Organisatie | Amstelveen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzaalwerk Amstelveen 2006 |
Citeertitel | Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen Amstelveen 2006 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-2006 | Nieuwe regeling | 31-05-2006 Amstelveens Weekblad d.d. 07-06-2006 | 06-07 |
Artikel 3 Algemene kwaliteitseisen
De houder organiseert het peuterspeelzaalwerk op zodanig wijze, voorziet de peuterspeelzaal zowel kwalitatief als kwantitatief zodanig van personeel en materieel, draagt zorg voor een zodanige verantwoordelijkheidstoedeling en voert een zodanig pedagogisch beleid dat het leidt tot verantwoord peuterspeelzaalwerk. Artikel 50, eerste lid van de wet is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 4 Oppervlakte speelruimte
Voor elk kind dient minimaal 3,5 vierkante meter bruto-oppervlakte aan binnenspeelruimte en minimaal 4 vierkante meter bruto-oppervlakte aan buitenspeelruimte beschikbaar te zijn.
HOOFDSTUK 4 HET GEMEENTELIJK TOEZICHT
Artikel 8 Aanwijzing van een toezichthouder
Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschiften.
Artikel 11 Aanwijzing en bevel
Indien de toezichthouder oordeelt dat de kwaliteit van de opvang bij een peuterspeelzaal zodanig tekortschiet dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan leiden, kan de toezichthouder een schriftelijk bevel geven. Het bevel heeft een geldigheidsduur van zeven dagen, die door het college kan worden verlengd.
HOOFDSTUK 5 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Voor peuterspeelzalen die reeds voor de inwerkingtreding van deze verordening niet voldoen aan de gestelde eisen in artikel 4 van deze verordening, gelden de volgende normen: voor elk kind dient minimaal drie vierkante meter netto binnenspeelruimte en vijf vierkante meter buitenspeelruimte beschikbaar te zijn.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE VERORDENING KWALITEITSREGELS PEUTERSPEELZAALWERK AMSTELVEEN 2006
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
De beroepskracht in opleiding (stagiaire) is niet apart gedefinieerd. Hiermee vallen beroepskrachten in opleiding automatisch onder de begripsomschrijving van een begeleider (onderdeel e).
Artikel 2 Melding in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal
Dit artikel regelt de meldingsplicht voor degenen die een peuterspeelzaal willen gaan exploiteren. De melding biedt aan de gemeente de mogelijkheid om voorafgaande aan de start van de exploitatie te toetsen of een nieuw initiatief aan de kwaliteitseisen voldoet.
Artikel 3 Algemene kwaliteitseisen
Het eerste lid is ontleend aan artikel 49, eerste lid van de Wet kinderopvang (WK). Het gaat om een globale norm waaraan de houders zelf, met inachtneming van de verordening, invulling moeten geven. In deze bepaling wordt vastgelegd dat het welbevinden van de kinderen richtsnoer moet zijn voor het uitvoeren van het peuterspeelzaalwerk.
Het tweede lid is ontleend aan artikel 50, eerste lid van de WK. Deze bepaling geeft aan dat verantwoord peuterspeelzaalwerk mede het product is van de wijze waarop de houder het peuterspeelzaalwerk organiseert en vormgeeft. De wijze waarop de houder het peuterspeelzaalwerk organiseert en aan welke aspecten daarbij aandacht moet worden besteed, wordt naast de eigen verantwoordelijkheid mede bepaald door de voorschriften in deze verordening.
Artikel 4 Oppervlakte speelruimte
In dit artikel zijn minimumnormen opgenomen voor de bruto-oppervlakte van speelruimte binnen en buiten een peuterspeelzaal. Deze normen zijn gebaseerd op de ministeriële beleidsregels kwaliteit kinderopvang. In artikel 12 van deze verordening worden andere normen gesteld voor reeds bestaande peuterspeelzalen die niet voldoen aan artikel 4 van deze verordening.
Artikel 5 Groepen en groepsgrootte
Een peuterspeelzaalgroep bestaat uit maximaal twintig peuters in de leeftijd van twee tot vier jaar.
Artikel 6 Aantal beroepskrachten of begeleiders per groep
Een groep van maximaal twintig kinderen wordt begeleid door minimaal twee beroepskrachten. Een groep van maximaal vijftien kinderen wordt begeleid door minimaal één beroepskracht en één begeleider.
Artikel 7 Overeenkomst tussen houder en ouder
Voor houders van peuterspeelzalen en ouders is het van belang om in een overeenkomst te expliciteren wat wederzijds de rechten en verplichtingen zijn.
Artikel 8 Aanwijzing van toezichthouders
Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om toezichthouders aan te wijzen. Afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat een algemene regeling van de bevoegdheden van toezichthouders, zoals het recht op het betreden van plaatsen, op het vorderen van inlichtingen en het inzien van schriftelijke stukken.
Artikel 9 Onderzoek door de toezichthouder
In dit artikel worden twee soorten van onderzoek door de toezichthouders onderscheiden:
Artikel 10 Het inspectierapport
De resultaten van een onderzoek worden door de toezichthouder vastgelegd in een inspectierapport. Het inspectierapport vormt de basis voor het handhavend optreden door het college (zie artikel 11, eerste lid van deze verordening). Deze werkwijze is identiek aan de manier waarop handhaving op grond van de WK plaatsvindt.
Het derde lid bepaalt dat de toezichthouder het mandaat heeft om de houder, namens het college, in de gelegenheid te stellen van het ontwerprapport kennis te nemen en daarover zijn zienswijze kenbaar te maken. Het bieden van gelegenheid om een zienswijze kenbaar te maken is op te vatten als het uitoefenen van een publiekrechtelijke bevoegdheid. Op grond van de Awb (artikel 10:14) is delegatie van bevoegdheden aan ambtenaren niet toegestaan. Het is wel mogelijk dat deze bevoegdheid in mandaat wordt overgedragen. In dat geval handelt de toezichthouder namens het college. De overige taken die in dit artikel worden genoemd zijn van feitelijke aard. Deze kunnen wel aan een toezichthoudend ambtenaar worden overgedragen.
Artikel 11 Aanwijzing en bevel
Indien de houder de aanwijzing of het bevel niet opvolgt kan het college overgaan tot het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom. Het gaat om algemene bevoegdheden van het college die zijn neergelegd in de Gemeentewet en de Awb. Deze worden dan ook niet nader in de verordening geregeld.
Voor reeds bestaande peuterspeelzalen die voldeden aan de norm voor speelruimte in de Verordening kinderopvang uit 1997 en bijbehorend uitvoeringsbesluit peuterspeelzalen en die niet voldoen aan de in artikel 4 van deze verordening gestelde eisen, is een overgangsbepaling van toepassing: voor die peuterspeelzalen blijven de normen voor speelruimte gelden zoals die golden in de verordening uit 1997, namelijk voor elk kind drie vierkante meter netto binnenspeelruimte en vijf vierkante meter buitenspeelruimte.