Organisatie | Leeuwarden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels invordering van gemeentelijke belastingen Leeuwarden 2008 |
Citeertitel | Beleidsregels invordering Leeuwarden 2008 |
Vastgesteld door | gemandateerde functionaris |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-11-2007 | 10-09-2009 | nieuwe regeling | 08-11-2007 Huis aan Huis; 14 november 2007 | -- |
Deze beleidsregels gelden bij de invordering van de gemeentelijke belastingen, waaronder mede begrepen de door de gemeente geheven rechten.
De Leidraad invordering gemeentelijke belastingen van 1 januari 1999 opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna genoemd de Leidraad) wordt, met in acht name van aanvullingen en wijzigingen sedert 1 januari 1999, van toepassing verklaard voor zover in en krachtens de Gemeentewet en de hierna volgende artikelen geen afwijkende regels zijn gesteld.
Artikel 3 Afwijkingen van de Leidraad
In hoofdstuk I ‘Algemene bepalingen, artikel 7, paragraaf 1, derde lid,’Teveel betalingen, bladzijde 35, is toegevoegd:
‘(Gecombineerde) belastingaanslagen van minder dan € 6,00 en aanslagen waarvan de kosten van de invordering hoger zijn dan het aanslagbedrag (bijvoorbeeld betalingen in andere valuta) worden niet opgelegd. Zo worden terugbetalingen van minder dan € 6,00 niet uitgevoerd.’
In hoofdstuk III, ‘Dwanginvordering’, artikel 13, paragraaf 1, tweede lid, ‘Wijze van betekenen’, bladzijde 48, wordt toegevoegd:
‘Een dwangbevel per post blijft achterwege wanneer het openstaande bedrag minder dan € 6,00 bedraagt. Een dwangbevel betekent door de belastingdeurwaarder blijft achterwege wanneer het openstaande bedrag minder dan € 25,00 bedraagt’.
In hoofdstuk IV ‘Bijzondere bepalingen’ is aan artikel 25, paragraaf 2, eerste lid, ‘Inleiding’, bladzijde 92, wordt na de vijfde volzin toegevoegd:
‘Van het voorgaande is geen sprake wanneer het bezwaar is gericht tegen de waarde op de WOZ-beschikking.
Er wordt eveneens geen uitstel van betaling verleend in de (hoger) beroepfase en cassatiefase.’
In hoofdstuk IV ‘Bijzondere bepalingen’, artikel 26, paragraaf 1, is het negende lid, ‘Verzoek niet ingediend op het daarvoor bestemde formulier’, bladzijde 105, gewijzigd in:
‘Een verzoek om kwijtschelding dat niet is ingediend op het daartoe bestemde formulier wordt niet als een verzoek om kwijtschelding in behandeling genomen. De stukken worden teruggestuurd naar belanghebbende met het verzoek een compleet ingevuld kwijtscheldingsformulier met bijbehorende afschriften toe te zenden. Pas na ontvangst van het ‘complete’ verzoekschrift wordt het verzoek om kwijtschelding ingeboekt en in behandeling genomen.’
In hoofdstuk IV ‘Bijzondere bepalingen’, artikel 26, paragraaf 1, is het tiende lid, ‘Aanvulling verzoek/niet ingevuld of onjuist ingevuld formulier, bladzijde 105, gewijzigd in:
‘Een verzoek om kwijtschelding dat onvolledig wordt terugontvangen wordt niet als een verzoek om kwijtschelding in behandeling genomen. De stukken worden teruggestuurd naar belanghebbende met het verzoek een compleet ingevuld kwijtscheldingsformulier met bijbehorende afschriften toe te zenden. Pas na ontvangst van het ‘complete’ verzoekschrift wordt het verzoek om kwijtschelding ingeboekt en in behandeling genomen.’
In hoofdstuk IV ‘Bijzondere bepalingen’, artikel 26, paragraaf 1, is het elfde lid, ‘Houding van de ontvanger, bladzijde 125 niet opgenomen. Moet zijn:
‘Gedurende de behandeling van het verzoek om kwijtschelding worden ten aanzien van de belastingschuldige geen dwanginvorderingsmaatregelen, als bedoeld in hoofdstuk III van de wet, genomen of voortgezet ten aanzien van de belastingaanslag(en) waarvan kwijtschelding is verzocht. Als er aanwijzingen bestaan dat de belangen van de gemeente kunnen worden geschaad, kan de ontvanger ondanks het verzoek om kwijtschelding wel invorderingsmaatregelen treffen.’
In hoofdstuk IV ‘Bijzondere bepalingen’, artikel 26, paragraaf 2, zesde lid, ‘De auto als vermogensbestanddeel’, bladzijde 109, wordt aan de zin ‘De onmisbaarheid van de auto in verband met invaliditeit of ziekte kan aannemelijk gemaakt worden met een verklaring van een vertrouwensarts niet zijnde huisarts.’ toegevoegd:
In hoofdstuk IV ‘Bijzondere bepalingen’, artikel 26, paragraaf 6, tweede lid, ‘Herhaald verzoek om kwijtschelding’, bladzijde 133, wordt
‘Wanneer de belastingschuldige geen administratief beroep instelt tegen de afwijzende beschikking van de ontvanger maar voor dezelfde aanslag opnieuw een verzoek tot kwijtschelding indient,’
‘Wanneer de belastingschuldige binnen 10 dagen na de afwijzingsbeschikking van het verzoek tot kwijtschelding, in plaats van administratief beroep, opnieuw een kwijtscheldingsformulier indient, wordt dit formulier aangemerkt als administratief beroep en’