Organisatie | Lingewaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel Vrijlating giften Participatiewet Lingewaard 2023-1 |
Citeertitel | Beleidsregel Vrijlating giften Participatiewet Lingewaard 2023-1 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Deze regeling vervangt de Beleidsregel Vrijlating giften Participatiewet Lingewaard 2022.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-07-2023 | nieuwe regeling | 04-07-2023 |
Artikel 3 Vrijlating van overige giften
Overige giften zijn vrijgelaten tot een bedrag van € 1200,- per kalenderjaar.
Zolang het totaalbedrag aan giften met een specifieke bestemming en overige giften in een kalenderjaar onder de € 1200,- blijft, hoeft de belanghebbende de giften niet bij het college te melden. Zodra het totaalbedrag in een kalenderjaar echter € 1200,- of meer bedraagt, moet de belanghebbende dit aan het college doorgeven.
Aldus besloten in de vergadering van het college van Lingewaard gehouden op 4 juli 2023,
Burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard,
De secretaris,
Drs. I.P. van der Valk
de burgemeester,
Dr. P.T.A.M. Kalfs
Deze beleidsregel is ingesteld om in aanloop naar landelijke wetgeving (motie van Jasper van Dijk c.s , van 25 februari 2021, 24515/ nr. 580) al te werken in lijn met de verwachte landelijke wetgeving, waarin een vrijlating van € 1200,-- voor giften wordt beoogd. Er wordt beoogd te voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen. Daarnaast beoogt de beleidsregel om uitkeringsgerechtigden toe te staan om, zonder een onevenredige administratieve last, gebruik te maken van die vrijgevigheid.
Uit deze beleidsregel volgt wanneer giften in de bijstand niet tot de middelen moeten worden gerekend en dus vrijgelaten worden. Ook blijkt eruit wanneer er geen melding van giften hoeft te worden gemaakt.
De beleidsregel gaat uit van een verantwoordelijkheid van de bijstandsgerechtigde om zelf bij te houden wat er aan giften binnenkomt, bijvoorbeeld om inzicht te bieden wanneer de gemeente hierom verzoekt, en wanneer melden aan de orde is.
Deze beleidsregel staat niet het individualiseringsprincipe in de weg, om ook in andere gevallen giften niet te rekenen tot middelen die moeten worden verrekend met de uitkering.
Ten aanzien van het begrip gift wordt benadrukt dat kenmerkend voor giften is, dat er geen wederdienst tegenover staat én dat er geen verplichting aan ten grondslag ligt.
Bijschrijvingen van ex-partners bedoeld voor partner- en/of kinderalimentatie vallen dan ook niet onder giften, maar zijn inkomen en worden dus niet vrijgelaten.
In de definitiebepalingen wordt onderscheid gemaakt tussen ‘giften met een specifieke bestemming’ en ‘overige giften’. Dit wordt gedaan, om in de artikelen van de beleidsregels duidelijk te onderscheiden wanneer welke giften wél gemeld moeten worden en wanneer niet.
Dit artikel gaat over ‘giften met een specifieke bestemming’, waarmee giften worden bedoeld ‘waarvoor belanghebbende, als hij de gift niet had ontvangen, aanspraak zou kunnen maken op bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet of een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning’ (artikel 1, definities).
In het artikel wordt bepaald dat dergelijke giften worden vrijgelaten en dus niet met de bijstandsuitkering worden verrekend. Ook wordt bepaald dat de belanghebbende aannemelijk moet kunnen maken dat de gift ook is besteed als ‘gift met een specifieke bestemming’.
Het artikel heeft betrekking op de ‘overige giften’. Dit zijn andere giften dan waarover het gaat in artikel 2 en ook giften van de Voedselbank vallen hier niet onder (zie de definities in artikel 1).
Voor deze ‘overige giften’ geldt dat ze zijn vrijgelaten tot een bedrag van € 1200,-- per kalenderjaar. Het gaat daarbij om het totaal aan giften in natura en giften in geld. Het kan dus gaan om (al dan niet periodieke) geldelijke bedragen, boodschappen, etc.
Dit artikel bepaalt voor welke giften er een meldingsplicht bestaat. Namelijk als alle giften m.u.v. giften van de voedselbank (namelijk ‘giften met een specifieke bestemming’ en ‘overige giften’; zie de definities in artikel 1) in een kalenderjaar tezamen € 1200,- of meer bedragen.
De uitkeringsgerechtigde moet dit dan melden bij het college (in de praktijk: de consulent inkomen) en inzichtelijk kunnen maken welke giften het betreft.
Als de totaalwaarde van alle giften m.u.v. giften van de voedselbank onder de € 1200,- blijft, dan geldt er géén meldingsplicht. Door de meldingsplicht voor alle giften m.u.v. giften van de voedselbank te stellen op € 1200,-:
wordt gerealiseerd dat het college altijd de mogelijkheid krijgt om in gevallen waarin dit nodig is, te beoordelen of er wel of geen sprake is van een ‘gift met een specifieke bestemming’. Het doel daarvan is om te voorkomen dat iemand onverwacht achteraf te maken krijgt met een terugvordering / verrekening. Dat zou namelijk kunnen gebeuren wanneer ‘giften met een specifieke bestemming’ niet zoals geregeld in artikel 4 onder de meldingsplicht zouden vallen. Het kan dan immers zo zijn dat een belanghebbende zelf veronderstelt dat er wél sprake is van een ‘gift met een specifieke bestemming’ terwijl het college (in de praktijk: de regisseur inkomen) later vaststelt dat er géén sprake is geweest van een ‘gift met een specifieke bestemming’, maar gewoon van een ‘overige gift’. Als het bedrag aan ‘overige giften’ dan opeens meer dan € 1200,- is, dan volgt er een – eerder niet voorziene – verrekening.
Door de meldingsplicht te regelen zoals in artikel 4 wordt gedaan, kan de regisseur inkomen tijdig en wanneer dat nodig is onderzoeken of het inderdaad om giften gaat waarvoor recht op bijzondere bijstand bestaat. Het moet daarbij ‘aannemelijk’ zijn dat er bijzondere bijstand verstrekt had kunnen worden. Bijvoorbeeld kan het gaan om een gift voor een ijskast. Wanneer er op de overschrijving staat ‘voor de ijskast’ en er is een factuur van een nieuwe ijskast, dan kan gesteld worden dat er sprake is van ‘aannemelijk’ dat de gift voor de ijskast was. Het is aan de inkomensregisseur om dit in redelijkheid te bepalen.
Giften van de Voedselbank zijn altijd vrijgelaten, tellen niet mee voor het vrijlatingsbedrag voor ‘overige giften’ van tot € 1200,- en hoeven nooit gemeld te worden.