Organisatie | 's-Gravenhage |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling combinatiefunctionarissen sport en cultuur Den Haag 2023 tot en met 2026 |
Citeertitel | Subsidieregeling combinatiefunctionarissen sport en cultuur Den Haag 2023 tot en met 2026 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp | Subsidieregeling combinatiefunctionarissen sport en cultuur Den Haag 2023 tot en met 2026 |
Geen
Algemene subsidieverordening Den Haag 2020
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-07-2023 | nieuwe regeling | 04-07-2023 | RIS316073 OCW/10562357 |
Subsidieregeling combinatiefunctionarissen sport en cultuur Den Haag 2023 tot en met 2026 is een uitvoering van de Brede Regeling Combinatiefuncties 2023-2026 van 6 februari 2023, de nota ‘Den Haag Sportief in Beweging 2015-2030 (RIS283153), de Nota Cultuureducatie 2021 (RIS308967) en het Coalitieakkoord Den Haag 2022-2026 (RIS313189). Met deze regeling draagt de gemeente bij aan een leven lang inclusief sporten en bewegen, het tot stand brengen en uitbouwen van lokale verbindingen tussen verschillende partijen zoals o.a. uit het onderwijs, de zorg of welzijn, het duurzaam versterken en innoveren van sport- en beweegaanbieders en het vergroten van de deelname en beleving van kunst- en cultuur van Hagenaars. Door middel van deze subsidieregeling wordt lokaal maatwerk bevorderd alsmede aansluiting hiervan bij het sport -en cultuurbeleid van het Rijk. Dit betreft een meerjarige subsidieregeling voor de periode 1 januari 2024 tot en met 1 januari 2027.
Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
gelet op artikel 5 van de algemene subsidieverordening Den Haag 2020,
besluit vast te stellen de navolgende Subsidieregeling combinatiefunctionarissen sport en cultuur Den Haag 2023 tot en met 2026:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
Deze subsidieregeling is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 1:4 bedoelde activiteiten.
Artikel 1:3 Doel van de subsidie
De doelen van deze subsidieregeling zijn om met de inzet van de combinatiefunctionarissen:
a. inwoners van Den Haag, die niet of weinig sporten of bewegen te stimuleren om op hun eigen manier structureel te sporten en te bewegen;
b. sportverenigingen en –stichtingen te versterken, zodat die in staat zijn sportaanbod te bieden dat aansluit op de sportbehoeften van de inwoners van Den Haag;
c. sport- en bewegingsdeelname van kinderen en jongvolwassenen in de leeftijdscategorie van 4 tot 27 jaar te bevorderen en actief door te geleiden naar sportverenigingen en -stichtingen; en
d. bewoners, die niet of beperkt deelnemen aan kunst- en cultuuractiviteiten te activeren om kunst en cultuur te beoefenen of te beleven.
De achterliggende maatschappelijke doelen van de subsidieregeling zijn:
a. alle inwoners van Den Haag een leven lang in beweging te krijgen en te houden;
b. het voorkomen van overlastgevend gedrag van jongeren door middel van sport en bewegen, waarbij bewegen om talenten te ontwikkelen en het krijgen van een zinvolle vrijetijdsbesteding centraal staat; en
c. alle inwoners van Den Haag aan actieve kunst- en cultuurbeoefening te laten doen of kunst en cultuur te laten beleven.
In aanvulling op het tweede lid wordt subsidie voor categorie A uitsluitend verstrekt voor het aanstellen van combinatiefunctionarissen die activiteiten uitvoeren die gericht zijn op kwetsbare Haagse volwassenen en senioren waarbij geen sprake is van structurele sportdeelname en die plaatsvinden in de gebieden genoemd in de bijlage voor categorie A.
In aanvulling op het tweede lid wordt subsidie voor categorie B uitsluitend verstrekt voor het aanstellen van combinatiefunctionarissen die sportverenigingen en –stichtingen versterken, zodat het sportaanbod aansluit op de Haagse sportbehoefte door activiteiten die gericht zijn op:
a. binding of aanwas van leden of deelnemers, door:
i. de behoeften van huidige leden te inventariseren, te spiegelen met de identiteit en cultuur van de vereniging of stichting en een plan te maken om eventuele verschillen hiertussen te verkleinen; en
ii. het realiseren van aantrekkelijk of vernieuwend sportaanbod voor alle Hagenaars die achterblijven in structurele sportdeelname en nieuwe lidmaatschapsvormen;
b. behoud of aanwas van vrijwilligers, met name onder ouders of de eigen leden;
c. het realiseren van een positieve sportcultuur, door veiligheid, plezier, aandacht voor opvoeding, pedagogisch sportklimaat, inclusie, respect hebben voor elkaar, ouderbetrokkenheid en het voorkomen van grensoverschrijdend gedrag zoals pesten, discriminatie, agressie, geweld en seksuele intimidatie centraal te stellen;
d. het versterken van het pedagogisch, didactisch en sporttechnisch kader bij sportverenigingen en -stichtingen;
e. het versterken van de open club gedachte bij sportverenigingen en -stichtingen met als doel te zorgen voor ledenbinding, -behoud of -groei, meer activiteit op de club en continuïteit van het bestaansrecht door:
i. vraag- en buurtgericht te denken, steeds opnieuw na te gaan wat de behoeften zijn en daarop in te spelen; en
ii. gericht aan de slag te gaan, mogelijk in samenwerking met andere sportverenigingen en -stichtingen en partijen uit andere sectoren, om activiteiten aan te bieden die de hoofdactiviteit versterken.
f. het organiseren van sport- en bewegingsactiviteiten voor kinderen in het primair onderwijs, na schooltijd die worden georganiseerd op scholen of op sportaccommodaties in de directe omgeving, waarbij de verbinding wordt gelegd tussen de school en de sportvereniging of -stichting;
g. het organiseren van minimaal 11 toernooien of clinics per schooljaar, waaronder één keer per jaar de Haagse School Sport Olympiade, waaraan kinderen uit de groepen 1 tot en met 8 van verschillende scholen in het primair onderwijs kunnen deelnemen en waarbij geldt dat:
i. de toernooien of clinics toegankelijk zijn voor alle scholen in het primair onderwijs; en,
ii. er per georganiseerd toernooi of clinic gemiddeld 15 scholen uit het primair onderwijs meedoen.
In aanvulling op het tweede lid wordt subsidie voor categorie C uitsluitend verstrekt voor het aanbieden van een divers sport- en bewegingsprogramma of het op een andere manier actief betrekken bij het sporten, van kinderen en jongvolwassenen in de leeftijdscategorie 4 tot 27 jaar door het inzetten van combinatiefunctionarissen op de pleinen en speelvelden en volgens de intensiteit genoemd in de bijlage voor categorie C.
In aanvulling op het tweede lid wordt subsidie voor categorie D uitsluitend verstrekt voor het aanstellen van combinatiefunctionarissen die bewoners activeren om kunst en cultuur te beoefenen of te beleven en daarvoor een passend kunst- en cultuuraanbod organiseren, in de wijken genoemd in de bijlage voor categorie D met een minimale inzet van 1 FTE per stadsdeel.
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen.
Artikel 1:6 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen
Niet voor subsidie in aanmerking komen:
a. restwaardes van aangeschafte materialen na afloop van de projectduur;
b. de kosten die zijn gemaakt voordat de aanvraag is ingediend;
c. de kosten die reeds door het college of door anderen zijn gefinancierd of die in aanmerking komen voor financiering door het college op grond van een andere regeling.
Artikel 1:7 Hoogte van de subsidie
a. voor categorie A: minimaal € 3.000.000,00 en maximaal € 3.300.000,00 per aanvraag en maximaal € 1.100.000,00 per kalenderjaar, als volgt onderverdeeld:
1º maximaal € 860.000,00 per kalenderjaar voor de doelgroep kwetsbare Haagse volwassenen;
2º maximaal € 240.000,00 per kalenderjaar voor de doelgroep senioren.
b. voor categorie B: minimaal € 6.000.000,00 en maximaal € 7.185.000,00 per aanvraag en maximaal € 2.395.000,00 per kalenderjaar, als volgt onderverdeeld:
1º maximaal € 1.440.000,00 per kalenderjaar voor activiteiten als bedoeld in artikel 1:6, vierde lid, onder a tot en met e;
2º maximaal € 815.000,00 per kalenderjaar voor activiteiten onder als bedoeld in artikel 1:6, derde lid, onder f; en
3º maximaal € 140.000,00 per kalenderjaar voor activiteiten onder als bedoeld in artikel 1:6, vierde lid, onder g.
c. voor categorie C: minimaal € 2.655.000,00 en maximaal € 3.672.132,00 per aanvraag en maximaal € 1.224.044,00 per kalenderjaar.
d. voor categorie D: minimaal € 225.000,00 en maximaal € 262.500,00 per aanvraag en maximaal € 87.500,00 per kalenderjaar.
Subsidies worden gedurende het subsidietijdvak niet geïndexeerd.
Het subsidieplafond wordt per categorie verdeeld in de volgende deelplafonds:
a. € 3.300.000,00 voor categorie A;
b. € 7.185.000,00 voor categorie B;
c. € 3.672.132,00 voor categorie C;
d. € 1.050.000,00 voor categorie D, onderverdeeld in vier sub-deelplafonds:
1º € 262.500,00 voor stadsdeel Centrum;
2º € 262.500,00 voor stadsdeel Laak;
Artikel 1:10 Wijze van verdeling categorie A
Bij de rangschikking van de in categorie A ingediende aanvragen kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximum aantal:
a. de mate waarin uit de aanvraag blijkt dat de aanvrager op stadsdeel of wijkniveau, inzicht heeft in de doelgroep, waar de doelgroep zich bevindt, hoe ze de doelgroep kan bereiken en wat er nodig is om deze doelgroep te activeren:
2° voldoende inzicht: 3 punten;
3° weinig tot geen inzicht: 0 punten;
b. de mate waarin uit de aanvraag blijkt dat de activiteiten aansluiten op de behoeften van de doelgroep, rekening houdend met de belemmering van de doelgroep:
2° sluit redelijk aan: 3 punten;
3° sluit nauwelijks of niet aan: 0 punten;
c. de mate waarin uit de aanvraag blijkt dat de activiteiten zijn gericht op het stimuleren en faciliteren van structurele sportdeelname van de doelgroep:
1° volledig gericht: 6 punten;
3° nauwelijks of niet gericht: 0 punten;
d. de mate waarin uit de aanvraag blijkt dat de aanvrager in staat is om moeilijk bereikbare doelgroepen te bereiken en te activeren:
2° redelijk in staat 3 punten;
3° nauwelijks of niet in staat: 0 punten;
e. de mate waarin uit de aanvraag blijkt dat aanvrager op het moment van uitvoering van de activiteiten samenwerkt met relevante partners. Dit moet blijken uit de, in de aanvraag uitgewerkte, structurele overlegstructuren, uit de frequentie van deze overleggen dan wel het plan, waarin is aangegeven hoe de samenwerking per 1 januari 2024 zal zijn gerealiseerd:
1° veel aantoonbare samenwerking op 1 januari 2024: 3 punten;
2° weinig aantoonbare samenwerking op 1 januari 2024: 1 punt;
3° nauwelijks of geen aantoonbare samenwerking op 1 januari 2024: 0 punten;
f. het aantal jaren ervaring van de aanvrager met het ondersteunen om te kunnen sporten en bewegen van de doelgroep zoals blijkt uit de beschreven ervaring in de aanvraag:
1° drie jaar ervaring of meer: 3 punten;
2° minder dan drie jaar ervaring: 0 punten;
g. indien gebruik wordt gemaakt van een bewezen interventiemethodiek passend bij de beoogde doelgroep in het betreffende gebied: 2 punten.
Artikel 1:11 Wijze van verdeling categorie B
Bij de rangschikking van de in categorie B ingediende aanvragen kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximum aantal:
a. de mate waarin uit de aanvraag blijkt dat aanvrager op het moment van uitvoering van de activiteiten samenwerkt met relevante partners. Dit moet blijken uit de, in de aanvraag uitgewerkte, structurele overlegstructuren, uit de frequentie van deze overleggen dan wel het plan, waarin is aangegeven hoe de samenwerking per 1 januari 2024 zal zijn gerealiseerd:
1° veel aantoonbare samenwerking op 1 januari 2024: 3 punten;
2° weinig aantoonbare samenwerking op 1 januari 2024: 1 punt;
3° nauwelijks of geen aantoonbare samenwerking op 1 januari 2024: 0 punten;
b. de mate waarin uit de aanvraag blijkt dat er een effectief plan van aanpak is om de ondersteuningsvraag van sportverenigingen en -stichtingen in behandeling te nemen. Dit blijkt uit het, in de aanvraag uitgewerkte, plan van aanpak voor ondersteuning waarin alle elementen van het plan zijn benoemd met een onderbouwing waarom de elementen van de aanpak relevant zijn voor het behalen van de doelen:
1° volledig plan van aanpak met onderbouwing: 10 punten;
2° onvolledig plan van aanpak of onvolledige onderbouwing: 5 punten;
3° onvolledig plan van aanpak en onvolledige onderbouwing: 0 punten;
c. de mate waarin uit de aanvraag blijkt dat de voorgestelde aanpak en activiteiten de samenwerking tussen sportverenigingen en -stichtingen en onderling leereffect bevordert:
1° aanpak en activiteiten zijn zeer gericht op samenwerking en leereffect: 6 punten;
2° aanpak en activiteiten zijn gemiddeld gericht op samenwerking en leereffect: 3 punten;
3° aanpak en activiteiten zijn nauwelijks of niet gericht op samenwerking en leereffect: 0 punten.
d. de mate waarin uit de aanvraag blijkt dat activiteiten op thema en binnen een sporttak met ketenpartners of andere sportverenigingen en -stichtingen zullen worden uitgevoerd:
1° zowel op thema als binnen een sporttak: 3 punten;
2° niet gericht op thema of sporttak: 0 punten;
e. de mate waarin uit de aanvraag blijkt dat de activiteiten aansluiten op de behoeften van sportverenigingen en -stichtingen:
2° sluit redelijk aan: 3 punten;
3° sluit nauwelijks of niet aan: 0 punten;
f. de mate waarin uit de aanvraag blijkt dat de activiteiten, zoals genoemd in artikel 1:4, vierde lid, onderdeel f en g, aansluiten bij de behoeften en wensen van de deelnemende scholen in het primair onderwijs:
1° goede aansluiting: 6 punten;
2° voldoende aansluiting: 3 punten;
3° onvoldoende aansluiting: 0 punten;
g. het aantal jaren ervaring van de aanvrager met het uitvoeren van activiteiten zoals genoemd in artikel 1:4, vierde lid, onderdelen a tot en met f:
1° drie of meer jaar ervaring: 3 punten;
2° minder dan drie jaar ervaring: 0 punten;
h. de mate waarin uit de aanvraag blijkt dat de aanvrager, op het moment van uitvoering van de activiteiten, over voldoende expertise beschikt om alle in artikel 1:4, vierde lid, onderdelen a tot en met g genoemde activiteiten uit te voeren:
1° ruim voldoende expertise: 10 punten;
Artikel 1:12 Wijze van verdeling categorie C
Bij de rangschikking van de in categorie C ingediende aanvragen kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximum aantal:
a. de mate waarin uit de aanvraag blijkt dat er inzicht is in dat wat nodig is om de volledige doelgroep te ondersteunen om te kunnen sporten en bewegen:
2° voldoende inzicht: 3 punten;
3° weinig tot geen inzicht: 0 punten;
b. de mate waarin uit de aanvraag blijkt dat de activiteiten zijn gericht op het binden van de doelgroep aan het aangeboden sport- en bewegingsprogramma:
1° volledig gericht: 6 punten;
3° nauwelijks of niet gericht: 0 punten;
c. de mate waarin uit de aanvraag blijkt dat de activiteiten aansluiten op de behoeften van de doelgroep:
1° sluit heel goed aan: 6 punten;
2° sluit redelijk aan: 3 punten;
3° sluit nauwelijks of niet aan: 0 punten;
d. het aantal jaren ervaring van de aanvrager met het ondersteunen om te kunnen sporten en bewegen van de doelgroep zoals blijkt uit de beschreven ervaring in de aanvraag:
1° drie jaar ervaring of meer: 2 punten;
2° minder dan drie jaar ervaring: 0 punten;
e. de mate waarin de aanvrager een aantoonbaar relevant en lokaal netwerk heeft en actief samenwerkt op het moment van uitvoering van de activiteiten. Dit moet blijken uit de, in de aanvraag uitgewerkte, structurele overlegstructuren, uit de frequentie van deze overleggen dan wel het plan, waarin is aangegeven hoe de samenwerking per 1 januari 2024 zal zijn gerealiseerd:
1° goed relevant, lokaal netwerk en werkt daarmee actief samen: 6 punten;
2° redelijk relevant, lokaal netwerk en werkt daarmee actief samen: 3 punten;
3° beperkt relevant, lokaal netwerk of werkt daarmee niet actief samen: 0 punten;
f. de mate waaruit blijkt dat de ingezette combinatiefunctionarissen in staat zijn de spanningen bij de doelgroep te signaleren en hierop te acteren:
1° zeer goed in staat: 6 punten;
2° redelijk in staat: 3 punten;
3° beperkt of niet in staat: 0 punten;
g. indien gebruik wordt gemaakt van een bewezen interventiemethodiek passend bij de beoogde doelgroep in het betreffende gebied: 2 punten.
Artikel 1:13 Wijze van verdeling categorie D
Bij de rangschikking van de in categorie D ingediende aanvragen kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximum aantal:
a. de mate waarin de aanvrager ervaring heeft met het stimuleren van cultuurparticipatie van inwoners met een afstand tot kunst- en cultuur. Dit blijkt uit het aantal jaren dat de aanvrager structureel met activiteiten op het gebied van cultuurparticipatie actief is en uit het soort activiteiten:
1° twee jaar ervaring of meer: 6 punten;
2° één jaar tot twee jaar ervaring: 3 punten;
3° minder dan één jaar ervaring: 0 punten;
b. de mate waarin de aanvrager werkt met een volledig plan van aanpak waarbij alle stappen om de, in de aanvraag opgenomen, resultaten te bereiken zijn onderbouwd. Dit blijkt uit de praktische of theoretische onderbouwing waarop het voorgestelde plan van aanpak is gebaseerd:
1° de aanpak is volledig en goed onderbouwd: 6 punten;
2° de aanpak is volledig en matig onderbouwd: 3 punten;
3° de aanpak is onvolledig of slecht onderbouwd: 0 punten;
c. de mate waarin de aanvrager een aantoonbaar relevant en lokaal netwerk heeft waarmee wordt samengewerkt in de uitvoering van de activiteiten. Dit blijkt uit het aantal relevante samenwerkingspartners, de manier van samenwerken of het plan om tot een relevant netwerk te komen bij de start van de uitvoering van de activiteiten:
1° goed relevant, lokaal netwerk waarmee wordt samengewerkt: 6 punten;
2° redelijk relevant, lokaal netwerk waarmee wordt samengewerkt: 3 punten;
3° beperkt relevant, lokaal netwerk waarmee wordt samengewerkt: 0 punten;
d. de mate waarin de aanvrager vraaggericht werkt en ervoor zorgt dat het cultuuraanbod aansluit bij de behoeften van de deelnemers. Dit blijkt uit een proactieve en periodieke uitvraag van de behoeften en ervaringen bij de doelgroep en hoe structureel is ingeregeld dat deze informatie leidt tot passend aanbod:
1° proactieve- en periodieke uitvraag en de informatie wordt goed gebruikt: 6 punten;
2° proactief- en periodieke uitvraag maar de informatie wordt nauwelijks of niet gebruikt: 3 punten;
3° nauwelijks of geen proactieve- en periodieke uitvraag: 0 punten;
e. de mate waarin alle risico’s voor de uitvoering van de activiteiten zijn beschreven, inclusief de beheersmaatregelen wanneer het risico zich voordoet:
1° de risico’s en beheersmaatregelen zijn voldoende beschreven: 2 punten;
2° de risico’s of beheersmaatregelen zijn onvoldoende beschreven: 0 punten.
Hoofdstuk 2 Aanvraag subsidie en termijnen
Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend voor het gehele subsidietijdvak, dat aanvangt op 1 januari 2024 en eindigt op 1 januari 2027.
Onverminderd artikel 8, tweede en derde lid, van de ASV 2020 legt de aanvrager de volgende gegevens over:
a. de meest recente versies van het jaarverslag, de jaarrekening en de balans, waarbij deze versies niet ouder zijn dan twee jaar, alsmede een opgave van de liquiditeitsratio en de solvabiliteitsratio;
b. een risicoanalyse op organisatieniveau en op activiteitenniveau van de risico’s verbonden aan de uitvoering van de activiteiten voor de duur van de subsidieperiode;
c. een overzicht waaruit blijkt dat de aanvrager bij start van de activiteiten beschikt over een relevant netwerk voor de uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en waarbij is uitgewerkt hoe binnen dit netwerk wordt samengewerkt of een plan waaruit blijkt dat er bij de start van de activiteiten een relevant netwerk is.
Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend gedurende de periode van 14 juli tot en met 31 augustus 2023.
Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 11 eerste, tweede en derde lid, van de ASV 2020 weigert het college een subsidie aanvraag indien:
a. aan een aanvraag voor subsidie in categorie A op grond van artikel 1:10, tweede lid, minder dan 16 punten door het college zijn toegekend;
b. aan een aanvraag voor subsidie in categorie B op grond van artikel 1:11, tweede lid, minder dan 24 punten door het college zijn toegekend;
c. aan een aanvraag voor subsidie in categorie C op grond van artikel 1:12, tweede lid, minder dan 17 punten door het college zijn toegekend;
d. aan een aanvraag voor een subsidie in categorie D op grond van artikel 1:13, tweede lid, minder dan 13 punten door het college zijn toegekend;
e. de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd ook kunnen worden gesubsidieerd op grond van een andere subsidieregeling of -verordening van de gemeente;
f. uit een aanvraag blijkt dat de aanvragende organisatie naar gangbare bedrijfseconomische principes financieel ongezond is.
Hoofdstuk 4 Verplichtingen en betaling
Onverminderd Afdeling 4.2.4. van de Awb en artikel 12 en 13 van de ASV gelden voor de subsidieontvanger de volgende verplichtingen:
a. de subsidieontvanger draagt zorg voor de werving, aanstelling en begeleiding van combinatiefunctionarissen;
b. de subsidieontvanger voert de activiteiten zoals beschreven in artikel 1:4 professioneel en beroepsmatig uit;
c. de subsidieontvanger zorgt dat combinatiefunctionarissen die in dezelfde wijken opereren periodiek met elkaar overleggen en samenwerken waar dit mogelijk is;
d. subsidieontvangers in categorie B zijn verplicht ervoor te zorgen dat combinatiefunctionarissen geen reguliere werkzaamheden bij sportverenigingen en - stichtingen uitvoeren.
e. subsidieontvangers in categorie B ondersteunen alleen sportverenigingen en -stichtingen, als de sportvereniging- of stichting toestemming heeft van het college om ondersteund te worden met de inzet van een combinatiefunctionaris;
f. subsidieontvangers in categorie B zorgen dat de ondersteuning van sportverenigingen en -stichtingen projectmatig wordt uitgevoerd op basis van een vooraf opgesteld projectplan per ondersteuningsvraag;
g. subsidieontvangers in categorie B werken bij het organiseren van toernooien of clinics samen met scholen in het primair onderwijs, sportverenigingen en -stichtingen, studenten van het ROC Mondriaan en de Haagse Hogeschool;
h. subsidieontvangers in categorie C zorgen dat de combinatiefunctionarissen een actieve rol hebben bij het signaleren van onveiligheidsgevoelens, onrust en persoonlijke ondersteuningsbehoeftes en verwijzen door naar relevante netwerkpartners;
i. subsidieontvangers in categorie C bepalen de inzet per de in de bijlage van deze subsidieregeling voor categorie C genoemde pleinen en speelvelden in overleg met de stakeholders van het betreffende stadsdeel;
j. subsidieontvangers in categorie C zetten zich in om deelnemers actief door te geleiden naar sportverenigingen en -stichtingen;
k. subsidieontvangers in categorie C zorgen dat combinatiefunctionarissen op Krajicek Playgrounds en Cruyff Courts minimaal drie keer per week activiteiten uitvoeren. Voor de overige in de bijlage van deze subsidieregeling voor categorie C genoemde pleinen en speelvelden, gelden eigen afspraken met de stakeholders van het stadsdeel voor de inzet;
l. subsidieontvangers in categorie D onderschrijven en passen de Code Diversiteit en Inclusie actief toe;
m. subsidieontvangers in categorie D die activiteiten organiseren met het onderwijs, werken samen met CultuurSchakel op het gebied van cultuureducatie en amateurkunst, en geven aan hoe hun inzet aanvullend is op de rol van deze systeeminstelling.
Hoofdstuk 5 Tussentijdse verantwoording
Artikel 5:1 Indieningstermijn tussentijdse verantwoording
Artikel 5:2 Wijze van tussentijdse verantwoording
Bij de tussentijdse jaarlijkse verantwoording op 1 juni worden de volgende stukken ingediend:
a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk verslag conform artikel 17, vierde lid, van de ASV 2020; en
b. een voor openbaarmaking geschikt financieel verslag conform artikel 17, vijfde lid, van de ASV 2020.
Artikel 5:3 Aanvullende tussentijdse verantwoording subsidies van meer dan € 100.000,-
In aanvulling op artikel 5:2, bevat de tussentijdse jaarlijkse verantwoording op 1 juni bij verleende subsidies van meer dan € 100.000,- per kalenderjaar een controleverklaring over het financieel verslag, inclusief het oordeel of het inhoudelijk verslag met het financieel verslag verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat.
Hoofdstuk 6 Eindverantwoording en vaststelling na verlening vooraf
Artikel 6:1 Wijze van verantwoorden
De aanvraag tot vaststelling bevat in aanvulling op artikel 17, vierde en vijfde lid, en artikel 18, eerste lid, onderdeel b van de ASV:
a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk verslag conform artikel 17, vierde lid;
b. een voor openbaarmaking geschikt financieel verslag, conform artikel 17, vijfde lid.
Het inhoudelijk verslag bevat in ieder geval:
a. een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de gerealiseerde activiteiten;
b. een beschrijving van de uitvoering van de gerealiseerde activiteiten;
c. een beschrijving waaruit blijkt of en in hoeverre aan de subsidieverplichtingen is voldaan;
d. een beschrijving van de mate waarin de resultaten zoals opgenomen in de aanvraag zijn gehaald;
e. een beschrijving van de mate waarin de in de aanvraag geformuleerde doelstellingen zijn gehaald;
f. voor subsidieontvangers in categorie B een lijst van ondersteunde verenigingen en bewijs dat de gemeente toestemming heeft gegeven deze verenigingen te ondersteunen.
Hoofdstuk 7 Overige bepalingen
Het college evalueert deze subsidieregeling gedurende de looptijd van het subsidietijdvak tussentijds uiterlijk op 1 juli 2025 alsmede uiterlijk een jaar na afloop van het subsidietijdvak.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.
Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling combinatiefunctionarissen sport en cultuur Den Haag 2023 tot en met 2026.
Het college van burgemeester en wethouders,
Bijlage bij de Subsidieregeling combinatiefunctionarissen sport en cultuur Den Haag 2023
Activiteiten van de combinatiefunctionarissen sport worden uitgevoerd in de volgende stadsdelen, wijken en buurten:
1° Wijk Stationsbuurt, Rivierenbuurt-Noord en -Zuid
1° Wijk Laakkwartier en Spoorwijk
2° Wijk Laakhaven-West en -Oost en Noordpolderbuurt
2° Wijk Moerwijk en Morgenstond
3° Wijk Rustenburg en Oostbroek
1° Regentessekwartier en Valkenboskwartier
1° Wijk Mariahoeve, Marlot en Bezuidenhout
1° Wijk Duindorp en Scheveningen-Dorp
Activiteiten van de combinatiefunctionarissen sport worden uitgevoerd in de volgende stadsdelen en op een van de volgende pleinen en speelvelden:
De inzet van streetsport (in uren per week) is als volgt verdeeld over de stadsdelen:
Activiteiten van de combinatiefunctionaris cultuur worden uitgevoerd in de volgende stadsdelen, wijken en buurten:
1° Wijk Stationsbuurt, alleen in de buurten: Huygenspark, Rivierenbuurt-Noord en Rivierenbuurt-Zuid
2° Wijk Centrum, alleen in de buurten: Kortenbos en Zuidwal
3° Wijk Schilderswijk, alleen in de buurten: Schildersbuurt-Noord, Schildersbuurt-Oost en Schildersbuurt-West
4° Wijk Transvaalkwartier, alleen in de buurten: Transvaalkwartier-Noord, Transvaalkwartier-Midden en Transvaalkwartier-Zuid
5° Wijk Groente- en Fruitmarkt, alleen in de buurt: Groente- en Fruitmarkt
1° Wijk Laakkwartier en Spoorwijk, alleen in de buurten: Laakhaven-West, Laakhaven-Oost, Laakkwartier-West, Laakkwartier-Oost, Spoorwijk en Noordpolderbuurt
1° Wijk Bouwlust en Vrederust, alleen in de buurten: Venen, Oorden en Raden, Zijden, Steden en Zichten, Dreven en Gaarden en de Uithof
2° Wijk Moerwijk, alleen in de buurten: Moerwijk-Noord, Moerwijk-Oost, Moerwijk-West en Moerwijk-Zuid
3° Wijk Morgenstond, alleen in de buurten: Morgenstond-Zuid, Morgenstond-West en Morgenstond-Oost
4° Wijk Rustenburg en Oostbroek, alleen in de buurt: Oostbroek-Zuid
5° Wijk Zuiderpark, alleen in de buurt: Zuiderpark
1° Wijk Mariahoeve en Marlot, alleen in de buurten: Landen en Kampen