Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amsterdam

Subsidieregeling allianties inclusiviteit en antidiscriminatie 2024-2025

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmsterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieregeling allianties inclusiviteit en antidiscriminatie 2024-2025
CiteertitelSubsidieregeling allianties inclusiviteit en antidiscriminatie 2024-2025
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervalt op 1 juli 2026.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 160, eerste lid, van de Gemeentewet
  2. Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-08-2023nieuwe regeling

27-06-2023

gmb-2023-308512

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieregeling allianties inclusiviteit en antidiscriminatie 2024-2025

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

 

gelet op Gemeentewet, art 160 eerste lid , Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013, artikel 3,

 

besluit de volgende regeling vast te stellen:

 

subsidieregeling allianties inclusiviteit en antidiscriminatie 2024-2025

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Alliantie: een samenwerkingsverband van minimaal drie en maximaal acht maatschappelijke organisaties, die met het oog op hun samenwerking een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten;

  • b.

    Bestuurlijke prioriteiten: de bestuurlijke doelen van het college zoals vastgelegd in het visiedocument inclusie en antidiscriminatie “Amsterdam, een stad uit duizenden”. Deze bestuurlijke doelen zijn gericht op het tegengaan van discriminatie en het bevorderen van inclusie en emancipatie in Amsterdam;

  • c.

    College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • d.

    Doorwerking koloniaal verleden: hoe de koloniale geschiedenis effect heeft op het dagelijks leven van hedendaagse Amsterdammers;

  • e.

    Economische zelfstandigheid: iemand wordt als economisch zelfstandig beschouwd als het individuele netto-inkomen uit arbeid en eigen onderneming op of boven de 70 procent van het wettelijke nettominimumloon;

  • f.

    Gendergelijkheid: gelijke behandeling, gelijke rechten en gelijke kansen voor vrouwen en mannen in de Nederlandse samenleving;

  • g.

    LHBTIQ+: lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgender personen, personen met een intersekse conditie, queer personen en anderen;

  • h.

    Maatschappelijke organisatie: een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid zonder winstoogmerk, die zich richt op de uitvoering van een of meer van de bestuurlijke prioriteiten;

  • i.

    Overheadkosten: kosten als gevolg van de bedrijfsvoering, waaronder ook vallen de kosten voor het penvoerderschap, niet zijnde de kosten die direct verband houden met de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten;

  • j.

    Penvoerder: een door de partijen van de alliantie aangewezen deelnemer, die namens de alliantie, de subsidieaanvraag en aanvraag tot vaststelling indient en verantwoordelijkheid draagt voor de uitvoering van de subsidiebeschikking;

  • k.

    Samenwerkingsovereenkomst: een beschrijving van de wijze waarop elk van de aan de alliantie deelnemende maatschappelijke organisatie bijdraagt aan de werkzaamheden van de alliantie en van de wijze waarop de besluitvorming, de verdeling van taken en rollen en de financiering binnen de alliantie geregeld is, zoals bedoeld in artikel 8, lid 5;

  • l.

    Strategisch plan: een beschrijving van de probleemanalyse en aanpak die de alliantie kiest om bij te dragen aan het realiseren van de doelen bij de bestuurlijke prioriteit, zoals bedoeld in artikel 8, lid 2;

  • m.

    Trackrecord: een beschrijving van de ervaring en expertise van de alliantie, die blijk geeft van de geschiktheid van de alliantie om bij te dragen een oplossing op de betreffende bestuurlijke prioriteit, zoals bedoeld in artikel 8, lid 1.

Artikel 2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 3 Doel subsidieregeling

  • 1.

    Deze subsidieregeling is gebaseerd visiedocument inclusie en antidiscriminatie “Amsterdam, een stad uit duizenden” zoals vastgesteld door het college op 28 maart 2023, en de daarin omschreven bestuurlijke prioriteiten.

  • 2.

    Deze subsidieregeling heeft als doel het zo doeltreffend en doelmatig mogelijk organiseren van activiteiten die bijdragen aan het realiseren en uitvoeren van de bestuurlijke prioriteiten in Amsterdam: bevorderen van gendergelijkheid in werk, bevorderen van de emancipatie van (kwetsbare en bi-culturele) lhbtiq+ personen, bevorderen van zichtbaarheid en representatie van alle Amsterdammers, bevorderen van de kennis over (de effecten) van discriminatie, bevorderen van inlevingsvermogen en empathie, vergroten van een gedeeld eigenaarschap van het Amsterdamse (koloniale) verleden en de doorwerking ervan.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

Het college kan voor de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2025 per bestuurlijke prioriteit aan één alliantie een periodieke subsidie verlenen, voor activiteiten in de stad Amsterdam die een bijdrage leveren aan de betreffende bestuurlijke prioriteit. De aanvragen bevatten meerdere van onderstaande subsidiabele activiteiten;

 

  • a)

    Bevorderen van gendergelijkheid in werk door:

    • -

      Het vergroten van de economische zelfstandigheid van vrouwen, met nadrukkelijke aandacht voor vrouwen in een kwetsbare positie;

    • -

      Het bevorderen van vaardigheden die bijdragen aan het bereiken van meer economische zelfstandigheid van vrouwen, zowel financiële vaardigheden als praktische tools en vaardigheden;

    • -

      Het doorbreken van traditionele genderrolpatronen die vrouwen belemmeren in hun keuzevrijheid en gelijkwaardigheid op het gebied van economische zelfstandigheid;

    • -

      Het bevorderen van meer bewustzijn over de rol die mannen spelen in het bereiken van meer economische zelfstandigheid voor vrouwen;

    • -

      Het vergroten van het bewustzijn over het belang van gelijke verdeling van zorgtaken;

    • -

      Het is ook mogelijk om andere activiteiten die bijdragen aan gendergelijkheid in werk voor vrouwen in te dienen, mits goed onderbouwd en volgens de criteria voor het activiteitenplan en strategisch plan.

  • b)

    Bevorderen van de emancipatie van (kwetsbare en bi-culturele) lhbtiq+ personen door:

    • -

      Het vergroten van de zelfredzaamheid en empowerment van de lhbtiq+ gemeenschap, met nadrukkelijke aandacht voor lhbtiq+ personen met een bi-culturele achtergrond;

    • -

      (biculturele en kwetsbare) lhbtiq+’ers worden versterkt om op hun eigen manier een stap te zetten in hun emancipatieproces;

    • -

      Het bevorderen van samenkomst met en uitwisseling tussen groepen binnen en buiten de lhbtiq+ gemeenschap;

    • -

      Het vergroten van de sociale acceptatie van lhbtiq+ personen;

    • -

      Het vergroten van de zichtbaarheid van de (bi-culturele) lhbtiq+ gemeenschap, onder andere via de inzet van rolmodellen;

    • -

      Het vergroten van het handelingsperspectief van lhbtiq+ personen die discriminatie ervaren, en lhbtiq+ personen ondersteunen bij het (leren) omgaan met de gevolgen van discriminatie;

    • -

      Het is ook mogelijk om andere activiteiten in te dienen die bijdragen aan de emancipatie van (kwetsbare en bi-culturele) lhbtiq+ personen, mits goed onderbouwd en volgens de criteria in het activiteitenplan en strategisch plan.

  • c)

    Bevorderen van zichtbaarheid en representatie van alle Amsterdammers door

    • -

      Gelijkwaardige ruimte te bieden aan nieuwe en nog niet gevestigde geluiden en namen die behoren tot groepen die onvoldoende gepresenteerd zijn;

    • -

      Rolmodellen zichtbaar te maken waar zoveel mogelijk Amsterdammers herkenning in kunnen vinden;

    • -

      Positieve verhalen over verschillende (gemarginaliseerde) groepen en minderheden in Amsterdam te delen. Zowel binnen de verschillende gemeenschappen, als met de gehele stad. Dit zijn etnische minderheden, religieuze groepen, groepen die verschillende levensovertuigingen aanhangen, lhbtiq+ groepen;

    • -

      Geschiedenissen van deze verschillende groepen te tonen, zodat deze groepen zichtbaar zijn en zich gerepresenteerd voelen;

    • -

      Zichtbaar te maken hoe nieuwe groepen Amsterdammers posities van macht bekleden en hoe zij stereotypen en de status quo doorbreken, waarmee zij (jonge) Amsterdammers kunnen inspireren;

    • -

      Het is ook mogelijk om andere activiteiten die bijdragen aan de zichtbaarheid en representatie van alle Amsterdammers in te dienen, mits goed onderbouwd en volgens de criteria voor het activiteitenplan en strategisch plan.

  • d.

    Bevorderen van de kennis over (de effecten) van discriminatie door

    • -

      Kennis en bewustwording vergroten over de effecten en mechanismen van discriminatie onder alle Amsterdammers;

    • -

      De gevolgen en impact van discriminatie voor zowel de samenleving als voor gemeenschappen en individuen zichtbaar te maken;

    • -

      Het bieden van handelingsperspectieven en handvatten om discriminatie te bestrijden;

    • -

      Handelingsperspectief en ondersteuning te bieden aan personen die discriminatie ervaren, gericht op het leren omgaan met en verwerken van de gevolgen van discriminatie;

    • -

      Het is ook mogelijk om andere activiteiten die bijdragen aan het bevorderen van de kennis over de effecten van discriminatie in te dienen, mits goed onderbouwd en volgens de criteria voor het activiteitenplan en strategisch plan.

  • e)

    Bevorderen van inlevingsvermogen en empathie door

    • -

      Het bevorderen van ontmoetingen tussen groepen die elkaar normaal gesproken niet treffen, om vooroordelen weg te nemen;

    • -

      Zichtbaar maken van ervaringen en gevoel van personen die gediscrimineerd worden;

    • -

      Inleving in elkaars ervaringen bevorderen door creatieve werkvormen of het delen van verhalen;

    • -

      Het is ook mogelijk om andere activiteiten die bijdragen aan het bevorderen van inlevingsvermogen en empathie in te dienen, mits goed onderbouwd en volgens de criteria voor het activiteitenplan en strategisch plan.

  • f.

    Vergroten van gedeeld eigenaarschap van het Amsterdamse (koloniale) verleden door

    • -

      Het bevorderen van de herkenning door alle Amsterdammers in de brede geschiedenis van de stad met betrekking tot het koloniale en slavernij verleden in zowel het westen, oosten, als het zuiden;

    • -

      Het vergroten van de kennis over het koloniale en slavernij verleden en de doorwerking ervan in de hedendaagse samenleving;

    • -

      Zichtbaar maken hoe de koloniale geschiedenis doorwerkt in het heden en in de levens van alle Amsterdammers;

    • -

      Het delen van koloniale verhalen via o.a. dialoogbijeenkomsten, kunst, het beschikbaar stellen van specifieke literatuur en campagnes;

    • -

      Delen van emancipatie- en verzetsverhalen, om het tot nu toe overheersende slachtoffer narratief over nazaten van koloniale en slavernijgeschiedenis te ontstijgen. Deze verhalen verbinden, en benadrukken de universele gelijkheid van alle Amsterdammers;

    • -

      Het is ook mogelijk om andere activiteiten die bijdragen aan het vergroten van het gedeeld eigenaarschap van de koloniale geschiedenis en de doorwerking ervan in te dienen, mits goed onderbouwd en volgens de criteria voor het activiteitenplan en strategisch plan.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond

Artikel 5 Subsidieplafond

Het college stelt per bestuurlijke prioriteit genoemd in artikel 4 een subsidieplafond vast voor de subsidieperiode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2025.

De subsidieplafonds per bestuurlijke prioriteit voor de duur van de subsidieperiode bedragen:

  • a)

    Bevorderen van gendergelijkheid in werk: €500.000,-

  • b)

    Emancipatie van (kwetsbare en bi-culturele) lhbtiq+ personen: €500.000,-

  • c)

    Bevorderen van zichtbaarheid en representatie van alle Amsterdammers: €500.000,-

  • d)

    Bevorderen van de kennis over (de effecten) van discriminatie: €500.000,-

  • e)

    Bevorderen van inlevingsvermogen en empathie: €500.000,-

  • f)

    Vergroten van gedeeld eigenaarschap van het Amsterdamse (koloniale) verleden en de doorwerking : €500.000,-

Artikel 6 Beoordeling aanvragen

  • 1.

    Het college beoordeelt de subsidieaanvragen voor zover deze niet zijn geweigerd op grond van artikel 11. De aanvragen die niet zijn geweigerd op deze gronden, worden gewogen en onderling gerangschikt, per betreffende bestuurlijke prioriteit. De aanvraag met de meeste punten wordt gehonoreerd.

  • 2.

    Ten behoeve van de beoordeling laat het college zich adviseren door een ambtelijke commissie. De ambtelijke commissie kan externe deskundigen betrekken.

  • 3.

    De aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a.

      Trackrecord (maximaal 40 punten): de staat van dienst, de mate waarin de leden van de alliantie in dit document laten zien dat ze beschikken over:

      • i.

        kennis en ervaring op het gebied van inclusie en antidiscriminatie (maximaal 10 punten);

      • ii.

        flexibiliteit en lerend vermogen (maximaal 10 punten);

      • iii.

        innovatiekracht: vernieuwende ideeën en aanpakken (maximaal 10 punten);

      • iv.

        ervaring met het bereiken van kwetsbare of moeilijk bereikbare doelgroepen, in het bijzonder de groepen in relatie tot de bestuurlijke prioriteit (maximaal 10 punten);

    • b.

      strategisch plan (maximaal 50 punten): de mate waarin uit dit document blijkt dat:

      • i.

        er sprake is van een heldere probleemanalyse over de bestuurlijke prioriteit, én een duidelijke omschrijving van de daaruit voortkomende doelen voor de alliantie (maximaal 10 punten);

      • ii.

        er sprake is van een heldere omschrijving van hoe de alliantie de gef0rmuleerde doelen wil realiseren, dus de aanpak van de alliantie (maximaal 10 punten);

      • iii.

        de door de alliantie geformuleerde doelen en aanpak passen bij de bestuurlijke prioriteit (maximaal 10 punten);

      • iv.

        er sprake is van een heldere manier om de voortgang bij te houden en evaluatie van de aanpak door de alliantie (maximaal 10 punten);

      • v.

        er sprake is van een heldere analyse van de risico’s, en hoe hiermee om te gaan, voor het realiseren van de doelen (maximaal 10 punten).

    • c.

      Activiteitenplan (maximaal 70 punten): de mate waarin uit dit document blijkt dat er sprake is van:

      • i.

        dat de activiteiten van de alliantie passen bij de bestuurlijke prioriteit (maximaal 20 punten);

      • ii.

        onderbouwing van hoe de activiteiten bijdragen aan de doelen en probleemanalyse uit het strategisch plan (maximaal 15 punten);

      • iii.

        een realistische en onderbouwde weergave (planning) van de activiteiten van de alliantie voor de gehele periode van de subsidieverlening, 1 januari 2024-31 december 2025. Deze planning is onderverdeeld per kalenderjaar, in verband met de tussenrapportage over de uitvoering in subsidiejaar 1 (15 punten);

      • iv.

        minstens één gezamenlijke activiteit die bijdraagt aan de doelen van de alliantie, waaraan alle alliantiepartners vanuit hun rol en expertise een bijdrage leveren (10 punten);

      • v.

        een beschrijving van hoe de alliantie over de gezamenlijk activiteit én de overige activiteiten zal communiceren in de stad (10 punten).

    • d.

      Een begroting (maximaal 40 punten): die aansluit bij het activiteitenplan, voor de looptijd van de subsidie, 1 januari 2024-31 december 2025. De begroting wordt op de volgende criteria getoetst:

      • i.

        de mate waarin de begroting realistisch is en de opgevoerde kosten juist en redelijk zijn. De begroting is inclusief een opgave van eventuele aanvragen die bij derden zijn ingediend voor een subsidie, sponsoring of een vergoeding voor diezelfde activiteiten (10 punten);

      • ii.

        de penvoerderskosten zijn maximaal 15% van de begroting (10 punten);

      • iii.

        de begroting is sluitend is, en onderverdeeld per kalenderjaar (10 punten);

      • iv.

        de mate waarin alle onderdelen van het activiteitenplan terugkomen in de begroting, alsook de verdeling van het budget onder de alliantiepartners (maximaal 10 punten).

  • 4.

    Indien twee of meer allianties bij de beoordeling van de aanvragen bij eenzelfde bestuurlijke prioriteit met een gelijk aantal punten de hoogste score bereiken, subsidieert het college de alliantie met de laagste overheadskosten in de begroting.

Hoofdstuk 3 Subsidieaanvraag

Artikel 7 De aanvrager

Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door de penvoerder van een alliantie. De penvoerder vertegenwoordigt de alliantie op basis van een samenwerkingsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 8, lid 5. Een aanvrager kan penvoerder zijn van maximaal één alliantie. Een alliantie bestaat uit minimaal 3 en maximaal 8 maatschappelijke organisaties.

Artikel 8 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA worden bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens en stukken overlegd:

  • 1.

    Een trackrecord, oftewel staat van dienst, dat minimaal één en maximaal drie voorbeelden van activiteiten uit de laatste drie jaar van elk van de aan de alliantie deelnemende organisaties bevat. Bij elk voorbeeld dient te worden ingegaan op de volgende onderwerpen:

    • a)

      kennis en ervaring op het gebied van inclusie en antidiscriminatie;

    • b)

      flexibiliteit en lerend vermogen;

    • c)

      innovatiekracht, het vermogen om vernieuwende ideeën of aanpak te ontwikkelen en uit te voeren;

    • d)

      ervaring met het bereiken van kwetsbare of moeilijk bereikbare doelgroepen, en specifiek die waar de alliantie zich op wil gaan richten in het kader van de bestuurlijke prioriteit;

  • 2.

    een strategisch plan, die uit de volgende onderdelen bestaat:

    • a)

      een probleemanalyse, waarin wordt ingegaan op het maatschappelijke probleem van de bestuurlijke prioriteit, welke verandering de alliantie daarin wil realiseren, welke doelen hieruit voortkomen;

    • b)

      de te bereiken doelen en op welke manier de alliantie deze doelen wil bereiken, dus de gekozen aanpak;

    • c)

      beschrijving van hoe de doelen en aanpak passen bij de bestuurlijke prioriteit;

    • d)

      een heldere beschrijving van hoe de alliantie de voortgang en resultaten van de activiteiten wil bijhouden en inzichtelijk maken;

    • e)

      een analyse van de risico's voor het realiseren van de doelen of aanpak en de manier waarop de alliantie met die risico’s om wil gaan.

  • 3.

    Een activiteitenplan voor de periode 1 januari 2024 tot en met 31 december 2025 dat aansluit bij de probleemanalyse en bestuurlijke prioriteit. Deze dient te bestaan uit:

    • a)

      een beschrijving van hoe de activiteiten passen bij de bestuurlijke prioriteit;

    • b)

      beschrijving van hoe en waarom deze activiteiten bijdragen aan de doelen die door de alliantie zijn beschreven in de probleemanalyse;

    • c)

      een realistische planning van de activiteiten in de periode van de duur van de subsidie. Houd hierbij rekening met een tussentijdse rapportage na subsidiejaar 1, die ingediend moet zijn op 1 december 2024. Idealiter is de planning ingedeeld per kalenderjaar. Geef hierbij aan welke alliantiepartner verantwoordelijk is voor welke activiteit.

    • d)

      minstens één gezamenlijke activiteit, waaraan alle alliantiepartners bijdragen.

    • e)

      En een beschrijving van hoe over deze gezamenlijke, alsook de overige activiteiten van de alliantie, zal worden gecommuniceerd met de stad.

  • 4.

    Een overkoepelende begroting, die aansluit bij het activiteitenplan. Deze dient te bestaan uit:

    • a)

      een weergave van de kosten van alle onderdelen uit de aanvraag. Hieronder vallen in ieder geval de uit te voeren activiteiten, overheadkosten, penvoerderskosten, kosten voor monitoring en verslaglegging, eventuele professionaliserings-activiteiten, en communicatie. Deze kosten zijn realistisch, redelijk en juist. De begroting is inclusief een opgave van eventuele aanvragen die bij derden zijn ingediend voor een subsidie, sponsoring of een vergoeding voor diezelfde activiteiten.

    • b)

      een sluitende begroting: alle kosten en inkomsten zijn opgenomen, alle bedragen en sommen kloppen. Deze begroting is realistisch en de opgevoerde kosten zijn redelijk en juist;

    • c)

      de penvoeringskosten, die maximaal 15% van de begroting zijn.

    • d)

      een weergave van hoe het budget zal worden verdeeld onder de alliantiepartners, op basis van hun activiteiten, en uitgesplitst naar de twee subsidiejaren (zoals beschreven in het activiteitenplan).

  • 5.

    De door de aan de alliantie deelnemende partijen afgesloten samenwerkingsovereenkomst met daarin onder andere opgenomen:

    • a)

      een bepaling waarin wordt afgesproken, dat elke afzonderlijke deelnemer jegens de andere deelnemers, in geval van wanprestatie, aansprakelijk is voor dat deel van de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten dat volgens afspraak tussen de deelnemers door hem wordt verricht;

    • b)

      een bepaling waaruit blijkt dat alle deelnemers instemmen met de penvoering, de inhoudelijke en financiële verantwoording door de penvoerder, en waarin de penvoerder wordt gemachtigd om namens de deelnemers betalingen in ontvangst te nemen en eventuele (terug)betalingen te verrichten in het kader van eventuele terugvordering van subsidie(voorschotten).

    • c)

      een bepaling waarin is opgenomen welke informatie, en op welke wijze, door de deelnemers in de alliantie wordt gedeeld zodat de penvoerder aan diens verplichtingen kan voldoen richting de subsidieverstrekker;

    • d)

      een toelichting op de volgende punten:

      • i.

        op welke wijze iedere partij bijdraagt aan het totaal van werkzaamheden van de alliantie;

      • ii.

        op welke wijze iedere partij vanuit de eigen expertise de alliantie ondersteunt en versterkt;

      • iii.

        op welke wijze overleg en besluitvorming binnen de alliantie plaatsvindt en op welke wijze het bepalen van doelen en activiteitenplannen tot stand komen danwel worden gewijzigd.

Artikel 9 Aanvraagtermijnen

  • 1.

    Aanvragen moeten vóór 1 oktober 2023 ingediend zijn bij het college.

  • 2.

    Het college kan gedurende de looptijd van de regeling, de regeling openstellen voor nieuwe aanvragen in het geval dat geen subsidie wordt verstrekt op grond van artikel 6 van deze regeling.

  • 3.

    Het college deelt het opnieuw openstellen van de regeling mee in het gemeenteblad via https://officielebekendmakingen.nl.

Artikel 10 Beslistermijn

Het college beslist op de aanvraag voor een periodieke subsidie vóór 1 januari 2024.

Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie

Artikel 11 Weigeringsgronden

  • 1.

    In aanvulling op artikel 9, eerste lid van de ASA weigert het college de subsidie te verlenen indien:

    • 1.

      de alliantie waarvoor de penvoerder subsidie aanvraagt niet bestaat uit minimaal 3 en maximaal 8 maatschappelijke organisaties;

    • 2.

      er niet voor alle beoordelingscriteria minimaal de helft van het aantal te behalen punten als genoemd in artikel 6, lid 3, zijn behaald.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 9, tweede lid van de ASA, weigert het college geheel of gedeeltelijk de subsidie te verlenen indien:

    • a.

      de samenwerkingsovereenkomst niet alle elementen bevat, zoals voorgeschreven in deze regeling of de samenwerkingsovereenkomst naar het oordeel van het college onvoldoende basis biedt voor de rechtmatige en doelmatige uitvoering van activiteiten.

    • b.

      er voor uitvoering van de activiteiten meer uren, of een hogere prijs per uur wordt gerekend dan die door het college redelijk wordt geacht;

Hoofdstuk 5 Verlening van de subsidie

Artikel 12 Aanvullende verplichtingen

  • a.

    het meewerken aan een evaluatie, eventueel uitgevoerd door een extern onderzoeksbureau, van de voorliggende subsidieregeling en de activiteiten van de allianties.

  • b.

    de alliantiepartijen communiceren in de stad over hun activiteiten en geven hier proactief ruchtbaarheid aan.

Artikel 13 Tussentijdse verantwoording

  • 1.

    De tussentijdse verantwoording is ingediend op uiterlijk 1 december 2024. In de tussentijdse verantwoording wordt verslag gedaan van de realisatie van de in de subsidie aanvraag genoemde uit te voeren activiteiten met de bijbehorende budgetuitputting van dat jaar. Ook bevat het verslag de tussentijdse resultaten van de voortgang zoals de aanvrager deze heeft beschreven bij de aanvraag.

  • 2.

    De subsidieverlening kan op grond van de tussentijdse verantwoording gewijzigd worden in een lager bedrag.

Artikel 14 Bevoorschotting

  • 1.

    Bij aanvang van de subsidie wordt 50% van het verleende subsidiebedrag als voorschot beschikbaar gesteld.

  • 2.

    Na goedkeuren van een tussentijdse verantwoording over het eerste subsidiejaar, ingediend op uiterlijk 1 december 2024, wordt de resterende 50% van het voorschot voor het tweede subsidiejaar beschikbaar gesteld, danwel lager bijgesteld en bevoorschot.

Hoofdstuk 6 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 15 Verantwoording

In aanvulling op artikel 15 van de ASA geldt de verplichting dat bij de aanvraag om vaststelling na afloop van het gesubsidieerde tijdvak, een financiële verantwoording wordt overlegd met een gelijke indeling als de bij de aanvraag om een subsidieverlening ingediende begroting.

Artikel 16 Intrekking en terugvordering

Als een subsidie die is verstrekt aan een alliantie (gedeeltelijk) wordt gewijzigd, ingetrokken of lager wordt vastgesteld, dan kan het college de alsdan onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en -voorschotten terugvorderen bij de penvoerder.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 17 Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op 1 augustus 2023.

  • 2.

    Deze regeling vervalt van rechtswege nadat de laatste subsidie die op basis van deze regeling is verleend, is vastgesteld, maar in ieder geval op 1 juli 2026.

Artikel 18 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: subsidieregeling allianties inclusiviteit en antidiscriminatie 2024-2025.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 27 juni 2023.

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting bij de subsidieregeling

Deze toelichting maakt integraal onderdeel uit van de subsidieregeling allianties inclusiviteit en antidiscriminatie 2024-2025 (verder de Subsidieregeling). Deze toelichting valt uiteen in twee delen:

In het Algemene deel van de toelichting wordt ingegaan op:

  • de relatie met de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 (ASA) alsmede

  • het beoogde doel van deze subsidieregeling. Wat wil de gemeente Amsterdam bereiken met deze regeling?

In het tweede deel ervan wordt een toelichting gegeven op de diverse artikelen van deze regeling en

hoe deze geïnterpreteerd moeten worden. Daarbij zal specifiek aandacht worden besteed aan de vraag waarom er in een bepaald artikel sprake is van aanvulling op of afwijking van een bepaling in de ASA.

 

1. Algemene Toelichting

 

Relatie met de ASA

Het subsidierecht is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De gemeente Amsterdam heeft dit nader geregeld in de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 (ASA) waarin onder andere staat dat het college binnen de kaders van de gemeentebegroting nadere subsidieregelingen kan vaststellen.

De grondslag voor deze Subsidieregeling is derhalve gelegen in de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013. In deze subsidieregeling worden bepalingen uit de ASA niet herhaald. Er wordt alleen aangegeven waar van de ASA wordt afgeweken of waar wordt aangevuld op hetgeen in de ASA is bepaald.

 

Beoogde doel van de subsidieregeling

De gemeente Amsterdam heeft zich een grote opgave gesteld op het gebied van inclusiviteit en antidiscriminatie. Om die opgave beter het hoofd te bieden, is gekozen voor een subsidie instrumentarium waarvan deze subsidieregeling de kern vormt. Met behulp van deze regeling wil de gemeente stimuleren dat op een strategischer manier wordt samengewerkt door de Amsterdamse maatschappelijke organisaties om discriminatie te bestrijden en inclusiviteit te bevorderen.

Naast deze subsidieregeling bestaan andere manieren en activiteiten waarmee de gemeente Amsterdam zich inzet om discriminatie te bestrijden en inclusie te bevorderen. De visie met betrekking tot deze opgave en hoe de gemeente Amsterdam zich inzet om inclusie te bevorderen en discriminatie te bestrijden staat beschreven in het visiedocument “Amsterdam, een stad uit duizenden” van 28 maart 2023.

De doelen van deze subsidieregeling zijn:

  • Strategisch samenwerken: Het is van belang dat ieder vanuit de eigen rol en expertise activiteiten onderneemt die daadwerkelijk invulling geven aan de bestuurlijke prioriteiten op het terrein van inclusie en antidiscriminatie.

  • Stimuleren van resultaatgerichtheid: de bestuurlijke prioriteiten vormen een stip aan de horizon waar ieder vanuit de eigen expertise naartoe werkt. Zo zijn de afzonderlijke activiteiten niet meer het einddoel, maar wordt er resultaatgericht gewerkt.

  • Stimuleren van synergie in het veld: Wanneer de Amsterdamse maatschappelijke organisaties meer en kwalitatief beter samenwerken, ontstaat een samenhang tussen activiteiten van verschillende partijen die bijdragen aan de realisatie van het diversiteitsbeleid.

  • Meerjarige zekerheid bieden: mogelijk maken om partijen meerjarige zekerheid te bieden om vanuit een eigen aanpak bij te dragen aan de bestuurlijke prioriteiten.

2. Artikelsgewijze toelichting

In het artikelsgewijze deel wordt per bepaling aandacht besteed aan de vraag of bij die specifieke bepaling sprake is van een aanvulling op of een afwijking van de ASA. Uiteraard wordt dan ook de (reden voor de) aanvulling of afwijking toegelicht.

 

Artikel 1 Begripsomschrijving

Lid b bestuurlijke prioriteiten

In het visiedocument inclusie en antidiscriminatie “Amsterdam, een stad uit duizenden” van 28 maart 2023 wordt aangegeven wat de belangrijkste doelstellingen en opgaven zijn bij het bestrijden van discriminatie en bevorderen van inclusie. Hierop zijn de volgende bestuurlijke prioriteiten gebaseerd:

  • a)

    Bevorderen van gendergelijkheid in werk

  • b)

    Emancipatie van (kwetsbare en bi-culturele) lhbtiq+ personen

  • c)

    Bevorderen van zichtbaarheid en representatie van alle Amsterdammers

  • d)

    Bevorderen van de kennis over (de effecten van) discriminatie

  • e)

    Bevorderen van inlevingsvermogen en empathie

  • f)

    Vergroten van een gedeeld eigenaarschap van het Amsterdamse (koloniale) verleden en de doorwerking

    • -

      gendergelijkheid in werk: hieronder wordt verstaan het bevorderen van gendergelijkheid in werk, met als doel dat de economische zelfstandigheid van Amsterdamse vrouwen duurzaam is toegenomen;

    • -

      emancipatie van biculturele lhbtiq+: hieronder wordt verstaan het vergroten van emancipatie en sociale acceptatie van biculturele lhbtiq+ personen. Het doel is dat biculturele en kwetsbare lhbtiq+’ers zich gesterkt voelen om op hun eigen manier een stap te zetten in hun emancipatieproces. De acceptatie van lhbtiq+ personen in hun directe omgeving en in de bredere samenleving is zoveel mogelijk vergroot;

    • -

      zichtbaarheid en representatie van alle Amsterdammers: hieronder wordt verstaan dat alle Amsterdammers zich eigenaar voelen van de stad, en zichzelf herkennen en gerepresenteerd voelen in de verhalen, geschiedenissen, uitingen en zichtbare rolmodellen.

    • -

      bevorderen van kennis over (de effecten van) discriminatie: Het vergroten van kennis over discriminatie en de effecten ervan op de medemens en in de samenleving is een werkzame mechanisme bij het bestrijden van discriminatie. En het expliciet bieden van handelingsperspectieven om discriminatie en racisme te bestrijden.;

    • -

      bevorderen van empathie en inlevingsvermogen – hieronder wordt verstaan het wegnemen van vooroordelen tussen Amsterdammers door inleving in elkaars ervaringen en gevoelens te vergroten. Dit is een werkzaam mechanisme bij het bestrijden van discriminatie.

    • -

      vergroten van gedeeld eigenaarschap van het koloniaal verleden en de doorwerking: hieronder wordt verstaan het vergroten van kennis van álle Amsterdammers over hoe de koloniale geschiedenis effect heeft op en doorwerkt in het dagelijks leven van hedendaagse Amsterdammers.

Artikel 2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

Deze regeling is niet van toepassing inzake aanvragen voor een subsidie ten behoeve van de onderwerpen inclusie en diversiteit op grond van de Subsidieregeling Sociale Basis 2020-2023 en de kadernota “Samen Vooruit”.

 

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

1. Bevorderen van gendergelijkheid in werk

Hieronder wordt verstaan het duurzaam bevorderen van de economische zelfstandigheid van vrouwen, met nadrukkelijke aandacht voor vrouwen in een kwetsbare positie. Iemand wordt als economisch zelfstandig beschouwd als het individuele netto-inkomen uit arbeid en eigen onderneming op of boven de 70 procent van het wettelijke nettominimumloon, oftewel de netto bijstand van een alleenstaande. Vrouwen zijn vaker niet-economisch zelfstandig dan mannen. De alliantie draagt bij aan het vergroten van de economische zelfstandigheid van vrouwen. Mannen spelen ook een cruciale rol in de economische zelfstandigheid van vrouwen, en zullen daarom ook nadrukkelijk meegenomen worden om het doel te bereiken.

 

2. Emancipatie van (kwetsbare en bi-culturele) lhbtiq+ personen

Hieronder wordt verstaan dat de sociale acceptatie en zelfredzaamheid van lhbtiq+ personen wordt vergroot. Dit wordt gerealiseerd door krachten te bundelen met andere groepen, binnen en buiten de lhbtiq+ gemeenschap. lhbtiq+ personen voelen zich gesterkt in hun emancipatieproces, en kunnen aan dit proces werken op een eigen manier. Er is nadrukkelijk aandacht voor lhbtiq+ personen in een kwetsbare positie of met een bi-culturele achtergrond.

 

3. Bevorderen van zichtbaarheid en representatie van alle Amsterdammers

Iedere Amsterdammer moet het gevoel hebben eigenaar te zijn van de stad. Door zichzelf of een eigen verhaal of geschiedenis terug te zien in de stad. En door zichzelf te herkennen in zichtbare rolmodellen op allerlei posities. Dit gebeurt door onderbelichte perspectieven aan bod te laten komen, zichtbaar te maken hoe nieuwe groepen Amsterdammers posities van macht bekleden, hoe zij stereotypen en de status quo doorbreken, zodat zij als rolmodellen andere (jonge) Amsterdammers kunnen inspireren.

 

4. Bevorderen van de kennis over (de effecten) van discriminatie

Hieronder wordt verstaan dat de kennis en bewustwording zijn vergroot onder alleAmsterdammers over de effecten van discriminatie. De gevolgen en de impact van discriminatie te laten zien voor zowel de maatschappij als gemeenschappen en individuen. En het expliciet bieden van handelingsperspectieven om discriminatie en racisme te bestrijden. Aanvullend hierop ook handelingsperspectief bieden aan degenen die ervaringen hebben gehad met discriminatie. Er kunnen safe spaces of andere interventies voor specifieke groepen worden gecreëerd, maar ook interventies gericht op empowerment van Amsterdammers die discriminatie hebben ervaren. Het is belangrijk op te merken dat het bieden van handelingsperspectieven niet betekent dat discriminatie wordt geaccepteerd of genormaliseerd. Integendeel, het doel is om Amsterdammers te empoweren en hen de tools en kennis te geven om discriminatie te herkennen, te bestrijden en bij te dragen aan een inclusievere samenleving.

 

5. Bevorderen van inlevingsvermogen en empathie

Vooroordelen zijn vaak de basis voor discriminatie. Vooroordelen kunnen worden weggenomen door het vergroten van het inlevingsvermogen en empathie. Wanneer de samenleving verhardt en omgangsvormen tussen groepen verslechteren, kunnen groepen tegenover elkaar komen te staan. Deze verdeeldheid onder Amsterdammers kan worden tegengegaan door het vergroten van het inlevingsvermogen en empathie. Oprechte interesse in de ander en je verplaatsen in en meevoelen met de ander dragen bij aan het tegengaan van vooroordelen, en het tegengaan van discriminatie.

 

6. Vergroten van gedeeld eigenaarschap van het Amsterdamse koloniale verleden en doorwerking daarvan

Hieronder wordt verstaan dat alle Amsterdammers zich kunnen herkennen in de brede geschiedenis van de stad, en specifiek het koloniale en slavernijverleden. Dit betreft het brede Nederlandse koloniale en slavernij verleden in zowel het westen, oosten, als het zuiden. Bijvoorbeeld, de slavernijgeschiedenis op de Molukken, in Suriname en Zuid-Afrika is van álle Amsterdammers. Door gedeeld eigenaarschap te vergoten, wordt empathie vergroot. Wanneer Amsterdammers zich beter kunnen inleven in en zich verantwoordelijk voelen voor de gedeelde koloniale en slavernij geschiedenis, kunnen ze zich ook beter inleven in de positie van personen die door deze geschiedenis zijn achtergesteld. En zijn zij vervolgens meer gemotiveerd om gezamenlijk de negatieve doorwerking van het koloniale en slavernijverleden te beperken.

 

Artikel 6 Beoordeling aanvragen

Artikel 6, lid 3 onder i

Trackrecord wordt aan de hand van de volgende criteria getoetst, en krijgt een hogere waardering naarmate het trackrecord meer blijk geeft van:

  • a)

    expertise op de bestuurlijke prioriteiten waar subsidie voor wordt gevraagd en van een effectieve aanpak om verandering op dit thema te realiseren;

  • b)

    het vermogen om flexibel te werken en geleerde lessen te gebruiken om processen bij te stellen of keuzes aan te passen;

  • c)

    de ontwikkeling van nieuwe interventies of een nieuwe manier van werken;

  • d)

    ervaring met de aanpak kwetsbare of moeilijk bereikbare doelgroepen, relevant voor de betreffende prioriteit, te bereiken.

Artikel 6, lid 3 onder ii

Het strategisch plan wordt aan de hand van de volgende criteria getoetst, en krijgt een hogere waardering naarmate het strategisch plan meer blijk geeft van:

  • a)

    een goed onderbouwde probleemanalyse, waarin wordt ingegaan op het maatschappelijke probleem, welke verandering de alliantie daarin wil realiseren, en welke doelen hieruit voortkomen voor de alliantie;

  • b)

    een heldere aanpak van hoe de alliantie de in de probleemanalyse geformuleerde doelen wil behalen;

  • c)

    een meer expliciete verbindingen van hoe de door alliantie te bereiken doelen passen bij de bestuurlijke prioriteit.

  • d)

    een heldere manier om de voortgang en resultaten van de eigen activiteiten bij te houden;

  • e)

    een goed inzicht in de risico’s voor het realiseren van de bestuurlijke prioriteit en de manier waarop de risico’s ondervangen worden. Hierbij denken wij aan de risico’s op het gebied van bijvoorbeeld: uitvoerbaarheid van de werkzaamheden, de individuele organisaties, de samenwerking, financieel, maatschappelijke ontwikkelingen (relevant voor het beleidsterrein)

Artikel 6, lid 3 onder iii

Het activiteitenplan wordt aan de hand van de volgende criteria getoetst, en krijgt een hogere waardering naarmate het activiteitenplan blijk geeft van:

  • a)

    een meer expliciete en logische verbinding van hoe de activiteiten passen bij de bestuurlijke prioriteit;

  • b)

    een onderbouwd verband legt tussen de activiteiten en de doelen uit de probleemanalyse in het strategisch plan;

  • c)

    een meer realistische en onderbouwde weergave van de inzet, en uit te voeren activiteiten (planning) voor de gehele subsidieperiode. Daarbij is de planning onderverdeeld naar kalenderjaar, en maakt inzichtelijk welke alliantiepartner verantwoordelijk is voor de verschillende activiteiten.

  • d)

    een onderbouwde gezamenlijke activiteit, die onderbouwd bijdraagt aan de doelen van de alliantie, en waar alle alliantiepartijen een gelijkwaardige bijdrage aan leveren vanuit hun rol en expertise;

  • e)

    een beschrijving van hoe de alliantie over de gezamenlijke én overige activiteiten uit het activiteiten actief zal communiceren in de stad.

Artikel 6, lid 3 onder iv

De begroting is een overkoepelende begroting, die aansluit bij het activiteitenplan. Deze dient te bestaan uit:

  • i.

    Een begroting van de kosten van alle activiteiten, inclusief overheadkosten, penvoerderskosten, kosten voor professionalisering, communicatie en samenwerking. De kosten zijn ook uitgesplitst naar het bedrag dat elk van de alliantiepartners ontvangt, en uitgesplitst naar kalenderjaar.

  • ii.

    De begroting is inclusief een opgave van de aanvragen die bij derden zijn ingediend voor een subsidie, sponsoring of een vergoeding voor diezelfde activiteiten.

  • iii.

    De begroting wordt getoetst op de mate waarin de begroting realistisch en sluitend is en de opgevoerde kosten juist en redelijkheid zijn.

  • iv.

    de penvoerderskosten zijn maximaal 15% van de begroting.

Artikel 8 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

Standaard wordt gevraagd bij een aanvraag in te dienen een activiteitenplan met bij behorende begroting. Omwille van de volledigheid zijn de beide documenten alsnog in de regeling opgenomen als bij de aanvraag in te dienen documenten met daarbij vermeld een aanwijzing op de inhoud, die van belang is voor het beoordelen van de aanvraag. Bij deze aanvraag dient te worden ingediend: een samenwerkingsovereenkomst, een trackrecord, een strategisch plan, een activiteitenplan, en een begroting.

 

Artikel 8 lid 4

Uit de begroting moet duidelijk blijken welke verwachte kosten per activiteit gemaakt gaan worden, maar moeten ook kosten die niet direct aan een activiteit verbonden zijn ook worden opgenomen en gespecificeerd.

 

Artikel 10 Beslistermijn

Aanvragen in het kader van de subsidieregeling kunnen worden ingediend via https://www.amsterdam.nl/subsidies/subsidies-onderwerp/.