Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amersfoort

Kwaliteitsbeleid BRP Gemeente Amersfoort 2023-2026

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmersfoort
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingKwaliteitsbeleid BRP Gemeente Amersfoort 2023-2026
CiteertitelKwaliteitsbeleid BRP Gemeente Amersfoort 2023-2026
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-07-2023nieuwe regeling

20-06-2023

gmb-2023-308492

Tekst van de regeling

Intitulé

Kwaliteitsbeleid BRP Gemeente Amersfoort 2023-2026

Het college besluit:

  • 1.

    Het Kwaliteitsbeleid BRP vast te stellen.

In dit beleidsdocument zijn de eisen die het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort stelt aan de kwaliteit van de basisregistratie personen (BRP) formeel vastgelegd. Ook zijn enkele aspecten van de beleidsuitvoering opgenomen. Zo ontstaat vanuit maatschappelijk oogpunt weleens behoefte om maatwerk te leveren. Dit gewenste maatwerk is opgenomen in dit document. Daarnaast omvat dit beleidsdocument de beleidsregels voor de bestuurlijke boete.

 

1 INLEIDING

 

Sinds jaren wordt er door de landelijke en lokale overheid gewerkt aan de diverse basisregistraties. Het stelsel van basisregistraties is de ruggengraat van de informatiehuishouding van de overheid. Eenmalige uitvraag en meervoudig gebruik is het uitgangspunt. De basisregistraties dienen juridisch, informatiekundig, technisch en organisatorisch afgestemd en gekoppeld te worden zodat ze overheidsbreed gebruikt kunnen worden. Met andere woorden, het vastleggen en uitwisselen van gegevens moet juridisch mogelijk zijn en dient op een georganiseerde, effectieve, efficiënte en veilige wijze te geschieden1 .

 

De basisregistratie personen (hierna: BRP) is een essentiële schakel in de dienstverlening aan inwoners en de persoonsinformatievoorziening voor de gehele overheid. Zonder een correcte werking van het totale informatiesysteem – hieronder valt onder meer techniek, locatie, procedures en personeel – is een goed functioneren van bovengenoemde werkzaamheden onmogelijk.

De persoonsgegevens opgenomen in de BRP zijn zeer privacygevoelig. De regels om de privacy van inwoners te waarborgen zijn streng. De belangen bij het opnemen van persoonsgegevens in de BRP zijn groot, voor zowel de inwoner als de gebruikers van de BRP-gegevens.

 

1.1 DOEL VAN DIT DOCUMENT

In document zijn de beleidsdoelstellingen geformuleerd om de kwaliteit van de BRP te waarborgen. Daarnaast wordt ingegaan op de beleidsuitvoering. Het doel hiervan is invulling geven aan de wijze waarop in de praktijk uitvoering moet worden gegeven aan de wettelijke verplichtingen die de gemeente heeft bij de uitvoering van de Wet BRP en enkele beleidsdoelstellingen. Dit betreft mede de beleidsregels ten aanzien van de bestuurlijke boete. Daarnaast kan vanuit maatschappelijk oogpunt weleens behoefte bestaan om maatwerk te leveren. Dit gewenste maatwerk heeft een plek gekregen in dit document.

 

Met dit document geeft de gemeente invulling aan de eisen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de landelijke zelfevaluatie2 over het kwaliteitsbeleid voor de BRP. Vaststelling van het beleid geeft de gemeentelijke organisatie de opdracht om zorg te dragen voor het voldoen aan de in dit document gedefinieerde resultaten, mede door kwaliteitsmaatregelen te nemen en uit te voeren, en om jaarlijks de voortgang hiervan te evalueren.

 

1.2 EVALUATIE EN GELDIGHEID

Eenmaal per jaar vindt een evaluatie plaats op de voortgang en de resultaten van de in dit beleid gestelde doelen. De afdelingsmanager Burgerzaken, als informatiebeheerder BRP, rapporteert hierover aan het college van burgemeester en wethouders.

 

Dit beleidsdocument is geldig voor de periode van 2023 tot en met 2026. De beleidsdoelstellingen worden gefaseerd binnen deze periode opgepakt. Eens in de vier jaar worden de beleidsdoelstellingen geactualiseerd. Mochten de actualiteiten of de evaluatie hiertoe aanleiding geven, dan worden de beleidsdoelstellingen eerder geactualiseerd.

 

1.3 VERANTWOORDELIJKHEDEN

Het college van burgemeester en wethouders is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de persoonsgegevens van de eigen ingezetenen. Als gevolg van deze verantwoordelijkheid is het college het bevoegde bestuursorgaan om beleidsdoelstellingen vast te stellen en regels over de beleidsuitvoering te stellen.

 

Burgerzaken is verantwoordelijk voor de dagelijkse zorg voor de BRP. Als gevolg van deze verantwoordelijkheid ziet de informatiebeheerder, in overleg met de andere betrokkenen binnen de gemeentelijke organisatie, toe op het uitvoeren van de maatregelen om te voldoen aan de beleidsdoelstellingen. Medewerkers van burgerzaken ondersteunen de informatiebeheerder bij het uitvoeren van het beleid en de noodzakelijke onderzoeken.

 

In onderstaand overzicht is de structuur van de regels en documentatie rondom de gegevensverwerking van de BRP toegelicht met daarbij de verantwoordelijken. De hiërarchie van regels en documenten is top-down, terwijl de werking van onderzoeken en evaluaties bottom-up tot uiting komt door de potentiële invloed op beleid of procedures.

 

2 KWALITEIT

 

Kwaliteit van de BRP is de mate waarin privacygevoelige gegevens en documenten veilig en rechtmatig worden verwerkt. De gegevens moeten betrouwbaar, actueel, volledig en integer zijn en worden verwerkt door een hiertoe ingerichte organisatie. Deze organisatie beschikt over opgeleid en geïnstrueerd personeel en robuuste systemen. De werkzaamheden worden dienstverlenend verricht volgens vooraf bepaalde processen en instructies, die ook ruimte bieden voor het toepassen van maatwerk.

 

Om de kwaliteit van de BRP inzichtelijk te maken en te kunnen beoordelen, worden normen gesteld en metingen verricht. Hiervoor worden de bovengenoemde aspecten verdeeld in de volgende groepen:

  • Gegevens

  • Informatieveiligheid

  • Dienstverlening

  • Organisatie

2.1 GEGEVENS

Datakwaliteit

De gegevens uit de BRP worden geautomatiseerd uitgewisseld met overheidsorganisaties en aangewezen derden. De datakwaliteit moet daarom hoog zijn. De datakwaliteit wordt bepaald door criteria als actualiteit, volledigheid en integriteit. De definitie ‘integriteit’ wordt in dit document omschreven als invoer met toepassing van geldende richtlijnen en op basis van aangewezen brondocumenten. Een belangrijk deel van de datakwaliteit wordt getoetst in de landelijke zelfevaluatie.

 

Betrouwbaarheid

De vraag of de BRP betrouwbaar is, is de vraag stellen of de registratie een correcte weergave is van de feitelijke situatie. Met betrouwbaarheid wordt dus bedoeld de mate waarin de gebruikers van deze gegevens kunnen vertrouwen op de juistheid ervan. De betrouwbaarheid van gegevens is om drie redenen belangrijk.

  • Ten eerste het belang van de inwoner. Onjuiste gegevens brengen inwoners in problemen. Zo kunnen voorzieningen worden misgelopen.

  • Ten tweede het belang van de (semi-)overheid. Voor de uitvoering van toegewezen taken moeten overheidsorganen bij het verwerken van persoonsgegevens verplicht de BRP gebruiken. Als de BRP-gegevens niet betrouwbaar zijn, dan is de informatiehuishouding van de overheid niet op orde en kunnen taken niet correct worden uitgevoerd.

  • Ten derde het belang van de BRP als basisregistratie zelf. Indien de gegevens niet betrouwbaar zijn, dan kan de BRP niet aan haar doelstellingen voldoen, zullen afnemers gebruik maken van schaduwregistraties en vervalt het bestaansrecht en daarmee de voordelen van de BRP.

De betrouwbaarheid van de gegevens is het meest omvangrijke onderdeel van dit beleidsdocument. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de adresgegevens, nationaliteitsgegevens en identiteitsgegevens.

 

2.2 INFORMATIEVEILIGHEID

Waar persoonsgegevens worden verwerkt, moet aandacht zijn voor informatieveiligheid. Hierbij wordt enerzijds gekeken naar bescherming van de privacy van de inwoners van de gemeente en anderzijds naar het inventariseren van risico’s en het nemen van maatregelen op het gebied van de informatiebeveiliging. Ook wordt ingegaan op enkele andere juridische aspecten. Een belangrijk deel van informatiebeveiliging wordt getoetst in de landelijke zelfevaluatie.

 

2.3 DIENSTVERLENING

Dienstverlening in dit document omvat enerzijds de wijze waarop de diensten worden aangeboden, denk hierbij aan de bereikbaarheid, de samenwerking met ketenpartners en digitale dienstverlening. Anderzijds gaat het hier om de mens achter de gegevens. Waar jarenlang druk werd gefocust op de betrouwbaarheid van de BRP-gegevens door landelijke politiek, ministerie en de media, met voorname aandacht voor fraudebestrijding, is sinds enige tijd een kentering zichtbaar op bepaalde vlakken. Steeds vaker vragen dezelfde partijen aandacht voor de menselijke gevoelens achter de feitelijke registratie(-plicht). De vraag om aandacht voor de menselijke maat kan zich uiten in een passende bejegening en dienstverlening naar inwoners, maar is ook zichtbaar in de BRP-gegevens zelf. Zo wordt de tweede (vreemde) nationaliteit van Nederlanders niet meer geregistreerd en is het door een wetswijziging mogelijk geworden om een levenloos geboren kind op te nemen.

 

Daarnaast valt steeds vaker een roep om ‘maatwerk’ te horen voor mensen die ‘tussen wal en schip raken’ of in een ‘vicieuze cirkel’ belanden. Dit wordt in het volgende hoofdstuk toegelicht. Het beeld dat ontstaat is dat de registratie soms belangrijker dreigt te worden dan de ‘mens achter de gegevens’3. Dit verklaart de roep om meer belang te hechten aan de menselijke problematiek in het kader van de registratie. Dit document heeft mede tot doel maatwerk te kunnen bieden, tot een gewenst afgebakend niveau zodat willekeur wordt voorkomen.

 

2.4 ORGANISATIE

Het onderdeel organisatie omvat de volgende aspecten:

  • Personeel: is er voldoende personeel beschikbaar en zijn deze medewerkers voldoende toegerust om deze werkzaamheden te kunnen verrichten?

  • Procedures: zijn er actuele plannen en werkinstructies?

  • Applicaties: zijn er ondersteunende systemen en dragen deze bij aan de kwaliteit van de BRP?

Een belangrijk deel van de organisatie wordt getoetst in de landelijke zelfevaluatie.

3 BEDREIGINGEN

 

In dit hoofdstuk zijn voorbeelden van bedreigingen opgenomen op het gebied van gegevens, informatieveiligheid, dienstverlening en organisatie.

 

3.1 GEGEVENS

Datakwaliteit

De BRP levert gegevens voor vele overheidsinstellingen. Een groot deel van de dienstverlening is afhankelijk van de BRP. Een inwoner zal daardoor direct hinder ondervinden als gegevens niet goed zijn geregistreerd. Denk hierbij aan bedreigingen als het ontbreken van gegevens, het opnemen van corrupte data (gegevens die niet voldoen aan het gegevensmodel), het onjuist toepassen van uitvoeringsvoorschriften of het beschadigd raken van brondocumenten.

 

Betrouwbaarheid

Gegevens in de BRP worden altijd ontleend aan bij wet aangewezen brondocumenten en aangiften en aan het toepassen van wetgeving. Het overleggen van brondocumenten is gedeeltelijk – en het doen van aangifte is geheel – afhankelijk van de medewerking van inwoners. Die medewerking is niet vrijblijvend, de burger heeft verschillende wettelijke verplichtingen. Dit betekent dat de inwoners een bepalende factor zijn wat betreft de betrouwbaarheid van de BRP. Tegelijkertijd is door het gebruik van de BRP-gegevens door tal van (semi-)overheidsinstellingen en de aanspraak op voorzieningen, het belang van een betrouwbare registratie bijzonder groot. Dat leidt tot de volgende bedreigingen voor de betrouwbaarheid4:

 

Onwetendheid van de inwoners, bijvoorbeeld:

  • een inwoner is niet op de hoogte dat hij/zij verplicht is om aangifte te doen van adreswijziging;

  • een inwoner is niet op de hoogte dat hij/zij verplicht is om brondocumenten van rechtsfeiten uit het buitenland te overleggen.

Doelbewust frauderen, bijvoorbeeld:

  • een student laat zich vanwege een uitwonende beurs op een ander adres registreren dan dat hij/zij feitelijk woonachtig is;

  • een pensioengerechtigde die in het buitenland woonachtig is, laat zich met een woon- of briefadres in de BRP registreren;

  • een persoon wenst zich niet op een adres te registreren, vanwege de invloed op de berekening van het gezinsinkomen in het geval van toeslagen van de Belastingdienst of een bijstandsuitkering;

  • een persoon wenst op een adres geregistreerd te blijven staan vanwege de hypotheekrenteaftrek;

  • een persoon laat zich tijdelijk op een adres registreren, slechts met het oog om gebruik te maken van een voorziening zoals de aanvraag voor een reisdocument;

  • een persoon mag het woonadres niet registreren van de huiseigenaar in verband met (illegale) (onder-)verhuur;

  • een persoon verblijft op een camping maar mag zijn woonadres niet registreren van de campingeigenaar;

  • criminelen maken gebruik van de aanwezigheid van een persoon die tijdelijk in Nederland is om fraude en strafbare feiten te plegen5;

  • een persoon wenst zich niet te registreren, omdat een deurwaarder of justitie op zoek is naar hem/haar.

Fouten in het bijhouden van gegevens, bijvoorbeeld:

  • de uitvoerend medewerker maakt een vergissing – zoals een typefout – bij het registreren van nieuwe gegevens;

  • de uitvoerend medewerker neemt onbewust een verkeerde beslissing door een gebrek aan kennis, onvolledige processen of ontbrekende werkafspraken;

  • de uitvoerend medewerker neemt bewust een verkeerde beslissing, ingegeven door fraude, omkoping of door dwang van buitenaf.

Onvoldoende toezicht door bestuursorganen, bijvoorbeeld:

  • een bestuursorgaan ontvangt signalen dat gegevens onjuist zijn, maar meldt dat niet aan de gemeente;

  • het college treedt niet op tegen inwoners die bewust geen of foutieve informatie verstrekken.

Problematiek rondom briefadressen:

Bijzondere aandacht verdient de registratie van een briefadres. Het houden van een briefadres vanwege het ontbreken van een woonadres, wordt normaliter gezien als een tijdelijke situatie. Het gedurende langere tijd beschikken over een briefadres, is een signaal van een mogelijk foutieve registratie.

 

Een aspect waarmee rekening moet worden gehouden bij de aanvraag van een briefadres, is de registratie van meerdere briefadressen op het betreffende adres. Hoewel meerdere briefadressen wettelijk gezien geen reden tot weigering mag zijn, is extra waakzaamheid geboden. Het is prettig als iemand die recht heeft op een briefadres, hierbij wordt geholpen. Maar in de praktijk komt het voor dat briefadresgevers tegen betaling mensen proberen te helpen aan een briefadres, terwijl deze mensen geen recht hebben op een briefadres.

 

Multidisciplinaire aandachtsgebieden:

Bij sommige probleemgevallen of bijzondere doelgroepen zijn meerdere gemeentelijke afdelingen of zelfs overheidsinstellingen betrokken. Ook de betrouwbaarheid van de BRP kan daarbij een rol spelen. Voorbeelden hiervan zijn ondermijning, illegale kamerverhuur, jongeren zonder adres (ook wel spookjongeren genoemd) en arbeidsmigranten. Voor een oplossing volstaat het dan niet om vanuit een enkele discipline naar het probleem te kijken.

 

3.2 INFORMATIEVEILIGHEID

Door meerdere gebeurtenissen is inmiddels duidelijk wat er gebeurt als de bescherming van informatie niet op orde is. Op gemeentelijk niveau bleek dat bijvoorbeeld na een incident bij de gemeente Hof van Twente, waardoor systemen niet meer bereikbaar waren en data zijn vernietigd6. Het is nodig om periodiek een risicoanalyse uit te voeren om de specifieke bedreigingen ten aanzien van de BRP in kaart te brengen.

 

3.3 DIENSTVERLENING

In het vorige hoofdstuk is kort het dreigbeeld van een vicieuze cirkel genoemd, waarbij de registratie belangrijker lijkt te worden dan de mensen zelf. Denk hierbij aan een voorbeeld waarbij iemand zijn/haar baan en huis kwijtraakt, geen adres meer heeft om zich in te schrijven en door het ontbreken van een adres geen recht heeft op een uitkering. Hoewel dit voorbeeld wellicht wat te simplistisch is weergegeven, illustreert het wel het (mogelijk soms doorgeslagen) effect van de basisregistratie. De nationale ombudsman heeft deze vicieuze cirkel door middel van een infographic geprobeerd grafisch weer te geven, zie hiernaast.

 

 

3.4 ORGANISATIE

De organisatie is op meerdere gebieden van essentieel belang voor een goede kwaliteit van de BRP, en daarmee dus tegelijkertijd ook een risico. Procedures die niet actueel zijn, personeel dat niet beschikbaar is of niet de juiste opleidingen heeft gevolgd, werkzaamheden die niet zijn gepland, zijn zomaar enkele risico’s die negatieve gevolgen hebben voor de kwaliteit van de BRP.

4 BELEIDSDOELSTELLINGEN

 

In dit hoofdstuk worden de beleidsdoelstellingen7 genoemd die gezamenlijk de kwaliteitsnormen en -eisen vormen. Bij gegevens gaat het om de datakwaliteit en de betrouwbaarheid van de persoonsgegevens (met een onderscheid tussen gegevens over adres, nationaliteit en identiteit). Daarna volgt informatieveiligheid (informatiebeveiliging en privacy), dienstverlening (informatiepositie van de burger, tijdigheid, maatwerk en samenwerking) en organisatie (personeel, kennis, procedures en technologie). In het volgende hoofdstuk over de beleidsuitvoering wordt op enige punten ingegaan hoe hieraan uitvoering moet worden gegeven.

 

De informatiebeheerder is verantwoordelijk voor het voldoen aan deze doelstellingen, het zorgdragen voor een bijbehorende passende inrichting van het informatiesysteem en het uitvoeren van onderzoeken om de kwaliteit van de BRP aan te kunnen tonen. De informatiebeheerder zorgt ervoor dat bij elke doelstelling bijzondere kwaliteitsmaatregelen8 worden opgesteld en uitgevoerd, die nodig zijn om de doelstelling te behalen of om het behalen ervan inzichtelijk te maken.

 

4.1 GEGEVENS

4.1.1 Datakwaliteit

DoelstellingG.DK.1a

De datakwaliteit van de gegevens in de BRP voldoet aan de landelijke normen. De gegevens zijn actueel, volledig en integer. Dit wordt op een objectieve en transparante wijze gecontroleerd.

 

DoelstellingG.DK.2a

Gegevens over een adres in de BRP komen overeen met de gegevens in de basisregistratie adressen en gebouwen (BAG). Er wordt periodiek onderzoek gedaan naar de consistentie tussen de BRP en de BAG. Bij mogelijke bewoning van een pand dat volgens de BAG niet geschikt is voor bewoning vindt inschrijving slechts na het afleggen van een huisbezoek plaats. Als er bij feitelijke bewoning mogelijk sprake is van strijd met het bestemmingsplan, dan is dit geen belemmering voor een registratie in de BRP maar wordt dit signaal gedeeld met het organisatieonderdeel dat is belast met de handhaving.

4.1.2 Adres

DoelstellingG.AD.1a

Een persoon wordt, voor zover dit is toegestaan op grond van de Wet BRP, in de BRP geregistreerd met het feitelijke verblijfadres. Er wordt periodiek onderzoek gedaan naar de betrouwbaarheid van de adresgegevens. Aan de persoon die, ondanks daartoe behoorlijk opgeroepen, weigert medewerking te verlenen aan de correcte registratie in de BRP, kan het middel van de bestuurlijke boete worden ingezet om de doelstelling te behalen. Bij het verwerken van aangiften van adreswijziging wordt gebruik gemaakt van voorzieningen om risico’s te signaleren. Adreswijzigingen die worden gesignaleerd door de voorziening, worden niet geautomatiseerd verwerkt. Er is een visuele controle van een medewerker nodig. Waar nodig wordt een huisbezoek afgelegd. Als iemand zich wenst in te schrijven op het adres waar al een ander staat ingeschreven dan wordt een verklaring van medebewoning gevraagd, tenzij op andere wijze de medebewoning blijkt. Betreft de nog geregistreerde persoon een vorige bewoner, dan wordt een adresonderzoek gestart.9

 

DoelstellingG.AD.2a

Eenieder die verblijft in de gemeente en voldoet aan de voorwaarden voor inschrijving, wordt als ingezetene ingeschreven in de BRP. Hetzelfde geldt voor het vertrek uit de gemeente, waarbij de registratie in de nieuwe gemeente of het vertrek uit Nederland moet worden opgenomen. Bijzondere doelgroepen zijn in beeld bij de gemeente en worden bij de registratie in de BRP volwaardig behandeld, overeenkomstig de beleidsuitvoering.

 

DoelstellingG.AD.3a

Een briefadres wordt toegekend aan een persoon die er volgens de Wet BRP of het gemeentelijk beleid recht op heeft. Dit briefadres blijft geregistreerd zolang betrokkene hier recht op heeft. Er wordt periodiek onderzoek gedaan naar de actualiteit en noodzaak van het briefadres.

 

DoelstellingG.AD.4a

Een persoon met een briefadres moet bereikbaar zijn via dit adres. Dit is immers het doel van een briefadres. De bereikbaarheid is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de briefadresnemer en de briefadresgever.

4.1.3 Nationaliteit

DoelstellingG.NA.1a

Een persoon wordt in de BRP geregistreerd met de feitelijke nationaliteit, tenzij dit op grond van regelgeving of het ontbreken van een brondocument niet mogelijk is. Er wordt periodiek onderzoek gedaan naar de registratie van een onbekende nationaliteit, een nog opgenomen vervallen nationaliteit of het mogelijk onterecht ontbreken van Nederlandse nationaliteit.

4.1.4 Identiteit

DoelstellingG.ID.1a

Het inschrijven van een persoon of het opnemen van gegevens vindt plaats op grond van echte, originele brondocumenten. Het gebruik van valse documenten en andere vormen van identiteitsfraude moet worden voorkomen. Dergelijke fraude kost de overheid en de maatschappij immers veel geld. In voorkomende gevallen wordt een document niet teruggegeven aan de burger en wordt aangifte gedaan bij de politie.10

 

DoelstellingG.ID.2a

Gegevens moeten worden ontleend aan de meest betrouwbare (sterkste) brondocumenten. Bij rechtsfeiten uit het buitenland moet de persoon zelf zorgen voor deze documenten. Er wordt periodiek onderzoek gedaan naar personen die nog brondocumenten moeten overleggen. Waar nodig wordt de bestuurlijke boete ingezet als middel om de doelstellingen te behalen.

 

4.2 INFORMATIEVEILIGHEID

4.2.1 Informatiebeveiliging

DoelstellingI.IB.1a

De persoonsgegevens in de BRP worden veilig verwerkt volgens de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) en eventuele van toepassing zijnde sectorale regels.

 

DoelstellingI.IB.2a

De persoonsgegevens in de BRP worden veilig verwerkt volgens het gemeentelijk informatiebeveiligingsbeleid.

4.2.2 Privacy

DoelstellingI.PV.1a

Bij de verwerking van persoonsgegevens in de BRP worden de rechten van ingeschrevenen gewaarborgd. Hierbij wordt onder meer gekeken naar de relevante bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene verordening gegevensbescherming.

 

DoelstellingI.PV.2a

Bij de verstrekking van persoonsgegevens uit de BRP worden de rechten van ingeschrevenen gewaarborgd. Hierbij wordt in elk geval gekeken naar de Algemene verordening gegevensbescherming.

 

4.3 DIENSTVERLENING

4.3.1 Informatiepositie

DoelstellingD.IP.1a

Rondom de verwerking van persoonsgegevens wordt gezorgd voor een goede informatiepositie van inwoners. Bij wijziging van persoonsgegevens wordt men geïnformeerd. Het doorgeven van wijzigingen en het doen van verzoeken kan op een toegankelijke manier. Dat betekent bij voorkeur digitaal, maar met alternatieven voor mensen die hun zaken niet digitaal willen of kunnen doen.

4.3.2 Tijdigheid

DoelstellingD.TD.1a

Inwoners worden in de gelegenheid gesteld om binnen de wettelijke termijnen aangifte te doen. Aangiften en verzoeken van burgers en bedrijven worden binnen de wettelijke termijnen afgehandeld.

4.3.3 Maatwerk

DoelstellingD.MW.1a

Bij de registratie van het adres van een inwoner is oog voor bijzondere sociaalmaatschappelijke problematiek. Dit kan aanleiding zijn om maatwerk te leveren in de vorm van het toekennen van een briefadres. Als er bij een verzoek om een briefadres wordt geconstateerd dat er mogelijk sprake is van sociaalmaatschappelijke problematiek, dan wordt getracht de aanvrager door een integrale benadering bij deze problematiek te ondersteunen.

4.3.4 Samenwerking

DoelstellingD.SW.1a

De gemeente werkt samen met ketenpartners om de kwaliteit van de gegevens in de BRP te verhogen en de dienstverlening aan inwoners en bedrijven te verbeteren. Voorafgaand aan een nieuwe samenwerking vindt eerst een verkenning plaats waarbij wordt gekeken of er wordt voldaan aan de privacyvoorschriften uit de Wet BRP en de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Het kan hierbij onder meer gaan om het aansluiten bij (gemeentelijke) samenwerkingsverbanden ten behoeve van het woonfraude en het tegengaan van uitbuiting en ondermijning, de deelname aan de Landelijke aanpak adreskwaliteit (LAA)11, het afhandelen van terugmeldingen over mogelijke onjuistheden, de eventuele samenwerking met de woningcorporatie(s)12 en de deelname aan de Werkgroep terugdringen identiteitsfraude (WTI)13.

 

DoelstellingD.SW.2a

De gegevensverstrekking aan andere gemeentelijke onderdelen en aan derden is geregeld bij of krachtens verordening en wordt overeenkomstig uitgevoerd.

 

4.4 ORGANISATIE

4.4.1 Personeel

DoelstellingO.PE.1a

Verantwoordelijkheden, bevoegdheden en taken van functionarissen zijn bepaald en toegewezen aan medewerkers. Waar nodig wordt functiescheiding of het "vierogenprincipe" toegepast.

4.4.2 Kennis

DoelstellingO.KE.1a

Er zijn voldoende geschikte medewerkers beschikbaar om de werkzaamheden op het gebied van de BRP te verrichten. Medewerkers die de identiteit van personen vaststellen, brondocumenten controleren, huisbezoeken afleggen, BRP-gegevens verwerken of andere aan de BRP gerelateerde werkzaamheden uitvoeren, beschikken over de relevante kennis en vaardigheden.

4.4.3 Procedures

DoelstellingO.PD.1a

De landelijke normen op het gebied van de bijhouding en de verstrekking van gegevens uit de BRP zijn in procedures verwerkt en worden overeenkomstig uitgevoerd.

 

DoelstellingO.PD.2a

De beleidsdoelstellingen en bijzondere kwaliteitsmaatregelen op het gebied van datakwaliteit en betrouwbaarheid van de persoonsgegevens uit dit document zijn in procedures verwerkt en worden overeenkomstig uitgevoerd.

 

DoelstellingO.PD.3a

Het opnemen van gegevens in de BRP vindt plaats met toepassing van de geldende richtlijnen en vindt gecontroleerd plaats. Alle risicovolle wijzigingen worden door een andere medewerker gecontroleerd. Van niet-risicovolle wijzigingen wordt minimaal 5% steekproefsgewijs door een andere medewerker gecontroleerd.14

 

DoelstellingO.PD.4a

Werkzaamheden in het kader van de BRP worden uitgevoerd door medewerkers die hiervoor door of namens het gemeentebestuur zijn aangewezen.

 

DoelstellingO.PD.5a

De leges die voor BRP-producten en diensten worden geheven zijn volledig, juist en actueel.

4.4.4 Technologie

DoelstellingO.TL.1a

De applicatie waarmee de gegevens in de BRP worden verwerkt, ondersteunt kwaliteitsverbeterende activiteiten.

 

DoelstellingO.TL.2a

Bij de controle van identiteitsdocumenten worden technische hulpmiddelen gebruikt.

5 BELEIDSUITVOERING

 

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de beleidsuitvoering van de BRP. Hier wordt antwoord gegeven op de vraag op welke wijze in de praktijk moet worden omgegaan met de wettelijke verplichtingen die de gemeente heeft bij de uitvoering van de Wet BRP en enkele beleidsdoelstellingen.

 

Zoals eerder in dit document toegelicht, is steeds vaker een roep om ‘maatwerk’ te horen ten behoeve van mensen die ‘tussen wal en schip raken’ of in een ‘vicieuze cirkel’ belanden. Wat betreft dit document gaat maatwerk uitsluitend over de adresgegevens, meer specifiek over het toekennen van een briefadres vanwege bijzondere sociaalmaatschappelijke omstandigheden. Hieronder wordt eerst ingegaan op enkele uitvoeringsregels, zodat het toekennen van een briefadres plaatsvindt op basis van de Wet BRP of het gemeentelijke maatwerk en tegelijkertijd fraude zo mogelijk wordt voorkomen. Daarna wordt ingegaan op de wijze waarop en de mate waarin dit maatwerk kan worden aangeboden. Door dit in een beleidsdocument op te nemen, wordt vooraf een gewenst afgebakend niveau bepaald zodat willekeur kan worden voorkomen.

 

Verder wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de registratie van bijzondere doelgroepen, waarvan blijkt dat deze in sommige situaties tekort schiet, en wat er wordt gedaan om deze situatie te verbeteren. Tot slot wordt uiteengezet hoe de bestuurlijke boete wordt ingezet voor de BRP.

 

5.1 UITVOERINGSREGELS BIJ REGISTRATIE BRIEFADRES

Een briefadres wordt toegekend aan een persoon die er volgens de Wet BRP of het gemeentelijk beleid recht op heeft. Dit briefadres blijft gehandhaafd zolang betrokkene hier recht op heeft. Bij personen die geen recht meer hebben op een briefadres, wordt de feitelijke situatie geregistreerd. Van personen die geen recht hebben op een briefadres, wordt de aangifte voor een briefadres geweigerd. Fraude wordt zo mogelijk bij de aangifte al voorkomen.

 

Burgerzaken beslist namens het college van burgemeester en wethouders op een aanvraag briefadres als die wordt gedaan op grond van een reden als genoemd in artikel 2.23, eerste lid, van de Wet BRP. Dit omvat de volgende situaties:

  • Het ontbreken van een woonadres, zoals bedoeld in artikel 1.1, onder o, van de Wet BRP.

  • Bij verblijf in een instelling, zoals bedoeld in artikel 2.40 van de Wet BRP.

  • Vanwege veiligheidsredenen, zoals bedoeld in artikel 2.41 van de Wet BRP.

Ambtshalve toekenning van een briefadres

Tijdens een adresonderzoek kan blijken dat een persoon, die wel bereikbaar is in de communicatie met de gemeente, gezien het feitelijk en rechtmatig verblijf een ingezetene zou moeten zijn. Als deze persoon niet beschikt over een woonadres, maar niet in staat is of bereid is om aangifte van een briefadres te doen, dan wordt ambtshalve een briefadres toegekend.

 

Gemeentelijk adres als briefadres

In het geval dat er voor een persoon, die recht heeft op een briefadres, geen (natuurlijk of rechts-)persoon bereid is om als briefadresgever op te treden, dan treedt de gemeente op als briefadresgever15. Hiervoor wordt een gemeentelijk adres ter beschikking gesteld.

Indien meerdere gemeenten betrokken zijn bij een persoon, vindt de toekenning van het briefadres plaats in de gemeente waar betrokkene alle omstandigheden in acht genomen de meeste binding heeft. Waar nodig vindt overleg plaats met die gemeente(n). Er wordt te allen tijde voorkomen dat een persoon ‘tussen wal en schip’ terecht komt.

 

Integrale benadering & inlichtingenplicht

Als er bij een verzoek om een briefadres wordt geconstateerd dat er mogelijk sprake is van sociaalmaatschappelijke problematiek, dan wordt getracht de aanvrager door een integrale benadering bij deze problematiek te ondersteunen. Een verzoek om een briefadres wordt daarom in persoon op het Stadhuis ingediend en toegelicht. Door middel van een persoonlijk gesprek kan de situatie van de verzoeker goed worden beoordeeld en het recht op het briefadres beter worden vastgesteld. Bovendien kan onderliggende (sociale) problematiek worden gesignaleerd en betrokkene worden verwezen naar een medewerker uit het sociaal domein16.

 

Bij een verzoek om een briefadres kan worden gevraagd om aanvullende informatie over het verzoek, om de rechtmatige aanspraak op het briefadres vast te kunnen stellen. De verzoeker is verplicht hieraan medewerking te verlenen17. Een persoon die weliswaar telefonisch of via e-mail bereikbaar is, doch weigert een adres te doen registreren of zelfs weigert enige verblijfplaats kenbaar te maken, is in zoverre onbereikbaar18. In een dergelijk geval wordt er in beginsel niet een briefadres toegekend, maar wordt zo nodig het vertrek uit Nederland opgenomen19.

 

Meerdere briefadressen op één adres

In het geval dat de beoogd briefadresgever al voor meerdere personen het briefadres verzorgt, wordt bij een nieuw verzoek om een briefadres de opgegeven reden nader onderzocht. Omdat de reden voor het houden van een briefadres persoonlijk is, wordt verwacht dat het verzoekformulier een reflectie is van deze persoonlijke situatie. Er kan daarbij niet worden volstaan met het gebruik van een standaardreden, al dan niet opgegeven door de briefadresgever. Er wordt gecontroleerd of verschillende verzoekformulieren bij deze briefadresgever niet steeds dezelfde motivatie bevatten.

 

Bereikbaarheid van een briefadresnemer

Een persoon met een briefadres moet bereikbaar zijn via dit adres. Dit is immers het doel van een briefadres. De bereikbaarheid wordt gecreëerd doordat de briefadresnemer verantwoordelijk is voor het ophalen van de poststukken en de briefadresgever zorgdraagt voor het overhandigen van de poststukken aan de briefadresnemer.

 

Een rechtspersoon die is gevestigd in de gemeente wordt slechts als briefadresgever door het college aangewezen20 na een schriftelijke aanvraag hiertoe, waarbij de vertegenwoordiger van de rechtspersoon vooraf verklaart de verplichtingen ingevolge de Wet BRP in acht te zullen nemen. De aanwijzing van een rechtspersoon als briefadresgever wordt beëindigd als de briefadresgever zich, ondanks een oproep daartoe, bij herhaling niet houdt aan de verplichtingen op grond van de Wet BRP. De aanwijzing wordt ook beëindigd als de briefadresgever bewust medewerking verleent aan een onjuiste registratie van een persoon.

 

Indien een briefadreshouder niet meer bereikbaar is via het briefadres, van hem/haar geen aangifte van een ander brief- of woonadres wordt ontvangen en er na onderzoek geen adresgegevens achterhaald kunnen worden, dan wordt de inschrijving op het briefadres beëindigd en wordt het vertrek uit Nederland opgenomen21.

 

5.2 MAATWERK BIJ ADRESREGISTRATIE

Er zijn situaties waarbij de persoonlijke omstandigheden van een inwoner kan vragen om maatwerk. In bepaalde situaties waarin sprake is van bijzondere sociaalmaatschappelijke omstandigheden wordt dit maatwerk verleend. Het maatwerk kan leiden tot toekenning van een briefadres in een geval waarin de Wet BRP niet heeft voorzien. In voorkomende gevallen moet dit daarom worden aangemerkt als buitenwettelijk begunstigend beleid. De bestuursrechter aanvaart het bestaan en de inhoud van buitenwettelijk begunstigend beleid als een gegeven. De rechterlijke toetsing blijft beperkt tot de vraag of het beleid consistent wordt toegepast22. Om deze reden is het beleid rondom maatwerk in dit document vastgelegd en moet dit overeenkomstig worden uitgevoerd23.

 

Omdat het hier gaat om sociaalmaatschappelijke omstandigheden, is het sociaal domein hierbij betrokken. De verhouding tussen de verantwoordelijkheden van Burgerzaken en de teams werkzaam in het sociaal domein (Toegang sociaal domein, het Wijkteam en Werk, inkomen en zorg) is als volgt. Een team uit het sociaal domein toetst bij een schrijnende situatie die vraagt om maatwerk, aan het gemeentelijk beleid. Indien deze toets leidt tot toestemming voor het houden van het briefadres, dan kent Burgerzaken het briefadres toe. Het team uit het sociaal domein treedt op als de briefadresgever.

 

Het gemeentelijk beleid rondom maatwerk bij briefadressen is als volgt.

  • 1.

    In gevallen waarbij de situatie van een inwoner vanwege sociaalmaatschappelijke omstandigheden vraagt om maatwerk, kan een briefadres worden aangevraagd. In het sociaal domein wordt de situatie beoordeeld en eventueel de toestemming voor het briefadres gegeven. Als de vraag om een briefadres uitsluitend voortkomt uit de wens om financieel nadeel te ontlopen, dan wordt de toestemming voor het briefadres niet verleend. Het oogpunt van het maatwerk is namelijk het voorkomen of doorbreken van een vicieuze cirkel waarin de inwoner terecht dreigt te komen, of al in terecht is gekomen.

  • 2.

    Er wordt een gemeentelijk adres ter beschikking gesteld voor het houden van het briefadres. Post wordt op dit adres in ontvangst genomen, tijdelijk opgeborgen en aan de inwoner overhandigd.

  • 3.

    Een inwoner kan gebruik maken van dit briefadres als aan alle volgende voorwaarden24 wordt voldaan:

    • a.

      De inwoner toont aan dat hij/zij in Amersfoort verblijft. Indien meerdere gemeenten betrokken zijn bij een persoon, dan zou de toekenning van het briefadres moeten plaatsvinden in de gemeente waarmee betrokkene alle omstandigheden in acht genomen de meeste binding heeft, maar dit mag nooit leiden tot een situatie waarin gemeenten naar elkaar blijven wijzen.

    • b.

      Een partij uit de zorgsector of maatschappelijke opvang/ondersteuning is actief betrokken bij de inwoner. Hierbij moet worden gedacht aan bijvoorbeeld het Wijkteam, Leger des Heils, Kwintes en GGZ.

    • c.

      De inwoner verstrekt de informatie die van belang is voor de beoordeling van de aanvraag en committeert zich aan de gemaakte afspraken met de gemeente.

  • 4.

    De beoordeling van de situatie wordt gedaan door een medewerker uit het sociaal domein. Bij toestemming voor het houden van het briefadres wordt dit briefadres door Burgerzaken toegekend. Als de inwoner niet meer voldoet aan de voorwaarden, dan wordt de toestemming voor het houden van het briefadres ingetrokken.

  • 5.

    Omdat het maatwerk als doel heeft om een vicieuze cirkel te voorkomen of te doorbreken, wordt de toestemming voor het briefadres voor een bepaalde periode gegeven. De medewerker uit het sociaal domein bepaalt de duur van de periode en verlengt zo nodig de duur. Als de periode is verlopen en deze niet wordt verlengd, dan wordt de toestemming voor het houden van het briefadres ingetrokken.

  • 6.

    Als de toestemming voor het houden van het briefadres wordt ingetrokken dan start de medewerker Burgerzaken direct een adresonderzoek om een correcte adresregistratie te bewerkstelligen.

5.3 REGISTRATIE VAN BIJZONDERE DOELGROEPEN

In dit onderdeel wordt ingegaan op de registratie van bepaalde bijzondere doelgroepen, waarvan blijkt dat deze in sommige situaties tekort schiet. Het betreft hier groepen als arbeidsmigranten25, expats, ouderen, jongeren, studenten en bewoners van verblijven met een recreatiebestemming. Eenieder die verblijft in de gemeente en voldoet aan de voorwaarden voor inschrijving, wordt als ingezetene ingeschreven in de BRP26. Hetzelfde geldt voor het vertrek uit de gemeente, waarbij de registratie in de nieuwe gemeente of het vertrek uit Nederland moet worden opgenomen. Bijzondere doelgroepen worden bij de registratie in de BRP volwaardig behandeld. Het is hiervoor noodzakelijk dat de gemeente voldoende kennis draagt van de plaatselijke problematiek en een goed zicht heeft op in de gemeente verblijvende personen die behoren tot deze doelgroepen.

 

De gemeente dient te stimuleren dat personen, behorende tot een bepaalde doelgroep, die zich in Nederland vestigen, van adres wijzigen of Nederland verlaten, aangifte hiervan doen. Zo nodig wordt een onderzoek gedaan naar de wijze waarop dit kan worden gedaan.

 

5.4 BESTUURLIJKE BOETE

In de Wet BRP zijn de verplichtingen opgenomen waaraan een inwoner moet voldoen, om bij te dragen aan de correcte, volledige en actuele registratie in de BRP. Overtreding van een verplichting kan, op grond van artikel 4.17, onder a, van de Wet BRP, leiden tot het opleggen van een bestuurlijke boete van maximaal 325 euro. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de verplichting om het doen van aangifte van een adreswijziging of aan de verplichting om van een buitenlands rechtsfeit zoals een huwelijk een akte te overleggen.

 

Het doel van de bestuurlijke boete is niet het opleggen van de boete zelf. Het doel is namelijk een correcte registratie van gegevens in de BRP. In sommige gevallen is enige pressie nodig om een inwoner te bewegen om bij te dragen aan de kwaliteit van de gegevens. De bestuurlijke boete kan daarbij een goed instrument zijn. Anders gezegd, het instrument is effectief als de bestuurlijke boete niet hoeft te worden opgelegd, omdat betrokkene aan zijn/haar verplichting heeft voldaan.

 

Daarnaast kan, op grond van artikel 4.17, onder b, van de Wet BRP, een bestuurlijke boete worden opgelegd aan degene met een woonadres in de gemeente die bewust toelaat dat een andere persoon met datzelfde woonadres is ingeschreven, terwijl hij/zij weet dat dit onjuist is. Er is dan sprake van het verlenen van medewerking aan een onjuiste registratie.

 

In de overtredingentabel hieronder is per overtreding van een verplichting uit de Wet BRP de hoogte van de bestuurlijke boete opgenomen. Er worden twee boetebedragen vastgesteld, te weten een standaardboete van 325 euro en een lage boete van 200 euro. De hoogte van de boete is afhankelijk van de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Als de overtreding niet direct leidt tot onjuiste of onvolledige gegevens, wordt een lage boete opgelegd. Hiermee is rekening gehouden in de overtredingentabel. Verder is de boete laag als de mate van verwijtbaarheid minder is. Hiermee is ook rekening gehouden in de overtredingentabel, maar ook de standaardboete kan op grond hiervan worden verlaagd. In alle gevallen geldt dat voldaan moet zijn aan de bepalingen zoals onder de tabel genoemd.

 

Overtredingentabel

 

1. Verplichting tot het doen van aangifte

Hoogte

van verblijf en adres vanwege vestiging vanuit het buitenland (2.38)

Standaard

van adreswijziging (2.39)

Standaard

van vertrek naar het buitenland (2.43)

Standaard

voor een ander persoon, waartoe hij/zij verplicht is op grond van artikel 2.48 van de Wet BRP, van verblijf en adres (2.38), adreswijziging (2.39) of vertrek (2.43)

Standaard

2. Verplichting tot geven van inlichtingen en geschriften

Hoogte

op eigen initiatief over gegevens betreffende burgerlijke staat en nationaliteit (2.44)

Standaard

op verzoek na aangifte (2.45)

Standaard

op verzoek over gegevens betreffende burgerlijke staat en nationaliteit (2.46)

Standaard

op verzoek bij vermoeden dat persoon in gebreke is met het doen van aangifte (2.47)

Standaard

voor een ander persoon, waartoe hij/zij verplicht is op grond van artikel 2.48 van de Wet BRP, op eigen initiatief (2.44) of op verzoek (2.45, 2.46 of 2.47)

Standaard

inlichtingen en geschriften op verzoek over overlijden van een familielid (2.51)

Laag

3. Verplichting tot het geven van inlichtingen door

Hoogte

het hoofd van een instelling aan personen verblijvend in de instelling over het kiezen van briefadres (2.40, vijfde lid)

Laag

de briefadresgever over het briefadres (2.45, vierde lid)

Laag

bedrijven of instelling over personen die aldaar verblijven (2.50)

Laag

4. Overige verplichtingen

Hoogte

Op verzoek tonen van een identiteitsbewijs (2.52)

Laag

Doorgeven en mededelen van geschriften of inlichtingen aan de houder van het briefadres door de briefadresgever (2.45, derde lid)

Laag

In persoon verschijnen (2.38, 2.39, 2.43, 2.44, 2.45, 2.46, 2.47)

Laag

5. Medewerking onjuiste registratie

Hoogte

Iemand die bewust toelaat dat een ander persoon op hetzelfde woonadres wordt ingeschreven, terwijl hij/zij weet dat dit onjuist is (4.17, onder b)

Standaard

 

Bij het opleggen van een bestuurlijke boete vanwege een overtreding wordt titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht toegepast. Zo worden de onderstaande bepalingen in acht genomen:

  • 1)

    De overtreding moet verwijtbaar zijn aan de betrokkene.

  • 2)

    Er kan maar één boete gegeven voor de overtreding.

  • 3)

    De betrokkene moet eerst zijn gewaarschuwd.

  • 4)

    De boete moet worden opgelegd binnen drie jaar na de overtreding.

Deze bepalingen zijn toegelicht in de bijlage: bepalingen bestuurlijke boete.

6 EVALUATIE VAN HET KWALITEITSBELEID

 

De informatiebeheerder is verantwoordelijk voor de uitvoering van de jaarlijkse evaluatie van de beleidsdoelstellingen uit dit document. De informatiebeheerder kan deze werkzaamheden overdragen aan een andere functionaris. Bij de BRP betrokken functionarissen verlenen hun medewerking aan de evaluatie. Als de evaluatie niet wordt uitgevoerd door de informatiebeheerder, dan wordt deze in de gelegenheid gesteld om op het concept te reageren. Vervolgens worden de bevindingen gerapporteerd aan het college van burgemeester en wethouders. Bij het evaluatierapport wordt vermeld welke maatregelen er naar aanleiding van de evaluatie worden ondernomen.

 

6.1 UITVOERING VAN DE BELEIDSEVALUATIE

De evaluatie omvat de volgende activiteiten:

  • -

    bureauonderzoek naar documenten en rapportages;

  • -

    interviews met betrokken BRP-functionarissen;

  • -

    interview met vertegenwoordiger vanuit het sociaal domein;

  • -

    opstellen van conceptrapportage inclusief aanvullende maatregelen;

  • -

    voorleggen van conceptrapportage aan betrokken functionarissen;

  • -

    uitbrengen van rapportage aan college.

De volgende zaken worden onderzocht en komen vervolgens terecht in de rapportage aan het college:

  • -

    de mate waarin is voldaan aan de beleidsdoelstellingen;

  • -

    de mate waarin beleidsdoelstellingen zijn vertaald naar kwaliteitsmaatregelen;

  • -

    de mate waarin uitvoering is gegeven aan de kwaliteitsmaatregelen;

  • -

    een samenvatting van de resultaten van de onderzoeken naar de gegevens;

  • -

    de te nemen aanvullende maatregelen.

Het uitvoeren van de evaluatie levert uiteindelijk een score op die de kwaliteit van de BRP illustreert. Doordat de evaluatie jaarlijks wordt behaald, is het mogelijk om deze scores te vergelijken met voorgaande jaren. De te behalen score vindt plaats via een systeem van puntentoekenning. Dat wordt hieronder toegelicht.

 

In het voorstel aan het college wordt gevraagd om kennis te nemen van de resultaten en zo nodig in te stemmen met de voorgestelde aanvullende maatregelen.

 

6.2 PUNTENTOEKENNING

Per onderdeel van de beleidsdoelstellingen (zie hoofdstuk 4 van dit document) worden punten toegekend tijdens de evaluatie. Deze punten tellen voor een bepaald percentage mee in de eindscore. De verdeling van de maximale punten per onderdeel is als volgt:

 

Onderdeel

Procent

Gegevens

38

Datakwaliteit

16

Adres

16

Nationaliteit

2

Identiteit

4

Informatieveiligheid

20

Informatiebeveiliging

16

Privacy

4

Dienstverlening

16

Informatiepositie

4

Tijdigheid

4

Maatwerk

4

Samenwerking

4

Organisatie

26

Personeel

4

Kennis

4

Procedures

16

Technologie

2

Totaal

100

 

De grote mate waarin de onderdelen datakwaliteit, adres, informatiebeveiliging en procedures worden meegerekend, is te verklaren doordat de resultaten uit de landelijke zelfevaluatie hierin worden meegerekend (datakwaliteit, informatiebeveiliging en de procedures), dan wel door het belang dat hieraan in de praktijk wordt toegekend (adres).

BIJLAGE: BEPALINGEN BESTUURLIJKE BOETE

Verwijtbaarheid

Een voorwaarde voor het opleggen van een bestuurlijke boete is dat de boete uitsluitend wordt opgelegd indien er sprake is van verwijtbaar gedrag. De mate van verwijtbaarheid wordt volgens vaste jurisprudentie bepaald op grond van objectieve verwijtbaarheid en subjectieve verwijtbaarheid.

  • Bij de objectieve verwijtbaarheid kijk je naar de handeling of het nalaten van betrokkene. Heeft betrokkene feitelijk een regel overtreden?

  • Bij subjectieve verwijtbaarheid kijk je naar de persoon. Wist betrokkene – of kon hij/zij redelijkerwijs weten – dat hij/zij een verplichting had moeten nakomen? De mate waarin de gedraging aan de betrokkene kan worden verweten, wordt beoordeeld naar de situatie op het moment waarop de belanghebbende zijn/haar verplichting had moeten nakomen.

Of er sprake is van verwijtbaar gedrag moet blijken uit het dossier op grond waarvan uiteindelijk de boete wordt opgelegd (artikel 5:41 van de Algemene wet bestuursrecht, hierna Awb). Het nalaten van het vervullen van verplichtingen, wel of niet bewust, kan als verwijtbaar worden bestempeld. Aan de hand van feiten en omstandigheden van het betreffende geval kan worden bepaald in welke mate het niet voldoen aan de verplichting verwijtbaar is. Van verwijtbaarheid is in principe sprake als betrokkene, voordat een boete wordt opgelegd, is gewezen op de verplichtingen. Betrokkene heeft dan een belangrijke rol om verminderde verwijtbaarheid aan te tonen. Afhankelijk van de mate van verwijtbaarheid kan worden gevarieerd met de hoogte van de op te leggen bestuurlijke boete.

 

Zowel de subjectieve omstandigheden, waardoor iemand niet aan zijn/haar verplichting heeft kunnen voldoen, zoals spoedopname in een ziekenhuis, als ook objectief waarneembare omstandigheden, zoals het aantal keer dat betrokkene eerder niet voldaan heeft aan de verplichting om op tijd een verhuizing door te geven, kunnen een rol spelen bij de vraag of er een boete wordt opgelegd en hoe hoog de boete is.

 

De bestuurlijke boete wordt opgelegd aan de verantwoordelijke, of indien van toepassing aan de vertegenwoordiger. Wanneer bijvoorbeeld voor een minderjarig kind geen aangifte wordt gedaan, houdt dit in dat de boete wordt opgelegd aan de ouders. Bij niet samenwonende ouders zal de boete opgelegd worden aan de ouder aan wie de overtreding toe te rekenen is. Normaal gesproken zal dit de ouder zijn bij wie het kind woont of is gaan wonen.

 

Het hoofd van een instelling is verplicht de betrokken personen te informeren over de mogelijkheid tot het kiezen van briefadres (artikel 2.40, vijfde lid, van de Wet BRP) en de gemeente desgevraagd te informeren over verblijvende personen (artikel 2.50). Niet voldoen aan deze verplichting kan resulteren in een bestuurlijke boete. De boete aan een instelling wordt uitsluitend opgelegd als de instelling structureel en hardnekkig weigert medewerking te verlenen, ondanks hiertoe schriftelijk te zijn opgeroepen.

 

Een boete per overtreding

Er kan maar één boete per overtreding gegeven worden. Een persoon kan dus niet voor dezelfde overtreding nogmaals een boete krijgen (artikel 5:43 van de Awb). Dit is anders als het gaat om meerdere overtredingen van dezelfde soort. Een persoon kan namelijk bij meerdere overtredingen van dezelfde verplichtingen even zo vaak een bestuurlijke boete krijgen opgelegd. Ter illustratie hiervan, het niet overleggen van een huwelijksakte kan slechts eenmaal worden beboet. Maar bij een adreswijziging kan elke verhuizing die niet wordt doorgegeven uiteindelijk leiden tot een bestuurlijke boete.

 

Eén overtreding kan dus slechts beboet worden met één bestuurlijke boete (artikel 5:43 van de Awb). Doet de persoon geen aangifte van adreswijziging en verschijnt betrokkene vervolgens niet als het college van B&W hem/haar daartoe verplicht, dan zijn dat in feite twee overtredingen. Toch wordt in dergelijke gevallen gekozen voor het opleggen van één boete. Hetzelfde geldt voor een ouder die geen aangifte doet voor zichzelf en de minderjarige kinderen. Het is in theorie mogelijk om dan meerdere boetes op te leggen, maar ook hierbij wordt gekozen voor het opleggen van slechts één boete. Als het twee boetes met verschillende hoogtes betreft, dan wordt de standaardboete opgelegd.

 

Waarschuwing

Een boete kan pas worden opgelegd nadat de persoon is gewaarschuwd dat er sprake is van overtreding en dat hiervoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Zoals eerder uitgelegd moet de bestuurlijke boete een preventieve werking hebben en is het opleggen van de boete geen doel op zichzelf. Daarom wordt de betrokkene eerst gewaarschuwd alvorens er feitelijk een bestuurlijke boete wordt opgelegd.

 

Na overlijden hebben nabestaanden de verplichting tot het geven van inlichtingen en geschriften over het overlijden van een familielid (artikel 2.51 van de Wet BRP). Overtreding van deze verplichting kan leiden tot een bestuurlijke boete. Met deze boete wordt zeer terughoudend omgegaan. De boete wordt pas opgelegd er ondanks meerdere waarschuwingen over langere tijd (drie waarschuwingen gedurende een periode van zes maanden) geen redelijke inspanning is gepleegd om te voldoen aan de verplichting. Van een redelijke inspanning is in elk geval sprake als kan worden aangetoond dat de afgevende instantie is bezocht, al dan niet met tussenkomst van een vertegenwoordiger, en een formeel verzoek is ingediend.

 

Bijzondere bepalingen

De bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen vervalt drie jaar nadat de overtreding heeft plaatsgevonden (artikel 5:45, tweede lid, van de Awb). Dat roept de vraag op welke datum geldt voor een overtreding van een verplichting op grond van de Wet BRP. Een overtreding wordt begaan bij constatering ervan door het college. Na het overtreden van de aangifteplicht blijft de overtreding actueel totdat aan de verplichting wordt voldaan. Elke dag dat de inwoner in gebreke blijft, overtreedt betrokkene de wet. De termijn schuift daarmee dus ook op en gedurende de periode dat de overtreding voortduurt kan van verjaring geen sprake zijn.

 

De bestuurlijke boete kan niet opgelegd worden als de inwoner is overleden. Wanneer bij leven van de inwoner de boete is opgelegd en betrokkene komt voor de inning te overlijden, dan vervalt de boete (artikel 5:42 van de Awb).

 

Bij valsheid in geschrifte wordt er aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie (OM). Gaat het OM niet over tot vervolging (of geen reactie binnen 13 weken), dan zal er alsnog een bestuurlijke boete worden opgelegd voor overtreding van de betreffende verplichting.


2

Ingevolge artikel 4.3 van de Wet BRP.

3

Zie in dit kader ook het rapport ‘Een mens leeft, een systeem niet’ van de nationale ombudsman: https://www.nationaleombudsman.nl/waarmee-kunnen-wij-u-helpen/nieuws/2016/nationale-ombudsman-niemand-uitsluiten-van-inschrijving-bij.

4

Met name over adresfraude is veel casuïstiek beschikbaar, via onder meer https://vng.nl/artikelen/documenten-adresfraude.

5

Hier is meer over te vinden op de website van het Centrum voor criminaliteitspreventie en veiligheid (CCV), zie https://hetccv.nl/nieuws/in-7-stappen-misbruik-van-burgerservicenummers-door-criminelen-voorkomen/.

6

Zie https://www.informatiebeveiligingsdienst.nl/product/lessen-uit-de-hack-bij-hof-van-twente/ voor een toelichting wat is gebeurd bij de gemeente Hof van Twente en welke lessen hiervan zijn geleerd.

7

In plaats van beleidsdoelstellingen wordt ook wel gesproken over kwaliteitsdoelstellingen.

8

In plaats van bijzondere kwaliteitsmaatregelen wordt ook wel gesproken over prestatie-eisen, kwaliteitseisen en kwaliteitsafspraken.

9

Risico's die een voorziening signaleert is bijvoorbeeld de signalering dat als gevolg van een adreswijziging minderjarige kinderen op het adres zouden ‘achterblijven’, doordat de ouder is vergeten om de kinderen in de aangifte te vermelden. Of een signalering dat een inwoner veelvuldig in korte periode adreswijzigingen doet, ook wel een ‘veelverhuizer’ genoemd. De risicoprofielen gaan uit van de informatie van de adreshistorie van de persoon, de informatie uit de aangifte en de informatie over het adres. Ze zijn niet gebaseerd op gevoelige informatie zoals etniciteit, leeftijd, geslacht of afkomst.

10

In het geval dat iemand zijn of haar ware identiteit probeert te verhullen of een andere identiteit aanneemt, wordt gesproken over identiteitsfraude. Identiteitsfraude is daarbij geen doel op zich, maar kent vaak criminele, financiële, politieke of terroristische motieven. Denk daarbij aan ongewenste en criminele activiteiten, zoals mensenhandel of drugscriminaliteit. Dit kan onder meer tot financiële en emotionele schade leiden. Overheden, organisaties en burgers worden hier slachtoffer van. Zie ook de circulaire “Verbeterimpuls identiteitsvaststelling”, waarin ook wordt gewezen op de rol van de gemeente: https://www.rvig.nl/documenten/circulaires/2022/06/03/circulaire-verbeterimpuls- identiteitsvaststelling.

11

Met deelname aan de LAA wordt beoogd om samen met andere deelnemende partijen door middel van risicogericht adresonderzoek de kwaliteit van de adresgegevens te verhogen. Meer informatie is te vinden via https://www.rvig.nl/brp/landelijke-aanpak-adreskwaliteit-laa.

12

De samenwerking met woningcorporaties kan zich uiten in de aanpak van mogelijke woonfraude door (wederzijds) signalen te delen of het faciliteren in het verkrijgen van BRP-gegevens zodat de inwoner bij woningtoewijzing niet zelf een BRP-uittreksel hoeft te kopen om bij de corporatie te overleggen.

13

Het doel van de WTI is om identiteitsfraude zoveel mogelijk tegen te gaan door het delen van kennis en ervaringen door de deelnemers. De opgedane kennis en ervaring wordt gebruikt in de gemeentelijke organisatie.

14

Onder een risicovolle wijziging wordt in elk geval verstaan de inschrijving, het verwerken van een buitenlands brondocument en het opnemen van nationaliteitsgegevens. Als gevolg van (landelijke) ontwikkelingen kan de informatiebeheerder deze lijst uitbreiden.

15

Deze handelswijze is in lijn met de bevindingen van de nationale ombudsman en met de wijziging van de Wet BRP (zie voor een toelichting op de wijziging de stukken op https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/wetsvoorstellen/detail?id=2020Z22702&dossier=35648).

16

Met deze aanpak wordt zelfstandig uitvoering gegeven aan de aangenomen motie nr. 32 van het lid Ceder bij kamerstuk 35 572, inhoudende een wetswijziging van de Wet BRP. Zie ook https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35772-32.html.

17

Artikel 2.45 van de Wet BRP en zie ook de uitspraak van 19 januari 2022, zaaknummer 202004298/1/A3, van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

18

Zie in dit verband onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:354.

19

Artikel 2.22 van de Wet BRP.

20

Artikel 2.42, aanhef en onder b, van de Wet BRP.

21

Hierbij wordt gehandeld overeenkomstig de circulaire Adresonderzoek BRP (zie https://www.rijksoverheid.nl/documenten/circulaires/2023/03/22/circulaire-adresonderzoek-brp).

22

Zie de uitspraak van 14 april 2021 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2021:770).

23

Met dit beleidsdocument geeft de gemeente invulling aan de ‘Handreiking briefadressen en het voorkomen van dakloosheid’ van Divosa (zie https://www.divosa.nl/publicaties/handreiking-briefadressen-en-het-voorkomen-van-dakloosheid).

24

In geval van een briefadres op grond van artikel 2.23 van de Wet BRP is het niet mogelijk om aanvullende voorwaarden te stellen (zie in dit verband de uitspraak van 17 maart 2021 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2021:558). Bij toekenning van een briefadres op grond van buitenwettelijk begunstigend beleid is het stellen van aanvullende voorwaarden wel mogelijk, omdat deze beleidsregel niet leidt tot een benadeling van de burger. Immers, de burger had op grond van de Wet BRP geen recht op een briefadres. Bovendien worden de voorwaarden gesteld door het college in de hoedanigheid als briefadresgever.

25

Zie voor meer informatie over arbeidsmigranten ook het tweede advies van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten via https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2020/10/30/tweede-advies-aanjaagteam-bescherming-arbeidsmigranten.

26

Een belangrijke voorwaarde voor inschrijving is dat het verblijf in Nederland minimaal vier maanden gedurende een half jaar is (artikel 2.4, eerste lid, van de Wet BRP).