Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lopik

Verordening op de afvoer van hemelwater en grondwater gemeente Lopik

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLopik
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de afvoer van hemelwater en grondwater gemeente Lopik
CiteertitelVerordening op de afvoer van hemelwater en grondwater gemeente Lopik
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 10.32a van de Wet milieubeheer

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-07-2023nieuwe regeling

04-07-2023

gmb-2023-309654

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de afvoer van hemelwater en grondwater gemeente Lopik

De raad van de gemeente Lopik,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 mei 2023;

 

gelet op artikel 10.32a van de Wet milieubeheer;

 

overwegende dat de Wet milieubeheer de bevoegdheid biedt bij verordening regels te stellen over het brengen van afvloeiend hemelwater op of in de bodem of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater;

 

overwegende dat het gewenst is met het oog op het beperken van wateroverlast regels te stellen over een verplichte waterbergingscapaciteit bij zowel bestaande bouw als nieuwbouw;

 

besluit vast te stellen de:

 

Verordening op de afvoer van hemelwater en grondwater gemeente Lopik

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Aansluiting: het daadwerkelijk koppelen van het particulier riool aan de perceelaansluitleiding;

  • b.

    Afkoppelen: het beëindigen van het aansluiten van de afvoer van hemelwater en vrijkomend grondwater op het DWA-riool (inclusief indien het type van de voorziening een mechanisch riool betreft) door dit water te benutten, te infiltreren, te houden in de bodem dan wel te brengen in oppervlaktewater of aan te sluiten op een gemeentelijke hemelwatervoorziening;

  • c.

    Afvalwater: het water afkomstig van een perceel, uitgezonderd bronneringswater, hemelwater en drainagewater;

  • d.

    Afvoerleiding: buizenstelsel waardoor afvalwater, hemelwater en grondwater wordt afgevoerd;

  • e.

    Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

  • f.

    Bronneringswater: grondwater, onttrokken ten behoeve van verlaging van de grondwaterstand;

  • g.

    College: college van burgemeester en wethouders;

  • h.

    Drainagewater: grondwater, ingezameld door een ingegraven drainage stelsel;

  • i.

    DWA-riool: het openbaar riool bestemd voor de inzameling en transport van afvalwater;

  • j.

    Groen dak: een doelbewust met planten begroeid dak;

  • k.

    Grondwater: water dat vrij onder het aardoppervlak voorkomt, met de daarin aanwezige stoffen;

  • l.

    Hemelwater: van neerslag afkomstig water;

  • m.

    Hemelwaterberging: een voorziening bedoelt voor het tijdelijk bergen van hemelwater;

  • n.

    Hemelwatervoorziening: de voorziening voor de opvang en afvoer van hemelwater dat afstroomt van daken en andere als voldoende schoon aan te merken oppervlakken, anders dan een gescheiden stelsel. Dit kan een ondergrondse of oppervlakkige voorziening zijn;

  • o.

    HWA-riool: het openbaar riool bestemd voor de inzameling en transport van hemelwater;

  • p.

    Mechanische riolering: het gedeelte van het openbaar riool van het type mechanische riool, bestemd voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater, exclusief hemelwater en grondwater, waarbij het transport plaatsvindt met overdruk te weten drukriolering, of middels onderdruk te weten vacuümriolering;

  • q.

    Openbaar riool: het gedeelte van de riolering dat bij de gemeente in eigendom en beheer is. Onder het openbaar riool vallen alle objecten die gericht zijn op de gemeentelijke watertaken en door de gemeente aangebracht zijn op openbaar terrein. Objecten die gericht zijn op de gemeentelijke watertaken op privaat terrein, waar een zakelijk recht op gevestigd is, vallen ook onder het openbaar riool;

  • r.

    Stedelijk afvalwater: huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater.

Artikel 2. Lozingsverbod hemel- en grondwater nieuwbouw

  • 1.

    Het is verboden om vanaf een nieuw bouwwerk of een nieuw verhard oppervlak hemelwater te lozen in het openbaar riool of op openbaar terrein, tenzij een hemelwaterberging is aangebracht en in stand wordt gehouden;

  • 2.

    De eigenaar van een perceel is verplicht het hemelwater op eigen terrein te verwerken. Hij heeft daarbij de vrije keuze tussen de toe te passen voorziening(en), waarbij het volgende geldt:

    • a.

      de te realiseren hemelwaterberging heeft ten minste een capaciteit van 50 liter per m² (50 mm) bebouwd oppervlak op het terrein van de perceeleigenaar;

    • b.

      de te realiseren hemelwaterberging loost maximaal 1 liter per m² bebouwd oppervlak per uur bovengronds op een openbaar riool; en is na 60 uur leeg;

    • c.

      voor het oppervlak aan groen dak (in m²) met een minimale berging van 50 liter per m² (50 mm) wordt geen (aanvullende) hemelwatervoorziening vereist.

  • 3.

    Het hemelwater dat na toepassing van het eerste lid niet kan worden geborgen, kan worden geloosd op het oppervlaktewater en anders op de openbare ruimte. De verboden in het eerste en derde lid hebben geen betrekking op inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer en op de openbare weg;

  • 4.

    Bij het naleven van de verboden van het eerste en derde lid houdt het college rekening met het gemeentelijk rioleringsplan;

  • 5.

    Het college kan ontheffing verlenen op de verboden van het eerste en derde lid, indien van de eigenaar van het bouwwerk, open erf of terrein redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer van het hemelwater of grondwater kan worden gevergd. Aan de ontheffing kan het college voorschriften of beperkingen verbinden.

Artikel 3. Verplichting tot afkoppelen bestaande bouw

  • 1.

    Onmiddellijk met de inwerkingtreding van deze verordening is het verboden een hemelwatervoorziening aan te sluiten of aangesloten te houden op de mechanische riolering;

  • 2.

    Het college kan een gebied aanwijzen waarbinnen het verboden is een hemelwatervoorziening aan te sluiten of aangesloten te houden op het DWA-riool;

  • 3.

    Het college kan een gebied aanwijzen waarbinnen het verboden is drainagewater aan te sluiten of aangesloten te houden op het DWA-riool;

  • 4.

    Het college kan de wijze bepalen waarop het afkoppelen plaatsvindt;

  • 5.

    Het college kan ontheffing verlenen op de verplichtingen van het eerste en tweede lid, indien van de eigenaar van het bouwwerk, open erf of terrein redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer van het hemelwater of grondwater kan worden gevergd. Aan de ontheffing kan het college voorschriften of beperkingen verbinden.

Artikel 4. Strafbepaling

Overtreding van het krachtens deze verordening bepaalde en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 5. Toezicht

Met het toezicht op de naleving van de bepalingen bij of krachtens deze verordening gesteld, zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen of groep van personen.

Artikel 6. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking ervan;

  • 2.

    In afwijking van artikel 3. lid 1. is het toegestaan om een hemelwatervoorziening en vrijkomend grondwater die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening is aangesloten op de mechanische riolering, gedurende een termijn van zes maanden na de inwerkingtreding van de verordening, aangesloten te houden;

  • 3.

    De gebiedsaanwijzing zoals bedoeld in artikel 3. lid 2. en 3. treedt in werking met ingang van de eerste dag nadat deze bekend is gemaakt;

  • 4.

    In afwijking van artikel 3. lid 2. en 3. is het toegestaan om een hemelwatervoorziening en vrijkomend grondwater die op tijdstip van de inwerkingtreding van de gebiedsaanwijzing is aangesloten op het DWA-riool, gedurende een termijn van zes maanden na de inwerkintreding van de gebiedsaanwijzing, aangesloten te houden.

Artikel 7. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening op de afvoer van hemelwater en grondwater gemeente Lopik’.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Lopik, gehouden op 4 juli 2023

de griffier,

MW. MR. G.M.G. DOLDERS

de voorzitter,

DR. L.J. DE GRAAF

Toelichting

Algemeen

Door klimaatverandering neemt de kans op onder andere wateroverlast en overstromingen toe, maar ook de kans op langdurige periodes van droogte. Om schade aan gebouwen, infrastructuur, bomen en beplanting te voorkomen moet zowel bij bestaande bouw als bij nieuwbouw rekening worden gehouden met extreme neerslag en langdurige droogte. Daarbij is onder meer van belang dat er zowel op particulier terrein als in openbaar terrein voldoende waterberging wordt gerealiseerd en dat het opgevangen hemelwater bij voorkeur wordt ingezet om het gebruik van drinkwater te beperken. Een van de juridische instrumenten die dit kan bewerkstelligen, is een zogenaamde hemelwaterverordening.

 

Op grond van artikel 10.32.a. van de Wet milieubeheer kan de gemeente bij verordening regels stellen over het lozen van afvloeiend hemelwater op of in de bodem of in de riolering. Die regels kunnen ook inhouden dat het lozen van afvloeiend hemelwater in een DWA-riool binnen een in die verordening aangegeven termijn moet worden beëindigd. Dit artikel biedt de grondslag voor het opstellen van een hemelwaterverordening, waarin het aanleggen en in stand houden van een waterberging bij zowel bestaande bouw als bij nieuwbouw wordt geregeld.

 

De gemeente Lopik heeft haar hemel- en grondwaterbeleid vastgelegd in het ‘Gemeentelijk Rioleringsplan Lopik 2022 t/m 2026’. Hierin is vastgelegd dat de gemeente Lopik het hemelwater wenst af te koppelen. Voorschriften over de riolering en de aansluiting staan in ‘Aansluitverordening riolering gemeente Lopik’. De onderhavige verordening is aanvullend hierop.

 

Deze hemelwaterverordening gaat bij inwerkingtreding van de Omgevingswet van rechtswege deel uitmaken van het omgevingsplan. De bepalingen in de hemelwaterverordening zijn zodanig opgesteld dat deze al voldoen aan de eisen uit de Omgevingswet. Dit uit zich onder meer in het gebruik van de instrumenten die de Omgevingswet kent (de omgevingsvergunning en maatwerkvoorschriften) en in het toepassen van werkingsgebieden.

 

Artikel 1. Begripsbepaling

Bij de begrippen is waar mogelijk aangesloten bij de begrippen rondom afvalwater in de Wet milieubeheer.

 

Ad b. Afkoppelen

Onder afkoppelen van verhard oppervlak wordt verstaan het beëindigen van het aansluiten van de afvoer van hemelwater en vrijkomend grondwater op het DWA-riool (inclusief indien het type van de voorziening een mechanisch riool betreft). Op deze manier wordt het DWA-riool ontlast en wordt minder afvalwater naar de rioolwaterzuivering getransporteerd.

 

Ad c. Afvalwater

De Wet milieubeheer beschouwt afvalwater als een afvalstof. Afvalwater is gedefinieerd als ‘alle water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.’ Dit betekent dat afvalwater (net zoals elke afvalstof) op een doelmatige en milieu hygiënisch verantwoorde wijze dient te worden beheerd en afgevoerd. Met de wetswijziging van de Wet milieubeheer door de Wet gemeentelijke watertaken is het onderscheid in verschillende soorten afvalwater per 1 januari 2008 als volgt:

  • Huishoudelijk afvalwater;

  • Afvloeiend hemelwater;

  • Grondwater;

  • Bedrijfsafvalwater;

  • Stedelijk afvalwater;

  • Ander afvalwater.

Ad e. Bouwwerk

Voor de definitie van ‘bouwwerk’ is aangesloten bij de definitie die wordt gehanteerd in de model-bouwverordening. Bouwwerken kunnen bestaan uit gebouwen en uit bouwwerken, geen gebouw zijnde. Deze laatste categorie zijn bijvoorbeeld schuttingen, een afdak met één muur of speeltoestellen

 

Ad f. Bronneringswater

Grondwater, onttrokken ten behoeve van (tijdelijke) verlaging van de grondwaterstand bijvoorbeeld ten behoeve van het droog kunnen uitvoeren van werkzaamheden.

 

Ad i. DWA-riool

Een DWA-riool betreft een voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater. Dit betreft het huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater. Het openbaar DWA-riool betreft het riool voor de stroom afvalwater die overblijft nadat het hemelwater en/of grondwater zijn afgevoerd op of in de bodem, in een nabijgelegen watergang of in de daarvoor bedoelde voorziening. Het openbaar DWA-riool kan een mechanisch riool zijn.

 

Ad k. Grondwater

Grondwater is al het water dat vrij onder het aardoppervlak voorkomt in de ondergrond. In relatie tot deze verordening is met name het grondwater van belang wat is vrijgekomen door onttrekkingen van de perceeleigenaar.

 

Ad o. HWA-riool

Dit betreft het onderdeel van het openbaar riool dat bestemd is voor het beheer van afvloeiend hemelwater. Vormen van een openbaar hemelwaterstelsel zijn een zelfstandig HWA-riool of als er een gescheiden stelsel is, het hemelwatergedeelte waar alleen hemelwater op mag worden geloosd.

 

Ad p. Mechanische riolering

Bij de conventionele rioleringswijzen wordt het afvalwater onder vrij verval, door gebruik te maken van de zwaartekracht, ingezameld. Zodra de afvoer niet geschiedt onder vrij verval, wordt gesproken over mechanische riolering. Tot de mechanische riolering wordt drukriolering gerekend. Drukriolering bestaat uit een aantal (kleine) gemalen en daarop aangesloten drukleidingen. Onder mechanische riolering wordt ook inbegrepen de vacuümriolering (de verzameling van bufferputten en vacuümleidingen) welke functioneert met onderdruk.

 

Ad q. Openbaar riool

Het openbaar riool is het gedeelte van het rioolstelsel dat in eigendom en in beheer is bij de gemeente en omvat tevens de perceel aansluitleiding en de ontstoppingsvoorziening. Verder bestaat het uit diverse onderdelen als rioolgemalen, persleidingen, vacuümleidingen en werken en installaties. Het openbaar riool bestaat uit het openbaar hemelwaterstelsel, DWA-riool zoals een mechanisch riool en het openbaar ontwateringsstelsel tezamen. Objecten die gericht zijn op de gemeentelijke watertaken op privaat terrein, waar een zakelijk recht op gevestigd is, vallen ook onder het openbaar riool.

 

Artikel 2. Lozingsverbod hemel- en grondwater nieuwbouw

Lid 1.

Kern van de verordening is dat er bij het bouwen van bouwwerken een verplichting is om waterbergingen aan te leggen en in stand te houden. Dit om wateroverlast te beperken en schade aan huizen en vitale infrastructuur te voorkomen.

 

Lid 2.

Ad a. t/m c.

Een capaciteit van 50 liter per m² betekent dat voor een perceel met een totaal bebouwd oppervlak van 1 m² moet worden voorzien in een vorm van waterberging met een totale capaciteit van 50 liter. De benodigde waterbergingscapaciteit kan op verschillende manieren worden gerealiseerd. Voorbeelden zijn het ingraven van infiltratiekratten of een grindbed, het aanleggen van een verdiept gedeelte in de tuin of het aanleggen van een groen dak. Een combinatie van waterbergende voorzieningen is ook mogelijk. Bij het berekenen van het bergende volume van een grindbed moet rekening worden gehouden met het volume dat het grind zelf inneemt; het waterbergend volume van een grindbed is ca. 25% van het totale volume van het grindbed.

 

Voor het beperken van wateroverlast is het essentieel dat de hemelwaterberging binnen afzienbare tijd na een bui weer beschikbaar is voor het opvangen van de volgende bui. Daarom is in ad d. bepaald dat de hemelwaterberging binnen een termijn van 60 uur weer beschikbaar moet zijn. Dit kan bijvoorbeeld door de hemelwaterberging als infiltratievoorziening in te richten, zodat het opgevangen water langzaam in de bodem zakt, of door het hemelwater vertraagd af te voeren, waar mogelijk naar oppervlaktewater. Aangezien de ondergrond binnen de gemeente Lopik over het algemeen een beperkte infiltratiecapaciteit heeft, lijkt een vertraagde afvoer het meest voor de hand te liggen

De aanleg van een groen dak wordt gestimuleerd, omdat deze daken meerdere voordelen hebben, waaronder de berging van hemelwater, maar ook voor het behouden van groen, biodiversiteit en het voorkomen van hittestress. Daarom wordt voor het oppervlak aan groen dak geen (aanvullende) hemelwatervoorziening vereist. De norm van 50 mm geldt dus niet voor het oppervlak aan groen dak. Vanzelfsprekend moet voorzien worden in de afvoer van overtollig hemelwater vanaf een groen dak bij hevige neerslag. De wijze van aansluiting is geregeld in het Bouwbesluit

 

Lid d.

Bij extreme neerslag, die de verplichte waterbergingscapaciteit in het betreffende werkingsgebied te boven gaat, kan het overtollige regenwater geloosd worden in de openbare ruimte of op het oppervlaktewater.

 

Lid 3.

Aan een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer kunnen via de omgevingsvergunning of de direct werkende (maatwerk)voorschriften eisen ingevolge het Activiteitenbesluit milieubeheer worden gesteld. Deze kunnen betrekking hebben op het afkoppelen van de hemelwaterafvoer van het DWA-riool. Uit de Memorie van Toelichting bij de Wet gemeentelijke watertaken (Zie Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30578, nr. 3.) blijkt dat deze verordening dezelfde mogelijkheden biedt als via een maatwerkvoorschrift afkoppelen van het afvloeiend hemelwater van het DWA-riool bij bedrijven op basis van art. 6.18. Activiteitenbesluit. Het verschil hiertussen is dat een maatwerkvoorschrift een individuele beschikking is voor een bedrijf en de verordening een situatie regelt voor een groep lozingen binnen een gebied in de gemeente. Deze verordening zal daarom met name een instrument zijn om voorwaarden te stellen aan particuliere lozingen.

Daarom zijn deze inrichtingen uitgezonderd van het verbod in artikel 2.

 

Bedrijven, werkplaatsen, scholen, winkels enzovoort die niet vallen onder de reikwijdte van het begrip inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, vallen wel onder de verplichting van dit artikel. Dit betekent dat ook scholen, buurthuizen e.d. onder de verordening vallen, waardoor eventuele kosten van het niet aansluiten voor de gemeenten zelf zijn.

 

Er zijn meerdere AMvB’s (Algemene Maatregel van Bestuur) die zien op het lozen van afvalwater, namelijk het Besluit lozing afvalwater huishoudens en het Besluit lozen buiten inrichtingen. Aanvullend op deze AMvB’s kan in deze verordening een gebied worden aangewezen waarbinnen afgekoppeld moet worden binnen een bepaalde termijn.

 

Lid 4.

De gemeenteraad is verplicht een gemeentelijk rioleringsplan (GRP) vast te stellen ingevolge artikel 4.22 Wet milieubeheer. Dit plan bevat beleid en normering voor het rioleringsstelsel in de gemeente en geeft aan wanneer vernieuwing en onderhoud plaatsvindt. Daarnaast zijn hierin de zorgplichten voor het afvalwater, hemelwater en grondwater geformuleerd. De basis voor de verplichting tot afkoppeling – inclusief de afweging van de redelijkheid en de kosten – ligt in het GRP. Indien het GRP geen beleidsvoornemen bevat over het afkoppelen, kan dit artikel niet worden toegepast. Andere plannen, waarin mogelijk ook beleidsvoornemens staan over de riolering, hebben niet deze status, tenzij deze zijn vastgesteld door de gemeenteraad als onderdeel van het GRP. De gemeente Lopik heeft aan deze verplichting voldaan met haar ‘Gemeentelijk Rioleringsplan Lopik 2022 t/m 2026'.

 

Lid 5.

Art. 10.32a, tweede lid Wet milieubeheer luidt: ‘Van de mogelijkheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt geen gebruikgemaakt, indien van degene bij wie afvloeiend hemelwater of grondwater vrijkomt redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer van dat water kan worden gevergd.’

 

Dit legt een beperking op aan de toepassing van deze bevoegdheid en geeft een plicht tot een motivering over de redelijkheid van het opleggen of althans het effectueren van de verplichting. De redelijkheid tot het invoeren van een plicht tot afkoppelen in een bepaald gebied wordt overwogen en gemotiveerd bij het opstellen van het GRP. Daarnaast is in deze verordening de mogelijkheid opgenomen om een ontheffing te verlenen voor de gevallen waarin de plicht onredelijk uitwerkt. In de praktijk kunnen er namelijk situaties zijn waarbij het onredelijk is om afkoppelen af te dwingen. Voor deze situaties kan de beheerder ontheffing verlenen aan de perceeleigenaar. Met deze bepaling wordt hiertoe de mogelijkheid geboden. Enig nadeel is aanvaardbaar. Aan een ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Een voorschrift of beperking kan betrekking hebben op onder meer een uitstel van de plicht tot afkoppelen en op het treffen van een alternatieve (tijdelijke) voorziening.

 

Artikel 3. Verplichting tot afkoppelen

Een redelijke uitvoering van dit artikel brengt met zich mee, dat in het geval woningen en bedrijven onder één dak zijn gelegen en een gezamenlijke hemelwaterafvoer bezitten, het besluit omtrent de gebiedsaanwijzing betrekking heeft op het hele bouwwerk en op alle (deel-/appartements-) eigenaren.

 

De openbare weg waarin zich normaliter goten en putten voor de afvoer van hemelwater bevinden, is uitgesloten van de plicht tot afkoppelen. Dit komt pas aan de orde wanneer de riolering in de straat wordt gesplitst in een DWA-riool en een HWA-riool. Indien aan de voorzijde van een bouwwerk het hemelwater wordt afgekoppeld van het DWA-riool en niet afzonderlijk wordt opgevangen of afgevoerd, komt dit vanzelf op de straat en vandaar in het DWA-riool. Dan heeft afkoppelen geen zin.

 

Lid 1.

Binnen de gemeenten zijn diverse typen vrij verval riool aangelegd. De gemeente vindt het redelijk dat in stedelijk gebied gebruik wordt gemaakt van het vrij verval riool indien op of in de bodem brengen van hemelwater op eigen perceel of afvoeren op een watergang niet mogelijk is.

Met name in het buitengebied zijn veelal mechanische rioleringsstelsels aangelegd. Een mechanisch rioolstelsel is ongeschikt om regenbuien te kunnen verwerken. Ook het aansluiten van grondwater op het mechanische riolering kan (water) schade veroorzaken. De gemeente heeft daarom besloten om in deze verordening binnen de gehele gemeente te verbieden dat hemelwater of grondwater wordt aangekoppeld op het mechanische riool. Een drukriool en vacuümriool zijn een type mechanisch riool.

 

Lid 2. en 3.

Het derde lid geeft de juridische grondslag voor het afkoppelen van de hemelwatervoorziening van het DWA-riool of voor zover nog geen aansluiting aan het DWA-riool bestaat, deze niet aan te brengen.

 

Het gaat hier zowel om de afvoerleidingen die direct zijn aangesloten op het DWA-riool alsmede leidingen die op het perceel of binnen de woning/het gebouw zijn aangesloten op een gemengde leiding die op het DWA-riool is aangesloten.

 

De plicht tot afkoppelen is niet beperkt tot het bouwwerk, maar betreft ook open erf of terrein. Bedoeld is zowel het afvloeiend hemelwater dat afkomstig is van een bouwwerk en via een dakgoot, regenpijp, afvoerbuis enz. het DWA-riool bereikt als het afvloeiend hemelwater dat afkomstig is van een open erf of terrein en via goten, putten, afvoerbuis enz. het DWA-riool bereikt te omvatten. Een open erf of terrein waarin goten en putten zijn aangebracht, is onder meer een terras, een oprit, een parkeerterrein, een laad- en losperron.

 

Eenzelfde plicht geldt ten aanzien van het grondwater.

 

Lid 4.

Het college kan ten aanzien van het afkoppelen aangeven op welke wijze dit (technisch) moet gebeuren, zodat het afkoppelen verantwoord gebeurt en er in de praktijk geen situaties ontstaan waarbij elke eigenaar of aannemer naar eigen goeddunken de afkoppeling tot stand laat komen.

 

Lid 5.

Zie toelichting Artikel 2 lid 6.

 

Artikel 4. Strafbepaling

De Wet milieubeheer kent geen strafbepaling voor overtreding van een verordening als bedoeld in artikel 10.32a. Deze wet bevat een uitgebreid systeem van bestuurlijke boete, maar dit is niet gekoppeld aan art.10.32a. Daarom is in deze verordening een zelfstandige strafbepaling opgenomen, gekoppeld aan de geldboetecategorieën van artikel 23. Wetboek van Strafrecht. Gekozen is voor de geldboete van de tweede categorie als bedoeld in artikel 23. Wetboek van Strafrecht.

Voor het handhaven van gemeentelijke verordeningen geldt altijd de mogelijkheid van dwangsom en bestuursdwang. De dwangsom komt voor dit type overtreding het eerst in aanmerking.

 

Artikel 5. Toezicht

Met het toezicht op de naleving van de bepalingen zijn in eerste instantie de toezichthouders namens de gemeente belast.

 

In artikel 5.11. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in hoofdstuk 5.2. van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5.14. van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt.

 

Het college wijst in de regel een gemeentelijke afdeling of dienst aan waarvan de ambtenaren zijn belast met het toezicht op de naleving van de verordening. Voorts kan het college ambtenaren aanwijzen van andere afdelingen of diensten.

 

Artikel 6. Inwerkingtreding

Lid 1.

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking ervan.

 

Lid 2.

Omdat het onredelijk is van perceeleigenaren van bestaande situaties te vereisen dat zij onmiddellijk afkoppelen op de dag dat de verordening in werking treedt, krijgen zij een termijn waarbinnen zij de afkoppeling dienen te bewerkstelligen. Voor nieuwe situaties waarbij nieuwe aansluitingen op het riool ontstaan, dient wel meteen te worden voldaan aan het gestelde verbod in deze verordening. Voor hen geldt dat zij niet zullen aankoppelen op het mechanische riool van het DWA-riool, omdat het verbod meteen van kracht is vanaf het moment dat de verordening in werking is getreden.

 

Lid 3. en 4.

Omdat het onredelijk is van perceeleigenaren van bestaande situaties te vereisen dat zij onmiddellijk afkoppelen op de dag dat het besluit tot gebiedsaanwijzing in werking treedt, krijgen zij een termijn waarbinnen zij de afkoppeling dienen te bewerkstelligen. Voor nieuwe situaties waarbij nieuwe aansluitingen op het riool ontstaan, dient wel meteen te worden voldaan aan het gestelde verbod in deze verordening. Voor hen geldt dat zij niet zullen aankoppelen op het DWA-riool, omdat het verbod meteen van kracht is na gebiedsaanwijzing.

 

Artikel 7. Citeertitel

De tekst van artikel 10.32a. Wet milieubeheer geeft de verordening geen naam. Deze verordening wordt daarom aangehaald als: ‘Verordening op de afvoer van afvloeiend hemelwater en grondwater gemeente Lopik’.