Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Assen

Bibob-beleidslijn Gemeente Assen 2017

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAssen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBibob-beleidslijn Gemeente Assen 2017
CiteertitelBibob-beleidslijn Gemeente Assen 2017
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-04-2017Nieuwe regeling

04-04-2017

gmb-2023-307229

Tekst van de regeling

Intitulé

Bibob-beleidslijn Gemeente Assen 2017

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Assen, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

 

Overwegende, dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

 

Gelet op het bepaalde in de Wet Bibob, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Alcoholwet, artikel 30b van de Wet op de kansspelen, de artikelen 2.1 en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 2:25 (evenementen) 2:28 (horecaexploitatie en coffeeshop), 2:39 (speelgelegenheid) en artikel 3:4 lid 1 (prostitutiebedrijven) van de Algemene Plaatselijke Verordening en de Subsidieverordening

 

Besluiten vast te stellen de

 

Beleidslijn voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur gemeente Assen.

 

 

 

Paragraaf 1 Algemeen

 

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De definities in artikel 1.1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidslijn, tenzij daarover in lid 2 anders is bepaald.

  • 2.

    In deze beleidslijn wordt verstaan onder:

    • a.

      rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Assen;

    • b.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen van de gemeente Assen;

    • c.

      beschikking: een beschikking ter zake een subsidie, alsmede een beschikking ter zake van een vergunning, toekenning, erkenning of ontheffing, waarop de wet kan worden toegepast;

    • d.

      overheidsopdracht: een opdracht als beschreven in artikel 1 van de wet en waarop de wet kan worden toegepast;

    • e.

      wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);

    • f.

      vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

  • 1.

    het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

  • 2.

    huur of verhuur;

  • 3.

    het verlenen van een gebruiksrecht; of

  • 4.

    de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt;

    • g.

      betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer;

    • h.

      Bureau Bibob: het Bureau Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet;

    • i.

      eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden of een vastgoedtransactie wel of niet aan te gaan respectievelijk te ontbinden, dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen;

    • j.

      Bibob toets: het verrichten van eigen onderzoek dan wel het vragen van advies aan het Bureau Bibob;

    • k.

      Bibob-vragenformulier: een formulier met vragen waarmee de integriteit van betrokkene en/of de bij betrokkene betrokken personen kan worden beoordeeld.

 

Paragraaf 2 Publiekrechtelijke beschikkingen

 

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

De toepassing van de Wet zal door het bestuursorgaan op de hieronder aangeduide beschikkingen op de volgende wijze plaatsvinden:

 

1. Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:

  • a.

    artikel 3 Alcoholwet;(alcoholvergunning); (para-commerciële horeca inrichtingen als bedoeld in artikel 4 van de Alcoholwet (zoals dorpshuis, buurthuis, clubhuis of kantine van een sportvereniging) waarvan de horeca in eigen beheer is en niet is verpacht, vallen in beginsel niet onder dit Bibob-beleid)

  • b.

    artikel 30b van de Wet op de kansspelen (speelautomatenvergunning);

  • c.

    artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening (horecaexploitatie- vergunning en exploitatievergunning coffeeshop);

  • d.

    artikel 3:4 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening (seksinrichting, escortbedrijf).

 

2. Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking in beginsel plaats als zij vallen onder de daartoe aangewezen branche en/of gebied en de daarbij geldende risico-indicatoren:

a. De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit). De toepassing blijft beperkt tot de aanvragen die vallen onder de risicocategorieën Horeca, Telefoonwinkels, Geldwisselkantoor en de Afvalverwerking c.q. - inzameling.

De Bibob-toets zal niet worden toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:

• Overheidsinstanties;

• Semi-overheidsinstanties ( Semi-overheid is een algemene aanduiding voor allerlei soorten overheidsorganisaties, die "dicht tegen de overheid aan zitten”. Kenmerken van semi-overheid is dat er sprake is van:a. wettelijke taken en/of het dienen van een uitgesproken publiek belang en b. een (flinke) publieke financiering.);

• Toegelaten woning(bouw)corporaties; (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning).

• Door het college van B&W bij (specifiek) besluit aangewezen aanvragers (b.v. PPS constructies van particuliere ondernemingen en overheid)

 

b. De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer).

De toepassing blijft beperkt tot de inrichtingen, die behoren tot de branche Afvalverwerking en – inzameling en wordt in beginsel alleen uitgevoerd als: vanuit eigen informatie en/of vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet, er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

 

c. De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets).

 

De Bibob-toets wordt in beginsel alleen uitgevoerd als bij de aanvraag:

• vanuit eigen informatie en/of

• vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of

• vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet, er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet.

 

d. De aanvraag als bedoeld in artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening (evenementenvergunning);

 

De toepassing van de Bibob-toets blijft in beginsel beperkt tot vechtsportgala’s (2) Een vechtsportgala betreft een professioneel en groots opgezet vechtsportevenement met een galakarakter en viptafels/ringseats. Vechtsportevenementen met een toernooikarakter, waarbij de nadruk ligt op de uitoefening van de sport wordt in beginsel niet getoetst aan de wet Bibob.)

 

3. Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking in beginsel plaats, als er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, die een aanleiding vormen om te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de wet:

  • De aanvraag als bedoeld in artikel 30a Alcoholwet;

  • De aanvraag als bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet, in het geval het een horecabedrijf betreft, als bedoeld in artikel 4 van de Alcoholwet (paracommerciële instelling);

 

Artikel 2.1a Toepassing in bijzondere situaties bij aanvragen voor een beschikking genoemd in artikel 2.1.

Naast de in artikel 2.1 lid 1 aangeduide gevallen, zal het bestuursorgaan bij een aanvraag voor de in artikel 2.1 lid 2 onder a en d genoemde beschikkingen ook overgaan tot een Bibob-toets, als:

  • vanuit eigen informatie en/of

  • vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of

  • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet, er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

 

Bovendien zal een Bibob-toets plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Landelijk Bureau Bibob.

 

Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

Het bestuursorgaan kan de wet in beginsel toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen, indien:

  • 1.

    de verstrekte beschikking betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan na de verstrekking van de beschikking, is aangewezen als risicogebied;

  • 2.

    de verstrekte beschikking onderdeel uitmaakt van een branche of onderdeel in deze branche, die op basis van een door het bestuursorgaan genomen besluit na de verstrekking van de beschikking is aangewezen voor een generieke Bibob-toets;

  • 3.

    vanuit eigen informatie dan wel vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • 4.

    informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet Bibob verkregen, vanuit het OM, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau, die duidt op een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • 5.

    bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuur het RIEC om coördinatie in de Bibobtoets verzoeken.

 

Artikel 2.3 Toepassingsbereik bij subsidies

Het bestuursorgaan zal de wet in beginsel toepassen met betrekking tot een aanvraag voor dan wel de intrekking van een reeds verleende subsidie als bedoeld in de gemeentelijke subsidieregeling. De Bibobtoets wordt daarbij in beginsel beperkt tot de zogenaamde activiteitensubsidies.

Het besluit tot uitvoering van het bibob-toets zal gebaseerd zijn op:

  • 1.

    eigen ambtelijke informatie en/of

  • 2.

    informatie verkregen van het Bureau en/of

  • 3.

    informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 26 van de wet (OM-tip) en/of

  • 4.

    informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC

 

Artikel 2.4  

Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen allereerst de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht toegepast worden. Bij volharding zal de weigering leiden tot het buiten behandeling laten van de aanvraag. Bij een reeds verstrekte vergunning zal de weigering worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als genoemd in artikel 4 jo 3 van de Wet Bibob. De verstrekte vergunning zal als gevolg daarvan worden ingetrokken.

 

Paragraaf 3 Privaatrechtelijke transacties

 

Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

De rechtspersoon met een overheidstaak kande wet in beginsel toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1 onder f, waarbij de gemeente partij is. Bij de start van onderhandelingen daartoe, zal de rechtspersoon met een overheidstaak de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure.

 

In de overeenkomst kan een integriteitsclausule worden opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.

 

De Bibob-toets wordt in beginsel beperkt tot die gevallen, die een of meerdere van onderstaande kenmerken hebben:

  • er is sprake van enige financiële complexiteit;

  • behorend tot een door het college van B&W benoemde risicobranche;

  • behorende tot een door het college van B&W benoemd risicogebied;

  • er is sprake van enige mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur;

  • er is sprake van een financieel risico voor de gemeente.

 

Het besluit tot uitvoering van het Bibob-toets kan eveneens gebaseerd zijn op:

  • eigen ambtelijke informatie, en/of

  • informatie verkregen van het Bureau Bibob, en/of

  • informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC indien er aanleiding is die het vermoeden rechtvaardigen dat bij de transactie sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet, en/of

  • informatie verkregen vanuit het OM als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet (OM-tip), en/informatie verkregen vanuit de belastingdienst.

 

Indien de Bibob-toets niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

 

Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zal de weigering leiden tot het niet aangaan van de vastgoedtransactie, dan wel ontbinding van de vastgoedtransactie op basis van de overeengekomen integriteitsclausule.

 

Artikel 3.2 Toepassingsbereik bij aanbestedingen

De rechtspersoon met een overheidstaak zal het Bibob-onderzoek ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet, in beginsel alleen uitvoeren bij overheidsopdrachten, die vallen binnen de sectoren milieu, informatie-communicatie-technologie (ICT) of bouw en die, conform de geldende richtlijnen van de gemeente Assen, voor aanbesteden van werken respectievelijk van diensten en leveringen, gedateerd 2 oktober 2012 openbaar moeten worden aanbesteed.

 

De vastgestelde normbedragen voor het uitvoeren van een openbare aanbesteding bij werken is in Assen van € 1.000.000,- tot de Europese aanbestedingsdrempel; bij aanbestedingen voor diensten en leveringen bedraagt dit van € 150.000,- tot de Europese aanbestedingsdrempel.

Een besluit tot uitvoering van een Bibob-onderzoek zal daarnaast ook plaatsvinden indien:

  • 1.

    op basis van eigen ambtelijke informatie en/of

  • 2.

    informatie verkregen van het Bureau en/of

  • 3.

    informatie verkregen vanuit het Om conform artikel 26 van de wet(OM-tip) en/of

  • 4.

    informatie verkregen vanuit een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat er sprake is van een ernstig risico als bedoeld in artikel 3 van de wet.

 

Paragraaf 4 Uitvoering

 

Artikel 4.1 Eigen onderzoek

In de in deze beleidslijn bepaalde gevallen, zal betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en in te leveren bij het bestuursorgaan. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. De Bibob-vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 30, tweede lid van de Wet Bibob genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen, die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.

In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibob-vragenformulieren onderdeel uit van de aanvraag hiervoor.

 

Alvorens het eigen onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende vergunning.

 

Ingeval van een vastgoedtransactie zullen de Bibob-vragenformulieren door de gemeente aan de wederpartij worden verstrekt. Ingeval van een aanbesteding, zullen de Bibob-vragenformulieren worden verstrekt aan de partij aan wie de gemeente voornemens is te gunnen.

Na het invullen van de Bibob-vragenformulieren, bestaat het daarop aansluitende eigen onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet, uit een tweetal stappen:

 

Stap 1

Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • de door de betrokkene aangereikte informatie/documenten bij de Bibob-vragenformulier(en) (inclusief bijlagen) en de door hem/haar daarbij aangeleverde documenten;

  • eventuele extra, op verzoek van het bevoegd gezag, door betrokkene overlegde documenten of informatie;

  • open bronnen onderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster etc).

 

De Bibob-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Het bevoegd gezag zal echter altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en, zo mogelijk, toepassen.

 

Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld. Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren leidt tot het buiten behandeling stellen van de nieuwe aanvraag dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning. Bij een vastgoedtransactie kan het niet volledig invullen van de Bibob-vragenformulieren, leiden tot het niet aangaan van de transactie, danwel ontbinding daarvan. Bij een aanbesteding, kan dit leiden dit tot het niet gunnen van de opdracht.

 

Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan de informatiepositie van bestuursorganen versterkt worden vanuit het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC). Ook kan de gemeente desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC.

 

Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een 'ernstig gevaar' als bedoeld in de Wet Bibob, kan het de vergunning weigeren of intrekken, danwel de opdracht niet te gunnen of de transactie niet aan te gaan danwel te ontbinden.

 

Stap 2

Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau worden gevraagd indien:

  • a.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de betrokkene en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd,

  • b.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en),

  • c.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden activiteiten, danwel de financiering van de vastgoedtransactie,

  • d.

    de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een Bibob-advies aan te vragen.

 

Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van een advies van het Bureau geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy neemt het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht.

Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik maakt van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

 

De adviesaanvraag bij het Bureau is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.

Bij een 'mindere mate van gevaar' dat de (aangevraagde) vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bevoegd gezag extra voorwaarden aan de vergunning verbinden. Deze voorwaarden dienen bibob-gerelateerd te zijn.

 

Artikel 4.2 Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31 juncto artikel 15. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.

  • 2.

    In geval een van het Bureau ontvangen adviesverzoek leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.

 

Artikel 4.3 Adviestermijn

  • 1.

    Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt op grond van artikel 31 van de wet, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 lid 1 van de wet.

  • 2.

    Indien het Bureau het advies niet binnen de in lid 1 gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid van de wet, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15 lid 3 van de wet.

  • 3.

    Het Bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het vorige lid.

  • 4.

    De verlenging van de adviestermijn van het Bureau, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen als bedoeld in artikel 15 lid 2 van de wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

 

Artikel 4.4 Beschikking

  • 1.

    Het bestuursorgaan/ de rechtspersoon met een overheidstaak gaat over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.

  • 2.

    Indien het bestuursorgaan/ de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht op grond van de wet, of het aangaan van een vastgoedtransactie wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijze in te brengen.

  • 3.

    Een door het bestuursorgaan op grond van de wet genomen negatief besluit op de aanvraag voor een beschikking, is vatbaar voor beroep en bezwaar.

  • 4.

    Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak, die een advies van het Bureau als bedoeld in de wet ontvangt, kan dit advies gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

 

Paragraaf 5 Slotbepalingen

 

Artikel 5.1 Inwerkingtreding

Deze beleidslijn is vastgesteld door de burgemeester respectievelijk het college van Burgemeester en Wethouders op 4 april 2017 en treedt in werking op 4 april 2017.

 

Artikel 5.2 Citeertitel

Deze beleidslijn kan worden aangehaald als de “Bibob-beleidslijn gemeente Assen 2017”.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van B&W van Assen op 4 april 2017

M.L.J. Out, voorzitter

T. Dijkstra, secretaris

Toelichting Bibob-beleidslijn gemeente Assen 2017

 

1. Inleiding

Om te voorkomen dat de overheid criminele activiteiten faciliteert, is sinds 1 juni 2003 de Wet bevordering Integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) in werking getreden. Deze wet geeft bestuursorganen een instrument in handen om de eigen integriteit te beschermen indien er sprake is van ernstig gevaar dat een vergunning/subsidie/aanbesteding wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten. Op 26 maart 2013 is de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob aangenomen (inwerkingtreding 1 juli 2013). Hiermee is de reikwijdte van de wet uitgebreid en kan de Wet Bibob tevens worden ingezet bij vastgoedtransacties. Met deze beleidslijn wordt het huidige beleid hierop aangepast.

 

In deze toelichting worden eerst de uitgangspunten van de Wet Bibob beschreven. Vervolgens wordt de Bibob procedure uiteengezet.

 

2. Uitgangspunten Wet Bibob

2.1 Doel Wet Bibob

In de Memorie van Toelichting bij de Wet Bibob wordt het doel van deze wet als volgt omschreven: “Het openbaar bestuur moet in staat worden gesteld zich te beschermen tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd, zowel wat betreft zijn bestuurlijke rol bij het verlenen van subsidies en vergunningen, als in zijn civielrechtelijke rol als contractpartij bij aanbestedingen en andere verbintenissen”.

 

2.2 Wet Bibob

De Wet Bibob geeft bestuursorganen een instrument in handen om zich te beschermen tegen het risico dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteren. Op grond van deze wet is het mogelijk om bepaalde vergunningen, subsidies of aanbestedingen te weigeren (of in te trekken/op te zeggen) wegens – kort gezegd – het hebben van criminele banden. Tevens kan bij vastgoedtransacties de integriteit van de partij met wie de gemeente zaken doet worden onderzocht. Er moet sprake zijn van ernstig gevaar dat de gevraagde beschikking (vergunning of subsidie), aanbesteding of vastgoedtransactie mede gebruikt wordt voor:

  • het benutten van voordelen uit strafbare feiten ( b.v. het witwassen van zwart geld);

  • het plegen van strafbare feiten (b.v. als dekmantel);

 

Daarnaast kan de beschikking geweigerd of ingetrokken worden indien er een redelijk vermoeden bestaat dat er een strafbaar feit is gepleegd teneinde de vergunning te krijgen (b.v. valsheid in geschrifte of omkoping).

 

Voor de beoordeling of hiervan sprake is voorziet de wet in een landelijk Bureau Bibob. Het bestuur kan desgewenst aan dit Bureau advies vragen om in een concreet geval te beoordelen of er sprake is van voornoemd gevaar. Het Bureau Bibob heeft inzage in een aantal gesloten bronnen (van o.a. de Belastingdienst, de politie, de Centrale Justitiële Documentatie Dienst, de Immigratie en Naturalisatie Dienst etc.), waardoor het een diepgaand onderzoek kan verrichten. Het bestuur kan echter ook zonder dit advies besluiten over te gaan tot weigering of intrekking danwel het niet aangaan van de vastgoedtransactie.

 

2.3 Reikwijdte Wet Bibob

De Wet Bibob is van toepassing op een aantal sectoren/branches, welke genoemd zijn in de wet en/of het daarbij behorende Besluit. Artikel 1 van de Wet Bibob noemt het toepassingsbereik. In artikel 3 van het Besluit Bibob zijn aanbestedingen, voor zover het gaat om de sectoren bouw, milieu en ICT, onder de werking van de wet gebracht. Bij aanbestedingen is echter geen sprake van een nieuwe weigeringsgrond. Bij de aanbestedingsprocedures wordt namelijk aangesloten bij de Europese richtlijnen zoals genoemd in artikel 9 van de Wet Bibob. Met behulp van het Bibob instrumentarium kan nadere invulling worden gegeven aan de daarin reeds opgenomen weigeringsgronden (die mede gericht zijn op het voorkomen van het faciliteren van criminele activiteiten).Sinds de aanneming van de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob kunnen ook vastgoed- en grondtransacties op Bibob getoetst worden, waarbij de overheid betrokken is als civiele partij.

 

2. Procedure van het Bibob-instrumentarium

 

2.1 Uitgangspunten

Het toepassen van het Bibob instrument moet proportioneel zijn en in verhouding staan tot het belang van de gevraagde beslissing. Er moet een juiste balans zijn tussen de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van het openbaar belang. Ook moet het bestuursorgaan onderzocht hebben of met een ander, minder ingrijpend middel, hetzelfde doel kan worden bereikt. In het hierna volgende wordt globaal aangegeven hoe de procedure wordt toegepast. In hoofdstuk 3 en 4 wordt exact omschreven in welke gevallen wat wordt gedaan.

 

2.2 Eigen onderzoek door het bevoegd gezag

Zodra een aanvraag is ingediend wordt de aanvrager een Bibob-vragenformulier toegestuurd. Op basis van de bij de aanvraag overgelegde gegevens doet het bevoegd gezag onderzoek naar de integriteit van de aanvrager. In eerste instantie begint het bevoegd gezag een onderzoek altijd bij de reeds bestaande weigeringsgronden. Het bevoegd gezag kan vervolgens openbare bronnen raadplegen. Daarnaast kan het bevoegd gezag contact opnemen met Bureau Bibob om te verifiëren of een bedrijf of persoon al eerder is gescreend en wat de uitkomst daarvan is, op naam van een natuurlijke persoon zoeken in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Justitiële en strafvorderlijke gegevens van de betrokkenen opvragen bij de Justitiële informatiedienst van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en het Openbaar Ministerie. Indien de gemeente genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van “ernstig gevaar”, dan kan de vergunning, subsidie of aanbesteding door het bevoegde gezag, zonder tussenkomst van het Bureau Bibob, geweigerd of ingetrokken worden op basis van artikel 3 van de Wet Bibob.

 

Voorafgaand aan een vastgoedtransactie kan de gemeente eveneens informatie inzamelen via een Bibobvragenformulier en uit de hiervoor genoemde bronnen. De gemeente kan voorafgaand aan het aangaan van de transactie besluiten of ze wel of geen zaken wenst te doen met de andere partij op basis van de verzamelde informatie.

 

2.3 Adviesaanvraag Bureau Bibob

Indien na het eigen onderzoek bepaalde specifieke vragen blijven bestaan vraagt het bevoegd gezag een advies bij het landelijk Bureau Bibob. De betrokkene wordt schriftelijk medegedeeld dat Bureau Bibob een onderzoek start. Dit is overigens geen besluit en daarom kan hiertegen geen bezwaar/beroep worden ingediend. De aanvrager kan wel besluiten zijn aanvraag in te trekken. Bureau Bibob heeft in beginsel een termijn van acht weken om een advies te geven (met mogelijkheid van verlenging van vier weken).

 

Onderzoek bureau Bibob

Het Bureau Bibob put uit openbare bronnen en limitatief opgesomde gesloten bronnen informatie waartoe het bestuursorgaan geen toegang heeft, zoals de persoonsregistraties waarop de Wet politieregisters en de Wet op de justitiële documentatie van toepassing zijn. Bureau Bibob komt tot een uitvoerig gemotiveerd advies, maar geeft geen advies of het betrokken bestuur al dan niet in gunstige zin zou kunnen of moeten beslissen op een aanvraag tot vergunning- of subsidieverlening dan wel of een aanbesteding kan worden gegund of een vastgoedtransactie kan worden aangegaan.

 

De gemeente kan het Bureau Bibob verzoeken een vastgoedtransactie te toetsen op: de mate van gevaar dat een vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, de mate van gevaar dat in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking heeft,mede strafbare feiten zullen worden gepleegd of de ernst van de feiten en omstandigheden die er op wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van een vastgoedtransactie een strafvaar feit is gepleegd.

 

Bij vastgoedtransacties kan alleen advies aan het Bureau Bibob worden gevraagd voorafgaand aan het aangaan van die vastgoedtransactie, danwel indien in de overeenkomst is bedongen dat de overeenkomst kan worden opgeschort of ontbonden dan wel de rechtshandeling kan worden beëindigd indien één van de situaties zicht voordoet, zoals benoemd in artikel 9 lid 3 van de Wet Bibob.

 

Advies Bureau Bibob

Het bevoegd gezag heeft een discretionaire bevoegdheid in het volgen van het advies. Op basis van het advies van het Bureau Bibob moet het bevoegd gezag zelf de afweging maken of het gevaar zo zwaarwegend is dat de gevraagde vergunning of subsidie niet kan worden verleend dan wel de aanbesteding niet kan worden gegund. Indien het advies gebruikt wordt om de vergunning te weigeren/in te trekken wordt een afschrift van het advies onder geheimhouding aan de aanvrager verstrekt. Derden die genoemd zijn in de beslissing worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 4:8 Awb en worden in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze naar voren te brengen. Derden hebben overigens alleen het recht om dat deel van het advies in te zien dat betrekking op hen heeft. Tegen de uiteindelijke beslissing kan bezwaar en beroep worden ingesteld.

 

2.4 Welke (rechts)personen worden in het onderzoek betrokken

De betrokkene, in dit geval de aanvrager of houder van de vergunning, subsidie, gegadigde van een aanbesteding of de partij waarmee een vastgoedtransactie zal worden aangegaan, wordt aan een Bibobonderzoek onderworpen. In dat kader wordt tevens onderzocht of de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als bedoeld in de Wet Bibob. Dit betekent dat ook andere personen kunnen worden betrokken bij het onderzoek. In artikel 3 van de Wet Bibob is bepaald dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten, als die feiten door een ander zijn gepleegd en deze persoon of indirect leiding geeft of heeft gegevens aan betrokkene, dan wel zeggenschap heeft dan wel heeft gehad over betrokkene, dan wel vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan betrokkene, dan wel in een zakelijk samenwerkingsverband tot hem staat. Al deze (rechts)personen kunnen worden betrokken in het Bibob onderzoek.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van B&W van Assen op 4 april 2017

M.L.J. Out, voorzitter

T. Dijkstra, secretaris