Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Gravenhage

Subsidieregeling jeugdpreventie Den Haag 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Gravenhage
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieregeling jeugdpreventie Den Haag 2023
CiteertitelSubsidieregeling jeugdpreventie Den Haag 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpSubsidieregeling jeugdpreventie Den Haag 2023

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene subsidieverordening Den Haag 2020

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-2023nieuwe regeling

04-07-2023

gmb-2023-298458

RIS316054 OCW/ 10554575

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieregeling jeugdpreventie Den Haag 2023

 

 

 

Toelichting

 

Een van de uitgangspunten in het coalitieakkoord 2022-2026 ‘Voor de stad die tegen een stootje kan’ (RIS313189) is dat voorkomen beter is dan genezen. Ieder kind in Den Haag heeft recht op een veilige en stimulerende omgeving om zich te ontwikkelen en op te groeien. De meeste kinderen kennen gelukkig zo’n kansrijke omgeving, maar dat geldt niet voor iedereen. Als gemeente willen we investeren in onze jeugd en willen we de groei van het beroep op jeugdhulp afremmen. Tegen die achtergrond biedt deze subsidieregeling organisaties in de stad de mogelijkheid om subsidie aan te vragen voor preventieve activiteiten voor jeugd en gezin. Daarmee bevordert deze subsidieregeling dat jeugdigen kunnen opgroeien tot zelfredzame volwassenen die naar vermogen kunnen meedoen aan de samenleving.

 

Het afgelopen jaar werden activiteiten gericht op jeugdparticipatie en preventieve ondersteuning van jeugd en gezin gefinancierd op basis van de Subsidieregeling preventie en participatie jeugd Den Haag 2022 (RIS312621). Activiteiten gericht op jeugdparticipatie hebben nu de mogelijkheid om subsidie aan te vragen onder de Subsidieregeling jeugdparticipatie 2023. Vanaf 2024 wordt een deel van de preventieve ondersteuning voor jeugd en gezin uitgevoerd door de samenwerkingsverbanden jeugd- en gezinshulp, en hiermee vastgelegd voor de duur van 8 jaar. Deze activiteiten zullen niet langer met subsidie worden ondersteund. De Subsidieregeling jeugdpreventie is om deze redenen herschreven.

 

Besluitvorming 

 

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, 

 

Gelet op artikel 5 van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2020, 

 

besluit vast te stellen de navolgende Subsidieregeling jeugdpreventie Den Haag 2023: 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen 

 

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

 

In deze regeling wordt verstaan onder: 

 

- actuele ontwikkeling: 

gebeurtenis die recent heft plaatsgevonden of op korte termijn plaats zal vinden, die een belangrijke invloed heeft op dagelijks leven van de doelgroep waarvoor de aanvrager activiteiten organiseert; 

- ASV: 

Algemene subsidieverordening Den Haag 2020; 

- Awb: 

Algemene wet bestuursrecht; 

- gemeentelijk vastgoed: 

bebouwde en onbebouwde onroerende zaken in eigendom van of in gebruik door de gemeente Den Haag; 

- college: 

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag; 

- jeugdigen: 

kinderen, jongeren en jong volwassenen; 

- jeugdgezondheidszorg: 

zorg die gericht is op het bevorderen, beschermen en beveiligen van de gezondheid en de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van jeugdigen tot en met 18 jaar;

- jongeren: 

inwoners van Den Haag van 12 tot 23 jaar; 

- jong volwassenen: 

inwoners van Den Haag van 23 tot 27 jaar; 

- kinderen: 

inwoners van Den Haag tot 12 jaar; 

- kwetsbare positie: 

de positie van de jeugdige, ouder of opvoeder die wordt beïnvloed door problemen op een of meerdere leefgebieden waardoor de zelfredzaamheid wordt beperkt; 

- mensenhandel:

seksuele-, criminele en arbeidsuitbuiting van jeugdigen tot en met 18 jaar;

- nazorg: 

alle actieve ondersteuning of begeleiding die geleverd wordt aan de jeugdige of het gezin na afronding van een activiteit, training of traject;

- overhead: 

kosten die de aanvrager maakt die niet rechtstreeks verbonden zijn met het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten;

- jeugdpreventie: 

bijdragen aan een gezond, veilig en kansrijk opgroei – en opvoedklimaat voor jeugdigen door preventieve en lichte ondersteuning, gericht op het voorkomen van (escalatie) van problematiek;

- mentale weerbaarheid:

de cognitieve, emotionele en sociale vaardigheden die iemand in staat stellen een zinvol, lerend en productief leven te leiden; 

- percelen: 

de opdracht doorontwikkeling jeugd en gezinshulp Den Haag is onderverdeeld in vier percelen: perceel 1 Escamp, perceel 2 Centrum, perceel 3 Kust (Scheveningen. Loosduinen en Segbroek) en perceel 4 Rand (Leidschenveen-Ypenburg, Laak en Haagse Hout); 

- positieve identiteit: 

positief beoordelen van het zelfbeeld in diverse contexten en rollen (thuis, op school, bij vrienden, online, in (seksuele) relaties etc.); 

- professional: 

iemand die beroepsmatig een beroep beoefent, waaronder begrepen het uitoefenen van een beroep in stageverband; 

- project: 

een proces waarbij binnen een bepaalde tijd wordt toegewerkt naar een gesteld doel. Het is per definitie eenmalig en wordt gekenmerkt door een beperkt tijdsbestek, waarbinnen de gestelde doelen behaald dienen te worden; 

- psycho-educatie: 

voorlichting en advies met betrekking tot psychische klachten, leer- of gedragsproblematiek; 

- psycho-sociale problemen: 

problemen die te maken hebben met gevoelens, gedachten en andere mensen of instanties;

- samenwerking: 

het richten van de inspanningen van twee of meer partijen op het bereiken van hetzelfde doel, waarbij de partijen interactief handelen, betrokkenheid ervaren en verantwoordelijkheidsgevoel dragen;

- samenwerkingsverband jeugd- en gezinshulp: 

samenwerking van diverse jeugdhulpaanbieders die in opdracht van de gemeente het aanbod van jeugd- en gezinshulp levert in Den Haag vanaf 1 januari 2024;

- sociale vaardigheden: 

het vermogen om in sociale situaties het gedrag aan te passen. Onder sociale vaardigheden vallen bijvoorbeeld assertiviteit, samenwerken, communiceren, emotionele gevoeligheid, emotieregulatie en probleemoplossend vermogen in de context van relaties; 

- stadsdelen:

de acht delen waarin Den Haag is verdeeld, respectievelijk Centrum, Escamp, Haagse Hout, Laak, Leidschenveen-Ypenburg, Loosduinen, Scheveningen en Segbroek; 

- vaardigheidsontwikkeling:

de ontwikkeling van competenties bij jeugdigen die nodig zijn voor zelfredzaamheid; 

- vrijwilliger: 

iemand die niet tegen betaling en zonder daartoe verplicht te zijn werkzaamheden verricht. Iemand die een beroep uitoefent in stageverband wordt niet aangemerkt als een vrijwilliger; 

- vroegsignalering: 

het zo snel mogelijk signaleren van opgroei- en opvoedproblemen, zodat hulp, zorg of ondersteuning zo beperkt mogelijk ingezet hoeft te worden; 

- zelfredzaamheid: 

het vermogen om zelfstandig je leven te leiden en met tegenslagen om te kunnen gaan; 

- zelfregie: 

de ervaring dat iemand invloed en controle heeft over alle domeinen van het eigen leven en alles wat naar eigen inzicht nodig is om een goed leven te leiden. Anders dan bij zelfredzaamheid (het zelf doen) gaat het bij eigen regie over het zelf kiezen en het zelf bepalen; 

- zelfregulatie:

het vermogen om gedragingen, aandacht, emoties en cognitieve processen te controleren wanneer innerlijke stimuli of stimuli vanuit de omgeving wordt ervaren. 

 

Artikel 1:2 Toepassingsbereik

Deze subsidieregeling is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 1:4 bedoelde activiteiten. 

 

Artikel 1:3 Doel van de subsidie 

  • 1.

    Het doel van de subsidieregeling is het versterken van jeugdigen in kwetsbare posities en hun gezin door middel van trainingen, advies, ondersteuning en ontwikkelingsgerichte activiteiten gericht op preventie zodat alle jeugdigen in een stimulerende en kansrijke omgeving kunnen opgroeien.

  • 2.

    Het achterliggende maatschappelijke doel van de subsidieregeling is dat alle jeugdigen kunnen opgroeien tot zelfredzame volwassenen die naar vermogen kunnen meedoen aan de samenleving.

 

Artikel 1:4 Activiteiten

Subsidie wordt verstrekt voor activiteiten in de volgende categorieën: 

  • a. categorie A: activiteiten die, middels het laagdrempelig aanbieden van informatie en advies in het kader van preventie aan jeugdigen of hun gezin bijdragen aan een sterk opvoed- en opgroeiklimaat, waarbij geldt dat:

    1° informatie en advies in ieder geval het thema opgroeien en volwassen worden, het thema versterken van ouderschap, het thema kinderrechten en juridische kwesties of het thema mensenhandel betreft; 

    2° de aanvrager een opleidings- en begeleidingsplan heeft voor de vrijwilligers; 

    3° de aanvrager structureel werkt aan de deskundigheidsontwikkeling van de medewerkers; 

    b. categorie B: activiteiten die, met inzet van vrijwilligers, jeugdigen in kwetsbare posities of hun gezin ondersteunen, ter voorkoming van de escalatie van opgroeiproblematiek dan wel ter versterking van het opvoedklimaat, waarbij geldt dat: 

    1° de activiteit wordt uitgevoerd door medewerkers waarvan minimaal 50% vrijwilligers zijn; 

    2° de aanvrager beschikt over een opleidings- en begeleidingsplan voor de vrijwilligers; 

    c. categorie C: activiteiten die zorg of ondersteuning bieden aan (aanstaande) ouders in een kwetsbare positie, waarbij geldt dat: 

    1° de activiteit is gericht op ouders van jeugdigen van –9 maanden t/m 2 jaar; 

    2° de activiteit plaatsvindt in de periode van de eerste 1000 dagen van een mensenleven;

    3° de activiteit in ieder geval het thema het voorbereiden op aanstaand ouderschap, het thema bijdragen aan signalering van risicofactoren binnen het gezin en doorverwijzing voor prenatale ondersteuning of thema bijdragen aan stressreductie tijdens de zwangerschap betreft; 

    4° de begeleiding van de activiteit aan de ouders wordt geboden door personen die hiervoor bevoegd zijn. Dit blijkt uit studie achtergrond, professionele of persoonlijke ervaring met de activiteit of de doelgroep of het hebben van een relevant netwerk om deze doelgroep te bereiken; 

    d. categorie D: activiteiten gericht op voorkomen en terugdringen van psychosociale problemen dan wel versterking van mentale weerbaarheid en mentaal welbevinden van jeugdigen of hun gezin, waarbij geldt dat: 

    1° de activiteit gericht is op het versterken van de positieve identiteit, sociale vaardigheden, zelfregie of zelfregulatie; 

    2° de aanvrager een opleidings- en begeleidingsplan heeft en structureel werkt aan de deskundigheidsontwikkeling van medewerkers.

 

Artikel 1:5 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen. 

 

Artikel 1:6 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    De subsidie heeft uitsluitend betrekking op de redelijkerwijs gemaakte kosten die resteren na aftrek van bijdragen van derden en die naar het oordeel van het college direct zijn verbonden met en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een activiteit.

  • 2.

    Voor subsidie in aanmerking komen de BTW over de gesubsidieerde kosten voor zover die BTW niet teruggevorderd, verrekend of anderszins in mindering kan worden gebracht. 

  • 3.

    Niet voor subsidie in aanmerking komen:

    a. kosten voor vrijwilligersvergoedingen; 

    b. onvoorziene kosten; 

    c. de kosten die gemaakt worden voor de waardering van vrijwilligers die meer bedragen dan € 16,50 per vrijwilliger per jaar tot een maximum van € 5.500,- per aanvraag; 

    d. kosten voor overhead die meer bedragen dan 15 % van de kosten van de subsidiabele activiteiten; 

    e. de kosten voor activiteiten die eerder door het college op basis van deze subsidieregeling of anderszins zijn gesubsidieerd. 

 

Artikel 1:7 Hoogte van de subsidie

De subsidie voor een activiteit bedraagt per categorie maximaal: 

  • a. categorie A: € 400.000,- per aanvraag per jaar; 

    b. categorie B: € 400.000,- per aanvraag per jaar;

    c. categorie C: € 300.000,- per aanvraag per jaar;

    d. categorie D: € 200.000,- per aanvraag per jaar.

 

Artikel 1:8 Subsidieplafond 

  • 1.

    Het subsidieplafond voor 2024 bedraagt € 4.700.000,-. 

  • 2.

    Het subsidieplafond wordt verdeeld in de volgende deelplafonds: 

    a. voor categorie A: € 1.650.000,-, verdeeld in de volgende subplafonds: 

    i. opgroeien en volwassen worden: € 600.000,-;

    ii. versterken van ouderschap: € 600.000,-; 

    iii. kinderrechten en juridische kwesties: € 300.000,-;

    iv. mensenhandel: € 150.000,-;

    b. voor categorie B: € 1.000.000,-;

    c. voor categorie C: € 1.100.000,-;

    d. voor categorie D: € 950.000,-.

  • 3.

    Het college kan het subsidieplafond jaarlijks bij afzonderlijk besluit wijzigen. 

  • 4.

    Het college kan het subsidieplafond verlagen conform artikel 7 van de ASV. 

  • 5.

    Een verlaging geldt ook voor reeds ingediende aanvragen.

  • 6.

    Het college kan in het geval van onderbesteding binnen een categorie zoals bedoeld in artikel 1:4 het resterend budget overhevelen naar het subsidieplafond van een andere categorie.

 

Artikel 1:9 Wijze van verdeling activiteiten categorie A

  • 1.

    Het college brengt een rangschikking aan in de aanvragen voor categorie A die in aanmerking komen voor subsidie.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen bedoeld voor activiteiten in categorie A kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximumaantal: 

    a. de aanvrager is bekend met de advies- en informatiebehoeften van de jeugdige of het gezin waarop de activiteit zich richt en weet hoe de activiteit aansluit op de behoeften van de jeugdige en het gezin:

    1° de advies- en informatiebehoefte zijn in beeld gebracht en de activiteit sluit hier uitstekend op aan: 6 punten;

    2° de advies- en informatiebehoefte zijn in beeld gebracht en de activiteit sluit hier goed op aan: 3 punten;

    3° de advies- en informatiebehoefte zijn in beeld gebracht en de activiteit sluit hier redelijk op aan: 1 punt;

    4°de advies- en informatiebehoefte zijn niet in beeld of de activiteit sluit hier onvoldoende op aan: 0 punten;

    b. de aanvrager heeft aantoonbaar ervaring met het aanbieden van de aangevraagde activiteit:

    1° ervaring van 3 jaar of meer: 4 punten;

    2° ervaring van 1 tot 3 jaar: 2 punten;

    3° ervaring van minder dan 1 jaar: 0 punt;

    c. het netwerk van de aanvrager is voldoende relevant en betrokken bij de activiteit om in staat te zijn deelnemers naar de uit te voeren activiteit toe te leiden:

    1° de kans is groot dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid door het netwerk van de aanvrager: 6 punten;

    2° de kans is redelijk dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid door het netwerk van de aanvrager: 3 punten;

    3° de kans is klein dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid door het netwerk van de aanvrager: 0 punten;

    d. de aanvrager heeft een proactieve wervingsstrategie die aansluit op de doelgroep; dit blijkt uit de strategie die de aanvrager gebruikt om de doelgroep op diverse en proactieve manieren te bereiken en de mate waarin de activiteiten voor de doelgroep zichtbaar en vindbaar zijn: 

    1◦ de kans is groot dat met de beschreven wervingsstrategie de doelgroep wordt bereikt: 6 punten;

    2◦ de kans is redelijk dat met de beschreven wervingsstrategie de doelgroep wordt bereikt: 3 punten;

    3◦ de kans is klein dat met de beschreven wervingsstrategie de doelgroep wordt bereikt: 0 punten; 

    e. de aanvrager maakt gebruik van bewezen effectieve methodieken of interventies: 

    1° alle activiteiten of de hoofdactiviteit wordt volgens methodieken of interventies uitgevoerd die zijn opgenomen in de databank effectieve interventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi): 3 punten; 

    2° een deel van de te gebruiken methodieken of interventies is opgenomen in de databank effectieve interventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi): 2 punten; 

    3° de te gebruiken methodieken of interventies zijn op een andere wijze bewezen of wetenschappelijk onderbouwd: 1 punt;

    4° geen van de te gebruiken methodieken of interventies zijn bewezen effectief: 0 punten; 

    f. uit de aanvraag blijkt dat de activiteit aanvullend is op het bestaand aanbod in de stad en aantoonbaar van meerwaarde is voor de jeugdige en het gezin, dit blijkt uit behoefteonderzoek onder jeugd en gezin en ketenpartners in de stad: 

    1° de activiteit is aanvullend op bestaand aanbod en van grote meerwaarde: 4 punten; 

    2° de activiteit is aanvullend op bestaand aanbod en van redelijke meerwaarde: 2 punten; 

    3° de activiteit is niet aanvullend of niet van meerwaarde: 0 punten; 

    g. uit de aanvraag blijkt dat de activiteit bijdraagt aan innovatie van het preventief jeugdbeleid: 

    1° de methodiek van de activiteit is nooit eerder toegepast in Den Haag: 1 punt;

    2° de activiteit bereikt jeugdigen die nooit eerder zijn bereikt: 1 punt; 

    3° de samenwerking met partners in de stad is innovatief: 1 punt; 

    4° de activiteit sluit aan op actuele maatschappelijke ontwikkelingen: 1 punt. 

  • 3.

    Alleen aanvragen met een toegekend puntenaantal van 10 punten of meer komen in aanmerking voor subsidie.

  • 4.

    Wanneer het totaalbedrag van de te honoreren aanvragen hoger is dan het vastgestelde deelplafond voor categorie B, honoreert het college de aanvragen in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het vastgestelde subsidieplafond bereikt is. 

  • 5.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden door een aanvraag, die het plafond met niet meer dan 10% van het gevraagde subsidiebedrag overschrijdt, kan het college de aanvrager het nog beschikbare bedrag als subsidie verlenen, onder de voorwaarde dat de aanvrager binnen 10 werkdagen een aangepaste sluitende begroting overlegt.

  • 6.

    Als aanvragen na toepassing van het derde lid gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast aan de hand van de hoogte van het aangevraagde subsidiebedrag waarbij het laagste bedrag voor gaat. 

 

Artikel 1:10 Wijze van verdeling van activiteiten categorie B 

  • 1.

    Het college brengt een rangschikking aan in de aanvragen voor categorie B die in aanmerking komen voor subsidie.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen bedoeld voor activiteiten in categorie B kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximum aantal: 

    a. de activiteit wordt uitgevoerd met inzet van vrijwilligers: 

    1° de activiteit wordt uitgevoerd door medewerkers, waarvan 75% of meer vrijwilligers zijn: 4 punten; 

    2° de activiteit wordt uitgevoerd door medewerkers, waarvan 50 tot 75% vrijwilligers zijn: 2 punten;

    b. uit de aanvraag blijkt dat er met een duidelijke werkwijze wordt gewerkt waarbij het traject in etappes is verdeeld om samen met de jeugdige of het gezin te werken aan een concreet doel: 

    1° de kans is groot dat met de beschreven werkwijze concrete doelen worden behaald: 3 punten;

    2° de kans is redelijk dat met de beschreven werkwijze concrete doelen worden behaald: 2 punten;

    3° de kans is klein dat met de beschreven werkwijze concrete doelen worden behaald: 0 punten; 

    c. uit de aanvraag blijkt dat er een werkwijze wordt gebruikt waarbij de eigen kracht van de jeugdige of het gezin wordt versterkt: 

    1° de activiteit versterkt de zelfredzaamheid van de jeugdige of het gezin: 2 punten; 

    2° de activiteit versterkt het sociaal netwerk van de jeugdige of het gezin: 2 punten; 

    3° de activiteit versterkt de zelfredzaamheid en het sociaal netwerk van de jeugdige of het gezin niet: 0 punten; 

    d. het netwerk van de aanvrager is voldoende relevant en betrokken bij de activiteit om in staat te zijn deelnemers naar de uit te voeren activiteit toe te leiden: 

    1° de kans is groot dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid, door het netwerk van de aanvrager: 6 punten; 

    2° de kans is redelijk dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid, door het netwerk van de aanvrager : 3 punten; 

    3° de kans is klein dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid, door het netwerk van de aanvrager: 0 punten;

    e. de aanvrager maakt gebruik van bewezen effectieve methodieken of interventies: 

    1° alle activiteiten of de hoofdactiviteit wordt volgens methodieken of interventies uitgevoerd die zijn opgenomen in de databank effectieve interventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi): 3 punten; 

    2° een deel van de activiteiten wordt volgens methodieken of interventies uitgevoerd die zijn opgenomen in de databank effectieve interventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi): 2 punten; 

    3° de te gebruiken methodieken of interventies zijn op een andere wijze bewezen of wetenschappelijk onderbouwd: 1 punt;

    4° geen van de te gebruiken methodieken of interventies zijn bewezen effectief: 0 punten; 

    f. uit de aanvraag blijkt dat de activiteit aanvullend is op het bestaand aanbod in de stad en aantoonbaar van meerwaarde is voor de jeugdige en het gezin, dit blijkt uit behoefteonderzoek onder jeugd en gezin en ketenpartners in de stad: 

    1° de activiteit is aanvullend op bestaand aanbod en van grote meerwaarde: 4 punten; 

    2° de activiteit is aanvullend op bestaand aanbod en van redelijke meerwaarde: 2 punten; 

    3° de activiteit is niet aanvullend of niet van meerwaarde: 0 punten; 

    g. uit de aanvraag blijkt dat de aanvrager met de activiteit bijdraagt aan innovatie van het preventief jeugdbeleid: 

    1° de methodiek van de activiteit is nooit eerder toegepast in Den Haag: 1 punt;

    2° de activiteit bereikt jeugdigen die nooit eerder zijn bereikt: 1 punt; 

    3° de samenwerking met partners in de stad is innovatief: 1 punt; 

    4° de activiteit sluit aan op actuele maatschappelijke ontwikkelingen: 1 punt. 

  • 3.

    Alleen aanvragen met een toegekend puntenaantal van 12 of meer komen in aanmerking voor subsidie.

  • 4.

    Wanneer het totaalbedrag van de te honoreren aanvragen hoger is dan het vastgestelde deelplafond voor categorie A, honoreert het college de aanvragen in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het vastgestelde subsidieplafond bereikt is. 

  • 5.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden door een aanvraag, die het plafond met niet meer dan 10% van het gevraagde subsidiebedrag overschrijdt, kan het college de aanvrager het nog beschikbare bedrag als subsidie verlenen, onder de voorwaarde dat de aanvrager binnen 10 werkdagen een aangepaste sluitende begroting overlegt.

  • 6.

    Als aanvragen na toepassing van het derde lid gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast aan de hand van de hoogte van het aangevraagde subsidiebedrag waarbij het laagste bedrag voor gaat. 

 

Artikel 1:11 Wijze van verdeling van activiteiten categorie C 

  • 1.

    Het college brengt een rangschikking aan in de aanvragen voor categorie C die in aanmerking komen voor subsidie. 

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen bedoeld voor activiteiten in categorie C kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximum aantal: 

    a. uit de aanvraag blijkt dat er bij de uitvoering van de activiteit samenwerking plaatsvindt tussen het medisch en sociaal domein; 2 punten; 

    b. het netwerk van de aanvrager is voldoende relevant en betrokken bij de activiteit om in staat te zijn deelnemers naar de uit te voeren activiteit toe te leiden: 

    1° de kans is groot dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid door het netwerk van de aanvrager: 6 punten; 

    2° de kans is redelijk dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid door het netwerk van de aanvrager: 3 punten; 

    3° de kans is klein dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid door het netwerk van de aanvrager: 0 punten;

    c. de aanvrager zet bij de uitvoering van de activiteit in op het versterken van het sociaal netwerk van de ouder/opvoeder:

    1° de activiteit versterkt het sociaal netwerk uitstekend: 3 punten; 

    2° de activiteit versterkt het sociaal netwerk goed: 2 punten;

    3° de activiteit versterkt het sociaal netwerk redelijk: 1 punt; 

    4° de activiteit versterkt het sociaal netwerk beperkt: 0 punt; 

    d. uit de aanvraag blijkt dat er bij uitvoering van de activiteit aandacht is voor bestaanszekerheid van de ouders; 2 punten;

    e. uit de aanvraag blijkt dat de activiteit is gericht op het terugdringen van stress tijdens de zwangerschap:2 punten;

    f. de aanvrager betrekt belangrijke stakeholders uit de wijk waar de activiteit plaatsvindt bij de uitvoering van de activiteit: 

    1° stakeholders worden structureel betrokken bij de activiteit: 2 punten; 

    2° stakeholders worden incidenteel betrokken bij de activiteit: 1 punt;

    3° stakeholders worden niet betrokken bij de activiteit: 0 punten;

    g. uit de aanvraag blijkt dat de activiteit aanvullend is op het bestaand aanbod in de stad en aantoonbaar van meerwaarde is voor de jeugdige en het gezin, dit blijkt uit behoefteonderzoek onder jeugd en gezin en ketenpartners in de stad: 

    1° de activiteit is aanvullend op bestaand aanbod en van grote meerwaarde: 4 punten; 

    2° de activiteit is aanvullend op bestaand aanbod en van redelijke meerwaarde: 2 punten; 

    3° de activiteit is niet aanvullend of niet van meerwaarde: 0 punten; 

    h. uit de aanvraag blijkt dat de activiteit bijdraagt aan innovatie van het preventief jeugdbeleid: 

    1° de methodiek van de activiteit is nooit eerder toegepast in Den Haag: 1 punt;

    2° de activiteit bereikt jeugdigen die nooit eerder zijn bereikt: 1 punt; 

    3° de samenwerking met partners in de stad is innovatief: 1 punt; 

    4° de activiteit sluit aan op actuele maatschappelijke ontwikkelingen: 1 punt. 

  • 3.

    Alleen aanvragen met een toegekend puntenaantal van 10 of meer komen in aanmerking voor subsidie.

  • 4.

    Wanneer het totaalbedrag van de te honoreren aanvragen hoger is dan het vastgestelde deelplafond voor categorie C, honoreert het college de aanvragen in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het vastgestelde subsidieplafond bereikt is. 

  • 5.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden door een aanvraag, die het plafond met niet meer dan 10% van het gevraagde subsidiebedrag overschrijdt, kan het college de aanvrager het nog beschikbare bedrag als subsidie verlenen, onder de voorwaarde dat de aanvrager binnen 10 werkdagen een aangepaste sluitende begroting overlegt.

  • 6.

    Als aanvragen na toepassing van het derde lid gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast aan de hand van de hoogte van het aangevraagde subsidiebedrag waarbij het laagste bedrag voor gaat. 

 

Artikel 1:12 Wijze van verdeling van activiteiten categorie D 

  • 1.

    Het college brengt een rangschikking aan in de aanvragen voor categorie D die in aanmerking komen voor subsidie.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen bedoeld voor activiteiten in categorie D kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximum aantal:

    a. de activiteit is gericht op de volgende actuele thema's: 

    1° het voorkomen en terugdringen van psychosociale problemen dan wel versterking van mentale weerbaarheid en mentaal welbevinden van jeugdigen die zijn ontstaan als gevolg van de coronapandemie: 2 punten; 

    2° het voorkomen en terugdringen van psychosociale problemen dan wel versterking van mentale weerbaarheid en mentaal welbevinden van jeugdigen door middel van sport en bewegen en culturele activiteiten: 2 punten; 

    3° het voorkomen dan wel het terugdringen van eenzaamheid: 2 punten; 

    4° versterken van de relationele- en seksuele weerbaarheid van jeugdigen: 2 punten; 

    5° versterken van de digitale weerbaarheid en bewustwording van de gevaren van de online leefwereld van jeugdigen: 2 punten;

    6° creëren van bewustwording bij professionals die werken met jeugdigen: 2 punten.

    b. de aanvrager zet in op lotgenotencontact en psycho-educatie:

    1° de activiteit zorgt voor lotgenotencontact voor de jeugdige, ouder of opvoeder: 2 punten;

    2° er is aandacht voor psycho-educatie voor de jeugdige, ouder of opvoeder: 2 punten; 

    c. de aanvrager heeft aantoonbaar ervaring met het aanbieden van de aangevraagde activiteit:

    1° ervaring van 3 jaar of meer: 4 punten;

    2° ervaring van 1 tot 3 jaar: 2 punten; 

    3° ervaring van minder dan 1 jaar: 0 punt; 

    d. de activiteit versterkt de weerbaarheid van de jeugdige:

    1° de activiteit versterkt de positieve identiteit van de jeugdige: 2 punten;

    2° de activiteit versterkt de sociale vaardigheden van de jeugdige: 2 punten; 

    3° de activiteit versterkt de zelfregie van de jeugdige: 2 punten; 

    4° de activiteit versterkt de zelfregulatie van de jeugdige: 2 punten; 

    e. de aanvrager zet bij de uitvoering van de activiteit in op het versterken van het sociaal netwerk van de jeugdige:

    1° de activiteit versterkt het sociaal netwerk uitstekend: 3 punten; 

    2° de activiteit versterkt het sociaal netwerk goed: 2 punten;

    3° de activiteit versterkt het sociaal netwerk redelijk: 1 punt; 

    4° de activiteit versterkt het sociaal netwerk beperkt: 0 punt; 

    f. nadat de begeleiding aan de jeugdige is afgerond levert de aanvrager, waar nodig, passende nazorg en verwijst door wanneer andere hulp nodig is: 2 punten; 

    g. het netwerk van de aanvrager is voldoende relevant en betrokken bij de activiteit om in staat te zijn deelnemers naar de uit te voeren activiteit toe te leiden: 

    1° de kans is groot dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid door het netwerk van de aanvrager: 6 punten; 

    2° de kans is redelijk dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid door het netwerk van de aanvrager: 3 punten; 

    3° de kans is klein dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid door het netwerk van de aanvrager: 0 punten;

    h. de aanvrager maakt gebruik van bewezen effectieve methodieken of interventies: 

    1° alle activiteiten of de hoofdactiviteit wordt volgens methodieken of interventies uitgevoerd die zijn opgenomen in de databank effectieve interventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi): 3 punten; 

    2° een deel van de te gebruiken methodieken of interventies is opgenomen in de databank effectieve interventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi): 2 punten; 

    3° de te gebruiken methodieken of interventies zijn op een andere wijze bewezen of wetenschappelijk onderbouwd: 1 punt;

    4° geen van de te gebruiken methodieken of interventies zijn bewezen effectief: 0 punten; 

    i. uit de aanvraag blijkt dat de activiteit aanvullend is op het bestaand aanbod in de stad en aantoonbaar van meerwaarde is voor de jeugdige en het gezin, dit blijkt uit behoefteonderzoek onder jeugd en gezin en ketenpartners in de stad: 

    1° de activiteit is aanvullend op bestaand aanbod en van grote meerwaarde: 4 punten; 

    2° de activiteit is aanvullend op bestaand aanbod en van redelijke meerwaarde: 2 punten; 

    3° de activiteit is niet aanvullend of niet van meerwaarde: 0 punten; 

    j. uit de aanvraag blijkt dat de activiteit bijdraagt aan innovatie van het preventief jeugdbeleid: 

    1° de methodiek van de activiteit is nooit eerder toegepast in Den Haag: 1 punt;

    2° de activiteit bereikt jeugdigen die nooit eerder zijn bereikt: 1 punt; 

    3° de samenwerking met partners in de stad is innovatief: 1 punt; 

    4° de activiteit sluit aan op actuele maatschappelijke ontwikkelingen: 1 punt. 

  • 3.

    Alleen aanvragen met een toegekend puntenaantal van 15 of meer komen in aanmerking voor subsidie.

  • 4.

    Wanneer het totaalbedrag van de te honoreren aanvragen hoger is dan het vastgesteld deelplafond voor categorie D, honoreert het college de aanvragen in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het vastgestelde subsidieplafond bereikt is. 

  • 5.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden door een aanvraag, die het plafond met niet meer dan 10% van het gevraagde subsidiebedrag overschrijdt, kan het college de aanvrager het nog beschikbare bedrag als subsidie verlenen, onder de voorwaarde dat de aanvrager binnen 10 werkdagen een aangepaste sluitende begroting overlegt.

  • 6.

    Als aanvragen na toepassing van het derde lid gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast aan de hand van de hoogte van het aangevraagde subsidiebedrag waarbij het laagste bedrag voor gaat. 

 

Hoofdstuk 2 Aanvraag subsidie en termijnen 

 

Artikel 2:1 Aanvraag subsidie

  • 1.

    Subsidie wordt aangevraagd per categorie A tot en met D.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8, tweede en derde lid, van de ASV legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    a. een verklaring waaruit blijkt in hoeverre de subsidieontvanger als BTW belaste ondernemer is aan te merken; 

    b. een opleidings- en begeleidingsplan; 

    c. een communicatieplan. 

  • 3.

    De aanvrager maakt voor de aanvraag gebruik van het door het college vastgestelde digitale aanvraagformulier en het begrotingsformat. 

 

Artikel 2:2 Aanvraagtermijn

In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de ASV worden aanvragen om subsidie bedoeld voor activiteiten in categorie A, B, C en D ingediend in het tijdvak gelegen tussen 1 juli tot en met 6 augustus in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd zullen plaatsvinden. 

 

Artikel 2:3 Beslistermijn

In afwijking van artikel 10, eerste lid, van de ASV beslist het college op aanvragen om subsidie bedoeld voor activiteiten in categorie A, B, C en D uiterlijk 30 oktober in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd zullen plaatsvinden. 

 

Hoofdstuk 3 Weigeringsgronden

 

Artikel 3:1 Weigeringsgronden

Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 11 eerste, tweede en derde lid, van de ASV weigert het college een subsidieaanvraag als:

  • a. de aanvraag wordt gedaan voor activiteiten die naar het oordeel van het college al worden uitgevoerd door anderen of anderszins gefinancierd zijn; 

    b. het niet aannemelijk is dat de activiteiten zullen worden georganiseerd zoals deze zijn beschreven in de aanvraag; 

    c. de hoogte van de kosten waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet evenredig is tot het doel van deze subsidieregeling. 

 

Hoofdstuk 4 Verplichtingen en betaling

 

Artikel 4:1 Verplichtingen

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 12 en 14 van de ASV, gelden voor de subsidieontvanger volgende verplichtingen:

    a. de subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan de steekproefcontrole door het college om te beoordelen of de subsidie terecht is verstrekt;

    b. de subsidieontvanger monitort de activiteit op de onderdelen bereik, wachtlijsten en wachttijden, klanttevredenheid, partnertevredenheid en effectiviteit en deelt de resultaten hiervan met de gemeente;

    c. de vrijwilligers, die jeugdigen of ouders in kwetsbare posities begeleiden, beschikken over een verklaring omtrent gedrag (VOG); 

    d. de activiteit wordt uitgevoerd door medewerkers die beschikken over de benodigde kwalificaties om jeugdigen, ouders of opvoeders in kwetsbare posities te ondersteunen; 

    e. de aanvrager werkt bij de uitvoering van de activiteit samen met de samenwerkingsverbanden jeugd- en gezinshulp in de verschillende percelen. De aanvrager overlegt in een tussenrapportage een plan van aanpak, dat inzichtelijk maakt wat de samenwerking inhoudt en toont aan hoe deze wordt gerealiseerd.

  • 2.

    Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichten:

    a. om een zakelijk zekerheidsrecht aan de gemeente te verlenen of een andere vorm van zekerheidsstelling voor de vorderingen die ontstaan uit vorderingen op grond van 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht; 

    b. om de activiteiten van de subsidieontvanger te laten plaatsvinden in of op gemeentelijk vastgoed, voor zover het gemeentelijk vastgoed geschikt is om deze activiteiten uit te oefenen, of daartoe redelijkerwijs geschikt te maken is.

  • 3.

    Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen die: 

    a. bijdragen aan het bevorderen van social return; 

    b. bijdragen aan het bevorderen van duurzaamheid; 

    c. bijdragen aan het bevorderen van inclusie; 

    d. bijdragen aan het bevorderen van diversiteit; en 

    e. bijdragen aan het bevorderen van de toegankelijkheid voor mensen met een beperking.

 

Artikel 4:2 Kostensoorten

Subsidie die bij de beschikking tot verlening verdeeld is over verschillende kostensoorten, mag van de ene kostensoort naar de andere kostensoort worden overgeheveld na voorafgaande uitdrukkelijke toestemming van het college.

 

Artikel 4:3 Bevoorschotting

  • 1.

    Bevoorschotting vindt plaats op de volgende wijze: 

    a. subsidieverleningen tot € 20.000,-: 100% van de verleende subsidie in één keer; 

    b. subsidieverleningen tussen € 20.000,- en € 100.000,-: 90% van de verleende subsidie in één keer; 

    c. subsidieverleningen boven € 100.000,-: 90% van de verleende subsidie in 12 maandelijkse termijnen. 

  • 2.

    Indien de realisatie van de activiteiten een andere bevoorschotting vereist kan bij verlening van het eerste lid worden afgeweken. 

 

Hoofdstuk 5 Eindverantwoording en vaststelling na verlening vooraf

 

Artikel 5:1 Wijze van verantwoorden

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 17 van de ASV, bevat de aanvraag tot vaststelling:

    a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk verslag conform artikel 17, vierde lid, van de ASV;

    b. een voor openbaarmaking geschikt financieel verslag conform artikel 17, vijfde lid, van de ASV;

    c. een bestuursverklaring of directieverklaring dat de verantwoording juist en volledig is volgens het door burgemeester en wethouders vastgestelde model.

  • 2.

    Onverminderd artikel 17, vierde lid, van de ASV, bevat het inhoudelijk verslag inzicht in de effectiviteit van de activiteit en de ervaring van de jeugdigen, ouders of opvoeders. 

  • 3.

    Onverminderd artikel 17, vijfde lid, van de ASV bevat het financieel verslag:

    a. een toelichting op afwijkingen groter dan 10% op de hoofdposten van de begroting; 

    b. de (niet verrekenbare) BTW. 

 

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

 

Artikel 6:1 Evaluatie 

Het college evalueert deze subsidieregeling jaarlijks. 

 

Artikel 6:2 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2023.

 

Artikel 6:3 Intrekking 

  • 1.

    De Subsidieregeling preventie en participatie jeugd Den Haag 2022 wordt met ingang van 1 juli 2023 ingetrokken.

  • 2.

    De bepalingen van de Subsidieregeling preventie en participatie jeugd Den Haag 2022 blijven van toepassing op aanvragen die zijn ontvangen voor 1 juli 2023 en op bezwaar- en beroepsschriften waarop op 1 juli 2023 nog niet is beslist.

 

Artikel 6:4 Citeertitel 

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Jeugdpreventie Den Haag 2023. 

 

Den Haag, 4 juli 2023 

 

Het college van burgemeester en wethouders, 

de secretaris,

Ilma Merx

 

de burgemeester, 

Jan van Zanen 

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 3:1 weigeringsgronden

 

De samenwerkingsverbanden Jeugd- en Gezinshulp Den Haag hebben naast de taak op het gebied van jeugdhulp de opdracht gekregen om preventieve activiteiten aan te bieden. De beschrijving van de opdracht is terug te vinden in de aanbestedingsstukken (RIS315246). De preventieve activiteiten die in de opdracht zijn meegenomen komen niet in aanmerking voor subsidie vanuit de Subsidieregeling Jeugdpreventie Den Haag 2023.