Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Molenlanden

Erfgoedverordening gemeente Molenlanden 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMolenlanden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingErfgoedverordening gemeente Molenlanden 2023
CiteertitelErfgoedverordening gemeente Molenlanden 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpmonumenten

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 149 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-07-2023vervangt regeling 2019

20-06-2023

gmb-2023-294334

922660

Tekst van de regeling

Intitulé

Erfgoedverordening gemeente Molenlanden 2023

 

De raad van de gemeente Molenlanden; 

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 mei 2023 en nummer 1176360; 

 

gelet op artikel 3.16 van de Erfgoedwet en artikel 38 van de Monumentenwet 1988; 

 

gezien het advies van de adviescommissie omgevingskwaliteit gemeente Molenlanden; 

 

besluit vast te stellen: 

 

de Erfgoedverordening gemeente Molenlanden 2023 

 

 

 

Paragraaf 1. Algemeen

 

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder: 

  • gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht: stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 18; 

  • gemeentelijk monument: monument of archeologisch monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister; 

  • minister: minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; 

  • omgevingsvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet voor een activiteit met betrekking tot een gemeentelijk monument of een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht. 

Artikel 2. Gemeentelijk erfgoedregister

  • 1.

    Burgemeester en wethouders houden een door eenieder te raadplegen gemeentelijk erfgoedregister bij van krachtens deze verordening aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed is toebedeeld. 

  • 2.

    Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:

  • a.

    gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed; 

  • b.

    gegevens over door burgemeester en wethouders van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet en instructies als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- en dorpsgezicht; 

  • c.

    gegevens over door burgemeester en wethouders van gedeputeerde staten ontvangen instructies als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding provinciaal monument, provinciaal archeologisch monument of provinciaal beschermd stads- en dorpsgezicht. 

 

Paragraaf 2. Aanwijzing gemeentelijk monument

 

Artikel 3. Aanwijzing als gemeentelijk monument

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een monument of archeologisch monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als gemeentelijk monument. 

  • 2.

    Dit artikel is niet van toepassing op: 

    • a.

      rijksmonumenten, en 

    • b.

      monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. 

 

Artikel 4. Voornemen tot aanwijzing

  • 1.

    Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 3, eerste lid, wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet. 

  • 2.

    Voordat een kerkelijk monument wordt aangewezen, voeren burgemeester en wethouders overleg over het voornemen met de eigenaar.  

 

Artikel 5. Voorbescherming

  • 1.

    De bescherming van paragraaf 3 is van overeenkomstige toepassing op het monument of archeologisch monument ten aanzien waarvan een voornemen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, is bekendgemaakt.  

  • 2.

    De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister.  

 

Artikel 6. Advies gemeentelijke adviescommissie

  • 1.

    Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 3, eerste lid, advies aan de “gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Molenlanden” (adviescommissie) zoals bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet en de “Verordening gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Molenlanden”. 

  • 2.

    De adviescommissie betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.  

  • 3.

    De adviescommissie brengt binnen 8 weken na ontvangst van de adviesaanvraag schriftelijk en deugdelijk gemotiveerd advies uit. 

 

Artikel 7. Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit

  • 1.

    Op een aanvraag om aanwijzing dient te worden besloten binnen 26 weken weken na ontvangst van de aanvraag. 

  • 2.

    De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijke monument, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument. 

 

Artikel 8. Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving

  • 1.

    De aanwijzing wordt schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.  

  • 2.

    Burgemeester en wethouders verwerken de aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister. 

 

Artikel 9. Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument

  • 1.

    In een spoedeisend geval kunnen burgemeester en wethouders een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 6 wordt in dat geval aan de gemeentelijke adviescommissie advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument. 

  • 2.

    Een aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument vervalt na 26 weken weken of zoveel eerder als burgemeester en wethouders een besluit hebben genomen over de aanwijzing, bedoeld in artikel 3, eerste lid.  

  • 3.

    Paragraaf 3 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat zakelijk gerechtigden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 10 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing. 

Artikel 10. Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van gemeentelijke monumenten en voorlopige gemeentelijke monumenten wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister. 

  • 2.

    Als de wijziging ziet op het schrappen uit het register is paragraaf 3 van overeenkomstige toepassing, tenzij het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan. 

  • 3.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister. 

 

Paragraaf 3. Bescherming gemeentelijk (archeologisch) monument

 

Artikel 11. Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument

Het is verboden een gemeentelijk (archeologisch) monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.  

 

Artikel 12. Omgevingsvergunning gemeentelijk monument

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders een gemeentelijk monument: 

    • a.

      te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of 

    • b.

      te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht. 

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op:  

    • a.

      de uitvoering van normaal onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt; 

    • b.

      alleen inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft; 

    • c.

      het volledig verwijderen van een rieten dakbedekking, voor zover detaillering, profilering. vormgeving, materiaalsoort en kleur niet wijzigen. 

    • d.

      het binnen een monument dat als begraafplaats in gebruik is met inachtneming van de monumentale waarden: 

      • i.

        plaatsen van grafmonumenten, met inbegrip van het tijdelijk verwijderen daarvan en het bijwerken van het opschrift; 

      • ii.

        doen van begravingen of asbijzettingen, of 

      • iii.

        ruimen van graven waarvan het grafmonument niet is beschermd als gemeentelijk monument. 

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid.  

 

Artikel 13. Intrekken van de omgevingsvergunning

Vervallen. 

 

Artikel 14. Weigeringsgronden

  • 1.

    De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.  

  • 2.

    Een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet wordt niet verleend zonder overeenstemming met de eigenaar.

 

Paragraaf 4 Rijksmonumenten

 

Artikel 15. Advies omgevingsvergunning rijksmonument

Vervallen. 

 

Paragraaf 5 Cultuurhistorisch waardevolle panden

 

Artikel 16 Aanwijzing als cultuurhistorisch waardevol pandpand of object

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een karakteristiek pand of ander object dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als Cultuurhistorisch waardevol pand of object.  

  • 2.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

  • a.

    Rijksmonumenten;

  • b.

    Gemeentelijke monumenten enc. monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet. 

  • 3.

    De aanwijzing tot Cultuurhistorisch waardevol pand of object betreft uitsluitend het exterieur. 

  • 4.

    Met betrekking tot besluiten omtrent aanwijzing als Cultuurhistorisch waardevol pand of object of de intrekking daarvan, is het bepaalde in de artikelen 4 tot en met 10 overeenkomstig van toepassing met dien verstande dat voor het gemeentelijk(e) monument moet worden gelezen “het cultuurhistorisch waardevolle pand of object” . 

 

Artikel 17. Opname in omgevingsplan

  • 1.

    Cultuurhistorisch waardevolle panden of objecten worden bij de eerstvolgende gelegenheid opgenomen in het omgevingsplan.

  • 2.

    In het omgevingsplan wordt ten behoeve van cultuurhistorisch waardevolle panden en objecten een sloopregeling opgenomen. 

Artikel 18. Instandhoudingsplicht Cultuurhistorisch Waardevol Pand

Het is verboden een Cultuurhistorisch Waardevol Pand te beschadigen of te vernielen, of daaraanonderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is. 

 

Paragraaf 6. Aanwijzing gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

 

Artikel 19. Aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, stads- of dorpsgezichten aanwijzen als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht. 

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zenden het voorstel voor advies aan de adviescommissie, bedoeld in artikel 8, eerste lid. Artikel 8, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing. 

  • 3.

    De gemeenteraad beslist binnen 26 weken na verzending van het voorstel, bedoeld in het tweede lid. 

  • 4.

    Een aangewezen gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister. 

  • 5.

    De gemeenteraad stelt ter bescherming van een op grond van het eerste lid aangewezen gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht een omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet vast. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld. 

  • 6.

    Bij het besluit tot aanwijzing van een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre het tijdelijk omgevingsplan als beschermend in de zin van het vorige lid kan worden aangemerkt. 

  • 7.

    Dit artikel is niet van toepassing op een beschermd stads- of dorpsgezicht dat via instructies de functie-aanduiding rijks beschermd of provinciaal beschermd stads- of dorpsgezicht heeft, of dat is aangewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 of een provinciale verordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.  

 

Artikel 20. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 19, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 19, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- of dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan. 

  • 2.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het stads- of dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht op grond van een instructie als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, of artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet. 

  • 3.

    Burgemeester en wethouders verwerken de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister. 

 

Artikel 21. Verbodsbepaling en aanvraag omgevingsvergunning

  • 1.

    Het is in een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen. 

  • 2.

    De omgevingsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd als naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd. 

  • 3.

    Artikel 14 is van overeenkomstige toepassing. 

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen ingevolge een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet of ingevolge een verplichting zoals gesteld in een maatwerkvoorschrift op grond van artikel 3.5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving. 

 

Paragraaf 7. Handhaving en toezicht

 

Artikel 22. Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 11 en 18 of met het bepaalde krachtens artikel 12, derde lid, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden. 

 

Artikel 23. Toezichthouders

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het bevoegd gezag aangewezen toezichthouders. 

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen daarnaast andere personen met dit toezicht belasten. 

 

Paragraaf 8. Slotbepalingen

 

Artikel 24. Intrekken oude verordening

De “Verordening erfgoed Molenlanden 2019” wordt ingetrokken. 

 

Artikel 25. Overgangsrecht

  • 1.

    Een krachtens de Verordening erfgoed Molenlanden 2019 aangewezen en geregistreerd gemeentelijke monument, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening. 

  • 2.

    Aanvragen en bezwaren die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de Verordening erfgoed Molenlanden 2019. 

 

Artikel 26. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt na vaststelling in werking. 

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Erfgoedverordening gemeente Molenlanden 2023. 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 juni 2023 

 De griffier, 

 

 Marjolein Theunissen 

De voorzitter,

Theo Segers