Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Maastricht

Evenementenverordening gemeente Maastricht 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMaastricht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingEvenementenverordening gemeente Maastricht 2023
CiteertitelEvenementenverordening Maastricht 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024artikel 3

19-12-2023

gmb-2023-565009

12-07-202301-01-2024nieuwe regeling

27-06-2023

gmb-2023-301246

2023.02460

Tekst van de regeling

Intitulé

Evenementenverordening gemeente Maastricht 2023

DE RAAD DER GEMEENTE MAASTRICHT,

 

gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 23 mei 2023, organisatieonderdeel BO Economie en Cultuur, no. 2023.02460;

 

gelet op het feit dat de bestaande verordening dient te worden geactualiseerd omdat het evenementenbeleid ook is geactualiseerd;

 

BESLUIT:

 

Akkoord te gaan met de geactualiseerde evenementenverordening

 

Evenementenverordening gemeente Maastricht 2023

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Paragraaf 1.1 Betrokken belangen en toepassingsbereik

Artikel 1. Belangen

Deze verordening is opgesteld in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de verkeersveiligheid, de brandveiligheid, de bescherming van de fysieke leefomgeving en het milieu en het stedelijk milieu, de instandhouding en ontwikkeling van de stedelijke infrastructuur, de publieke gezondheid, sociaal beleid, het aanbieden van sport, cultuur en gastronomie, alsmede het bevorderen van een divers en aantrekkelijk aanbod van evenementen passend bij de gemeente Maastricht en het verdelen en spreiden van zulke evenementen binnen de gemeente Maastricht met het oog op de voornoemde belangen.

Artikel 2. Toepassingsbereik

Deze verordening is van toepassing op:

  • a.

    evenementen als bedoeld in artikel 3 onder j; en

  • b.

    gebeurtenissen in inrichtingen als bedoeld in artikel 17 lid 1 en artikel 26.

Paragraaf 1.2 Begripsomschrijvingen

Artikel 3. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

a.

beoordelingscommissie: de ambtelijke commissie, samengesteld uit door het college te benoemen leden, die in geval van schaarste adviseren over de toedeling van een schaars recht als bedoeld in artikel 38;

b.

burgemeester: de burgemeester van de gemeente Maastricht;

c.

college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht;

d.

concurrerende evenementen: twee of meer evenementen die

  • I.

    betrekking hebben op deellocatie A, die nog niet op het jaarprogramma evenementen staan, en die worden aangevraagd voor dezelfde locatie en hetzelfde tijdstip; of

  • II.

    betrekking hebben op deellocatie A, die nog niet op het jaarprogramma evenementen staan en worden aangevraagd voor dezelfde locatie en waarbij de aanvragen het gevolg hebben dat de geldende dagengeluidsnorm voor die locatie overschreden worden; of

  • III.

    betrekking hebben op deellocatie B en waarvoor een vergunning wordt aangevraagd of een melding wordt gedaan voor dezelfde locatie en hetzelfde tijdstip; of

  • IV.

    betrekking hebben op deellocatie B, nog niet vergund of gemeld zijn en worden aangevraagd of gemeld voor dezelfde locatie maar waarbij de aanvragen of de melding het gevolg hebben dat de geldende dagengeluidsnormen voor die locatie overschreden worden.

e.

conflicterende evenementen: evenementen die worden aangevraagd of gemeld voor verschillende locaties, die blijkens de aanvragen op hetzelfde moment of binnen dezelfde periode plaatsvinden en naar het oordeel van het bevoegd bestuursorgaan ter bescherming van de belangen genoemd in artikel 1 niet tegelijkertijd of in dezelfde periode kunnen plaatsvinden;

f.

dagenmaximum: het maximale aantal dagen dat in een jaar op een locatie evenementen kunnen plaatsvinden. Het dagenmaximum is opgebouwd uit categorieën dagen waarop evenementen met een specifiek geluidsniveau mogen plaatsvinden;

g.

dagengeluidsnorm: het in het locatieprofiel opgenomen maximale aantal dagen per jaar dat voor een locatie (binnen het dagenmaximum) evenementen met een specifiek geluidsniveau mogen plaatsvinden;

h.

deellocatie A: het gebied binnen de gemeente Maastricht zoals aangeduid op bijlage 1 behorend bij deze verordening;

i.

deellocatie B: het grondgebied van de gemeente Maastricht dat niet als deellocatie A is aangemerkt;

j.

evenement: elke voor publiek toegankelijke activiteit en/of gelegenheid, in de openbare ruimte, voor educatieve, culturele of levensbeschouwelijke doeleinden of voor vermaak, met uitzondering van:

  • I.

    een manifestatie in de zin van de Wet openbare manifestaties;

  • II.

    een optocht als bedoeld in artikel 2.2 van de Algemene plaatselijke verordening Maastricht;

  • III.

    markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onderdeel g van de Gemeentewet;

  • IV.

    vertoningen e.d. op de weg als bedoeld in de artikelen 2.5, 2.6 en 2.7 van de Algemene plaatselijke verordening Maastricht;

k.

evenementvrije dagen: data waarop op een of meerdere door het college gespecificeerde locaties geen evenementen mogen worden gehouden;

l.

inrichting: elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing wordt verricht;

m.

jaarprogramma evenementen: het door het college opgestelde dynamische overzicht bedoeld in hoofdstuk 5 waarin voor een kalenderjaar opgesomd worden de evenementen per locatie binnen deellocatie A en de data en tijden waarop die evenementen kunnen plaatsvinden;

n.

locatieprofiel: het overzicht bedoeld in artikel 7 met voor de aanvrager belangrijke informatie over een bepaalde locatie;

Paragraaf 1.3 Algemene bepalingen over besluiten

Artikel 4. Geen fictieve verlening

Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is op deze verordening niet van toepassing.

Artikel 5. Overdraagbaarheid

  • 1.

    Plaatsing van een evenement op het jaarprogramma evenementen of een verleende vergunning is niet overdraagbaar behoudens toestemming van het bevoegd bestuursorgaan.

  • 2.

    Het bevoegd bestuursorgaan zal haar toestemming weigeren indien medewerking aan een verzoek discriminatoir is of in strijd met de belangen vermeld in artikel 1 of met de wet.

  • 3.

    Het bevoegd bestuursorgaan kan aan toestemming voorwaarden verbinden ter bescherming van de belangen genoemd in artikel 1.

Artikel 6. Hardheidsclausule

Het college is bevoegd bij besluit af te wijken van de verordening en de door haar op basis van de verordening genomen besluiten voor zover dat afwijkende besluit betreft het jaarprogramma evenementen, het geldende dagenmaximum en/of de geldende dagengeluidsnormen en kan in het bijzonder:

  • a.

    een specifiek evenement op het jaarprogramma evenementen plaatsen; en

  • b.

    ten gunste van het evenement onder a. een evenement van het jaarprogramma evenementen verwijderen; en

  • c.

    ten behoeve van een specifiek evenement het geldende dagenmaximum bedoeld in artikel 8 aanpassen; en

  • d.

    ten behoeve van een specifiek evenement de geldende dagengeluidsnorm aanpassen;

indien zich bijzondere omstandigheden voordoen; en

  • I.

    het evenement bedoeld onder a. c. en/of d. bezien vanuit de gemeente Maastricht een buitengewoon beleidsversterkend karakter heeft; of

  • II.

    het evenement onder a. c. en/of d. bezien vanuit de gemeente Maastricht een buitengewoon imagoversterkend karakter heeft.

Paragraaf 1.4 Locatieprofiel en dagenmaximum

Artikel 7. Locatieprofiel

  • 1.

    Het college is bevoegd per locatie in de gemeente Maastricht een locatieprofiel vast te stellen.

  • 2.

    De locatieprofielen bevatten belangrijke informatie over een bepaalde locatie, waaronder:

    • a.

      de ligging;

    • b.

      de oppervlakte;

    • c.

      de draagkracht van de ondergrond;

    • d.

      geluidaspecten, waaronder de voor die locatie relevante dagengeluidsnorm als bedoeld in artikel 3 onder g;

    • e.

      ecologische waarden; en

    • f.

      bereikbaarheid.

Artikel 8. Dagenmaximum

  • 1.

    Voor de locatie het Vrijthof geldt een dagenmaximum van 60 dagen.

  • 2.

    Voor overige locaties binnen het grondgebied van de gemeente geldt een dagenmaximum van 50 dagen per locatie.

  • 3.

    Evenementen tellen niet mee bij de berekening of het dagenmaximum overschreden wordt indien zij voldoen aan de volgende cumulatieve criteria:

    • a.

      Het evenement produceert een dusdanig geluidsniveau dat het valt binnen de lichtste geluidscategorie (categorie 3) zoals gedefinieerd in de locatieprofielen; en

    • b.

      Het evenement neemt minder dan 50% van de oppervlakte van de locatie in beslag.

  • 4.

    Voor zover een evenement plaatsvindt gedurende de carnavalsdagen, te weten vrijdag tot en met dinsdag, en het evenement verband houdt met het carnavalsfeest telt dit niet mee voor de berekening of het dagenmaximum of de dagengeluidsnorm overschreden is.

Hoofdstuk 2. Vergunningsplichtige evenementen

Artikel 9. Vergunningsplicht evenementen

  • 1.

    Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een evenement te houden.

  • 2.

    Van het verbod als bedoeld in lid 1 zijn uitgezonderd meldingsplichtige evenementen bedoeld in artikel 25.

Artikel 10. Aanvraag van een vergunning

  • 1.

    Een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 9 lid 1 wordt uiterlijk 8 weken voor de aanvangsdatum van het evenement ingediend bij de burgemeester op het daartoe bestemde aanvraagformulier.

  • 2.

    De burgemeester kan nadere regels stellen omtrent de aanvraagprocedure voor een vergunning als bedoeld in artikel 9 lid 1 en de in het kader van een aanvraag te verstrekken informatie zoals:

    • a.

      een veiligheidsplan;

    • b.

      een situatietekening;

    • c.

      een draaiboek;

    • d.

      een geluidsplan;

    • e.

      informatie op grond waarvan kan worden beoordeeld of het evenement in overeenstemming is met het locatieprofiel; en

    • f.

      andere informatie die door de burgemeester noodzakelijk wordt geacht ter borging van de in artikel 1 vermelde belangen.

  • 3.

    Een aanvraag voor een vergunning kan, indien deze geen betrekking heeft op het huidige kalenderjaar, enkel betrekking hebben op een evenement voor het daaropvolgende kalenderjaar.

Artikel 11. Vergunning en voorwaarden

  • 1.

    Een vergunning bevat ten minste:

    • a.

      een aanduiding van het gebied waarbinnen het evenement plaatsvindt;

    • b.

      het aanvangstijdstip en de duur van het evenement;

    • c.

      een beschrijving van de activiteiten en handelingen die in het kader van het evenement mogen plaatsvinden; en

    • d.

      de geluidsnormen die op het evenement van toepassing zijn.

  • 2.

    Wezenlijke kenmerken en prestaties opgenomen in het verzoek tot plaatsing op het jaarprogramma bedoeld in hoofdstuk 5 worden opgenomen als voorschriften en beperkingen in de vergunning.

  • 3.

    De burgemeester kan aan een vergunning aanvullende voorschriften en beperkingen verbinden ter bescherming van een of meerdere van de belangen genoemd in artikel 1.

Artikel 12. Absolute weigeringsgronden vergunning

Een aanvraag voor een evenementenvergunning wordt in ieder geval door de burgemeester geweigerd indien:

  • a.

    het houden van het evenement in strijd met de wet zou zijn; of

  • b.

    gelet op de aard van het evenement en/of het aantal bezoekers wordt onevenredig veel beslag gelegd op de gemeentelijke en overige (hulp)diensten; of

  • c.

    de vergunningaanvraag op wezenlijke onderdelen niet in overeenstemming is met het aanvraagformulier voor plaatsing op het jaarprogramma evenementen; of

  • d.

    indien het evenement waarvoor een vergunning wordt aangevraagd plaatsvindt op een locatie in deellocatie A en het evenement niet is geplaatst op het jaarprogramma evenementen; of

  • e.

    indien aannemelijk is dat de feitelijke toestand en uitvoering van het evenement op wezenlijke punten niet in overeenstemming zal zijn met hetgeen de aanvrager in de aanvraag heeft vermeld; of

  • f.

    in het geval van een aanvraag voor een evenement in deellocatie B, indien reeds een aanvraag voor een vergunning is ingediend of een melding is gedaan voor een concurrerend of conflicterend evenement; of

  • g.

    De aanvraag is strijdig met hetgeen bepaald in artikel 10 lid 3.

Artikel 13. Facultatieve weigeringsgronden vergunning

Een vergunning kan door de burgemeester worden geweigerd indien een of meerdere van de volgende weigeringsgronden zich voordoen:

  • a.

    de aanvraag voor de vergunning is niet tijdig gedaan; of

  • b.

    het evenement in strijd is met eisen genoemd of voortvloeiend uit het locatieprofiel; of

  • c.

    het toekennen van de aangevraagde vergunning ertoe zal leiden dat de geldende dagengeluidsnorm zal worden overschreden; of

  • d.

    het toekennen van de aangevraagde vergunning ertoe zal leiden dat het geldende dagenmaximum zal worden overschreden; of

  • e.

    het houden van het evenement in een zodanige mate zou conflicteren met de borging van de belangen genoemd in artikel 1 dat naar het redelijk oordeel van de burgemeester de belangen van de aanvrager hiertegen niet opwegen; of

  • f.

    er bestaat gevaar voor ernstige verkeersbelemmeringen; of

  • g.

    door het bevoegd gezag bij eerdere vergunningverleningen is geconstateerd dat de aanvrager de voorschriften bij een evenementenvergunning heeft overtreden en aannemelijk is dat naleving van voorschriften bij of krachtens artikel 11 uitblijft; of

  • h.

    Indien een evenement een besloten karakter heeft; of

  • i.

    het betreft een geval en de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 14. Gronden voor wijziging of intrekking

  • 1.

    De burgemeester kan een vergunning geheel of gedeeltelijk wijzigen of intrekken indien:

    • a.

      De houder van de vergunning hierom verzoekt; of

    • b.

      ter verkrijging van de vergunning onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt; of

    • c.

      dit vanwege veranderde wetgeving of gewijzigde omstandigheden of inzichten noodzakelijk is ter bescherming van het belang of de belangen genoemd in artikel 1; of

    • d.

      de aan het besluit verbonden voorschriften of beperkingen niet worden nagekomen; of

    • e.

      voor een vergunning betrekking hebbend op deellocatie A de plaatsing op het jaarprogramma evenementen komt te vervallen; of

    • f.

      het besluit is genomen in strijd met een wettelijk voorschrift.

  • 2.

    Indien sprake is van een geval zoals genoemd onder lid 1 onder a, zijn artikel 11, 12, en 13 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15. Naleving voorschriften en beperkingen vergunning

Het is voor de houder van een vergunning als bedoeld in dit hoofdstuk verboden om te handelen in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen.

Artikel 16. Toonplicht

De houder van een vergunning als bedoeld in dit hoofdstuk geeft deze op eerste vordering van een toezichthouder of opsporingsambtenaar ter inzage af.

Hoofdstuk 3. Vergunningsplichtige gebeurtenissen in inrichtingen

Artikel 17. Vergunningsplicht bepaalde gebeurtenissen in inrichtingen

  • 1.

    Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een gebeurtenis in een inrichting te houden indien het betreft een georganiseerde gebeurtenis die:

    • a.

      toegankelijk is voor eenieder of met een besloten karakter;

    • b.

      die één of meer dagen kan duren;

    • c.

      plaatsvindt in een inrichting op één plek of verspreid over meer locaties in Maastricht;

    • d.

      waarvan ontmoeting en vermaak kenmerken zijn;

    • e.

      buiten de normale bedrijfsvoering van de inrichting valt; en

    • f.

      met het oog op de belangen neergelegd in artikel 1 enig merkbaar effect heeft op de openbare ruimte.

  • 2.

    Uitgesloten van de vergunningsplicht is een gebeurtenis in een inrichting als bedoeld in artikel 26.

Artikel 18. Aanvraag van een vergunning

  • 1.

    Een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 17 lid1 wordt uiterlijk 8 weken voor de aanvangsdatum van de gebeurtenis ingediend bij de burgemeester op het daartoe bestemde aanvraagformulier.

  • 2.

    De burgemeester kan nadere regels stellen omtrent de aanvraagprocedure voor een vergunning als bedoeld in artikel 17 lid 1 en de in het kader van een aanvraag te verstrekken informatie zoals:

    • a.

      een veiligheidsplan;

    • b.

      een situatietekening;

    • c.

      een draaiboek;

    • d.

      een geluidsplan; en

    • e.

      andere informatie die door de burgemeester noodzakelijk wordt geacht ter borging van de in artikel 1 vermelde belangen.

Artikel 19. Vergunning en voorwaarden

  • 1.

    Een vergunning bevat ten minste:

    • a.

      een aanduiding van de inrichting waar de gebeurtenis plaatsvindt;

    • b.

      het aanvangstijdstip en de duur van de gebeurtenis;

    • c.

      een beschrijving van de activiteiten en handelingen die in het kader van het gebeurtenis mogen plaatsvinden; en

    • d.

      de geluidsnormen die op de gebeurtenis van toepassing zijn.

  • 2.

    De burgemeester kan aan vergunning aanvullende voorschriften en beperkingen verbinden ter bescherming van een of meerdere van de belangen genoemd in artikel.

Artikel 20. Absolute weigeringsgronden vergunning

Een aanvraag voor een vergunning voor een gebeurtenis wordt in ieder geval door de burgemeester geweigerd indien:

  • a.

    het houden van de gebeurtenis in strijd met de wet zou zijn; of

  • b.

    gelet op de aard van de gebeurtenis en/of het aantal bezoekers onevenredig veel beslag wordt gelegd op de gemeentelijke en overige (hulp)diensten; of

  • c.

    aannemelijk is dat de feitelijke toestand en uitvoering van de gebeurtenis op wezenlijke punten niet in overeenstemming zal zijn met hetgeen de aanvrager in de aanvraag heeft vermeld.

Artikel 21. Facultatieve weigeringsgronden vergunning

Een vergunning kan door de burgemeester worden geweigerd indien een of meerdere van de volgende weigeringsgronden zich voordoen:

  • a.

    de aanvraag voor de vergunning is niet tijdig gedaan; of

  • b.

    het houden van de gebeurtenis in een zodanige mate zou conflicteren met de borging van de belangen genoemd in artikel 1 dat naar het redelijk oordeel van de burgemeester de belangen van de aanvrager hiertegen niet opwegen; of

  • c.

    er bestaat gevaar voor ernstige verkeersbelemmeringen; of

  • d.

    door het bevoegd gezag bij eerdere vergunningverleningen is geconstateerd dat de aanvrager de voorschriften bij een vergunning heeft overtreden en aannemelijk is dat naleving van voorschriften bij of krachtens artikel 19 uitblijft; of

  • e.

    het betreft een geval en de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 22. Gronden voor wijziging of intrekking

  • 1.

    De burgemeester kan een vergunning geheel of gedeeltelijk wijzigen of intrekken indien:

    • a.

      De houder van de vergunning hierom verzoekt; of

    • b.

      ter verkrijging van de vergunning onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt; of

    • c.

      dit vanwege veranderde wetgeving of gewijzigde omstandigheden of inzichten noodzakelijk is ter bescherming van het belang of de belangen genoemd in artikel 1; of

    • d.

      de aan het besluit verbonden voorschriften of beperkingen niet worden nagekomen; of

    • e.

      het besluit is genomen in strijd met een wettelijk voorschrift.

  • 2.

    Indien sprake is van een geval zoals genoemd onder lid 1 onder a, zijn de artikelen 19, 20 en 21 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 23. Naleving voorschriften en beperkingen vergunning

Het is voor de houder van een vergunning als bedoeld in dit hoofdstuk verboden om te handelen in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen.

Artikel 24. Toonplicht

De houder van een vergunning als bedoeld in dit hoofdstuk geeft deze op eerste vordering van een toezichthouder of opsporingsambtenaar ter inzage af.

Hoofdstuk 4 Meldingsplichtige evenementen en meldingsplichtige gebeurtenissen in inrichtingen

Artikel 25. Aanwijzing van meldingsplichtige evenementen.

De burgemeester kan een bepaalde categorie evenementen aanwijzen als meldingsplichtig evenement, indien een vergunningsplicht als bedoeld in artikel 9 lid 1 naar diens oordeel niet noodzakelijk om de belangen zoals vermeld in artikel 1 te borgen.

Artikel 26. Definitie meldingsplichtige gebeurtenissen in inrichtingen

Meldingsplichtige gebeurtenissen in inrichtingen zijn georganiseerde gebeurtenissen in een inrichting:

  • a.

    die binnen de normale bedrijfsvoering van de inrichting plaatsvinden;

  • b.

    toegankelijk voor eenieder of met een besloten karakter;

  • c.

    die één of meer dagen kunnen duren, op één plek of verspreid in Maastricht; waarvan ontmoeting en vermaak kenmerken zijn; en

  • d.

    waarvan het aantal bezoekers dat gelijktijdig tijdens de gebeurtenis aanwezig is of zal zijn meer dan 500 bedraagt.

Artikel 27. Meldingsplicht

  • 1.

    De organisator van een meldingsplichtig evenement als bedoeld in artikel 25 of een meldingsplichtige gebeurtenis in een inrichting als bedoeld in artikel 26 stelt de burgemeester in kennis van het voornemen tot het houden van het evenement of de gebeurtenis door tenminste 4 weken voorafgaand aan het plaatsvinden van dit evenement of gebeurtenis een daartoe door de burgemeester vastgesteld meldingsformulier in te dienen.

  • 2.

    Een melding van een evenement als bedoeld in artikel 25 en betrekking hebbend op deellocatie A kan niet eerder dan zes weken na de dag waarop het jaarprogramma vastgesteld wordt ingediend worden.

  • 3.

    De burgemeester kan binnen 10 werkdagen na ontvangst van de melding besluiten het evenement of de gebeurtenis te verbieden indien aannemelijk is dat het houden van het evenement of de gebeurtenis in een zodanige mate zou conflicteren met de borging van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, ten behoeve van de verkeersveiligheid of ter bescherming van de veiligheid van personen of goederen of ter bescherming van de gezondheid dat naar het redelijk oordeel van de burgemeester de belangen van de organisator hiertegen niet opwegen.

  • 4.

    De burgemeester kan binnen 10 werkdagen na ontvangst van de melding besluiten het evenement of de gebeurtenis te verbieden indien de melding onvoldoende gegevens bevat om te beoordelen in welke mate het evenement of de gebeurtenis zal conflicteren met de in het vorige lid genoemde belangen.

  • 5.

    De burgemeester verbiedt een gemeld evenement als bedoeld in artikel 25 dat betrekking heeft op een locatie in deellocatie A indien het niet is geplaatst op het jaarprogramma evenementen;

  • 6.

    In het geval van een melding van een evenement in deellocatie B verbiedt de burgemeester het gemelde evenement als bedoeld in artikel 25, indien reeds een vergunning is aangevraagd of een melding is ingediend voor een concurrerend of conflicterend evenement.

  • 7.

    De burgemeester verbiedt een gemeld evenement als bedoeld in artikel 25 indien het plaatsvinden van het evenement ertoe zal leiden dat het geldende dagenmaximum zal worden overschreden;

  • 8.

    De burgemeester kan ter bescherming van de belangen genoemd in lid 3 voorschriften en beperkingen stellen ten aanzien van het houden van bij of krachtens artikelen 25 en 26 benoemde categorieën van evenementen of gebeurtenissen alsook ten aanzien van individuele gemelde evenementen of gebeurtenissen in de zin van artikelen 25 en 26.

  • 9.

    De burgemeester kan nadere regels stellen omtrent de meldingsprocedure voor een evenement of gebeurtenis als bedoeld in artikelen 18 en 19 en de in het kader van een melding te verstrekken informatie.

Artikel 28. Verbod tot het houden van meldingsplichtige evenementen en meldingsplichtige gebeurtenissen in inrichtingen.

Een meldingsplichtig evenement of een meldingsplichtige gebeurtenis in een inrichting kan door de burgemeester op elk moment worden verboden en stilgelegd, indien:

  • a.

    geen tijdige melding heeft plaatsgevonden; of

  • b.

    bij de melding onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt; of

  • c.

    in het geval van een meldingsplichtig evenement, op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verstrijken van de termijn als bedoeld in artikel 27 lid 3 en 4 moet worden aangenomen dat het verbod noodzakelijk is ter borging van de belangen genoemd in artikel 1; of

  • d.

    in het geval van een meldingsplichtige gebeurtenis, op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verstrijken van de termijn als bedoeld in artikel 27 lid 3 en 4 moet worden aangenomen dat het verbod noodzakelijk is ter borging van de belangen genoemd in artikel 27 lid 3; of

  • e.

    nadere voorschriften als bedoeld in artikel 27 lid 8 door de burgemeester zijn gesteld en deze door de organisator bedoeld in artikel 27 lid 1 niet worden nageleefd.

Artikel 29. Naleving van voorschriften en beperkingen

Het is voor de organisator van een meldingsplichtig evenement en gebeurtenis verboden om te handelen in strijd met de aan het evenement of de gebeurtenis uit hoofde van artikel 27 lid 8 opgenomen voorschriften of beperkingen.

Hoofdstuk 5 Het jaarprogramma evenementen

Paragraaf 5.1 Het jaarprogramma, evenementvrije dagen en het dagenmaximum.

Artikel 30. Betekenis jaarprogramma evenementen.

Indien een evenement voor deellocatie A niet op het jaarprogramma evenementen staat, weigert de burgemeester een vergunning of verbiedt de burgemeester een meldingsplichtig evenement.

Artikel 31. Evenementvrije dagen

Het college kan ambtshalve evenementvrije dagen vaststellen indien zulks naar het oordeel van het college wenselijk is:

  • a.

    in het kader van het voorkomen van een mogelijke onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat, of

  • b.

    ten behoeve van het verkrijgen van een evenwichtige balans tussen de locaties onderling en daarmee voldoende spreiding van evenementen; of

  • c.

    in verband met het gegeven dat die tijd noodzakelijk is voor de op- of afbouw van een evenement.

Paragraaf 5.2 Vaststelling van het jaarprogramma

Artikel 32. Totstandkoming van het jaarprogramma evenementen en besluiten strekkende tot plaatsing van een evenement op het jaarprogramma.

  • 1.

    Het college stelt uiterlijk voor 1 juli voorafgaand aan het jaar waarop het jaarprogramma ziet, het jaarprogramma evenementen vast.

  • 2.

    Teneinde in aanmerking te komen voor een besluit strekkende tot opname van een evenement voor deellocatie A op het jaarprogramma evenementen doet de verzoeker een schriftelijk verzoek bij het college.

  • 3.

    Het verzoek bedoeld in het voorgaande lid wordt ingediend middels het daartoe door het college vastgestelde formulier;

  • 4.

    Het verzoek bedoeld in het voorgaand lid dient in de periode van 1 maart tot 1 april van elk jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarop het jaarprogramma ziet, te worden ingediend.

  • 5.

    In afwijking van de leden 2, 3 en 4 behoeft voor categorieën van evenementen voor deellocatie A die aangewezen zijn op grond van artikel 39 lid 1 geen verzoek te worden gedaan indien de dagen waarop het evenement plaatsvindt zonder voorbehoud zijn toegekend, evenmin behoeft een dergelijk verzoek gedaan te worden voor op grond van artikel 39 lid 1 aangewezen evenementen.

  • 6.

    Indien op basis van het ingediende formulier niet kan worden beoordeeld of een evenement al dan niet op het jaarprogramma evenementen kan worden geplaatst, wordt de verzoeker in de gelegenheid gesteld om het verzoek aan te vullen, evenwel uiterlijk op 15 april voorafgaand aan het jaar waarop het jaarprogramma ziet, moet het verzoek compleet zijn en alle gegevens omvatten die nodig zijn om te kunnen toetsen of plaatsing op het jaarprogramma evenementen mogelijk is.

  • 7.

    Indien een verzoek als bedoeld in lid 2 wordt afgewezen ontvangt de aanvrager een gemotiveerde afwijzing.

  • 8.

    Het jaarprogramma evenementen wordt na vaststelling door het college bekend gemaakt.

  • 9.

    Het college kan nadere regels stellen omtrent de verzoekprocedure voor plaatsing op het jaarprogramma als bedoeld in lid 2 en de in het kader van een aanvraag te verstrekken informatie.

Artikel 33. Weigeringsgronden voor plaatsing op het jaarprogramma evenementen

  • 1.

    Een verzoek tot plaatsing op het jaarprogramma evenementen wordt door het college geweigerd indien:

    • a.

      uit het verzoek tot plaatsing blijkt dat het evenement naar haar aard en omvang fysiek, onder andere ruimtelijk niet inpasbaar, of anderszins, onder andere wegens onaanvaardbare geluidbelasting ten aanzien van het woon- en/of leefklimaat, aantoonbaar niet voor een vergunning van de burgemeester in aanmerking kan komen op de locatie waarvoor de aanvraag is gedaan; of

    • b.

      aannemelijk is dat de feitelijke toestand niet in overeenstemming zal zijn met hetgeen de verzoeker in het verzoek heeft vermeld; of

    • c.

      in de eerste ronde verzoeken voor plaatsing van evenementen op het jaarprogramma evenementen het evenement niet is geselecteerd op basis van een procedure als bedoeld in artikel 37 lid 1; of

    • d.

      plaatsing van het evenement op het jaarprogramma evenementen ertoe zal leiden dat op de locatie het geldende dagenmaximum of dagengeluidsnorm zal worden overschreden; of

    • e.

      bij additionele verzoeken voor plaatsing van evenementen op het jaarprogramma evenementen reeds een concurrerend of conflicterend evenement geplaatst is.

  • 2.

    Een verzoek tot plaatsing op het jaarprogramma evenementen kan door het college geweigerd worden indien het evenement een besloten karakter heeft.

Artikel 34. Gronden voor wijziging of intrekking

Het college kan een plaatsing van een evenement op het jaarprogramma evenementen geheel of gedeeltelijk wijzigen of intrekken indien:

  • a.

    ter verkrijging van het besluit tot plaatsing onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt; of

  • b.

    dit vanwege veranderde wetgeving of gewijzigde omstandigheden of inzichten noodzakelijk is ter bescherming van een belang of de belangen genoemd in artikel 1 of in het belang of de belangen in verband waarmee het besluit genomen is; of

  • c.

    het tot plaatsing strekkende besluit is genomen in strijd met een wettelijk voorschrift.

  • d.

    het college gebruik maakt van zijn bevoegdheid gegeven in artikel 6.

Artikel 35. Wijziging van het jaarprogramma evenementen

  • 1.

    Het is mogelijk om, na het verstrijken van uiterste datum voor indiening van een verzoek voor de eerste ronde, een verzoek te doen voor plaatsing op het jaarprogramma bedoeld in dit hoofdstuk, voor de na die eerste ronde resterende beschikbare tijdsperiodes middels het daartoe door het college vastgestelde aanmeldingsformulier.

  • 2.

    Het college zal het jaarprogramma evenementen op grond van de in lid 1 genoemde additionele verzoeken aanpassen indien zulke verzoeken gehonoreerd worden.

  • 3.

    Behoudens andersluidende regeling in deze verordening of een rechterlijke uitspraak met die strekking kan aanpassing van het jaarprogramma bedoeld in het voorgaand lid er niet toe leiden dat een evenement dat reeds geplaatst is op het jaarprogramma evenementen ervan verwijderd wordt.

  • 4.

    Elke aanpassing van het jaarprogramma evenementen wordt na het eerste jaarlijkse vaststellingsbesluit door het college bekend gemaakt.

  • 5.

    Op een additioneel verzoek tot plaatsing op het jaarprogramma evenementen is artikel 33 lid 1 onder a, b, c en d en lid 2 van overeenkomstige toepassing.

  • 6.

    Een additionele na de eerste jaarlijkse vaststelling van het jaarprogramma evenementen ingediend verzoek tot plaatsing op het jaarprogramma evenementen wordt door het college geweigerd indien reeds een additioneel verzoek is ingediend voor een concurrerend of conflicterend evenement.

Hoofdstuk 6 Schaarste

Artikel 36. Definitie en betekenis van schaarste

  • 1.

    Bij het uitoefenen van hun bevoegdheden krachtens deze verordening beoordelen de burgemeester en het college of sprake is van schaarse rechten.

  • 2.

    Van schaarse rechten zal in ieder geval sprake zijn bij conflicterende evenementen of bij concurrerende evenementen.

  • 3.

    Voor de evenementen bedoeld in artikel 39 geldt dat voor deze rechten geen schaarste geldt bij het opstellen van het jaarprogramma evenementen.

  • 4.

    Bij schaarste is het bevoegd bestuursorgaan gerechtigd met de betrokken organisatoren in overleg te treden om te bezien of deze bereid zijn hun aanvragen of meldingen zodanig aan te passen dat geen sprake meer is van schaarste.

Artikel 37. Verdeling bij Schaarste

  • 1.

    Indien sprake is van schaarste inzake de eerste ronde verzoeken voor plaatsing van evenementen op het jaarprogramma evenementen zal het schaarse recht aan de verzoeker ervan toegedeeld worden op basis van een openbare, objectieve en non-discriminatoire procedure.

  • 2.

    Het college zal voor gevallen als bedoeld in het eerste lid middels een uitvoeringsregeling de wijze van toedelen van schaarste rechten regelen alsook de criteria en weging op basis waarvan de toedeling bij wege van besluit plaats zal vinden.

  • 3.

    Bij het opstellen van de toedelingscriteria als bedoeld in het tweede lid zal het college niet treden buiten het kader van de in artikel 1 opgesomde belangen.

  • 4.

    Indien sprake is van schaarste inzake additionele aanvragen voor plaatsing van evenementen op het jaarprogramma evenementen is artikel 33 lid 1 onder e van toepassing.

  • 5.

    Indien sprake is van schaarste inzake de verlening van een vergunning voor een evenement dat plaatsvindt in deellocatie B is artikel 12 lid 1 onder h van toepassing.

Artikel 38. Beoordelingscommissie

Het college benoemt een ambtelijke beoordelingscommissie, samengesteld uit deskundige leden, die in geval van schaarste het bevoegd bestuursorgaan adviseert over de toedeling van een schaars recht met inachtneming van de uitvoeringsregeling bedoeld in artikel 37 lid 2

Artikel 39. Ander verdeelsysteem (aanbesteding, verhuur, verpachting)

  • 1.

    Het college kan:

    • a.

      categorieën van evenementen aanwijzen waarvoor buiten de systematiek van deze verordening inzake plaatsing op het jaarprogramma evenementen een openbare, objectieve non-discriminatoire verdeelsystematiek wordt gehanteerd; en

    • b.

      evenementen aanwijzen die de gemeente zelf organiseert.

  • 2.

    Het college plaatst de data van zulke evenementen, indien deze betrekking hebben op deellocatie A, automatisch op het jaarprogramma evenementen.

  • 3.

    Indien op basis van lid 1 op het jaarprogramma geplaatste evenementen worden geannuleerd, worden de dagen of periode van dagen die voor deze evenementen waren gereserveerd bij de eerstvolgende aanpassing van het jaarprogramma evenementen opengesteld voor nieuwe verzoeken voor plaatsing op het jaarprogramma. Artikel 35 is van toepassing.

  • 4.

    De in lid 1 bedoelde evenementen en de relevante data en locatie worden in het aanvraagformulier voor de aanvraag van plaatsing op het jaarprogramma evenementen vermeld.

Hoofdstuk 7 Straf- en opsporingsbepalingen

Artikel 40. Strafbepaling

Overtreding van een bij of krachtens deze verordening vastgestelde verbodsbepaling, niet nakoming van een bij of krachtens deze verordening opgelegde verplichting en niet nakoming van een of meer voorschriften aan een vergunning verbonden, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 41. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn, naast de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van strafvordering aangewezen ambtenaren, belast de door de burgemeester aangewezen ambtenaren, ieder voor zover betreft de in die aanwijzing genoemde onderwerpen.

Hoofdstuk 8 Inwerkingtreding, overgangsbepalingen en citeertitel

Artikel 42. Inwerkingtreding en overgangsbepalingen

  • 1.

    Deze verordening treedt vanaf datum ondertekening gefaseerd in werking met toepassing van de leden 2 tot 8 van dit artikel.

  • 2.

    Deze verordening is vanaf datum ondertekening van toepassing op verzoeken tot plaatsing op het jaarprogramma evenementen zoals bedoeld in hoofdstuk 5 van deze verordening, waarbij voor het jaarprogramma evenementen 2024, in afwijking van hetgeen bepaald in hoofdstuk 5, geldt dat:

    • a.

      het college uiterlijk voor 1 december 2023 het jaarprogramma evenementen 2024 vaststelt; en

    • b.

      verzoeken tot de plaatsing van evenementen op het jaarprogramma evenementen 2024 ingediend dienen te worden in de periode van 1 augustus tot 15 september 2023; en

    • c.

      een aanvulling van een incompleet formulier als bedoel in artikel 32 lid 6 voor een verzoek tot plaatsing van een evenement op het jaarprogramma evenementen 1 oktober 2023 dient te leiden tot een compleet formulier.

  • 3.

    Op evenementen die geplaatst zijn of worden op het jaarprogramma evenementen 2023 zijn de regels van de Evenementenverordening gemeente Maastricht, vastgesteld bij raadsbesluit van 31 mei 2016 van toepassing.

  • 4.

    Deze verordening is vanaf datum ondertekening van toepassing op vergunningen als bedoeld in de hoofdstukken 2 en 3, daaronder begrepen de te vergunnen activiteiten, indien de te vergunnen activiteit plaatsvindt gedurende een periode die geheel is gelegen na 31 december 2023.

  • a.

    Indien het gaat om een vergunning voor een activiteit in 2024, die plaatsvindt in deelgebied A en die op het jaarprogramma 2024 staat en het voor de aanvrager gezien de datum publicatie van het jaarprogramma evenementen 2024 (1 december 2023) niet mogelijk is tijdig een vergunningaanvraag in te dienen, dan geschiedt, in afwijking van de verordening, de aanvraag onverwijld na publicatie van het jaarprogramma 2024 en zal de late indiening geen weigeringsgrond voor de vergunning vormen.

  • 5.

    Op vergunningen zoals bedoeld in de Evenementenverordening gemeente Maastricht vastgesteld bij raadsbesluit van 31 mei 2016, zijn de regels van de evenementenverordening voornoemd van toepassing, indien de activiteit waarvoor vergunningplicht geldt geheel of gedeeltelijk plaatsvindt voor 1 januari 2024.

  • 6.

    Op meldingsplichtige evenementen en gebeurtenissen in inrichtingen die een startdatum hebben gelegen na 31 december 2023 zijn de regels van deze verordening van toepassing.

  • 7.

    Op meldingsplichtige evenementen en gebeurtenissen die een startdatum hebben gelegen voor 1 januari 2024 zijn de regels van de Evenementenverordening gemeente Maastricht, vastgesteld bij raadsbesluit van 31 mei 2016 van toepassing.

  • 8.

    In afwijking van voorgaande leden laat de verordening onverlet besluiten die op datum ondertekening dezes reeds genomen zijn of meldingen die zijn gedaan voorafgaand de datum ondertekening dezes. Op de betreffende activiteiten is van toepassing de Evenementenverordening gemeente Maastricht vastgesteld bij raadsbesluit van 31 mei 2016.

Artikel 43. Vervallen Evenementenverordening gemeente Maastricht 2016

De Evenementenverordening gemeente Maastricht 2016 vervalt gefaseerd in overeenstemming met de gefaseerde inwerkingtreding van deze verordening zoals bepaald in artikel 42.

Artikel 44. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Evenementenverordening Maastricht 2023”.

Aldus besloten door de Raad der gemeente Maastricht in zijn openbare vergadering van 27 juni 2023.

De Griffier,

H-J. Bodewitz.

De Voorzitter,

J.M. Penn-te Strake.

Bijlage 1 Deellocaties A en B (kaartmateriaal)

 

Bijlage 2 Toelichting bij de evenementenverordening Maastricht 2023

 

Deze toelichting behoort bij de door gemeenteraad vastgestelde Evenementenverordening Maastricht en maakt van deze verordening deel uit.

 

Algemeen

 

Inleiding

 

Evenementen zijn van grote betekenis voor de gemeente Maastricht aangezien evenementen:

  • de identiteit van de stad en haar bewoners zichtbaarheid geven;

  • ontmoeting en sociale contacten tussen bewoners stimuleren;

  • bijdragen aan de cultuurambities van de gemeente door een podium te bieden voor het tentoonstellen van kunst en cultuur;

  • een positief effect hebben op het mentale en, in het geval van sportevenementen, fysieke welzijn van inwoners;

  • werkgelegenheid creëren, bijvoorbeeld door het aantrekken van bezoekers van buiten de gemeente;

  • Maastricht onder de aandacht brengen van een breed landelijk en internationaal publiek als aantrekkelijke stad en gemeente voor wonen, werken, ondernemen en bezoek.

 

Naast de duidelijke voordelen van evenementen in het kader van algemene belangen zoals een goed stedelijk milieu, de publieke gezondheid, sociaal beleid en voldoende aanbod van sport, cultuur en gastronomie, kunnen evenementen de gemeente Maastricht voor een aantal uitdagingen stellen. Evenementen bestaan in vele soorten en maten. De variatie aan activiteiten die in het kader van evenementen kunnen plaatsvinden en de daaraan gekoppelde effecten op verschillende algemene belangen in de openbare ruimte is groot. Voorbeelden van mogelijk optredende negatieve effecten zijn:

  • voor de openbare orde en veiligheid, bijvoorbeeld door samenkomst van grote groepen mensen;

  • met betrekking tot de verkeersveiligheid, bijvoorbeeld in het kader van toenemende verkeersbewegingen van en naar een evenement;

  • met betrekking tot de brandveiligheid, bijvoorbeeld in het kader van de inzet van bepaalde technologieën en opbouwen, alsmede de samenkomst van grote groepen mensen;

  • op de (fysieke) leefomgeving, bijvoorbeeld als gevolg van geluidsemissies;

  • voor het milieu, bijvoorbeeld als gevolg van zwerfafval;

  • op de instandhouding en ontwikkeling van de stedelijke infrastructuur, bijvoorbeeld als gevolg van de beschadiging van wegen of andere openbare werken.

Hiernaast bestaat een risico dat voorgestelde evenementen te soortgelijk zijn, in tijd en/of ruimte te dicht bij elkaar plaatsvinden of slechts een beperkt publiek aanspreken. Het behoud van een goed stedelijk milieu vergt dat gestreefd wordt naar een divers en aantrekkelijk aanbod van evenementen passend bij de gemeente Maastricht en dat deze evenementen goed verdeeld en gespreid worden.

 

Evenementen horen bij de gemeente Maastricht zoals ook een beheersbare belasting voor de openbare ruimte. Ontwikkelingen in het evenementenaanbod moeten bijdragen aan een goede balans tussen veiligheid, leefbaarheid en levendigheid. Deze verordening bevat het kader waarmee de bestuursorganen van de gemeente deze balans kunnen bewaken, teneinde de reeds genoemde algemene belangen te borgen. Het kader is een systeem dat enerzijds consistent, rechtszekerheid en in lijn is met recente ontwikkelingen in wetgeving en rechtspraak maar anderzijds bestuursorganen voldoende ruimte laat om te reageren op onvoorziene gevallen en om maatwerk te bieden. Daarom omvat deze verordening de volgende uitgangspunten:

 

1.

zoveel mogelijk regels ten aanzien van evenementen in één verordening;

2.

meer uniforme regels;

3.

voldoende onderscheid tussen evenementen binnen deellocatie A en evenementen die daarbuiten worden gehouden;

4.

meer grip op evenementen die de openbare orde en veiligheid kunnen aantasten of anderzijds in strijd kunnen komen met het algemeen belang;

5.

sturen op planning middels het jaarprogramma evenementen;

6.

reguleren van evenementen middels locatieprofielen;

7.

schaarse rechten, onder andere als gevolg van de beperkte ruimte, de dagengeluidsnorm en het dagenmaximum eerlijk te verdelen en spreiden.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Belangen

 

Zoals besproken in de algemene toelichting raakt het evenementenbeleid van de gemeente Maastricht diverse algemene belangen. Dit artikel benoemt de specifieke algemene belangen die de verordening beoogt te borgen. Bevoegdheden die krachtens deze verordening verleend zijn aan bestuursorganen worden door die bestuursorganen op gemotiveerde wijze ingezet ter borging van een of meerdere van deze belangen.

 

Artikel 2. Toepassingsbereik

 

De evenementenverordening is van toepassing op evenementen zoals gedefinieerd in artikel 3. In de toelichting bij artikel 3 wordt ingegaan op de definitie van een evenement. Evenementen vinden plaats in de openbare ruimte.

 

Bepaalde gebeurtenissen in inrichtingen, dus buiten de openbare ruimte, die aan bepaalde criteria voldoen kunnen ook onderhevig zijn aan een vergunnings- of meldingsplicht op grond van deze verordening. De ratio is dat dergelijke gebeurtenissen een merkbare uitstraling hebben naar de openbare ruimte (bijvoorbeeld qua geluid, verkeer en mensenmassa). In de toelichting bij de artikelen 17 tot 25 en 25 tot 29 wordt verder ingegaan op de vergunnings- en meldingsplicht voor dergelijke gebeurtenissen.

 

Artikel 3. Begripsomschrijvingen

 

De van belang zijnde begrippen worden in dit artikel gedefinieerd. De begrippen zijn afgestemd op het wettelijk kader en de specifieke situatie en beleidscontext van de gemeente Maastricht. In het navolgende wordt een aantal begrippen verder toegelicht.

 

Een evenement kenmerkt zich door de toegankelijkheid voor publiek en het feit dat het plaatsvindt in de openbare ruimte. Evenementen kunnen een educatief, cultureel of levensbeschouwelijk oogmerk hebben, maar kunnen ook gericht zijn op vermaak. Enkele voorbeelden van een evenement zijn:

 

  • een herdenkingsplechtigheid;

  • een braderie;

  • een kermis;

  • een thema-, snuffel- of rommelmarkt;

  • een straatfeest;

  • een festival (bijvoorbeeld een culinair of muziekfestival); of

  • een sportevenement (bijvoorbeeld een wieler- of pelotonstocht).

Zoals aangegeven in artikel 3 van de verordening, zijn een aantal activiteiten of gelegenheden geen evenement. Dit zijn specifieke en in artikel 3 uitputtend opgesomde activiteiten of gelegenheden die gemeen hebben dat ze voldoende geregeld zijn door andere wettelijke kaders.

 

Sommige locaties zijn extra aantrekkelijk voor evenementen. Het is dan ook mogelijk dat evenementen concurreren om deze locaties. Concurrerende evenementen zijn evenementen die concurreren om dezelfde locatie of concurreren om factoren die het gebruik van een locatie mogelijk maken (bijvoorbeeld geluidsnormen). De definitie van concurrerende evenementen gaat uit van twee scenario’s. Deze scenario’s zijn relevant voor evenementen in deellocatie A en B. Ten eerste, is het mogelijk dat twee of meer evenementen gepland zijn op dezelfde dag(en) en locatie terwijl dit, gezien de omvang of inhoud van de evenementen, onmogelijk is. Ten tweede, is het mogelijk dat twee of meer evenementen weliswaar niet op dezelfde dag gepland zijn maar wel op dezelfde locatie. Indien voor deze locatie een dagengeluidsnorm (zie toelichting op dagengeluidsnorm) geldt en de betrokken evenementen samen gezien hun duur en/of geluidsemissies op die locatie de norm overschrijden, dan is het beschikbare aantal dagen onvoldoende om alle geplande evenementen doorgang te laten vinden. Indien sprake is van concurrerende evenementen, zal ook sprake zijn van schaarse rechten die op een transparante, objectieve en non-discriminatoire wijze verdeeld moeten worden. In de toelichting bij de artikelen 36 tot 39 wordt verder ingegaan op schaarse rechten en de verdeling ervan.

 

Conflicterende evenementen zijn evenementen die op verschillende locaties gepland worden maar op hetzelfde moment of in dezelfde periode en gezamenlijk leiden tot effecten op de openbare ruimte die op gespannen voet staan met de door deze verordening te dienen doelen. Zo kunnen verschillende evenementen bijvoorbeeld een totale geluidsuitstoot of verkeersdynamiek veroorzaken die tot veel overlast leidt waardoor de omgeving en/of de betrokken evenementen geraakt worden. Een ander voorbeeld dat verschillende soortgelijke evenementen gepland worden in een beperkte periode, waardoor de diversiteit van het cultureel en toeristisch aanbod in de gemeente onder druk komt te staan. Indien sprake is van conflicterende evenementen, zal ook sprake zijn van schaarse rechten die op een transparante, objectieve en non-discriminatoire wijze verdeeld moeten worden. In de toelichting bij de artikelen 36 tot 39 wordt uitgebreider ingegaan op schaarste.

 

Locatieprofielen worden door het college voor een aantal locaties vastgesteld. Daarnaast wordt door het college een generiek locatieprofiel vastgesteld dat geldt voor alle overige locaties in deellocaties A en B in de gemeente Maastricht. Elk locatieprofiel bevat locatie- en omgevings-specifieke informatie die wordt gebruikt bij de afweging of een evenement wel of niet op een bepaalde locatie past. Het locatieprofiel bevat ook eisen die onderdeel vormen van het toetsingskader om te kunnen vaststellen wat uit een oogpunt van woon- en leefomgeving op een locatie wel of niet toelaatbaar is. De informatie en/of eisen kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op de draagkracht van de ondergrond, geluidsaspecten, ecologische waarden en de bereikbaarheid van de locatie. Een belangrijk onderdeel van het toetsingskader dat in de locatieprofielen besloten ligt, is de dagengeluidsnorm voor een locatie. Deze zal hier onder toegelicht worden.

 

De dagengeluidsnorm is het maximale aantal dagen per jaar dat voor een locatie evenementen met een specifiek geluidsniveau mogen plaatsvinden. De dagengeluidsnorm is geïntroduceerd om een redelijke balans te vinden tussen de behoefte van de (directe) omgeving relatief geluidsarme dagen te beleven en het belang evenementen die soms veel geluid uitstoten mogelijk te maken. De dagengeluidsnorm wordt vastgesteld binnen het vastgestelde dagenmaximum. De specifieke geluidsniveaus worden in de locatieprofielen vastgelegd in de vorm van geluidscategorieën (van hoog geluid naar laag) 1, 2 en 3. Aan deze categorieën wordt in het locatieprofiel voor de locatie een maximum aantal dagen verbonden waarop evenementen die vallen binnen de geluidscategorie kunnen plaatsvinden (de dagengeluidsnormen). Indien men de verschillende dagengeluidsnormen van de locatie optelt, komt men uit op het overkoepelende dagenmaximum voor die locatie.

 

Artikel 4. Geen fictieve verlening

 

In dit artikel wordt de werking van de lex silencio positivo (paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht) expliciet uitgesloten. Dit betekent dat er geen sprake is van van rechtswege verlening van een vergunning indien een bestuursorgaan niet tijdig beslist op een aanvraag om een beschikking in het kader van deze verordening. Hiermee wordt expliciet afgeweken van de hoofdregel in artikel 28 lid 1 van de Dienstenwet die lex silencio positivo van toepassing verklaart bij vergunningsstelsels voor diensten. Afwijking van deze regel is krachtens artikel 13 lid 4 van de Dienstenrichtlijn (2006/123/EG) mogelijk omwille van dwingende redenen van algemeen belang. Zoals reeds besproken in de algemene toelichting raakt het evenementenbeleid van de gemeente Maastricht aan verschillende belangen, waaronder ook zwaarwegende algemene belangen zoals de openbare orde, de openbare veiligheid, de verkeersveiligheid, de brandveiligheid, het milieu en de publieke gezondheid. Borging van deze belangen vergt dat de gemeentelijke bestuursorganen voldoende sturing blijven houden door evenementen na een zorgvuldige afweging expliciet toe te staan of te weigeren. Enkel op deze manier kan immers gegarandeerd worden dat de beschikbare veiligheids- en reddingsdiensten, alsmede andere ambtelijke diensten voldoende inzetbaar zijn en dat overlast en schade wordt voorkomen. Voor een effectieve borging en, in voorkomende gevallen, weging van de betrokken particuliere en algemene belangen die gemoeid zijn met het organiseren en plaatsvinden van evenementen is een expliciete inhoudelijke beoordeling vooraf noodzakelijk in de vorm van vergunningverlening of plaatsing op het jaarprogramma evenementen.

 

Artikel 5. Overdraagbaarheid

 

Dit artikel vestigt de hoofdregel dat een evenementenvergunning of plaats op het jaarprogramma evenementen door de aanvrager niet overgedragen kunnen worden aan een ander persoon. Overdracht kan enkel plaatsvinden indien het bestuursorgaan dat de vergunning of plaatsing op het jaarprogramma heeft verleend uitdrukkelijk toestemt met overdracht. Het bestuursorgaan zal, alvorens toestemming te verlenen voor de overdracht, moeten nagaan of overdracht niet zal leiden tot ongelijke behandeling of een inbreuk op een van de algemene belangen neergelegd in artikel 1. Het bevoegde bestuursorgaan kan aan toestemming voorwaarden verbinden ter bescherming van de belangen genoemd in artikel 1. Dit betekent dat aan de oorspronkelijke vergunning na overdracht nieuwe voorschriften verbonden kunnen worden. In de regel zullen dergelijke nieuwe voorschriften betrekking hebben op de hoedanigheid of omstandigheden van de nieuwe houder van de vergunning.

 

Artikel 6. Hardheidsclausule

 

Onder bijzondere omstandigheden kan behoefte bestaan een specifiek evenement toe te staan dat niet onder de standaardregels van de verordening valt. Doet die behoefte zich voor dan zal met name een aanpassing door het college van het jaarprogramma evenementen en/of de geluidsnormen en/of het dagenmaximum aan de orde zijn. Bezien vanuit die optiek is de scope van de hardheidsclausule tot die delen van de verordening beperkt. De bevoegdheid van het college strekt er tevens toe, indien noodzakelijk en proportioneel, een evenement dat reeds op jaarprogramma evenementen staat te verwijderen ten gunste van het specifieke evenement waar de hardheidsclausule op van toepassing is.

 

De bevoegdheid van het college deze hardheidsclausule toe te passen interfereert niet met de bevoegdheid van de burgemeester al dan geen vergunning te verlenen: indien voor een specifiek evenement voorafgaand aan de vergunningsaanvraag de normen door het college zijn verruimd en/of een evenement door het college op het jaarprogramma evenementen gezet wordt, dan zal de burgemeester op de vergunningaanvraag beschikken met inachtneming daarvan. Aldus kan een specifiek evenement, dat niet binnen de standaardregels van de verordening valt, maar dat buitengewoon beleids- óf imagoversterkend is voor de gemeente Maastricht na aanpassing van de te stringente normen door het college, binnen de kaders van de hardheidsclausule, vergund worden door de burgemeester.

 

Niet limitatief kan men bij de toepassing door het college van deze bepaling denken aan de volgende bijzondere omstandigheden:

  • de huldiging van een inwoner van de gemeente die een buitengewone prestatie heeft geleverd; of

  • het onverwachte bezoek van een persoon van nationaal of internationaal gewicht;

  • activiteiten die plaatsvinden in de openbare ruimte en die gelieerd zijn aan een buitengewone gebeurtenis die niet in de openbare ruimte plaatsvindt zoals een conferentie of festival;

  • het geval dat een buitengewoon beleids- óf imagoversterkend evenement nadelen zou ondervinden indien het de normen niet verruimd zouden worden die zo omvangrijk zijn dat, mede inachtnemend artikel 1, dit in geen redelijke verhouding zou met het belang van de gemeente de normen ongewijzigd te passen.

Artikel 8. Dagenmaximum

 

Voor iedere locatie in de stad, zowel in deellocatie A als B, geldt een dagenmaximum van 50 dagen met uitzondering van de locatie het Vrijthof waar een dagenmaximum van 60 dagen geldt. Wanneer het dagenmaximum voor een locatie bereikt is kunnen in beginsel geen evenementen meer plaatsvinden op die locatie. Het is een weigeringsgrond voor vergunningsaanvragen, verzoeken om plaatsing op het jaarprogramma of meldingen voor evenementen voor de betreffende locatie .

 

Gemeente brede evenementen – oftewel een evenement dat gebruikmaakt van verschillende locaties in de gemeente, tellen per locatie mee voor de vraag of de dagenmaxima bereikt worden, dan wel de dagengeluidsnormen op de betrokken locaties overschreden worden.

 

Kleinere evenementen tellen niet mee voor de berekening van de vraag of het dagenmaximum overschreden wordt. Daar is sprake van indien een evenement:

  • minder dan 50% van de oppervlakte van een locatie in beslag neemt; en

  • een laag geluidsniveau produceert waardoor het niet binnen de categorieën evenementen vallen waarvoor een dagengeluidsnorm geldt.

De reden hiervoor is dat evenementen met dermate lage geluidsemissies en kleine oppervlaktes onvoldoende merkbare effecten zullen hebben op de omgeving van de locatie waarop zij worden gehouden.

 

Evenementen die plaatsvinden gedurende de 5 carnavalsdagen en verband houden met het carnavalsfeest tellen per locatie niet mee voor de vraag of de dagenmaxima bereikt worden, dan wel de dagengeluidsnormen op de betrokken locaties overschreden worden. Deze uitzondering komt voort uit de wens om de traditionele dynamische aard van het carnaval te behouden als cultureel erfgoed van de gemeente Maastricht, zonder hiermee de mogelijkheden voor andere evenementen en initiatieven in de stad te beperken.

 

Artikel 9 tot 16. De evenementenvergunning

 

De hoofdregel van deze verordening is dat het verboden is om zonder vergunning van de burgemeester een evenement te houden. Een vergunning is echter niet nodig voor evenementen die krachtens artikel 25 van de verordening aangewezen zijn als meldingsplichtige evenementen. In de toelichting bij artikel 25 tot 29 wordt uitgebreider ingegaan op meldingsplichtige evenementen.

 

Voor de aanvraag van een vergunning zal de burgemeester een aanvraagformulier vaststellen. In dit formulier wordt opgesomd welke informatie de aanvrager dient te verstrekken in het kader van de beoordeling van de aanvraag. Het staat de burgemeester vrij om op andere manieren kenbaar te maken welke informatie verstrekt dient te worden, bijvoorbeeld via een gemeentelijke website of een gericht verzoek aan de aanvrager. Uitgangspunt is wel dat de aanvrager voor het indienen van een aanvraag beschikt over alle voorzienbare en relevante informatie om een complete aanvraag in te dienen.

 

Een vergunningsaanvraag dient uiterlijk 8 weken voor de aanvang van het evenement ingediend te worden middels het vastgestelde aanvraagformulier. Deze termijn verzekert een gedegen behandeling van de aanvraag waarmee de betrokken belangen naar behoren afgewogen kunnen worden. De aanvraag kan alleen betrekking hebben op het jaar van de aanvraag en het daaropvolgende jaar. Voorbeeld: een vergunningsaanvraag in 2024 voor een evenement dat in 2026 gepland is zal door de burgemeester worden geweigerd.

 

Een vergunning zal een aantal standaardelementen bevatten die zijn opgesomd in artikel 19 lid 1. Daarnaast kan de burgemeester ter borging van de algemene belangen zoals neergelegd in artikel 1 aanvullende voorschriften en beperkingen opnemen in de vergunning. Te denken valt, bijvoorbeeld, aan voorschriften omtrent milieu en veiligheid.

 

Indien een vergunning wordt aangevraagd voor een evenement dat op het jaarprogramma evenementen (zie toelichting bij artikel 30 tot 35) is geplaatst, zullen wezenlijke aspecten van het evenement die raken aan de belangen genoemd in artikel 1 en die de aanvrager in het kader van de plaatsingsprocedure aan zijn aanvraag ten grondslag heeft gelegd door de burgemeester omgezet kunnen worden naar voorschriften of beperkingen in de vergunning. Dat zal zich met name voordoen indien aan de plaatsing een verdelingsprocedure wegens schaarste (zie toelichting bij artikel 36 en 39) voorafgegaan is en de aanvrager zich jegens het college in zijn aanvraag en toelichting hierop vastgelegd heeft op bepaalde kwaliteiten van het geplaatste evenement.

 

De verordening bevat absolute en facultatieve weigeringsgronden voor de aanvraag voor een vergunning. In het geval van een absolute weigeringsgrond heeft de burgemeester geen beleidsruimte en dient hij een aanvraag automatisch te weigeren. Absolute weigeringsgronden hebben onder andere betrekking op situaties waarin:

  • het toekennen van een vergunning zou leiden tot een vergunning die strijdig is met hogere wetgeving of geldende rechtspraak; of

  • procedurele fouten of misleiding door de aanvrager van een vergunning ertoe leiden dat een aanvraag niet op gedegen wijze kan worden behandeld.

In het geval van facultatieve weigeringsgronden heeft de burgemeester de bevoegdheid om een vergunning te weigeren maar kan hij, op grond van een belangenafweging, ervoor kiezen om toch een vergunning toe te kennen. Facultatieve weigeringsgronden zien op gevallen waarbij een tekortkoming in de aanvraag of de gevolgen van een aangevraagd evenement niet zondermeer zullen leiden tot een inbreuk op de belangen die de verordening dient te borgen, waardoor een casuïstische belangenafweging en maatwerk door de burgemeester noodzakelijk kunnen maken.

 

Tenslotte, bevat de verordening een aantal gronden voor de burgemeester om tot wijziging of intrekking van een reeds toegekende vergunning over te gaan. De meeste gronden zijn facultatief omdat wijziging of intrekking van een reeds verleend recht gepaard dient te gaan met een zorgvuldige afweging van belangen.

 

Speciale aandacht verdient een wijziging van een toegekende vergunning op grond van een verzoek van de houder van deze vergunning. Een dergelijk verzoek dient de burgemeester te beoordelen aan de hand van de dwingende en facultatieve weigeringsgronden zoals neergelegd in de artikelen 12 en 13. Bovendien kan de burgemeester, in het kader van een dergelijke wijziging, met toepassing van artikel 11 lid 3, aanvullende voorschriften en beperkingen verbinden ter bescherming van een of meerdere van de belangen genoemd in artikel 1. De koppeling tussen artikel 14 lid 1 onder a en de artikelen 11, 12 en 13 is gebaseerd op de gedachte dat een verzoek tot wijziging van een reeds verleende vergunning moet worden beoordeeld op basis van dezelfde normen en standaarden als een oorspronkelijke vergunningsaanvraag.

 

Artikel 17 tot 24. De vergunningsplicht voor gebeurtenissen in inrichtingen

 

De verordening bevat een regime voor bepaalde gebeurtenissen in inrichtingen, welke gebeurtenissen qua aard sterk overeenkomen met evenementen en die een merkbaar effect hebben op de openbare ruimte. Wegens het merkbare effect van dergelijke gebeurtenissen op de openbare ruimte ziet de gemeente Maastricht de noodzaak om middels een vergunningsplicht of een meldingsplicht de mogelijkheid open te houden om, indien noodzakelijk, deze gebeurtenissen te regelen hoewel zij strikt genomen niet plaatsvinden in de openbare ruimte. In dit deel worden de regels voor vergunningsplichtige gebeurtenissen in inrichtingen toegelicht. De regels voor meldingsplichtige gebeurtenissen in inrichtingen worden in de toelichting op artikel 26, 27 en 28 besproken.

 

Er zal sprake zijn van een vergunningsplichtige gebeurtenis in een inrichting indien het een georganiseerde gebeurtenis is die, behalve dat het niet plaatsvindt in de openbare ruimte, dezelfde eigenschappen heeft als een evenement zoals gedefinieerd en:

  • buiten de normale bedrijfsvoering van de inrichting valt;

  • enig merkbaar effect heeft op de openbare ruimte; en

  • waarbij het merkbare effect raakt aan een of meerdere van de algemene belangen die de verordening beoogt te borgen (zie artikel 1 van de verordening).

Een gebeurtenis valt buiten de normale bedrijfsvoering van een inrichting indien in het kader van de gebeurtenis activiteiten plaatsvinden die niet voorzien en geregeld zijn in de omgevingsvergunning van de inrichting en/of de van toepassing zijnde regels uit het activiteitenbesluit milieubeheer. Het ontbreken van een adequaat wettelijk kader wordt problematisch wanneer de gebeurtenis een merkbaar effect heeft op de openbare ruimte en hierdoor een of meerdere algemene belangen worden aangetast. Hiervan is bijvoorbeeld sprake indien de gebeurtenis een dermate hoog geluid uitstoot dat omwonenden overlast ondervinden. Een ander voorbeeld is de inzet of bouw van bepaalde installaties of constructies (bijvoorbeeld een podium of een kunst-installatie) die in het geval van instorting of brand schade kunnen aanrichten aan de omgeving of onevenredig veel beslag leggen op de gemeentelijke hulpdiensten dan wel het anderszins een impact heeft op de omgeving zoals onder meer de verkeersveiligheid.

 

Middels een vergunningsplicht kan de burgemeester ruim voor aanvang van dergelijke gebeurtenissen zorgvuldig beoordelen of – gezien de algemene belangen die de verordening beoogt te borgen – een gebeurtenis doorgang kan vinden en, zo ja, of er gezien de genoemde belangen aanvullende voorschriften of beperkingen opgelegd moeten worden. In de meeste gevallen kan enkele handhaving door de gemeentediensten op overlast of andere effecten van een gebeurtenis op de openbare ruimte onvoldoende de gemoeide algemene belangen borgen. Zo kunnen bepaalde effecten op de openbare ruimte zoals reeds opgetreden schade aan de omgeving of letsel aan personen niet teruggedraaid worden. Bovendien kunnen bepaalde effecten buiten de controle van de organisatoren van een gebeurtenis liggen of geraken zoals de samenkomst van grote groepen bezoekers en andere personen voor de inrichting waardoor negatieve effecten op de openbare orde of de verkeersveiligheid kunnen ontstaan.

 

De vergunningsplicht voor gebeurtenissen in inrichtingen onderscheidt zich van de hierna te bespreken meldingsplicht voor gebeurtenissen in inrichtingen omdat de burgemeester in geval van een vergunningaanvraag meer tijd heeft om het karakter en de impact van de geplande gebeurtenis te beoordelen en om passende voorschriften of beperkingen op te leggen. Deze tijd is nodig, aangezien er onvoldoende wettelijk kader geldt voor de activiteiten die zullen plaatsvinden in het kader van de gebeurtenis. In het geval van meldingsplichtige gebeurtenissen in inrichtingen bestaat dit kader wel, aangezien de activiteiten die plaatsvinden in het kader van de gebeurtenis binnen de normale bedrijfsvoering van de inrichting vallen (zie toelichting op artikel 26, 27 en 28). Omdat bij activiteiten binnen de normale bedrijfsvoering van de inrichting verschillende openbare belangen geacht worden geborgd te zijn middels de geldende wettelijke kaders, is minder tijd nodig om een beoordeling uit te voeren in het kader van de melding.

 

De regels die van toepassing zijn op de aanvraag en beoordeling van een vergunning voor een gebeurtenis in een inrichting zijn grotendeels gelijk aan de regels omtrent vergunningen voor evenementen in de openbare ruimte. Er zijn echter een aantal belangrijke verschillen.

 

Ten eerste, is de aanvraag, in tegenstelling tot vergunningsaanvragen voor evenementen in de openbare ruimte, niet beperkt tot het jaar van de aanvraag en het daaropvolgende jaar. In 2024 kan in beginsel dus al een vergunning aangevraagd worden voor een gebeurtenis in 2026. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat, indien een vergunningsaanvraag ver voor het plaatsvinden van een gebeurtenis in een inrichting wordt ingediend, het in voorkomende gevallen moeilijk of zelfs onmogelijk zal zijn voor de burgemeester om een zorgvuldige beoordeling uit te voeren. In een dergelijk geval verdient de voorkeur dat de burgemeester, in plaats van afwijzing, de behandeling van de aanvraag met toestemming van de aanvrager opschort tot een moment dat in de tijd voldoende dichtbij de aanvangsdatum van de gebeurtenis ligt.

 

Ten tweede, bevat de verordening een beperktere lijst aan absolute en facultatieve weigeringsgronden. Een eerste reden hiervoor is dat gebeurtenissen in inrichtingen geen evenementen zijn en dus niet onderhevig zijn aan het dagenmaximum, de dagengeluidsnorm en/of andere normen die zijn neergelegd in locatieprofielen. Zoals aan de orde kwam is de noodzaak gebeurtenissen (buiten de openbare ruimte) te regelen gelegen in de effecten van bepaalde gebeurtenissen voor de openbare ruimte waarbij de regeling dan ook beperkt is tot voorschriften die specifiek zien op effecten op de openbare ruimte. Een tweede reden voor de beperkte lijst met weigeringsgronden is dat bepaalde weigeringsgronden die betrekking hebben op de verdeelsystematiek voor schaarse rechten (zie toelichting op artikel 36-39) niet relevant zijn voor het vergunnen van gebeurtenissen in inrichtingen, aangezien bij dergelijke gebeurtenissen in beginsel geen sprake zal zijn van schaarste.

 

Artikel 25 en 27 tot 29. Meldingsplichtige evenementen

 

Een vergunning is niet nodig voor evenementen die krachtens artikel 25 van de verordening aangewezen zijn als meldingsplichtige evenementen. De burgemeester kan een bepaalde categorie evenementen aanwijzen als meldingsplichtig evenement indien hij van oordeel is dat een vergunning niet noodzakelijk is om de algemene belangen zoals vermeld in artikel 1 te borgen. Dit betekent dat de aanwijzingsbevoegdheid van de burgemeester zich voornamelijk leent voor categorieën evenementen waarvoor, wegens hun omvang, aard of locatie, geen intensieve inhoudelijke beoordeling vooraf noodzakelijk is. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan kleinschalige evenementen zoals buurtfeesten. Middels aanwijzing als meldingsplichtig evenement door de burgemeester worden dergelijke evenementen administratief en financieel ontlast en kunnen zij op kortere termijn georganiseerd worden.

 

Een evenement dat is aangewezen door de burgemeester als meldingsplichtig dient uiterlijk vier weken voor aanvang gemeld te worden door de organisator van het evenement middels een meldingsformulier dat door de burgemeester wordt vastgesteld. Na deze melding heeft de burgemeester tijdens een periode van 10 dagen de mogelijkheid om gebruik te maken van twee bevoegdheden. Ten eerste, kan de burgemeester het gemelde evenement verbieden indien door het evenement een of meer van de volgende algemene belangen in het geding komen:

 

  • de openbare orde;

  • het voorkomen of beperken van overlast;

  • de verkeersveiligheid; of

  • de veiligheid van personen of goederen; of

  • de gezondheid.

De selectie aan algemene belangen waarop de burgemeester een verbod van het evenement mag baseren binnen de eerste 10 dagen na de melding zijn dus beperkter dan die neergelegd in artikel 1 van de verordening. Deze beperking is aangebracht met het oog op de administratieve verlichting en laagdrempelige organisatie die met de aanwijzing van meldingsplichtige evenementen beoogd wordt.

 

Bovendien volgt uit artikel 27 lid 3 dat de burgemeester, alvorens over te gaan tot een verbod, de gemoeide algemene belangen dient af te wegen tegen die van de organisator van het evenement. Hierbij dient opgemerkt te worden dat artikel 27 ook drie dwingende gronden bevat voor een verbod:

 

  • het gemelde evenement heeft betrekking op een locatie in deellocatie A en is niet geplaatst op het jaarprogramma evenementen;

  • het gemelde evenement heeft betrekking op een locatie in deellocatie B maar er is reeds een vergunning aangevraagd of een melding ingediend voor een concurrerend of conflicterend evenement; en

  • het plaatsvinden van het gemelde evenement zal ertoe leiden dat het geldende dagenmaximum zal worden overschreden.

Ten tweede, kan de burgemeester ervoor kiezen om het evenement niet te verbieden maar om voorschriften of beperkingen te stellen waar het evenement aan dient te voldoen. Deze voorschriften of beperkingen dienen wel te zien op de beperkte selectie aan algemene belangen zoals hiervoor benoemd. De burgemeester is bij de inzet van deze bevoegdheid niet beperkt tot de eerste 10 dagen na de melding van een evenement. De reden hiervoor is dat de burgemeester moet kunnen reageren op onvoorziene ontwikkelingen die zich vlak voor aanvang van het evenement kunnen voordoen.

 

Tenslotte, kan een meldingsplichtig evenement door de burgemeester op elk moment worden verboden en stilgelegd indien een van de facultatieve gronden uit artikel 28 onder a, b, c en e zich voordoet.

 

Artikel 26 en 27 tot 29. Meldingsplichtige gebeurtenissen in inrichtingen

 

De verordening bevat een speciaal regime voor bepaalde gebeurtenissen in inrichtingen die qua aard sterk overeenkomen met evenementen en enig merkbaar effect hebben op de openbare ruimte. Wegens het merkbare effect van dergelijke gebeurtenissen op de openbare ruimte ziet de gemeente Maastricht de noodzaak om middels een vergunningplicht of meldingsplicht de mogelijkheid open te houden om, indien noodzakelijk, op te treden tegen deze gebeurtenissen die strikt genomen niet plaatsvinden in de openbare ruimte. In dit deel worden de regels voor meldingsplichtige gebeurtenissen in inrichtingen toegelicht.

 

Van meldingsplichtige gebeurtenissen in inrichtingen is sprake indien de activiteiten die in het kader van de gebeurtenis plaatsvinden binnen de normale bedrijfsvoering van de inrichting vallen en het aantal bezoekers dat gelijktijdig tijdens de gebeurtenis aanwezig is of zal zijn meer dan 500 bedraagt. Dit is gebaseerd op de aanname dat een gebeurtenis, zelfs als deze binnen de normale bedrijfsvoering valt, met meer dan 500 bezoekers zeer waarschijnlijk een merkbaar effect op de openbare ruimte zal hebben. Hierbij dient niet alleen gedacht te worden aan mogelijke geluidsoverlast maar ook risico’s voor de openbare orde en veiligheid. Een meldingsplicht voor dergelijke gebeurtenissen stelt de burgemeester in staat om vooraf de mogelijke effecten op de openbare ruimte in te schatten en adequate actie te ondernemen. Specifiek met betrekking tot risico’s voor de openbare orde en veiligheid kan de burgemeester in samenwerking met gemeentelijke (hulp)diensten inschatten of de inzet van beschikbare capaciteiten ten tijde van de gebeurtenis toereikend zal zijn.

 

Een meldingsplichtige gebeurtenis in een inrichting dient uiterlijk vier weken voor aanvang gemeld te worden door de organisator van de gebeurtenis middels een meldingsformulier dat door de burgemeester wordt vastgesteld. Na deze melding heeft de burgemeester tijdens een periode van 10 dagen de mogelijkheid om gebruik te maken van twee bevoegdheden. Ten eerste, kan de burgemeester de gemelde gebeurtenis verbieden indien door de gebeurtenis een of meer van de volgende algemene belangen in het geding komen:

 

  • de openbare orde;

  • het voorkomen of beperken van overlast;

  • de verkeersveiligheid; of

  • de veiligheid van personen of goederen; of

  • de gezondheid.

De selectie aan algemene belangen waarop de burgemeester een verbod van de gebeurtenis mag baseren binnen de eerste 10 dagen na de melding zijn dus beperkter dan die neergelegd in artikel 1 van de verordening. Deze beperking is aangebracht omdat de burgemeester met een verbod zal ingrijpen in een inrichting en dus buiten de openbare ruimte. Een dergelijke ingreep dient gebaseerd te zijn op een acuut algemeen belang dat raakt aan de orde, veiligheid en het welzijn in de openbare ruimte. Bovendien volgt uit artikel 27 lid 3 dat de burgemeester, alvorens over te gaan tot een verbod, de gemoeide algemene belangen dient af te wegen tegen die van de organisator van de gebeurtenis binnen de inrichting.

 

Ten tweede, kan de burgemeester ervoor kiezen om de gebeurtenis niet te verbieden maar om voorschriften of beperkingen te stellen waar de gebeurtenis aan dient te voldoen. Deze voorschriften of beperkingen dienen wel te zien op de beperkte selectie aan algemene belangen zoals hiervoor benoemd. De burgemeester is bij de inzet van deze bevoegdheid niet beperkt tot de eerste 10 dagen na de melding van een gebeurtenis. De reden hiervoor is dat de burgemeester moet kunnen reageren op onvoorziene ontwikkelingen die zich vlak voor aanvang van de gebeurtenis kunnen voordoen.

 

Tenslotte, kan een meldingsplichtige gebeurtenis binnen een inrichting door de burgemeester op elk moment worden verboden en stilgelegd indien een van de facultatieve gronden uit artikel 28 onder a, b, d en e zich voordoet.

 

Artikel 30 tot 35. Het jaarprogramma evenementen.

 

Het jaarprogramma evenementen is een door het college opgesteld dynamisch overzicht waarin voor een kalenderjaar de evenementen opgesomd worden per locatie binnen deellocatie A en de data en tijden waarop die evenementen kunnen plaatsvinden. Het jaarprogramma evenementen geeft duidelijkheid en biedt houvast bij de jaarlijkse programmering, en schept tijdig inzicht over te vergunnen evenementen binnen deellocatie A voor zowel organiserende partijen, alsook inwoners van de gemeente en de ambtelijke organisatie. Om deze redenen is voor evenementen die plaatsvinden op een locatie in deellocatie A plaatsing op het jaarprogramma evenementen voor de specifieke locatie en tijd verplicht. Dit betekent dat vergunningsaanvragen of meldingen voor een evenement op een locatie in deellocatie A enkel kunnen worden ingewilligd indien het betreffende evenement is geplaatst op het jaarprogramma evenementen.

 

Plaatsing van evenementen op het jaarprogramma evenementen vindt jaarlijks plaats voor het daaropvolgende jaar in meerdere rondes. Tijdens de eerste ronde die loopt van 1 maart tot 1 juli dienen aanvragen voor plaatsing op het jaarprogramma tussen 1 maart en 1 april te zijn ingediend middels een daartoe door het college vastgesteld formulier. Een verzoeker dient door het college in de gelegenheid gesteld te worden om een gebrekkig verzoek aan te vullen tot uiterlijk 15 april. Tussen 1 april en 1 juli worden de aanvragen door het college beoordeeld, waarbij vastgesteld wordt of de aangevraagde locatie(s) en dag(en) aan een evenement toegewezen kunnen worden.

 

Dit gefaseerde proces met een afgebakende periode voor het indienen van aanvragen en een daaropvolgende periode voor beoordeling door het college zijn noodzakelijk voor een gedegen vergelijking van de aanvragen in het kader van de verdeling van schaarse rechten. Vergunningen voor evenementen in deellocatie A kunnen, gezien de grote kans op concurrerende en conflicterende evenementen, onder bepaalde omstandigheden aangemerkt worden als schaarse rechten. In een dergelijk geval dient volgens het Europese recht en de bestuursrechtspraak in Nederland een verdeling plaats te vinden op basis van een transparante, objectieve en non-discriminatoire procedure. De toelichting op artikel 36 tot 39 zal verder ingaan op de verdeelprocedures voor schaarse rechten. Na de plaatsing van evenementen op het jaarprogramma op basis van de eerste ronde zal plaatsing van latere aanvullende aanvragen tot 31 december van het lopende jaar plaatsvinden op basis van het (procedure)principe “wie het eerst komt, die het eerst maalt”. Ook op deze verdeelmethodiek zal worden ingegaan in de toelichting op artikel 36 tot 39 in het kader van de verdeling van schaarse rechten.

 

Het college dient plaatsing van een evenement op het jaarprogramma evenementen te weigeren wegens een aantal dwingende gronden. Specifieke toelichting verdient de weigeringsgrond dat een evenement aantoonbaar niet voor een vergunning van de burgemeester in aanmerking kan komen op de locatie waarvoor de aanvraag is gedaan. Hierbij kan gedacht worden aan evenementen waarvan meteen duidelijk wordt dat zij een geluidsniveau zullen produceren dat ver boven de vergunbare geluidsnorm ligt of evenementen die, gezien de aard van de beoogde activiteiten, duidelijk niet passen binnen de geldende ecologische parameters of de ruimtelijke eigenschappen van een locatie. Dergelijke bij voorbaat “kansloze” aanvragen kunnen middels deze weigeringsgrond reeds in de fase van plaatsing op het jaarprogramma geweerd worden. Het verdient wel aanbeveling dat het college in het kader van deze weigeringsgrond vooraf in contact treedt met de aanvrager om te bezien of het evenement “passend” gemaakt kan worden voor een vergunning en dus plaatsing op het jaarprogramma. Specifieke toelichting verdient ook de weigeringsgrond dat aannemelijk is dat de feitelijke toestand niet in overeenstemming zal zijn met hetgeen de aanvrager in de aanvraag heeft vermeld. Deze grond ziet op onrealistische of misleidende aanvragen en beoogt te voorkomen dat plekken op het jaarprogramma bezet worden door evenementen die niet realiseerbaar zijn ten koste van wel realiseerbare evenementen.

 

Het college kan plaatsing van een evenement op het jaarprogramma evenementen weigeren wegens een facultatieve grond: het evenement heeft een besloten karakter. Voorbeelden van evenementen met een besloten karakter zijn privé- of personeelsfeesten die in de openbare ruimte worden georganiseerd voor een selecte groep personen. Een belangrijk uitgangspunt in het evenementenbeleid van de gemeente Maastricht is dat evenementen die plaatsvinden in de openbare ruimte toegankelijk dienen te zijn voor eenieder. Met toegankelijk voor eenieder wordt bedoeld dat toegang tot een evenement niet mag afhangen van lidmaatschap van of relatie met een bepaalde groep of organisatie. Het uitgangspunt vloeit voort uit de wens om alle inwoners van de gemeente zoveel mogelijk in gelijke mate te laten profiteren van de openbare ruimte. Deze weigeringsgrond vormt de uitwerking van die wens. De weigeringsgrond is echter facultatief, aangezien het denkbaar is dat in uitzonderlijke gevallen en op basis van een afweging van betrokken belangen een uitzondering wordt gemaakt op de regel. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan evenementen die om veiligheidsredenen besloten dienen te zijn, maar ook evenementen waarvoor geldt dat de organisator een bijzondere, duurzame relatie met de stad heeft en/of betrokkenheid heeft gehad bij (de gebiedsontwikkeling van) de locatie waar het evenement gehouden wordt.

 

Ten slotte, dient benoemd te worden dat het college evenementvrije dagen kan vaststellen. Evenementvrije dagen kunnen worden vastgesteld om de omwonenden van een locatie rust te gunnen na een reeks evenementen of een groot evenement. Ook kan een evenementvrije dag ingezet worden om de balans tussen verschillende locaties in deellocatie A te bewaren in termen van bezetting. Hiermee kan worden voorkomen dat een deel van de gemeenschap in onevenredige mate de effecten van evenementen ervaart terwijl in andere delen van de gemeente voldoende locaties beschikbaar zijn. Ten slotte, kan het vaststellen van een evenementvrije dag noodzakelijk zijn om op- en afbouw van evenementen mogelijk te maken.

 

De evenementvrije dagen worden door het college geblokkeerd in het jaarprogramma evenementen. Geblokkeerde dagen kunnen, eenmaal geblokkeerd, niet (meer) aangevraagd c.q. toegekend worden onder de plaatsingsprocedure voor het jaarprogramma evenementen. Dit laatste laat onverlet dat met de aanvrager die geïnteresseerd is in het organiseren van een evenement gedurende evenementvrije dagen, gezocht kan worden naar een mogelijkheid om het evenement op een ander moment of andere locatie doorgang te kunnen laten vinden. Het vaststellen van evenementvrije dagen kan plaatsvinden voorafgaand aan de eerste ronde van aanvragen tussen 1 maart en 1 juli van elk jaar maar ook na deze ronde wanneer een beter overzicht is ontstaan van de spreiding van geplaatste evenementen over locaties en periodes.

 

Het is denkbaar dat tijdens de eerste ronde van aanvragen voor plaatsing op het jaarprogramma evenementen een evenementvrije dag na aanvraag doch voor plaatsing wordt vastgesteld. Dit zal bijvoorbeeld noodzakelijk zijn indien twee geplande evenementen waarvoor een aanvraag voor plaatsing wordt gedaan qua datum zo dicht op elkaar worden aangevraagd dat ordelijke of veilige op- en afbouw van de evenementen naar oordeel van het college niet goed mogelijk is. In een dergelijk geval zal, behoudens het geval aanvragers meewerken aan verplaatsing, sprake zijn van de noodzaak schaarse rechten te verdelen conform artikel 37 lid 1. In een dergelijk geval dient een transparante, objectieve en non-discriminatoire verdelingsprocedure gehouden te worden om te bepalen welk evenement haar gewenste datum krijgt. Op de verdeelmethodiek voor plaatsing van evenementen op het jaarprogramma evenementen zal worden ingegaan in de toelichting op artikel 36 tot 39 in het kader van de verdeling van schaarse rechten.

 

Volledigheidshalve zij vermeld dat evenementvrije dagen niet kunnen worden vastgesteld voor vergunningsplichtige en meldingsplichtige gebeurtenissen in inrichtingen. Dergelijke gebeurtenissen vallen immers niet onder de definitie van een evenement en worden geregeld door een eigen vergunnings- of meldingsregime zoals beschreven in de toelichting op, respectievelijk, de artikelen 17 tot 24 en 26 tot 29.

 

Artikel 36 tot 39. Verdeling bij schaarste

 

Van schaarse rechten is volgens de jurisprudentie sprake indien er meer gegadigden zijn dan te vergeven rechten. In het kader van deze verordening kan daarom in meerdere opzichten sprake zijn van schaarse rechten. Zo zal er in ieder geval sprake zijn van schaarste indien twee of meer evenementen concurreren om een specifieke locatie en dag of om het beperkte aantal dagen waarop een evenement van een bepaalde geluidscategorie (zie toelichting bij artikel 3 m.b.t. dagengeluidsnorm) kan plaatsvinden. Van schaarste is ook sprake indien vastgesteld wordt dat twee of meer evenementen conflicteren (zie toelichting bij artikel 3 m.b.t. conflicterende evenementen) en er daarom tussen deze evenementen gekozen moet worden. Schaarste kan echter ook voorkomen buiten de scenario’s van concurrerende en conflicterende evenementen. Daarom dient per geval beoordeeld te worden of sprake is van schaarste in het kader van de toepassing van de verordening.

 

Uit het Europese recht (Dienstenrichtlijn 2006/123/EG) en de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State vloeit een verplichting voort om, in het geval van schaarste, de schaarse rechten te verdelen op basis van een transparante, objectieve en non-discriminatoire procedure. De verordening voorziet in drie categorieën verdelingsprocedures. Ten eerste, wordt in artikel 37 van de verordening aan het college de bevoegdheid gedelegeerd om voor de eerste ronde van plaatsing van evenementen op het jaarprogramma evenementen een procedure vast te stellen die voldoet aan alle eisen die voortvloeien uit relevante wetgeving en jurisprudentie omtrent verdeling van schaarse rechten. De reden hiervoor is dat met betrekking tot de locaties in deellocatie A een aanmerkelijke kans bestaat is dat sprake zal zijn van concurrerende of conflicterende evenementen of andere vormen van schaarste.

 

Middels de gedelegeerde bevoegdheid kan het college de meest passende verdeelprocedure vaststellen en aanpassen op basis van voortschrijdend inzicht. De verordening regelt de kaders van de verdeelprocedure voor de eerste ronde van plaatsing van evenementen op het jaarprogramma evenementen. Zo dienen de aanvragen voor de eerste rond van plaatsing ingediend te worden in de periode van 1 maart tot 1 april van elk jaar. Hierdoor kan het college in de daaropvolgende periode alle aanvragen samen bestuderen en gevallen van schaarste identificeren die onderworpen moeten worden aan een verdelingsprocedure. Hiermee wordt de transparantie van de verdeelprocedure voor een belangrijk deel gegarandeerd. Bovendien bepaalt artikel 38 van de verordening dat het college een ambtelijke beoordelingscommissie benoemt die samengesteld is uit deskundige leden en die in geval van schaarste de vastgestelde verdeelprocedure toepast en het college adviseert over de toedeling van een schaars recht. Hiermee wordt de objectiviteit van de verdeelprocedure in belangrijke mate gegarandeerd.

 

Ten tweede, wordt in artikel 37 van de verordening een verdeelsysteem vastgesteld gebaseerd op het principe van “wie het eerst komt, die het eerst maalt” voor verdere ronde(s) van plaatsing op het jaarprogramma evenementen, alsmede de vergunningen en meldingen voor evenementen in deellocatie B. Schaarste zal in deze gevallen minder vaak voorkomen en daarom kan volstaan worden met een systeem waarbij aanvragen tot plaatsing op het jaarprogramma (tweede ronde en verder), vergunningaanvragen en meldingen geweigerd dienen te worden indien er reeds een aanvraag is ingediend voor de betreffende locatie en tijd of voor een geluidscategorie binnen de dagengeluidsnorm.

 

Er is gekozen om het moment van ontvangst van een aanvraag of melding bepalend te maken in dit systeem aangezien het moment van daadwerkelijke plaatsing op het jaarprogramma, het verlenen van een vergunning en het verwerken van een melding afhankelijk zijn van de dynamiek van de behandeling door het bevoegd gezag en de inhoudelijke complexiteit van de plaatsing, aanvraag of melding. Het gekozen systeem vergt wel dat het bevoegde bestuursorgaan het moment van ontvangst van een aanvraag of melding goed documenteert teneinde een transparante, objectieve en non-discriminatoire verdeling van de schaarse rechten te garanderen.

 

Ten slotte, wordt in artikel 39 van de verordening de bevoegdheid gedelegeerd aan het college om categorieën van evenementen aan te wijzen waarvoor een andere verdeelprocedure geldt dan de hiervoor besproken procedures. Hierbij kan gedacht worden aan categorieën evenementen waar een expliciete behoefte aan bestaat binnen de gemeente en die op basis van een tender gecontracteerd of toegezegd worden. Een over meerdere jaren te organiseren winterevenement op het Vrijthof is een goed voorbeeld van het soort van evenementen dat voor aanwijzing in aanmerking komt.

 

Daarnaast is het mogelijk evenementen aan te wijzen die de gemeente zelf organiseert. Gedacht worden aan een kermis.

 

Indien een evenement op basis van een alternatieve verdeelprocedure wordt of zal worden geselecteerd of het betreft een evenement dat de gemeente zelf organiseert en de locatie ervan gelegen is in deellocatie A, zullen de relevante locatie(s) en dag(en) automatisch op het jaarprogramma evenementen geblokkeerd worden waardoor deze niet meer beschikbaar zijn in het kader van de in de verordening voorziene standaard plaatsingsprocedure voor evenementen in deellocatie A.

 

Het verdient aanbeveling om de te blokkeren locaties en dagen vroegtijdig en, waar mogelijk, voor 1 maart elk jaar vast te stellen opdat de relevante locaties en data voor aanvang van de gebruikelijke plaatsingsprocedure voor evenementen in deellocatie A daadwerkelijk geblokkeerd worden. Dit creëert duidelijkheid voor aanvragers omtrent de locaties en data die nog beschikbaar zijn.

 

Artikel 42. Inwerkingtreding en overgangsbepalingen

 

Er is gekozen voor een gefaseerde inwerkingtreding van het nieuwe regiem. Artikel 42 behelst overgangsbepalingen die gericht zijn op een rechtszekere en overzichtelijke overgang van de evenementenverordening gemeente Maastricht 2016 (oud regiem) naar de evenementenverordening gemeente Maastricht 2023 (nieuw regiem).

 

De nieuwe verordening heeft geen terugwerkende kracht (artikel 42 lid 8).

 

De nieuwe verordening is meteen, dus direct vanaf datum ondertekening, van toepassing op verzoeken tot plaatsing op het jaarprogramma evenementen voor de jaren 2024 en verder (artikel 42 lid 2). Dit is gebaseerd op de wens om de nieuwe plaatsingssystematiek voor het jaarprogramma evenementen zo snel mogelijk in te laten gaan, onder meer om toepassing te geven aan de verdelingssystematiek voor schaarse rechten.

 

Voor de vaststelling van het eerste jaarprogramma evenementen (het jaarprogramma 2024) bestaat minder tijd dan voor de vaststelling van het jaarprogramma evenementen voor de jaren erna. Daarom zijn in verband met de vaststelling van het jaarprogramma 2024 bijzondere termijnen geïntroduceerd, te weten dat het college pas uiterlijk 1 december 2023 het jaarprogramma 2024 vaststelt en verzoeken tot de plaatsing van evenementen op het jaarprogramma 2024 ingediend moeten worden in de periode van 1 augustus tot 15 september 2023 en een verzoek om aanvulling van een incompleet formulier tot plaatsing uiterlijk 1 oktober 2023 gecompleteerd moet zijn (artikel 42 lid 2).

 

Gezien de relatief late publicatie van het jaarprogramma evenementen 2024 kunnen aanvragers van een vergunning voor een evenement in januari 2024 in deelgebied A niet voldoen aan hun plicht 8 weken tevoren (artikel 10 lid 1) een vergunningsaanvraag in te dienen bij de burgemeester. Daarom bepaalt het overgangsrecht dat indien het gaat om een vergunning voor een activiteit in 2024, die plaatsvindt in deelgebied A, die op het jaarprogramma 2024 staat, en het voor de aanvrager gezien de late datum publicatie van het jaarprogramma evenementen 2024 (1 december 2023) niet mogelijk is tijdig een vergunningaanvraag in te dienen de aanvraag onverwijld na publicatie van het jaarprogramma 2024 geschiedt en de late aanvraag geen weigeringsgrond voor de vergunning zal vormen (artikel 42 lid 4).

 

De nieuwe verordening laat het jaarprogramma evenementen 2023 onverlet. Op evenementen die geplaatst zijn of worden op het jaarprogramma evenementen 2023 zijn alle regels van de evenementenverordening gemeente Maastricht 2016 van toepassing. De reden hiervoor is dat deze evenementen geplaatst zijn of zullen moeten worden onder de oude plaatsingssystematiek. Omwille van de rechtszekerheid is het redelijk dat deze evenementen afgehandeld worden (bijvoorbeeld de vergunningsverlening) onder de oude systematiek (artikel 42 lid 3).

 

De verordening is ook vanaf datum ondertekening van toepassing op vergunningen als bedoeld in de hoofdstukken 2 en 3, daaronder begrepen de te vergunnen activiteiten, indien de te vergunnen activiteit plaatsvindt gedurende een periode die geheel is gelegen na 31 december 2023 (artikel 42 lid 4). Dat brengt met zich dat voor zover de verordening bepaalt dat zulke vergunningen tijdig moeten worden aangevraagd zulke bepalingen ook van toepassing zijn. Spiegelbeeldig geldt dat indien de activiteit waarvoor een vergunningplicht geldt geheel of gedeeltelijk plaatsvindt voor 1 januari 2024 slechts het oude regiem relevant is (artikel 42 lid 5).

 

Ten slotte regelt artikel 42 de inwerkingtreding van meldingsplichtige evenementen en gebeurtenissen. Ook hier is het moment waarvoor de activiteit geagendeerd wordt doorslaggevend en is 1 januari 2024 weer de peildatum. Dus meldingsplichtige evenementen en gebeurtenissen die een startdatum op of na 1 januari 2024 hebben, vallen onder het nieuwe regiem (artikel 42 lid 6). Dat brengt bijvoorbeeld met zich dat ze volgens het nieuwe regiem 4 weken voor aanvang gemeld moeten worden, dus mogelijk al in december 2023 of iets daarvoor. Voor meldingsplichtige evenementen en gebeurtenissen die geheel of gedeeltelijk plaatsvinden voor 1 januari 2024 is het nieuwe regiem niet van toepassing. Voor zulke activiteiten dient een beoordeling onder het oude regiem plaats te vinden (artikel 42 lid 7).