Organisatie | Zeeland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Provinciale Staten van Zeeland houdende vaststelling van de Referendumverordening Zeeland 2023 |
Citeertitel | Referendumverordening Zeeland 2023 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Inspraak |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2023 | Nieuwe regeling | 28-03-2023 | 271988 |
Artikel 2. Referendum, initiatief
Een referendum kan zowel worden gehouden op initiatief van kiesgerechtigden, als op initiatief van Provinciale Staten.
Artikel 3. Referendum, onderwerp
Onderwerp van een referendum is een ontwerpbesluit van Provinciale Staten, met uitzondering van besluiten:
Artikel 6. Initiatief van kiesgerechtigden, stap 1: inleidend verzoek
Ondersteuningsverklaringen worden geplaatst op een daartoe door de voorzitter van Provinciale Staten verstrekt formulier waarop de titel van het ontwerpbesluit is opgenomen. De ondersteuning van het verzoek kan eveneens langs digitale weg worden ingediend en ondertekend worden met DigiD, of een vergelijkbaar veilig digitaal portaal.
Als het verzoek wordt ingewilligd, behandelen Provinciale Staten het ontwerpbesluit waarop het verzoek zich richt. Het ontwerpbesluit zoals dat luidt na verwerking van eventuele aangenomen amendementen, wordt vervolgens aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop de uitslag van het referendum wordt bekendgemaakt, tenzij eerder negatief over de ontvankelijkheid van het referendumverzoek wordt beslist.
Artikel 7. Initiatief van kiesgerechtigden, stap 2: definitief verzoek
Ondersteuningsverklaringen worden geplaatst op een daartoe door de voorzitter van Provinciale Staten verstrekt formulier waarop de titel van het ontwerpbesluit is opgenomen. De ondersteuning van het verzoek kan eveneens langs digitale weg worden ingediend en ondertekend worden met DigiD, of een vergelijkbaar veilig digitaal portaal.
Artikel 8. Initiatief van Provinciale Staten
Zo spoedig mogelijk nadat dit besluit is genomen, behandelen Provinciale Staten het ontwerpbesluit waarover het referendum zal worden gehouden. Het ontwerpbesluit zoals dat luidt ná verwerking van eventuele aangenomen amendementen, wordt vervolgens aangehouden totdat de uitslag van het referendum bekend is gemaakt.
De stemming vindt plaats uiterlijk zes maanden na de dag waarop besloten is tot het houden van een referendum. Provinciale Staten kunnen deze termijn met ten hoogste drie maanden verlengen om de stemming te combineren met een reguliere verkiezing of om te voorkomen dat de stemming in een schoolvakantie voor het basis- en voortgezet onderwijs valt die voor de regio is aangewezen.
Artikel 13. Procedure voorbereiding, stemming, uitslagbepaling en bekendmaking
Op de procedure ter voorbereiding, stemming, en de vaststelling en bekendmaking van de uitslag van het referendum zijn de hoofdstukken E, paragrafen 2 en 4, J, L, N, paragraaf 1, en P, paragrafen 1 en 4, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing, voor zover bij deze verordening niet anders is bepaald.
Het centraal stembureau berekent de uitslag van het referendum en geeft aan hoeveel stemmen voor en tegen het ontwerpbesluit van Provinciale Staten zijn uitgebracht, alsmede het aantal blanco en ongeldige stemmen en het aantal stemmen bij volmacht. Het centraal stembureau stelt vast of een meerderheid voor dan wel tegen het ontwerpbesluit heeft gestemd waarbij blanco en ongeldige stemmen buiten beschouwing worden gelaten.
Artikel 15. Geldigheid uitslag
De uitslag van het referendum is geldig indien tenminste 30% van de stemgerechtigden een geldige stem heeft uitgebracht.
In dezelfde vergadering nemen Provinciale Staten een besluit over het onderwerp van het referendum, mits er tenminste vier weken zijn gelegen tussen de dag van ontvangst van de uitslag en de dag waarop de vergadering plaatsvindt. Indien niet aan laatstgenoemde voorwaarde wordt voldaan, vindt de besluitvorming plaats in de volgende vergadering van Provinciale Staten.
Met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:
Binnen vijf jaar na inwerkingtreding van deze verordening zenden Gedeputeerde Staten een verslag inzake de werking en het effect van deze verordening aan Provinciale Staten.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van Provinciale Staten van Zeeland 28 maart 2023.
Drs. J.M.M. Polman, voorzitter
Drs. F.J. van Houwelingen MPA, statengriffier
Voor het begrip ‘kiesgerechtigd’ is aangesloten bij degene die gerechtigd is deel te nemen aan de verkiezingen voor Provinciale Staten. Dit is geregeld in de Kieswet.
Deze verordening gaat uit van een referendum op basis van een ontwerpbesluit van Provinciale Staten, dus een voorgenomen besluit.
Voor het begrip ‘besluit’ is aangesloten bij het besluitbegrip in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Artikel 1.3 Awb definieert een besluit als een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling
Artikel 2. Referendum, initiatief
De verordening voorziet erin dat zowel kiesgerechtigden als Provinciale Staten het initiatief kunnen nemen voor een referendum. Vaak wordt gesproken van een raadgevend (op initiatief van kiesgerechtigden) en van een raadplegend (op initiatief van Provinciale Staten) referendum. Deze termen leiden regelmatig tot verwarring en worden om die reden niet gebruikt in de verordening.
Artikel 3. Referendum, onderwerp
Provinciale Staten beslissen of er een referendum kan worden gehouden. Onderwerp van een referendum is een ontwerpbesluit van Provinciale Staten, dus een voorgenomen besluit. Bepaalde onderwerpen waarover Provinciale Staten een besluit kunnen nemen lenen zich minder goed voor een referendum. Deze zijn hier als uitzondering opgenomen. De uitzonderingsgrond onder k. benadrukt en garandeert de beoordelingsvrijheid van Provinciale Staten. Gebruik hiervan moet goed worden gemotiveerd.
Artikel 4. Samenstelling referendumcommissie
De referendumcommissie wordt ingesteld nadat de referendumverordening is vastgesteld en ziet als neutrale onafhankelijke partij toe op de organisatie en de uitvoering van het referendum. Het is een permanente commissie omdat een referenduminitiatief ineens kan opkomen en er dan binnen enkele dagen een advies dient te worden uitgebracht over bijvoorbeeld de vraag of een referendum mogelijk is over het ontwerpbesluit van Provinciale Staten. Het kan zijn dat de leden van de referendumcommissie lange tijd niet bijeenkomen. Als er geen referenduminitiatief is, zal er doorgaans geen reden zijn om te vergaderen.
Artikel 5. Taken en vergaderingen referendumcommissie
De referendumcommissie heeft diverse adviserende taken. Daarnaast houdt de referendumcommissie toezicht op het gehele referendumproces. De referendumcommissie kan gevraagd en ongevraagd advies geven.
Onder a tot en met c staat de advisering aan respectievelijk de Provinciale Staten, de voorzitter van Provinciale Staten en het college van Gedeputeerde Staten. De referendumcommissie heeft een adviserende rol bij diverse stappen in het referendumproces die gevoelig kunnen liggen of voor discussie kunnen zorgen. Onder d is de rol van de referendumcommissie als toezichthouder op het hele referendumproces vastgelegd. Een uitvloeisel van die rol is de behandeling door de referendumcommissie van klachten over het referendumproces (onder e). Klachten kunnen over uiteenlopende zaken gaan, bijvoorbeeld het afkeuren van een aantal ondersteunende handtekeningen, het aantal stembureaus of een campagne uiting van een organisatie.
Wellicht ten overvloede: de taak die de referendumcommissie heeft ten aanzien van klachten over het referendumproces heeft niet te maken met het klachtrecht dat wordt geregeld in hoofdstuk 9 van de Awb; dat klachtrecht gaat immers alleen over gedragingen van bestuursorganen en personen die daarbij werkzaam zijn. De afdoening daarvan is een taak van het bestuursorgaan zelf.
De referendumcommissie brengt na afloop van elk referendumproces een evaluatie uit (onder f). Dit kan gaan om een referendumproces inclusief een gehouden referendum maar ook over een referendumproces waarbij het niet tot een daadwerkelijk gehouden referendum is gekomen.
Artikel 6. Initiatief van kiesgerechtigden, stap 1: inleidend verzoek
Het inleidend verzoek heeft twee functies: het aantonen dat er binnen de provincie enig draagvlak is voor een referendum en een toetsmoment of over het ontwerpbesluit van Provinciale Staten een referendum kan worden gehouden. Voor inleidend verzoek bedraagt aantal vereiste ondersteuningenverklaringen 2000. Het definitief verzoek (artikel 7) moet aantonen dat er voldoende draagvlak binnen de provincie is om daadwerkelijk een referendum te houden; hiervoor zijn minimaal 6000 ondersteuningsverklaringen vereist.
Ondersteuningsverklaringen kunnen in de procedure voor het inleidend verzoek op grond van deze verordening zowel op papier, als via de digitale weg worden ingediend en worden ondertekend met DigiD. De handtekeningen moeten worden geplaatst op formulieren die door de voorzitter van Provinciale Staten worden verstrekt.
Bij het controleren van de geldigheid van de handtekeningen wordt beoordeeld of diegenen die de ondersteuningsverklaring indienen kiesgerechtigd zouden zijn voor de verkiezingen van Provinciale Staten op het moment dat de voorzitter van Provinciale Staten het formulier voor de ondersteuningsverklaringen verstrekt. De beoordeling houdt in dat gekeken wordt of de indiener(s) en ondersteuners aan de voorwaarden voldoen dat zij inwoner zijn van de provincie Zeeland (ingeschreven bij een gemeente in de provincie Zeeland), de Nederlandse nationaliteit bezitten, 18 jaar of ouder zijn en niet uitgesloten van het kiesrecht. Hiervoor wordt het BSN gebruikt.
Provinciale Staten beslissen of het inleidend verzoek kan worden ingewilligd. Hierbij wordt getoetst aan de in artikel 3 vermelde onderwerpenlijst. En wordt beoordeeld of er een voldoende aantal geldige ondersteuningsverklaringen is. De referendumcommissie heeft hierbij een adviserende rol.
Het besluit van Provinciale Staten op het inleidend verzoek is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen staat bezwaar en beroep open.
Als Provinciale Staten het ontwerpbesluit referendabel achten, wordt het inhoudelijk besproken, waarbij uiteraard amendementen en moties kunnen worden ingediend. Over het ontwerpbesluit zelf wordt niet gestemd. Dit gebeurt pas nadat het referendum is gehouden, of nadat Provinciale Staten hebben besloten dat er geen referendum gehouden kan worden.
Artikel 7. Initiatief van kiesgerechtigden, stap 2: definitief verzoek
De procedure voor het definitief verzoek is in grote lijnen gelijk aan die voor het inleidend verzoek. Dit houdt onder meer in dat de voorzitter van Provinciale Staten of een door hem aan te wijzen medewerker van de griffie controleert op voldoende handtekeningen van kiesgerechtigden. Het vereiste aantal geldige ondersteuningsverklaringen bedraagt voor het definitief verzoek 6.000. De kiesgerechtigdheid is hier gekoppeld aan de dag waarop Provinciale Staten hebben besloten dat het inleidend verzoek wordt ingewilligd. Ook in de procedure voor het definitief verzoek is de digitale weg opengesteld.
Dat de ondersteuningsverklaringen van het inleidend verzoek niet meetellen voor het definitief verzoek heeft de volgende reden. Tijdens het inleidend verzoek is het ontwerpbesluit nog niet besproken door Provinciale Staten; het voorstel kan dus nog gewijzigd worden als gevolg van amendementen. Daarom is het mogelijk dat een kiesgerechtigde het inleidend verzoek ondersteunt, maar geen handtekening wil zetten voor het definitief verzoek, bijvoorbeeld omdat inmiddels aan diens bezwaren tegemoet is gekomen. Of over het ontwerpbesluit van Provinciale Staten een referendum kan worden gehouden, is eerder in het proces, bij het inleidend verzoek beslist. Een voldoende aantal geldige ondersteuningsverklaringen zal dan ook in principe een positief besluit tot het houden van het referendum inhouden.
Artikel 8. Initiatief van Provinciale Staten
Provinciale Staten kunnen zelf het initiatief nemen om een referendum te houden. Vaak zal het voorstel daartoe van een of meer statenleden of fracties afkomstig zijn, via een initiatiefvoorstel of motie. Het opnemen van de mogelijkheid van een referendum op initiatief van Provinciale Staten in de referendumverordening schept duidelijkheid over de procedure en de rol van de referendumcommissie.
Dit artikel betreft de rol van Gedeputeerde Staten. Zij zijn onder meer belast met de uitvoering van het besluit van Provinciale Staten tot het houden van een referendum, regelen de bestuurlijke en ambtelijke coördinatie en kunnen andere bestuursorganen, instanties of personen inschakelen. Voorts stellen Gedeputeerde Staten de vormvoorschriften vast waaraan het stembiljet moet voldoen en zijn zij belast met het zorgdragen voor een neutrale informatievoorziening. Onmiddellijk nadat is besloten tot het houden van een referendum, stellen Provinciale Staten hiervoor een budget beschikbaar aan Gedeputeerde Staten (artikel 15, eerste lid).
Voor de organisatie en uitvoering van een referendum is aansluiting gezocht bij de verkiezingen van Provinciale Staten. De gemeenten hebben daarbij een belangrijke rol. In verband hiermee wordt van hen gevraagd om medewerking te verlenen aan de uitvoering van een op grond van deze verordening door Provinciale Staten genomen besluit om een referendum te houden. De wettelijke bevoegdheid hiervoor vloeit voort uit artikel 146 van de Provinciewet. Dit betekent wel dat de kosten die verbonden zijn aan de gevraagde medewerking op basis van de referendumverordening door de provincie moeten worden vergoed.
In het tweede lid wordt het verstrekken van subsidie voor het voeren van campagne uitgesloten. Deze kosten zullen de initiatiefnemers en (belangen)groeperingen zelf moeten dragen.
Artikel 13. Procedure voorbereiding, stemming, uitslagbepaling en bekendmaking
Het ligt voor de hand om voor de procedures rond de stemming aan te sluiten bij de gang van zaken bij de verkiezingen voor Provinciale Staten. Vandaar dat de desbetreffende bepalingen uit de Kieswet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, voor zover er geen regeling in deze verordening zelf is opgenomen. Het gaat om de volgende onderdelen:
In artikel 14 zijn bepalingen opgenomen over de taken van het centraal stembureau bij de telling, de vaststelling en de bekendmaking van de uitslag van een referendum. Deze wijken deels af van desbetreffende bepalingen in de Kieswet of vullen deze aan. Zie de toelichting bij artikel 12.
In het tweede lid van artikel 14 is verder bepaald dat het centraal stembureau de uitslag aan Provinciale Staten overbrengt. Het vierde lid regelt dat de Provinciale Staten een uitspraak doet over de wettigheid van de stemming.
Artikel 15. Geldigheid uitslag
De uitslag van het referendum is geldig indien tenminste 30% van de stemgerechtigden een geldige stem heeft uitgebracht. Aangezien het referendum een advies betreft, is het niet strikt noodzakelijk om een bepaling over de geldigheid van de uitslag op te nemen. Het opkomstpercentage kan evenwel als indicatie worden gezien voor het belang dat stemgerechtigden aan het desbetreffende onderwerp hechten.
Het eerste lid regelt de termijn waarbinnen Provinciale Staten een uitspraak over de wettigheid van het referendum moeten doen. Het expliciet benoemen van een termijn bevordert de transparantie van de procedure richting de burger. Het tweede lid regelt de termijn waarbinnen Provinciale Staten aan besluit nemen over het onderwerp van het referendum. De uitslag van het referendum is in formele zin niet bindend voor Provinciale Staten.
Op grond van artikel 150 van de Provinciewet kunnen Provinciale Staten op overtreding van een verordening een straf stellen van ten hoogste drie maanden hechtenis of een geldboete van de tweede categorie (€ 4.500,- in 2022). Voor het bepalen van wat strafbaar is, is aangesloten bij hoofdstuk Z, paragraaf 1, van de Kieswet.
Dit artikel bepaalt dat Gedeputeerde Staten binnen vijf jaar na inwerkingtreding van deze verordening een verslag inzake de werking en het effect van deze verordening aan Provinciale Staten zenden. Daarnaast heeft de referendumcommissie op grond van artikel 5 de taak om binnen een bepaalde termijn na de dag waarop een referendum wordt gehouden, dan wel nadat duidelijk is dat er geen referendum plaatsvindt, een evaluatie uit te brengen over het referendumproces. De referendumcommissie kan voorts op eigen initiatief advies uitbrengen over aanpassingen van deze verordening.