Organisatie | Oldambt |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels vrijlating giften en schadevergoeding Participatiewet gemeente Oldambt 2022 |
Citeertitel | Beleidsregels giften, schadevergoedingen en geldleningen gemeente Oldambt 2022 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | subsidie |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2022 | nieuw beleid | 15-12-2022 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt,
• artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht;
• titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;
• artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet;
• artikel 31, tweede lid, onderdeel m, van de Participatiewet
overwegende dat het wenselijk is om naar aanleiding van deze artikelen beleidsregels vast te stellen,
Beleidsregels vrijlating giften en schadevergoeding Participatiewet gemeente Oldambt 2022.
Artikel 2 Ontvangsten in afwachting van de afhandeling van de bijstandsaanvraag
Bedragen die worden ontvangen in afwachting van de afhandeling van de bijstandsaanvraag en die, na toekenning bijstand, niet direct terugbetaald worden, worden aangemerkt als een gift als bedoeld in artikel 1 van deze beleidsregels.
Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels giften, schadevergoedingen en geldleningen gemeente Oldambt 2022.
Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 01-01-2022.
Deze beleidsregels geven aan hoe giften, schadevergoedingen en geldleningen voor levensonderhoud moeten worden beoordeeld.
Bij de vrijlating van giften wordt geen onderscheid gemaakt tussen giften van instellingen en giften van personen. Door de giften niet volledig in aanmerking te nemen wordt voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen. Uitgangspunt is dat kerkelijk en particulier initiatief zoveel mogelijk wordt gerespecteerd.
Gezien het minimumbehoeftenkarakter van de bijstand kan de vrijlating niet onbeperkt zijn. Wat betreft de hoogte van de gift geldt dat het in de rede ligt om de gift in aanmerking te nemen voor zover cumulatie daarvan met de bijstand leidt tot een bestedingsniveau dat niet verenigbaar is met hetgeen op bijstandsniveau gebruikelijk is.
Bij de beoordeling of een betaling als een gift kan worden beschouwd is doorslaggevend of de betaling een onverplicht karakter draagt. Betalingen die zijn gebaseerd op wederkerige overeenkomsten kunnen om die reden dan ook niet aangemerkt worden als giften. In beginsel is de belanghebbende verplicht giften te melden.
De beleidsregels hebben tot doel om helder te maken welke giften niet tot de middelen worden gerekend.
Bij een schadevergoeding wordt onderscheid gemaakt tussen materiele en immateriële schadevergoeding. Een materiele schadevergoeding is een vergoeding voor schade die direct in geld is uit te drukken. Het gaat om een vergoeding voor schade of verlies van iets dat belanghebbende al had. Bijvoorbeeld vervanging van een kapotte auto of brandschade in huis. Het kunnen reeds gemaakte kosten zijn of kosten die nog gemaakt moeten worden.
Bij immateriële schadevergoeding, ook wel smartengeld genoemd, gaat het om een vergoeding voor gederfde levensvreugde. Deze vergoeding is bedoeld voor geleden emotionele schade, waarvan de hoogte door een rechter of schadeverzekeraar is bepaald. Binnen de bijstandsuitkering moet worden gekeken naar de hoogte van de immateriële schadevergoeding. Is de vergoeding exorbitant hoog, of heeft deze een loondervend karakter, dan kan dat deel wel als middel in aanmerking worden genomen. Voor het gedeelte van de immateriële schadevergoeding dat door de gemeente wordt vrijgelaten, is het aan de belanghebbende om te bepalen waar de vrijgelaten immateriële schadevergoeding voor wordt gebruikt. Invulling geven aan het hervinden van levensvreugde is immers een persoonlijke kwestie.
In dit artikel wordt bepaald dat giften tot een bedrag van € 1.200 voor een alleenstaande en € 1.700 voor een gezin per kalenderjaar door de gemeente niet als middel in aanmerking wordt genomen.
Is er sprake van een incidentele gift waarbij het bedrag van de vrijlating wordt overschreden dan wordt het meerdere aangemerkt als vermogen.
Is er sprake van periodieke giften waarbij het bedrag van de vrijlating wordt overschreden dan wordt het meerdere aangemerkt als inkomen.
Als gevolg van een lange behandelingsduur door de gemeente kan het zijn dat familie bijspringt voor de meest belangrijke uitgaven.
Als over dezelfde periode alsnog bijstand wordt verstrekt en de lening wordt terugbetaald, dan wordt het ontvangen bedrag niet als middel aangemerkt. Wordt het ontvangen bedrag niet direct terugbetaald, dan wordt dit bedrag aangemerkt als een gift waarvoor de vrijlating geldt als bedoeld in artikel 1 van deze beleidsregels.
Giften met een specifieke bestemming waarvoor anders bijzondere bijstand had kunnen worden verstrekt worden niet als middel aangemerkt.
Als er geen bijzondere bijstand mogelijk is maar de kosten zijn wel noodzakelijk, kan de gift eveneens vrijgelaten worden als deze de levensstandaard niet verhoogt. Dit is bijvoorbeeld het geval als de belanghebbende een gift ontvangt voor het aanschaffen van noodzakelijke hulpmiddelen zoals bijvoorbeeld een scootmobiel, of als de medische kosten uit bijstandsoogpunt niet noodzakelijk zijn maar wel wenselijk.
Als de gift bestemd is voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan dan wel ter vrije besteding is, geldt dit artikel niet.
Door het onverplicht karakter is er voldoende reden om onverplichte verstrekkingen van werkgevers aan werknemers buiten beschouwing te laten. Te denken valt bijvoorbeeld aan een kerstpakket, tegoedbonnen of een bedrag met de kerst.
Giften als bedoeld in dit artikel tellen daarom niet mee voor de vrij te laten bedragen als bedoeld artikel 1 van deze beleidsregels.
Op grond van jurisprudentie kunnen giften in natura van verbruiksgoederen (bijvoorbeeld boodschappen) niet als middel worden beschouwd. Als er aanleiding bestaat om deze wel in aanmerking te nemen dient de bijstand te worden afgestemd op grond van artikel 18 lid 1 van de Participatiewet.
Verstrekkingen van de voedselbank, speelgoedbank en de kledingbank worden niet als middel aangemerkt.
De Participatiewet biedt maar beperkte mogelijkheden tot bijstandsverlening in schulden. Het hebben van problematische schulden is in algemene zin een belemmering in het sociaal functioneren. Als familie hierin de bijstandsgerechtigde tegemoet wil komen worden deze bedragen in beginsel niet als middel in aanmerking genomen.
Het is de verantwoordelijkheid van de belanghebbende om documenten aan te leveren waaruit blijkt op welke grond aan hem een schadevergoeding is toegekend. Dit kan bijvoorbeeld een besluit van een verzekeringsmaatschappij of rechtbank zijn. De bewijslast ligt bij de belanghebbende zelf. Hij zal de schade aannemelijk moeten maken.
Eerste lid: wanneer er sprake is van ontvangst van een door belanghebbende ontvangen schadevergoeding voor materiële schade, zal beoordeeld moeten worden of de vergoeding is gebruikt voor het wegnemen van de schade. Indien dit niet (helemaal) het geval is, wordt het deel dat niet is aangewend om de geleden schade weg te nemen als vermogen in aanmerking genomen. Hierbij moet rekening worden gehouden met eventuele kosten die in de toekomst nog gemaakt moeten worden, zoals fysiotherapie. Indien hier sprake van is kan de vergoeding niet als vermogen worden aangemerkt.
Tweede lid: door tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid kan iemand zijn baan verliezen. Het gevolg zal in veel gevallen zijn dat het inkomen van iemand voor een bepaalde periode, of zelfs helemaal, weg valt. Een vergoeding voor loonderving is bestemd voor de kosten van levensonderhoud en wordt daarom binnen de bijstand beschouwd als inkomen binnen de bijstand.
Het proces van afhandelen van de schade kan lange tijd duren. De uiteindelijk toegekende schadevergoeding kan dan ook over een periode gaan die in het verleden ligt. Er zal daarom beoordeeld moeten worden op welke periode de vergoeding precies betrekking heeft. Het bedrag van de toegekende schadevergoeding wordt vervolgens gedeeld door het aantal maanden waarop deze vergoeding betrekking heeft en maandelijks gekort als inkomen. In de meeste gevallen gaat het om één bedrag, waarbij het bedrag per maand niet duidelijk is. De belanghebbende zal moeten aantonen om welk verlies van arbeidsvermogen het gaat. Dit kan bijvoorbeeld doormiddel van salarisspecificaties of jaaropgaven, maar ook door een overzicht van de nog te lijden schade opgemaakt door een letstelschadespecialist.
Derde lid: wanneer er een schadevergoeding voor immateriële schade wordt toegekend, gaat het meestal om een zeer ernstige situatie. In een dergelijke situatie heeft de belanghebbende het recht om gecompenseerd te worden voor de geleden schade, zonder dat dit direct van invloed is op het recht op bijstand. Schadevergoedingen voor immateriële schade worden daarom niet volledig als vermogen aangemerkt. Aan de andere kant kan deze vrijlating niet onbegrensd zijn. Een bedrag ter hoogte van € 10.000 wordt gezien als verantwoord. Wanneer de immateriële schadevergoeding hoger is, dan wordt 2/3 deel van het bedrag dat deze grens overschrijdt in aanmerking genomen als vermogen. Het niet vrijgelaten deel van de schadevergoeding wordt dan als vermogen in aanmerking genomen op basis van artikel 34 lid 1 onder b van de Participatiewet.