Organisatie | Wageningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de gemeentelijke adviescommissie voor omgevingskwaliteit Wageningen 2023 |
Citeertitel | Verordening op de gemeentelijke adviescommissie voor omgevingskwaliteit Wageningen 2023 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling treed tegelijk met de Omgevingswet in werking.
Deze regeling vervangt de Verordening Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Wageningen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | nieuwe regeling | 19-06-2023 | Z23.397169 |
Artikel 2. Taak en werkzaamheden
adviseert de COW op verzoek van het college over het door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanwijzen van een onroerende zaak als rijksmonument ingevolge artikel 3.1, lid 1, van de Erfgoedwet of over het aan een locatie geven van de functie-aanduiding gemeentelijk monument op grond van artikel 4.2, lid 1, van de wet;
Hoofdstuk 3. Aanwijzing van besluiten waarover verplicht advies moet worden gevraagd
Hoofdstuk 5. Advisering en standpuntbepaling
Artikel 9. Beraadslaging en standpuntbepaling
De COW maakt de agenda voor de vergadering op tijd en op een geschikte wijze bekend. Het kan zijn dat het college, wellicht op verzoek van de aanvrager, vraagt om een niet-openbare behandeling. Het college moet dit verzoek onderbouwen met redenen op grond van artikel 5.1 van de Wet open overheid. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.
Artikel 10. Afdoening onder verantwoordelijkheid van de COW
De COW kan de advisering over een aanvraag om een omgevingsvergunning of de voorbereiding van een beschikking overlaten aan een of meer leden.
Artikel 14. Relatie met andere adviseurs
Het kan zijn dat het college een supervisor, een kwaliteitsteam of een andere adviseur op het gebied van de omgevingskwaliteit aanstelt die geen lid of adviseur is van de COW. Het college zorgt dan voor een goede afstemming tussen de werkzaamheden van deze adviseur en de COW.
Hoofdstuk 8. Overgangs- en slotbepalingen
De leden die benoemd zijn op grond van de Bouwverordening Wageningen 1993, herziening 2018 en de Erfgoedverordening Wageningen 2019 zijn via deze verordening benoemd tot lid van de Commissie Omgevingskwaliteit Wageningen. De termijn van maximaal drie jaar als bedoeld in artikel 5, lid 1, loopt vanaf de datum van de benoeming op grond van de Bouwverordening Wageningen 1993, herziening 2018 en de Erfgoedverordening Wageningen 2019.
Als iemand een aanvraag om een besluit heeft ingediend voordat de wet in werking is getreden, blijft het oude recht van kracht als het gaat om de commissie op het gebied van welstand en monumentenzorg. De commissie is dan de commissie bedoeld in artikel 8 van de Woningwet, dan wel de in artikel 9.1, lid 1, onder a, van de Erfgoedwet in samenhang met artikel 15 van de Monumentenwet 1988.
Met de Omgevingswet (hierna: de wet) die op 1 januari 2024 in werking treedt, wordt het stelsel van ruimtelijke regels volledig herzien. De wet bundelt de wetgeving en regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water. Belangrijk verbeterdoel van de nieuwe wet is een kader te bieden dat overheden meer afwegingsruimte biedt om doelen voor de leefomgeving te bereiken. ‘Decentraal, tenzij’ is een belangrijk principe van de wet. Dit betekent dat taken en bevoegdheden in principe bij het lokale bestuur, zoals de gemeente liggen. Alleen indien het gaat om een nationaal of internationaal belang of als dat doelmatiger of doeltreffender is, stelt het Rijk regels.
Eén van de doelen van de wet is het bereiken van een goede omgevingskwaliteit (artikel 1.3 van de wet). Daarbij gaat het om het belang van aspecten als cultureel erfgoed, architectonische kwaliteit van bouwwerken, stedenbouwkundige kwaliteit en kwaliteit van natuur en landschap. Gemeenten hebben een grote vrijheid in de wijze waarop zij het doel van een goede omgevingskwaliteit willen bereiken. Dat geldt ook voor de rol van de gemeentelijke adviescommissie Commissie
Omgevingskwaliteit Wageningen (hierna: COW) daarbij. Een adequate invulling van de taak en de werkwijze van deze COW draagt bij aan het doel van een goede omgevingskwaliteit.
Op 3 oktober 2022 heeft de raad besloten om een nieuw adviesstelsel Omgevingswet in te voeren. De door de raad te benoemen COW maakt onderdeel uit van dit adviesstelsel, samen met adviescommissies voor het buitengebied.
Deze verordening richt zich enkel op de COW, vanuit de wettelijke verplichting voor de gemeenteraad om deze commissie in te stellen. De adviescommissies voor het buitengebied worden door het college ingesteld.
De commissies binnen het adviesstelsel Omgevingswet zijn gelijkwaardig aan elkaar. In de reglementen van de afzonderlijke commissies bepalen zij hun werkwijze en hoe zij onderling samenwerken.
Dit is de gemeentelijke adviescommissie op grond van artikel 17.9 van de wet. Deze commissie heet:
Commissie Omgevingskwaliteit Wageningen.
De andere genoemde adviescommissies worden benoemd door het college op grond van art. 149 van de gemeentewet.
‘Een goede omgevingskwaliteit’ is naast veiligheid en gezondheid opgenomen in de maatschappelijke doelstelling van de wet (artikel 1.3 van de wet). Dit geeft aan dat aspecten als cultureel erfgoed, architectonische kwaliteit van bouwwerken, stedenbouwkundige kwaliteit en kwaliteit van natuur en landschap belangrijk zijn. Het gaat daarbij zowel om de menselijke beleving van de fysieke leefomgeving als om de waarden die de maatschappij toekent aan de identiteit van gebieden (Kamerstukken II 2013-2014, 33962, nr. 3).
De gemeente heeft de plicht de zorg voor de omgevingskwaliteit zelf in te vullen, inclusief het adviesstelsel op het gebied van de omgevingskwaliteit. Burgers kunnen, wanneer geen concrete gedragsbepalingen voorhanden zijn of deze niet toereikend blijken, ten aanzien van de het doel van een goede omgevingskwaliteit een beroep doen op de algemene zorgplicht.
De Woon adviescommissie Wageningen adviseert gemeente, projectontwikkelaars, woningstichting met betrekking tot plannen voor woningbouw en woonomgeving. Zij toetst de plannen op praktische bruikbaarheid vanuit het perspectief van de toekomstige bewoners.
Artikel 2. Taak en werkzaamheden
Dit lid beschrijft de adviestaak in algemene zin: het adviseren van de raad en het college van burgemeester en wethouders (hierna: college) op het gebied van de omgevingskwaliteit als bedoeld in artikel 1.3 van de wet. De COW adviseert dus niet over andere aspecten van de fysieke leefomgeving, zoals een veilige en gezonde fysieke leefomgeving. De commissie geeft ook voorlichting over de doelstelling van een goede omgevingskwaliteit en over de werkzaamheden van de commissie zelf. De COW baseert de voorlichting (net als haar concrete adviezen) op de vastgestelde beleidskaders (zoals de omgevingsvisie, het omgevingsplan en de beleidsregels over het uiterlijk van bouwwerken, bedoeld in artikel 4.19 van de wet).
Dit betreft de advisering over aanvragen om een omgevingsvergunning of de advisering over een ontwerpbesluit als het college geen bevoegd gezag is. De COW adviseert op verzoek van het college over een aanvraag voor:
1 . een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument ̊
De wet definieert een rijksmonumentenactiviteit als volgt: “een activiteit inhoudende het slopen, verstoren, verplaatsen of wijzigen van een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument of het herstellen of gebruiken daarvan waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht”.
De COW adviseert niet over aanvragen om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot archeologische rijksmonumenten. De COW brengt advies uit met het oog op het behoud van cultureel erfgoed. Uitgangspunten daarbij zijn:
Voor rijksmonumentenactiviteiten met betrekking tot archeologische rijksmonumenten is de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de Minister van OCW) aangewezen als advies- en instemmingsorgaan in de gevallen dat het college het bevoegd gezag is. Dit in verband met zijn verantwoordelijkheid voor de archeologische rijksmonumenten en met het landelijk overzicht en de vereiste specialistische kennis en ervaring die aanwezig zijn bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Ook is de Minister van OCW (mede) bevoegd tot toezicht en handhaving waar het gaat om archeologische rijksmonumenten. Behoud in situ (in de bodem) is hierbij het uitgangspunt.
De gemeenten spelen desalniettemin in de archeologie een cruciale rol. De afweging om archeologische monumenten in situ (in de bodem) dan wel ex situ (door ze op te graven) te behouden, wordt meestal door de gemeente gemaakt in het kader van het opstellen van het omgevingsplan en de belangenafweging bij de specifieke omgevingsplanactiviteiten waaraan een archeologische onderzoeksplicht is gekoppeld. De gemeente is op grond van artikel 5.130 van het Bkl verplicht om bij het opstellen van het omgevingsplan rekening te houden met het belang van het behoud van cultureel erfgoed, waaronder (aantoonbaar te verwachten) archeologische monumenten. Daarbij kan de (aantoonbaar te verwachten) aanwezigheid van archeologische monumenten van invloed zijn op onder meer de toedeling van functies aan locaties – bijvoorbeeld de keuze om geen parkeergarage toe te staan op een locatie met hoge archeologische waarde – of op de inhoud van in het omgevingsplan op te nemen beschermende regels of beoordelingsregels. De COW kan hierover op grond van de andere onderdelen van dit artikel adviseren.
Voor als gemeentelijk monument beschermde archeologische monumenten is de COW wel het aangewezen adviesorgaan.
2 . een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op een voorbeschermd gemeentelijk monument ̊ of een gemeentelijk monument
De bescherming van monumenten of archeologische monumenten als gemeentelijk monument gebeurt door aan het monument of archeologisch monument in het omgevingsplan de functieaanduiding gemeentelijk monument te geven. Met een voorbereidingsbesluit kan voorbescherming worden geboden aan een locatie waarvoor wordt overwogen deze de functie-aanduiding gemeentelijk monument te geven.
Overgangsrecht gemeentelijke monumenten
Het overgangsrecht in de wet en het Invoeringsbesluit Omgevingswet regelt dat er bij het in werking treden van de wet een vergunningplicht geldt voor activiteiten met betrekking tot gemeentelijke monumenten en voorbeschermde gemeentelijke monumenten die nog op grond van de
Erfgoedverordening Wageningen 2019 zijn aangewezen. De regels uit die verordening blijven gelden tot het moment dat dit onderwerp in het nieuwe deel van het omgevingsplan is geregeld. Dit volgt uit de artikelen 22.4 en 22.8 van de wet en artikel 7.1 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet in samenhang met artikel 22.2 van het omgevingsplan (bruidsschat). De in de Erfgoedverordening Wageningen 2019 opgenomen vergunningplicht geldt als een verbod op grond van artikel 5.1, lid 1, aanhef en onder a, van de wet om zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten.
3 . een omgevingsplanactiviteit in geval de COW in het omgevingsplan als adviseur is aangewezen ̊ De raad kan op grond van artikel 16.15, lid 2, van de wet in het nieuwe deel van het omgevingsplan bepalen in welke gevallen een advies verplicht is. Dit kan per gebied of per type activiteit of bouwwerk verschillen. Zolang nog geen gevallen zijn aangewezen, zet het college het bestaande beleid met betrekking tot het vragen van COW advies voort.
Omdat het omgevingsplan ook bij een projectbesluit of een voorbereidingsbesluit kan worden gewijzigd, brengt dit mee dat ook Gedeputeerde Staten, het dagelijks bestuur van het Waterschap en de Minister van OCW de COW als adviseur in het omgevingsplan kunnen aanwijzen. Regels over de aanwijzing van de COW als adviseur kunnen ook onderdeel zijn van de voorbeschermingsregels waarmee een voorbereidingsbesluit het omgevingsplan wijzigt. Overigens betekent dit niet dat de COW daarmee ook formeel adviesorgaan van die andere bestuursorganen wordt. Als het college geen bevoegd gezag is voor de aanvraag om een omgevingsvergunning maar adviseur, is de COW ook adviseur en richt het advies van de COW zich tot het college in plaats van het bevoegd gezag (artikel
4.22 van het Omgevingsbesluit).
4 . een andere activiteit in geval burgemeester en wethouders een advies nodig achten met het oog ̊ op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit
Dit onderdeel is gelijkwaardig aan de huidige zogenoemde “kan-bepaling” over de welstandsadvisering in artikel 6.2, lid 1, van het Besluit omgevingsrecht. Het college kan – voor zover dat in het omgevingsplan niet anders is geregeld – op grond daarvan zelf bepalen of hij een advies inwint bij de COW.
De beoordeling van de omgevingsplanactiviteit bouwen door de COW
Bij het beoordelen van een bouwplan volgt de COW de beoordelingsregels die in het omgevingsplan staan. De beoordelingsregels geven aan onder welke voorwaarden de vergunning kan worden verleend of geweigerd. Het gaat hierbij om regels over het bouwwerk zelf als wel zijn relatie tot de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan. Bijvoorbeeld de bouwhoogte, de bouwmassa, het maximale bebouwingsoppervlak, de aanwijzing van bouwvlakken, de situering op de bouwvlakken, de karakteristiek van de bebouwing, en het uiterlijk van bouwwerken zoals vastgelegd in de beleidsnota.
De wet biedt de gemeente een kans om te zorgen voor een betere inbedding en aansluiting van welstandsaspecten binnen het ruimtelijke kwaliteitsbeleid. Het streven naar een goede omgevingskwaliteit als bedoeld in artikel 1.3 van de wet is daarbij het overkoepelende doel. Daarom is de advisering niet beperkt tot ingrepen aan beschermde monumenten en het uiterlijk van bouwwerken. De COW adviseert zowel over de toepassing van de regels in het omgevingsplan zelf (zoals de mogelijkheid tot ‘binnenplanse’ afwijkingen), als over de toepassing van de beleidsregels over het uiterlijk van bouwwerken. Dit gebeurt vanuit het doel van een goede omgevingskwaliteit.
De Minister van OCW vraagt ingevolge de Erfgoedwet altijd advies aan het college van de gemeente waar een monument of archeologisch monument zich bevindt, alvorens te besluiten het aan te wijzen als rijksmonument. In dat geval is de COW adviseur van het college. De COW is ook adviseur in geval het college het voornemen heeft een monument of archeologisch monument aan te wijzen als gemeentelijk monument (door de locatie de functie-aanduiding gemeentelijk monument te geven).
Dit onderdeel geeft invulling aan de mogelijkheid als bedoeld in artikel 17.9, lid 2, van de wet om de COW in te schakelen bij het ontwikkelen van beleid voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Zoals hierboven vermeld gaat het uitsluitend om beleid op het gebied van de omgevingskwaliteit.
Dit onderdeel betreft de opgavegerichte advisering in verband met een verkenning van een mogelijk bestaande of toekomstige opgave.
In geval van een verkenning in het kader van een projectprocedure of projectbesluit als bedoeld in artikel 5.48, tweede lid, van de wet onderzoekt het bevoegd gezag de mogelijke oplossingen voor een opgave.
Door de verkenning kan het bevoegd gezag inzichten verkrijgen in:
Burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen van het Rijk en de provincie die een mogelijke oplossing hebben aangedragen, kunnen aan het college vragen een deskundige instantie als de COW over hun oplossing te raadplegen. Het college kan ook zelf advies vragen over de aangedragen oplossingen voor de opgave.
De laatste zinsnede van dit onderdeel geeft aan dat ook als er geen sprake is van een projectprocedure of projectbesluit het college aan de COW advies kan vragen in het kader van een verkenning van een mogelijk bestaande of toekomstige opgave in de fysieke leefomgeving.
Dit onderdeel betreft de ontwerpgerichte advisering. Deze taak heeft geen betrekking op het adviseren over door het college op aanvraag te nemen besluiten, maar op het informeren en begeleiden van planindieners en ontwerpers gedurende het ontwerpproces, met het doel een hoogstaande stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit te bereiken. Dit onderdeel biedt de mogelijkheid om in een specifiek geval de COW of een lid van de COW te belasten met of te betrekken bij deze taak.
Vooroverleg bij een vergunningaanvraag wordt in de wet niet gereguleerd. De bestaande praktijk kan op grond van dit onderdeel worden voortgezet. Het belang van een goed vooroverleg neemt toe, aangezien het vereiste van onlosmakelijke samenhang vanuit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) niet is overgenomen in de wet. De initiatiefnemer is er zelf verantwoordelijk voor dat zij of hij voor alle activiteiten beschikt over de vereiste vergunningen. Het is aan de initiatiefnemer om de verschillende eisen op elkaar af te stemmen. Vooral bij complexe projecten is vooroverleg van groot belang.
In dit onderdeel is bepaald dat de COW ook adviseur kan zijn bij het stellen van
maatwerkvoorschriften in verband met het uiterlijk van bouwwerken, de zorg voor cultureel erfgoed en werelderfgoed en andere zaken die de omgevingskwaliteit betreffen.
De aanschrijvingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 13a van de Woningwet in geval van een bouwwerk dat in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand, is opgenomen in de bruidsschat als bedoeld in artikel 7.1 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet. Dit in de vorm van een bevoegdheid tot stellen van maatwerkvoorschriften (zie artikel 22.7 in samenhang met artikel 22.4 van het tijdelijke deel van het omgevingsplan).
De specifieke zorgplicht voor rijksmonumenten verplicht initiatiefnemers om maatregelen te nemen om het beschadigen of vernielen van (voorbeschermde) rijksmonumenten te voorkomen. Een activiteit hoeft daarbij niet gericht te zijn op een rijksmonument. Het is voldoende dat een activiteit in de fysieke leefomgeving effect heeft op dat rijksmonument. Een voorbeeld hiervan is het bouwen van een tunnel, waardoor een rijksmonument kan verzakken. De regels voor de specifieke zorgplicht staan in hoofdstuk 13 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). De gemeente kan op grond daarvan maatwerkvoorschriften opleggen.
Dit biedt in het belang van de omgevingskwaliteit de mogelijkheid om ook ongevraagd adviezen uit te brengen bij welstandsexcessen (evidente en ook voor niet-deskundigen duidelijk kenbare buitensporigheden van het uiterlijk van een bouwwerk). Niet alleen bij welstandsexcessen, maar ook bij monumenten kan de COW hierbij advies geven richting burgemeester en wethouders.
De meeste regels over de fysieke leefomgeving uit de gemeentelijke verordeningen komen niet in het tijdelijke deel van het omgevingsplan. Het gaat bijvoorbeeld om regels over objecten in de openbare ruimte in de Algemene plaatselijke verordening 2014, wijziging 2020. De gemeente kan deze regels tot het einde van de overgangsfase (2029) omzetten naar het nieuwe deel van het omgevingsplan. Op grond van dit onderdeel kan het college ook op basis van deze verordeningen advies vragen aan de COW, ook al zijn de regels nog niet omgezet naar het omgevingsplan.
Artikel 3. Verplichte adviezen
Dit artikel sluit aan op de verplichte adviezen op grond van artikel 17.9 van de wet en het op grond van de Erfgoedverordening Wageningen 2019 verplichte advies bij gemeentelijke monumenten.
Het college wint ook verplicht advies in van de COW in die gevallen waarin op grond van het delegatiebesluit/besluit verplichte advisering Omgevingswet de raad verplicht om advies moet worden gevraagd.
Artikel 4. Samenstelling Eerste lid
Dit lid geeft invulling aan artikel 17.7, lid 1, van de wet, waarin is bepaald dat de raad het aantal leden vaststelt. Er worden ook plaatsvervangers benoemd, zodat de COW ook kan functioneren wanneer één of meer vaste leden zijn verhinderd.
Dit lid geeft aan dat de leden als deskundigen en dus op persoonlijke titel en op grond van hun persoonlijke kwalificaties worden benoemd. Hun lidmaatschap is niet afhankelijk van het bekleden van een bepaalde functie of het hebben van een bepaalde hoedanigheid. De leden vertegenwoordigen geen bijzondere belangen. Dat betekent bijvoorbeeld dat belangenorganisaties op het gebied van de omgevingskwaliteit geen vertegenwoordigers in de commissie hebben. De leden zullen hun functie onafhankelijk dienen uit te oefenen. Daartegenover staat dat benoeming niet achterwege zal blijven enkel vanwege het lidmaatschap van een bepaalde groepering of het bekleden van een bepaalde
bestuurlijke of maatschappelijke functie. Daarnaast beschikken de leden over inzicht in maatschappelijke verhoudingen op grond van maatschappelijke kennis en ervaring.
Een afgevaardigde van de Woon Adviescommissie wordt benoemd als agendalid. Op deze manier is de
Woon Adviescommissie altijd op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen in de gemeente Wageningen en kan zij haar taak goed uitoefenen.
Deze leden zien toe op de deskundigheidsgebieden die in de commissie vertegenwoordigd moeten zijn. De wet schrijft voor dat binnen de commissie enkele leden deskundig dienen te zijn op het gebied van de monumentenzorg. En dat die in ieder geval worden betrokken bij de advisering over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument. Volgens de Memorie van toelichting dient de commissie ten minste over deskundigheid op het gebied van cultuurhistorie, bouw- en architectuurhistorie, restauratiearchitectuur, landschap en stedenbouw te beschikken (Kamerstukken II 2014-2015, 33962 nr. 3, p. 581). In aanvulling hierop is de deskundigheid aangevuld met duurzaamheid, gezondheid en natuurinclusiviteit. Het is mogelijk dat één persoon meerdere disciplines in zich verenigt. Indien voor een goed integraal advies kennis op het gebied van duurzaamheid en gezondheid nodig is worden de leden op het gebied van duurzaamheid, gezondheid en natuurinclusiviteit ingeschakeld.
Dit lid zorgt voor een aanscherping van de wettelijke eis van onafhankelijkheid ten opzichte van het gemeentebestuur. Artikel 17.8 van de wet stelt slechts als eis, dat de leden van het gemeentebestuur geen lid zijn van een gemeentelijk adviesorgaan.
Deze leden hebben betrekking op de benoemingstermijn als bedoeld in artikel 17.7, lid 1, van de wet. Het eerste lid regelt de benoeming voor de eerste termijn. Het tweede lid ziet toe op de herbenoeming. De regels voor de herbenoeming zijn logischerwijs alleen van toepassing op de leden, niet op hun plaatsvervangers.
Gelet op het verschil tussen delegatie en mandaat, adviseert de VNG gemeenteraden die benoeming aan het college willen overlaten, om de bevoegdheid om leden van de adviescommissie te benoemen te mandateren aan het college. Mandatering doet het meeste recht aan de centrale rol die de gemeenteraad vervult bij de onafhankelijk advisering over ruimtelijke kwaliteit in de gemeente.
Dit lid regelt schorsing en ontslag. De wet bepaalt dat de raad de leden benoemt en ontslaat (artikel 17.7, lid 2, van de wet). Het is vanzelfsprekend dat leden op eigen verzoek worden ontslagen. Zij kunnen verder worden geschorst en ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden.
Artikel 6. Ondersteuning van de COW
De COW wordt in ieder geval bijgestaan door een ambtelijk secretaris die voor de uitoefening van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig is aan de COW. De secretaris wordt dus niet door bestuurlijke belangen geleid. Datzelfde geldt voor de medewerkers die eventueel aan de secretaris worden toegevoegd en die door de secretaris worden aangestuurd.
Artikel 7. Samenstelling adviescommissies Omgevingswet
De door de raad te benoemen COW maakt onderdeel uit van een adviesstelsel Omgevingswet, samen met adviescommissies voor het buitengebied.
Deze verordening richt zich enkel op de COW, vanuit de wettelijke verplichting voor de gemeenteraad om deze commissie in te stellen. De adviescommissies voor het buitengebied worden door het college ingesteld.
De commissies binnen het adviesstelsel Omgevingswet zijn gelijkwaardig aan elkaar. In de reglementen van de afzonderlijke commissies bepalen zij hun werkwijze en hoe zij onderling samenwerken.
In de wet is geen termijn gesteld waar binnen de COW moet adviseren. Daarom kan het college op grond van het eerste lid aangeven binnen welke termijn een advies wordt verwacht. Deze termijn mag volgens artikel 3:6 van de Awb niet zodanig kort zijn, dat de COW zijn taak niet meer kan vervullen. In het tweede lid is bepaald dat het college ook kan afzien van het stellen van een termijn. In dat geval geldt een termijn van vier weken. Die is gelijk aan de termijn die in de Bouwverordening Wageningen 1993, herziening 2018 voor een advies op een aanvraag voor een omgevingsvergunning was opgenomen.
Indien geen advies wordt uitgebracht binnen de genoemde adviestermijn, staat dit de besluitvorming door het college niet in de weg (artikel 3:6, tweede lid, van de Awb).
Artikel 9. Beraadslaging en standpuntbepaling
Dit lid is een nadere regeling van uitwerking van de wettelijke eis van openbaarheid als bedoeld in artikel 17.9, lid 5, van de wet.
Uit artikel 4:7 van de Awb volgt de beperkte verplichting dat de mogelijkheid tot toelichting van een
plan ten overstaan van de COW dient te worden geboden aan de aanvrager van de omgevingsvergunning. Daarnaast hebben andere belanghebbenden spreekrecht. De kring van spreekgerechtigden is beperkt tot belanghebbenden (als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb). Daarmee wordt voorkomen dat allerlei personen tijdens de vergadering van de COW kunnen inspreken, terwijl die in een eventuele rechterlijke procedure tegen de omgevingsvergunning voor het bouwen geen recht van spreken hebben omdat zij geen belanghebbenden zijn.
Het spreekrecht is van invloed op het tijdstip waarop de vergadering van de COW wordt aangekondigd. Dat tijdstip moet dan zodanig worden gekozen dat eventuele sprekers voldoende tijd hebben om zich op de vergadering voor te bereiden. De regeling van dit spreekrecht wordt opgenomen in het reglement van orde (zie artikel 13).
De verplichting tot openbaar vergaderen heeft betrekking op de vergaderingen waarin het advies op de aanvraag voor een omgevingsvergunning of op een voorgenomen beschikking formeel wordt vastgesteld. Het is niet verplicht voor informeel vooroverleg of bij de beleidsgerichte, opgavegerichte of ontwerpgerichte advisering. De potentiële initiatiefnemer kan in het stadium van vooroverleg gebaat zijn met beslotenheid. Openbaarheid zou dan remmend op het vooroverleg kunnen werken, terwijl uit oogpunt van de korte planprocedure vooroverleg stimulering verdient.
Dit lid ziet erop toe dat in de vergadering voldoende leden aanwezig zijn, zodat een deskundig oordeel kan worden gevormd. Het borgt ook de wettelijke eis dat enkele leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg in ieder geval worden betrokken bij de advisering over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit (artikel 17.9, lid 1, van de wet).
Met deze bepaling wordt verstrengeling van belangen tegengegaan.
Dit lid verwijst naar de Awb die uitvoerders van wetten een geheimhoudingsplicht oplegt ten aanzien van gegevens waarvan zij het vertrouwelijke karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden. Op grond van artikel 2:5, lid 2, van de Awb is de plicht tot geheimhouding ook van toepassing op instellingen die een wettelijke taak uitvoeren. Daaronder vallen ook adviesorganen. Dit lid plaatst buiten twijfel dat de geheimhoudingsplicht ook op de COW en de daarvoor werkzame personen van toepassing is.
Artikel 10. Afdoening onder verantwoordelijkheid van de COW
Dit artikel geeft de mogelijkheid om de advisering namens de COW over te laten aan een of meer leden. De COW blijft verantwoordelijk voor het advies. Een goede omschrijving van de volmacht is nodig om aan het advies een doorslaggevende betekenis toe te kennen. Dit kan worden opgenomen in het reglement van orde (artikel 13). Daarbij moet wel rekening worden gehouden met de wettelijke eis dat enkele leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg in ieder geval worden betrokken bij de advisering over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit (artikel 17.9, lid 1, van de wet).
De COW kan ervoor kiezen de volmacht te beperken tot de plannen met relatief geringe ruimtelijke betekenis, of plannen waar gelet op meer dan één vergelijkbare vallen de mening van de COW als bekend mag worden verondersteld. Een ruimere volmacht is mogelijk indien de betrokken leden of de subcommissies volledig beschikken over de professionele deskundigheid die in een specifiek geval nodig is voor de advisering (bijvoorbeeld deskundig op het gebied van cultuurhistorie, bouw- en architectuurhistorie, restauratiearchitectuur, landschap, stedenbouw, architectuur en archeologische monumentenzorg). Ook hier blijft gelden de wettelijke eis dat enkele leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg in ieder geval worden betrokken bij de advisering over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit (artikel 17.9, lid 1, van de wet).
Dit artikel geeft de COW de bevoegdheid zich ten behoeve van de advisering te laten voorlichten door ambtenaren (lid 1) of door externe deskundigen (lid 2). Een ambtenaar of een andere deskundige kan ingevolge lid 3 op uitnodiging van de COW aanwezig zijn bij de vergaderingen of als adviseur deelnemen aan de beraadslagingen.
Deze regeling sluit aan op de gegroeide praktijk, waarbij de COW afhankelijk is van de behoefte, specifieke adviseurs inschakelen (bijvoorbeeld een specialist op het gebied van historische interieurs of een specialist op het gebied van duurzaam bouwen).
Artikel 12. Verwerking van het advies
Dit lid ziet toe op het vragen van een second opinion aan een gemeentelijke adviescommissie van een andere gemeente in geval het college zich niet kan verenigen met het advies van de COW. Om oneindig ‘shoppen’ te voorkomen is dit slechts één keer per activiteit toegestaan.
Een advies van de COW dat voldoet aan de wettelijke eisen van zorgvuldigheid en motivering als bedoeld in artikel 17.9, lid 3, van de wet, behoeft in beginsel geen nadere motivering. Een nadere motivering is wel vereist in geval een aanvrager of een derde-belanghebbende een contra-advies heeft overgelegd, dan wel gemotiveerd aanvoert dat het advies in strijd is met de geldende beoordelingscriteria (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 6 mei 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI2952).
Dit lid is opgenomen met het oog op een goede vervulling van de adviestaak. Daarvoor is nodig dat de COW voortdurend inzicht heeft in hoe het college omgaat met de uitgebrachte adviezen.
Artikel 13. Reglement van orde
De COW stelt een reglement van orde vast.
Dit lid geeft aan welke onderwerpen in ieder geval in het reglement van orde worden opgenomen
Dit lid regelt de bekendmaking van het reglement van orde.
Artikel 14. Relatie met andere adviseurs
Dit artikel regelt een goede afstemming tussen de werkzaamheden van andere adviseur(s) op het gebied van de omgevingskwaliteit en de COW.
Dit artikel regelt de vergoeding die de leden en de adviseurs, als bedoeld in artikel 11, lid 2, ontvangen.
Het jaarverslag als bedoeld in artikel 17.9, lid 6, van de wet kan voor de raad aanleiding zijn voor bijstelling van het gemeentelijk beleid. De COW kan naar aanleiding van de verrichte werkzaamheden beleidsaanbevelingen doen. Bijvoorbeeld over de in het omgevingsplan op te nemen beoordelingscriteria met betrekking tot de omgevingskwaliteit. Om die reden verschijnt het jaarverslag tijdig vóór de jaarlijkse beleids- en begrotingscyclus in de gemeente.
De specifieke bepalingen over het jaarverslag van het college zijn onder de wet vervallen. In verband met de politieke verantwoordelijkheid voor de omgevingskwaliteit heeft het college het voornemen om de bestaande praktijk van verantwoording en terugkoppeling voort te zetten en deze mee te nemen in de verplichte evaluatierapportage over de uitvoering van het omgevingsrecht aan de raad. In de gemeentelijke evaluatierapportage kan bijvoorbeeld aandacht worden besteed aan hoe is omgegaan met de adviezen van de COW en aan het (tijdig) inwinnen en ontvangen van advies binnen de afdoeningstermijn. Daarnaast wordt de werking van deze verordening ten minste éénmaal in de 4 jaar samen met de andere adviescommissies geëvalueerd.
Op grond van dit lid gaan de bestaande leden van Commissie Ruimtelijke Kwaliteit zonder aparte benoemingsbesluiten over naar de COW.
Dit lid regelt dat aanvragen ingediend voor het inwerkingtreden van deze verordening volgens het oude recht door de COW worden afgedaan.
Artikel 18. Vervallen en intrekking oude regeling
Alleen de regels met betrekking tot Commissie Ruimtelijke Kwaliteit zijn in de Bouwverordening Wageningen 1993, herziening 2018 en de Erfgoedverordening Wageningen 2019 vervallen op grond van dit lid.
Dit lid ziet toe op de intrekking van de Verordening Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Wageningen.
Artikel 19. Inwerkingtreding en citeertitel
Dit artikel bepaalt het tijdstip van inwerkingtreding en de citeertitel van de verordening.