij hecht de burgemeester, gelet op de krapte op de woningmarkt, grote waarde aan het belang om (betaalbare) sociale huurwoningen zo min mogelijk aan de woningmarkt te onttrekken. Het sluiten van een woning betekent immers dat deze gedurende een bepaalde periode niet beschikbaar is voor bewoning. Daar staat echter tegenover dat de invloed van drugshandel op onder andere de leefomgeving niet moet worden onderschat. Om die reden is de signaalfunctie die van een sluiting uitgaat in de sociale huursector even belangrijk als bij andere (particuliere huur) woningen.

 

Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State2 volgt echter dat de burgemeester bij de belangenafweging om over te gaan tot het al dan niet sluiten van een woning, niet alleen belangen die gediend zijn bij het zichtbaar optreden tegen drugshandel hoeft te betrekken. Dit belang mag ook worden afgewogen tegen andere belangen, zoals het belang bij de volkshuisvesting. Hierbij mag betekenis worden toegekend aan de wettelijke waarborgen die gelden voor woningcorporaties en het transparante toewijzingsbeleid. Anders dan particuliere verhuurders mogen zij niet elk willekeurig persoon huisvesten. Er bestaan over het algemeen lange wachttijden en meer mensen hebben een urgent woonprobleem, waardoor het belangrijk is dat woningen weer snel vrijkomen om de doorstroom in de sociale huursector te kunnen bevorderen en de specifieke doelgroepen te kunnen huisvesten. Particuliere verhuurders hebben niet een dergelijke plicht en zijn ook in die zin dus niet gelijk te stellen met een woningcorporatie. Aannemelijk is verder dat particuliere verhuurders doorgaans een voorkeur hebben voor andere doelgroepen en dat zij ook op een andere manier tot verdeling van woonruimte zullen overgaan, nu zij doorgaans een commercieel motief zullen hebben. Particuliere verhuurders kunnen daarom niet geacht worden in dezelfde mate het belang van de volkshuisvesting te dienen als woningcorporaties. In het geval van particuliere verhuur weegt het belang van het zichtbaar optreden tegen drugshandel daarom zwaarder dan bij verhuur door woningcorporaties.

 

Bij sociale huurwoningen van woningcorporaties wordt in beginsel de handhavingsmatrix gehanteerd zoals die wordt toegepast op woningen bij een eerste overtreding van de Opiumwet; namelijk een waarschuwing of soortgelijke maatregel, of een sluiting van drie maanden. Feitelijk betekent dit dat de bepalingen over recidive dus niet voor woningcorporaties gelden. Een langere sluitingsduur dan drie maanden kan noodzakelijk zijn indien er sprake is van omstandigheden die een zwaardere maatregel rechtvaardigen, zoals omschreven in artikel 3.3 van deze beleidsregel.

Artikel 2.3 Geen onderscheid harddrugs en softdrugs in sluitingsduur

In deze beleidsregel wordt geen onderscheid gemaakt tussen hard- en softdrugs voor het bepalen van de sluitingsduur. In beide gevallen kan sprake zijn van een ernstig geval dat een sluiting rechtvaardigt. Gelet op de professionalisering die de hennepteelt de afgelopen jaren heeft doorgemaakt, de risico’s die daarbij worden genomen en de uitstraling daarvan op de leefomgeving, kan ook bij de productie en handel in softdrugs sprake zijn van een zeer ernstige verstoring van de openbare orde en kan ook dan (directe) sluiting noodzakelijk zijn.

Artikel 2.4 Bestuursdwang of dwangsom

Het uitgangspunt bij overtreding van artikel 13b Opiumwet is het opleggen van een last onder bestuursdwang (sluiting van het pand) in plaats van een last onder dwangsom. Sluiting van het pand is de meest effectieve manier om de drugshandel tegen te gaan dan wel de bekendheid van het pand in het criminele drugscircuit te doorbreken en openbare orde problematiek te voorkomen en/of de openbare orde en veiligheid in de omgeving van het pand te herstellen. Met een last onder dwangsom wordt de relatie tussen het pand, het criminele circuit en de handel niet in dezelfde mate doorbroken. Daarnaast wordt ook de openbare orde problematiek rondom het pand in mindere mate voorkomen en/of hersteld. Ook is het effect van een last onder dwangsom kleiner gelet op de grote bedragen die met drugshandel gemoeid zijn. Met het feitelijk sluiten van een pand wordt een zichtbaar signaal afgegeven dat drugscriminaliteit niet wordt getolereerd en daartegen wordt opgetreden. De sluiting van het pand wordt zichtbaar aan het pand kenbaar gemaakt middels een poster. Deze zichtbaarheid bevordert dat de loop naar het pand wordt doorbroken en dat de openbare orde en veiligheid in de omgeving wordt hersteld.

Hoofdstuk 3: Beoordelingskader

Artikel 3.1 Beoordelingskader

De bevoegdheid van de burgemeester tot toepassing van artikel 13b Opiumwet betreft een discretionaire bevoegdheid. Deze bevoegdheid kan enkel worden gebruikt na een belangenafweging. Hieronder wordt uitgewerkt op welke wijze de burgemeester met deze belangenafweging omgaat.

 

Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State3 om de woorden ‘daartoe aanwezig’ in artikel 13b eerste lid onder a van de Opiumwet zo uit te leggen dat de burgemeester bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen indien in een pand een handelshoeveelheid drugs aanwezig is. Er mag in dat geval worden aangenomen dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, hetgeen op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd4. Wanneer er geen sprake is van een handelshoeveelheid drugs, maar uit onderzoek van de politie wel blijkt dat een pand gebruikt is om handelsafspraken te maken ten behoeve van verkoop, aflevering of verstrekking van drugs, valt dit ook onder de werking van artikel 13b Opiumwet5.

 

Daarnaast is de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid en onder sub b, van de Opiumwet bevoegd om een last onder bestuursdwang op te leggen indien sprake is van voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a, eerste lid, onder 3° (verbod op voorbereidingshandelingen harddrugs), of artikel 11a (verbod op voorbereidingshandelingen softdrugs) van de Opiumwet. Hiervan is sprake als er voorwerpen of stoffen voorhanden zijn die bestemd zijn voor onder meer de productie van en/of handel in soft- en/of harddrugs.

 

Op 28 december 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een overzichtsuitspraak gedaan6. In deze uitspraak geeft de Afdeling meer duidelijkheid over de manier waarop zij een besluit tot sluiting toetst. Op 2 februari 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State nader toegelicht op welke wijze en met welke mate van intensiteit een bestuursrechter per geval kan toetsen aan het evenredigheidsbeginsel7. Dossiers die vallen onder de werking van deze beleidsregel worden beoordeeld conform het beoordelingskader uit deze jurisprudentie.

 

Als wordt voldaan aan de criteria uit artikel 13b van de Opiumwet, dient de burgemeester aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding te beoordelen in hoeverre sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. Naast de noodzakelijkheid moet de sluiting ook evenredig zijn. Bij de belangenafweging wordt niet alleen gekeken naar de ernst en omvang van de overtreding en de noodzaak tot sluiting, maar ook naar de gevolgen die een tijdelijke sluiting heeft voor belanghebbenden.

 

Zowel gebruikers van een woning of lokaal als de eigenaar van een woning of lokaal hebben er veelal belang bij dat deze open blijft. De wetgever heeft bewust lokalen en woningen onder het regime van artikel 13b Opiumwet gebracht. Het is daarom inherent aan deze keuze van de wetgever dat dit grote gevolgen kan hebben voor de gebruikers en eigenaren. Daarbij wordt opgemerkt dat het tijdelijk sluiten van een pand een reparatoire maatregel is, bedoeld om de openbare orde te herstellen. Een sluiting is niet gericht tegen de persoon van de overtreder of belanghebbende (exploitant, bewoner of pandeigenaar), maar heeft betrekking op het lokaal of de woning. Of een overtreder of belanghebbende al dan niet een verwijt kan worden gemaakt kan een omstandigheid zijn die aan de orde komt bij de beoordeling van de evenredigheid van een sluiting.

 

De aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs en de gevolgen daarvan voor de openbare orde en veiligheid zijn dermate ernstig dat herstel van de openbare orde en veiligheid als algemeen belang in ieder geval zwaarder wordt geacht dan enkel het individuele financiële belang van een pandeigenaar.

Artikel 3.2 Afwijkingsbevoegdheid

In de handhavingsmatrixen in hoofdstuk 4 van deze beleidsregel staan de maatregelen beschreven die het uitgangspunt vormen voor het handhaven van de geconstateerde overtreding(en). Daarbij wordt op basis van alle feiten en omstandigheden per dossier onderzocht of kan worden volstaan met de maatregel zoals beschreven in de handhavingsmatrix of dat er sprake is van een situatie die maakt dat afwijking hiervan noodzakelijk is. Deze afweging kan leiden tot zowel een lichtere als een zwaardere maatregel. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een sluiting van het pand in plaats van een waarschuwing, of een last onder dwangsom in plaats van een sluiting van het pand.

Artikel 3.3 Verzwarende omstandigheden

Een sluitingstermijn zoals beschreven in de handhavingsmatrixen in hoofdstuk 4 is minimaal nodig om de geschonden openbare orde te herstellen en de doelen die met de sluiting worden nagestreefd te behalen. Er kunnen zich echter situaties voordoen die dermate ernstig zijn, dat door de burgemeester gemotiveerd kan worden afgeweken van de handhavingsmatrixen door het toepassen van een zwaardere maatregel (zoals een langere sluitingsduur). Op deze wijze kan maatwerk worden geleverd. Bij elk dossier wordt op basis van de feiten en omstandigheden bepaald of een zwaardere maatregel noodzakelijk is.

 

Een dergelijke situatie kan zich voordoen als er zich bijvoorbeeld (niet limitatief en niet cumulatief) een combinatie voordoet van een overtreding van de Opiumwet met bepaalde ernstige strafbare feiten, zoals vuurwapenbezit, geweldsdelicten of mensenhandel. Ook kan een langere sluitingsduur gerechtvaardigd zijn indien sprake is van (diverse) factoren die duiden op een zekere mate van beroeps- of bedrijfsmatigheid. Dit doet zich bijvoorbeeld voor bij meerdere handelsindicaties, een grote hoeveelheid drugs of de voorbereiding van de productie van een grote hoeveelheid drugs of de betrokkenheid van meerdere locaties en/of signalen van drugshandel of (georganiseerde) ondermijnende criminaliteit.

 

Indien de burgemeester van mening is dat een zwaardere maatregel moet worden toegepast dan aangegeven in de handhavingsmatrixen dan hanteert de burgemeester in beginsel een sluitingstermijn die in de handhavingsmatrix bij de eerstvolgende overtreding toegepast zou worden.

Artikel 3.4 Bijzondere omstandigheden

Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht handelt de burgemeester conform deze beleidsregel, maar moet hiervan worden afgeweken als toepassing van het beleid voor een of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsregel te dienen doelen. Dit betekent dat in een specifieke situatie sprake kan zijn van bijzondere feiten en omstandigheden, die maken dat de burgemeester besluit om een lichtere maatregel op te leggen. Bijvoorbeeld door een kortere sluitingsduur te hanteren, een last onder dwangsom op te leggen of een waarschuwing te geven. Bij de vraag of er sprake is van bijzondere omstandigheden kunnen onder andere (niet limitatief) de volgende omstandigheden een rol spelen.

 

Minderjarige kinderen of medische omstandigheden

Bij minderjarige kinderen of medische omstandigheden kunnen de gevolgen van een sluiting voor de bewoners extra zwaar zijn. Bijvoorbeeld als (een van de) bewoner(s) een bijzondere binding heeft met de woning om medische redenen. Dit wil niet zeggen dat de burgemeester in een dergelijk geval de woning niet mag sluiten. Als de bewoner(s) bijvoorbeeld zelf actief een rol spelen binnen de drugshandel en er grote hoeveelheden drugs worden gevonden, kan een woningsluiting ook onder deze omstandigheden op zijn plaats zijn. Indien nodig kan er in een dergelijk geval of bij de aanwezigheid van minderjarige kinderen ook worden gekozen om een langere begunstigingstermijn te geven voor het zoeken van vervangende woonruimte.

 

Buitengerechtelijke ontbinding huurovereenkomst (sociale) huurwoning

De gevolgen van een woningsluiting kunnen ook bijzonder zwaar zijn indien de bewoner(s) niet kan/kunnen terugkeren in de woning na de sluiting, bijvoorbeeld omdat door de sluiting het huurcontract wordt ontbonden. In dat kader dient ook betekenis te worden gegeven aan de vraag of de bewoner(s) door sluiting van de woning op een zogenoemde ‘zwarte lijst’ kom(en) te staan bij een woningbouwcorporatie, met tot gevolg dat voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning gehuurd kan worden in de regio. Dit hoeft zich echter niet zonder meer tegen sluiting te verzetten, bijvoorbeeld wanneer bewoner(s) een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt of wanneer de ernst van de overtreding zodanig is, dat het belang van de sluiting groter is dan het belang van de belanghebbende(n).

Artikel 3.5 Recidive

Er is sprake van recidive wanneer het een herhaling van feiten betreft op dezelfde locatie binnen een periode van 3 jaar. Om te bepalen of de periode van 3 jaar is verstreken wordt gekeken naar het moment van de daaraan voorafgaande overtreding.

Hoofdstuk 4: Handhavingsmatrix

Artikel 4.1 bewoonde woningen

Het beleidsuitgangspunt is dat indien een handelshoeveelheid harddrugs, softdrugs en/of hennepplanten als bedoeld in artikel 13b Opiumwet wordt aangetroffen of sprake is van voorbereidingshandelingen, sluiting van de woning volgt. Echter, een tijdelijke woningsluiting van bewoonde woningen grijpt ernstiger in op de levenssfeer van de betrokkene(n) dan de tijdelijke sluiting van een onbewoonde woning of lokaal. Indien een woning op het moment van de geconstateerde overtreding daadwerkelijk wordt bewoond en voor die bewoning noodzakelijk blijft, dan rechtvaardigt die omstandigheid een minder vergaande aanpak. Anderzijds moet ook de impact van drugshandel op de omgeving en omwonenden worden meegewogen.

 

Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b van de Opiumwet volgt dat in algemene zin bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van een woning dient te worden overgegaan en moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Dit moet echter worden beschouwd als een uitgangspunt waarvan in ernstige gevallen mag worden afgeweken8. Door deze toepassing wordt het woonrecht beschermd en niet de woning. Indien een woning niet voor woondoeleinden wordt gebruikt, is er geen reden om van sluiting af te zien. Immers wordt het woonrecht in dat geval niet aangetast. De vraag of een woning daadwerkelijk als woning in gebruik is, wordt per geval beoordeeld aan de hand van alle relevante feiten en omstandigheden. Voor de handhavingsmatrix voor onbewoonde woningen wordt verwezen naar artikel 4.2 van deze beleidsregel.

 

Indien er sprake is van zodanig ernstige omstandigheden (een ernstig geval) dat van (spoedeisend) optreden in redelijkheid niet kan worden afgezien, kan de burgemeester besluiten om bij een eerste overtreding zonder waarschuwing over te gaan tot sluiting van een woning. In dat geval wordt de woning gesloten voor de termijn zoals beschreven in onderstaande handhavingsmatrix. In voorkomende gevallen kan de burgemeester gemotiveerd afwijken van de sluitingstermijnen zoals beschreven in onderstaande matrix door een zwaardere maatregel op te leggen, zie hiervoor artikel 3.3. Daarbij wordt opgemerkt dat bij recidive in ieder geval wordt overgegaan tot het tijdelijk sluiten van een (bewoonde) woning, tenzij het een sociale huurwoning betreft (zie artikel 2.2).

 

Om te bepalen of sprake is van een ernstig geval, kunnen onder meer (niet cumulatief en niet limitatief) onderstaande factoren van belang zijn. Deze opsomming is bedoeld als hulpmiddel bij het bepalen van de ernst van de situatie. Ook op basis van enkele hieronder genoemde factoren kan sprake zijn van een voldoende ernstige situatie om direct over te gaan tot sluiting:

  • a)

    De hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst II van de Opiumwet;

  • b)

    De inrichting, het bedrijfsmatige karakter evenals de professionaliteit van de hennepplantage/-kwekerij of productiepunt (bijvoorbeeld illegale stroom aftap, aanwezig hennep-/drugsresten van een vorige productie en randapparatuur voor het in standhouden van de hennepplantage/-kwekerij of productiepunt);

  • c)

    Een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II van de Opiumwet (ook bij minder dan een handelshoeveelheid harddrugs);

  • d)

    De wijze waarop de aangetroffen middelen zijn verpakt;

  • e)

    Het aantreffen van handelsgeld en/of aanwezigheid van (vuur)wapens/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;

  • f)

    De omstandigheid dat de woning als ontmoetingsplek voor handelaren en/of gebruikers fungeert (dit kan bijvoorbeeld blijken uit politieobservaties of verklaringen van gebruikers, omwonenden, getuigen etc.);

  • g)

    Er is een vermoeden van verwijtbaarheid van de bewoner(s)/betrokkene(n);

  • h)

    Er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij moet vooral gedacht worden aan antecedenten t.a.v. van de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld tegen personen of zaken, zoals geweld, mishandeling, bedreiging, vernieling of diefstal e.d. kunnen een rol spelen);

  • i)

    Aannemelijk is dat behalve de woning of het daarbij behorende erf nog één of meer locaties betrokken is/zijn bij drugshandel in georganiseerd verband of als aanwezigheid van drugs hierop duidt;

  • j)

    Er sprake is van overlast vanuit de woning, zoals bijvoorbeeld gewelds- en openbare orde delicten in of rond de woning;

  • k)

    Er sprake is van ondeugdelijke of ondoorzichtige huurconstructies en niet ingeschreven staan in de Basisregistratie Personen;

  • l)

    Er is sprake van recidive door dezelfde persoon;

  • m)

    De mate van risico of gevaar voor het woon- of leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonenden (hierbij kan gedacht worden aan de gevaren verbonden aan (georganiseerde) drugscriminaliteit);

  • n)

    De combinatie van aangetroffen stoffen (hierbij kan gedacht worden aan het tegelijk verkopen, dan wel aanwezig hebben van goederen die voor verwerking, transport of bereiding van drugs bedoeld zijn, zoals grammenweegschalen, drugsverpakkingen, versnijdingsmiddelen, etc.);

  • o)

    De mate van bekendheid van het pand waar dergelijke producten verkocht, verhandeld, gebruikt of geproduceerd (kunnen) worden.

In aanvulling op de voorgaande indicatoren wordt in de situatie dat sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen rekening gehouden met de volgende indicatoren:

  • p)

    De aard van de stoffen of goederen (hierbij kan gedacht worden aan het voorhanden hebben van een chemische stof, apparatuur of aanverwante artikelen welke niet of nauwelijks anders kunnen worden toegepast dan bij de productie, handel of transport van drugs);

  • q)

    De mate waarin de goederen erop wijzen bestemd te zijn voor productie van of handel in drugs;

  • r)

    De inrichting, het bedrijfsmatig karakter evenals de professionaliteit van de hennepplantage/-kwekerij of productiepunt (bijvoorbeeld illegale stroom aftap, aanwezig hennep-/drugsresten van een vorige productie en randapparatuur voor het opzetten en/of in standhouden van de hennepplantage/-kwekerij of productiepunt);

  • s)

    De combinatie van aangetroffen stoffen (hierbij kan gedacht worden aan het tegelijk verkopen, dan wel aanwezig hebben van goederen die voor verwerking, transport of bereiding van drugs bedoeld zijn, zoals grammenweegschalen, drugsverpakkingen, versnijdingsmiddelen, etc.);

  • t)

    De hoeveelheid aangetroffen stoffen of goederen;

  • u)

    De mate van risico of gevaar voor het woon- of leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonenden (hierbij kan naast de gevaren verbonden aan (georganiseerde) drugscriminaliteit gedacht worden aan brandgevaar, risico’s verbonden aan het gebruik van chemicaliën, etc.).

Ernstig geval (voorbereidingshandelingen voor) harddrugs in woningen

Omdat harddrugs een ernstiger gevaar vormen voor de volksgezondheid is een algemeen uitgangspunt bij de beoordeling van de ernst van een situatie, dat bij een handelshoeveelheid harddrugs (conform actuele jurisprudentie9) of voorbereidingshandelingen ten aanzien van harddrugs altijd sprake is van een ernstige situatie en in beginsel tot sluiting zal worden overgegaan.

 

Handhavingsmatrix bewoonde woningen en/of bijbehorende erven

1e constatering

2e constatering binnen drie jaar naar voorgaande constatering

3e constatering binnen drie jaar na voorgaande constatering

4e constatering binnen drie jaar na voorgaande constatering

Waarschuwing, tenzij sprake is van een ernstig geval, dan drie maanden sluiting

3/6 maanden*

9 maanden

12 maanden

* Bij een eerste sluiting wordt gesloten voor drie maanden. In het geval van een tweede sluiting wordt gesloten voor zes maanden.

Artikel 4.2 Onbewoonde woningen

Uitgangspunt voor onbewoonde woningen is dat bij het aantreffen van voor de handel bestemde drugs (in een handelshoeveelheid) of voorbereidingshandelingen altijd direct wordt gesloten, voor de duur zoals beschreven in onderstaande handhavingsmatrix. In voorkomende gevallen kan de burgemeester gemotiveerd afwijken van de sluitingstermijnen, zie hiervoor artikel 3.3.

 

Handhavingsmatrix onbewoonde woningen en/of bijbehorende erven

1e constatering

2e constatering binnen drie jaar naar voorgaande constatering

3e constatering binnen drie jaar na voorgaande constatering

4e constatering binnen drie jaar na voorgaande constatering

3 maanden

6 maanden

9 maanden

12 maanden

Artikel 4.3 lokalen

Uitgangspunt voor lokalen is dat bij het aantreffen van voor de handel bestemde drugs (in een handelshoeveelheid) of voorbereidingshandelingen altijd direct wordt gesloten voor de duur zoals omschreven in onderstaande handhavingsmatrix. In voorkomende gevallen kan de burgemeester gemotiveerd afwijken van deze sluitingstermijnen, zie hiervoor artikel 3.3.

 

Handhavingsmatrix lokalen en/of bijbehorende erven

1e constatering

2e constatering binnen drie jaar naar voorgaande constatering

3e constatering binnen drie jaar na voorgaande constatering

4e constatering binnen drie jaar na voorgaande constatering

6 maanden

12 maanden

18 maanden

24 maanden

Hoofdstuk 5: Uitvoering sluiting

Indien tot sluiting van een woning of lokaal wordt overgegaan, wordt de woning of het lokaal ontoegankelijk gemaakt door vervanging van de sloten. Daarnaast wordt er middels het gebruik van posters kenbaar gemaakt dat het pand is gesloten. De sloten worden vervangen door een veiligheidsbeslag SKG drie sterren® met cilindertrekbeveiliging of door een cilinder SKG drie sterren®. De kosten van het toepassen van bestuursdwang worden verhaald op de overtreder of rechthebbende. Mocht er tijdens de in de beschikking gegeven begunstigingstermijn zelf tot sluiting worden overgegaan, dan dient dit in aanwezigheid van en in overleg met een medewerker van de afdeling Toezicht en Handhaving van de gemeente Noordwijk te gebeuren, zoals aangegeven in de beschikking. Alle sleutels van de nieuwe sloten dienen aan de medewerker van de gemeente te worden overhandigd. De gemeente houdt de sleutels tot het verstrijken van de voorgeschreven sluitingstermijn in bewaring.

Hoofdstuk 6: Invoering

Artikel 6.1 Overgangsbepaling

Overtredingen die zijn begaan voor inwerkingtreding van deze beleidsregel worden beoordeeld en gehandhaafd conform de vorige beleidsregel.

 

Waarschuwingen en eerdere (sluitings)besluiten die onder de vorige beleidsregel zijn afgegeven of hebben plaatsgevonden worden aangemerkt als te zijn afgegeven of te hebben plaatsgevonden onder deze beleidsregel. Dat betekent dat dergelijke waarschuwingen en geconstateerde overtredingen op basis van deze beleidsregel aanleiding kunnen geven om over te gaan tot de volgende stap in de handhavingsmatrixen uit hoofdstuk 4 van deze beleidsregel.

Artikel 6.2 Inwerkingtreding en intrekking

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na de dag van publicatie. Deze beleidsregel vervangt het bestaande “Sluitingsbeleid ex artikel 13b Opiumwet” welke wordt ingetrokken.

Artikel 6.3 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleid toepassing artikel 13b Opiumwet gemeente Noordwijk 2023

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Noordwijk op 6 juli 2023,

De burgemeester van Noordwijk,

Mw. W.J.A. Verkleij


1

ABRvS 6 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1447

2

ABRvS 29 april 2020, ECI:NL:RVS:2020:1147

3

ABRvS 11 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2362; ABRvS 9 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2562; ABRvS 21 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:130, ABRvS 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:738

4

ABRvS 1 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1435

5

ABRvS 18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2400

6

ABRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912

7

ABRvS 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285

8

Kamerstukken II 2005/06, 30 515, nr. 3, blz. 8 en Kamerstukken II 2006,07, 30 515, nr. 6, blz. 1 en 2.

9

ECLI:NL:RVS:2019:2912