Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Westland

Rectificatie: Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang 2019

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWestland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRectificatie: Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang 2019
CiteertitelBeleidsregels handhaving Wet Kinderopvang Gemeente Westland 2019
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 1.61, eerste lid, van de Wet kinderopvang
  3. artikel 1.65, eerste lid, van de Wet kinderopvang
  4. artikel 1.66 van de Wet kinderopvang
  5. artikel 1.72, eerste lid, van de Wet kinderopvang
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-07-2023nieuwe regeling

04-12-2018

gmb-2023-294224

Tekst van de regeling

Intitulé

Rectificatie: Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang 2019

[Deze publicatie betreft een rectificatie omdat bijlage 1 ontbrak. De oorspronkelijke bekendmaking is op 20 december 2018 bekendgemaakt, beschikbaar via Gemeenteblad Westland 2018, 27.]

 

Burgemeester en wethouders van Gemeente Westland

 

Gelet op artikel 4:81 Awb;

 

Gelet op de artikelen 1.61, eerste lid, 1.65, eerste lid, 1.66 en 1.72, eerste lid Wet kinderopvang;

 

besluiten:

De Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Gemeente Westland 2018 in te trekken.

 

De Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang 2019 vast te stellen.

 

Hoofdstuk 1: Algemeen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • aanvraag: een aanvraag als bedoeld in artikel 1.45, eerste en tweede lid Wko;

  • afwegingsmodel (bijlage 1): schematisch overzicht waarin overtredingen van de wet- en regelgeving zijn opgenomen, prioriteiten aan de kwaliteitseisen zijn toegekend (hoog- gemiddeld, laag) en de boetenormbedragen zijn vastgesteld;

  • Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • Besluit kwaliteit: Besluit kwaliteit kinderopvang;

  • Besluit registers: Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang;

  • Besluit ve: Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

  • Besluit GOB: Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang;

  • College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland;

  • feitelijk leidinggevende: een feitelijk leidinggevende is een persoon in functie die werkzaam is voor de houder en feitelijk leiding geeft.

  • houder:

    • a.

      degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort en die met die onderneming een kindercentrum of een gastouderbureau exploiteert;

    • b.

      de gastouder die een voorziening voor gastouderopvang exploiteert;

  • kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint;

  • kindercentrum: een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang De voorziening is geregistreerd met een uniek nummer in het LRK;

  • kinderopvangvoorziening: een kindercentrum voor dagopvang(KDV), buitenschoolse opvang(BSO), een gastouderbureau(GOB) of een voorziening voor gastouderopvang(VGO);

  • kwaliteitseisen: als bedoeld in hoofdstuk 1, afdeling 3, paragrafen 2 en 3 van de Wko en de daaruit voortvloeiende regelgeving;

  • LRK: Landelijk Register Kinderopvang

  • personeel: personen werkzaam bij een onderneming waarmee de houder een kinderopvangvoorziening exploiteert;

  • Regeling: Regeling Wet kinderopvang;

  • Regeling kwaliteit GOB: Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang;

  • startend kindercentrum: een houder met één kinderopvangvoorziening met niet meer dan twee groepen. Tot en met het moment van de eerste reguliere inspectie als bedoeld in artikel 1.62, tweede lid Wko;

  • VOG: verklaring omtrent het gedrag;

  • Wko: wet kinderopvang.

Artikel 2 Toepassing van beleidsregels

Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van een overtreding van de wet- en regelgeving bij of krachtens de Wko.

Artikel 3 Vormen van sanctioneren

  • 1.

    Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de mogelijkheid om een hersteltraject en bestraffend traject op te starten;

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bepalen aan de hand van het afwegingsmodel:

    • a.

      welk handhavingstraject wordt ingezet (herstel, bestraffend of beide).

    • b.

      welke stap (handhavingsmiddel) van het handhavingstraject wordt ingezet;

    • c.

      de lengte van de hersteltermijn (hersteltraject) en/ of de hoogte van de boete (bestraffend traject).

  • 3.

    Indien een overtreding niet is opgenomen in het afwegingsmodel bepalen burgemeester en wethouders per individueel geval de wijze van handhaving zoals is opgenomen in lid 2 van dit artikel.

Artikel 4 Subjecten van handhaving

  • 1.

    Het college handhaaft op de kwaliteitseisen per kinderopvangvoorziening;

  • 2.

    Indien de houder of de gastouder dezelfde overtreding bij meerdere kinderopvangvoorzieningen begaat, kan het college handhaven richting de houder of de gastouder.

  • 3.

    Het college kan een aanwijzing geven en een sanctie opleggen aan een feitelijk leidinggevende.

Hoofdstuk 2: Herstel traject

Artikel 5 Herstelsancties

Indien gebleken is dat een houder van een kinderopvangvoorziening niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en alle daaruit voortvloeiende regelgeving, start het college in beginsel een hersteltraject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(-en) en voorkoming van herhaling daarvan

  • 1.

    Bij het uitvoeren van het hersteltraject hanteert het college de volgende stappen:

    stap 1: aanwijzing

    stap 2: last onder dwangsom/last onder bestuursdwang,

    stap 3: exploitatieverbod

    stap 4: intrekken van de toestemming tot exploitatie en verwijdering van de registratie uit het LRK

  • 2.

    Het college kan besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen van het hersteltraject over te slaan:

    • a)

      als de overtreding hiertoe aanleiding geeft of

    • b)

      als de overtreding is hersteld volgens het herstelaanbod van de GGD.

  • 3.

    Het college kan besluiten om bepaalde stappen van het hersteltraject meerdere keren toe te passen:

    • a)

      als de overtreding hiertoe aanleiding geeft of

    • b)

      als het resultaat van het herstelaanbod hiertoe aanleiding geeft.

  • 4.

    In afwijking van het genoemde in lid 2 worden bij overtredingen met een hoge prioriteit in beginsel geen stappen overgeslagen.

  • 5.

    De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit van de kwaliteitseis zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht.

  • 6.

    Bij het opleggen van een aanwijzing gelden de volgende hersteltermijnen:

    prioriteit hoog: maximaal 2 weken,

    prioriteit gemiddeld: maximaal 2 maanden,

    prioriteit laag: maximaal 6 maanden.

  • 7.

    In geval van bijzondere omstandigheden kan het college besluiten af te wijken van de duur van de in het zesde lid opgenomen hersteltermijnen.

Hoofdstuk 3: Bestraffend traject

Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

  • 1.

    Het college start het bestraffend traject op indien er sprake is van overtredingen met de prioriteit “hoog”. Dit geldt ook als de overtreding is beëindigd na herstelaanbod door de GGD.

  • 2.

    Bij overtredingen met een prioriteit ‘gemiddeld’ of ‘laag’ kan het college het bestraffend traject starten en een boete opleggen.

Artikel 7 Waarschuwing

  • 1.

    Bij een eerste overtreding van een kwaliteitseis met de prioriteit ‘hoog’ wordt geen boete opgelegd maar wordt volstaan met het geven van een waarschuwing;

  • 2.

    Bij elke volgende overtreding van een kwaliteitseis met de prioriteit hoog, wordt een boete opgelegd conform artikel 6, indien

    • a.

      deze overtreding plaatsvindt binnen 2 jaar na de in het vorige lid bedoelde waarschuwing of

    • b.

      deze overtreding plaatsvindt bij dezelfde in het LRK geregistreerde kinderopvangvoorziening.

Artikel 8 Hoogte bestuurlijke boete

  • 1.

    Bij de berekening van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1.72, eerste lid van de Wet kinderopvang, wordt het boetebedrag dat is neergelegd in het afwegingsoverzicht als uitgangspunt gehanteerd.

  • 2.

    De bestuurlijke boete die wordt opgelegd aan een gastouder of feitelijk leidinggevende is niet meer dan 10% van het boetenormbedrag. Bij de bestuurlijke boete voor een overtreding die alleen kan worden begaan door een gastouder, wordt het boetenormbedrag opgenomen in het afwegingsoverzicht voor die overtreding aangehouden.

Artikel 9 Recidive

Er is sprake van recidive indien een overtreding plaatsvindt:

  • 1.

    binnen een periode van twee jaar nadat een eerdere overtreding van dezelfde kwaliteitseis heeft plaatsgevonden

  • 2.

    de overtreding plaatsvindt op dezelfde in het LRK geregistreerde kinderopvangvoorziening.

Artikel 10 Hoogte van de boete bij recidive

Bij de vaststelling van de hoogte van de boete bij recidive wordt

  • 1.

    bij de eerste recidive de hoogte van de boete 1,5 maal het onder artikel 8 bepaalde boetebedrag;

  • 2.

    bij alle volgende recidives wordt de hoogte van de boete 2 maal het onder artikel 8 bepaalde boetebedrag.

Artikel 11 Matiging

  • 1.

    Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, in het geval dat de belanghebbende aannemelijk maakt dat de boeteoplegging onevenredig is op grond van:

    • a.

      de ernst van de overtreding,

    • b.

      de mate van verwijtbaarheid,

    • c.

      de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of

    • d.

      de omstandigheden waarin de overtreder verkeert

  • 2.

    Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn in het geval van bijzondere omstandigheden waarin bij de vaststelling van deze beleidsregels niet is voorzien.

  • 3.

    Indien de boete wordt opgelegd aan een startend kindercentrum, matigt het college de boete ambtshalve met 50 %.

Artikel 12 Samenloop

De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meer overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.

Indien door één feitelijke gedraging twee of meer kwaliteitseisen worden overtreden, wordt voor elke afzonderlijke overtreding van een kwaliteitseis een boete opgelegd. De overtreding waarvoor het hoogste boetenormbedrag is vastgesteld wordt volledig opgelegd. Voor de overige overtredingen wordt de boete gematigd tot een derde van het boetenormbedrag.

Artikel 13 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels handhaving Wet Kinderopvang Gemeente Westland 2019”.

Artikel 14 Intrekking oude beleidsregels

De beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Westland 2018 en het daarbij behorende afwegingskader worden ingetrokken.

Bijlage 1 Afwegingsoverzicht dagopvang / buitenschoolse opvang / gastouderopvang / gastouderbureau

 

Domein Kinderopvang, Gastouderopvang, Gastouderbureau

Registratie – wijziging - naleving

Prioriteit

Boetebedrag

Exploitatie zonder toestemming college van B en W

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.

 

bso, kdv artikel 1.1 lid 1 jo 1.49 Wko

Hoog

€ 20.500,-

(boete 4e categorie1)

GASTOUDERBUREAU

Een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt en door tussenkomst van wie de betaling van ouders aan gastouders geschiedt.

 

artikel 1.1 lid 1 jo 1.49 Wko

GASTOUDEROPVANG

Kinderopvang door tussenkomst geregistreerd gastouderbureau; in gezinssituatie; op woonadres gastouder of vraagouder.

 

artikel 1.1 lid 1 jo 1.49 Wko

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

Een buitenschoolse opvang, een kinderdagverblijf, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang wordt niet in exploitatie genomen voordat een onderzoek door de GGD heeft plaatsgevonden en uit dit onderzoek blijkt dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de bij of krachtens de artikelen 1.48d tweede en derde lid en 1.49 tot en met 1.59 gestelde regels uit de Wet kinderopvang. 

 

artikel 1.45 lid 3 Wko

 

Onverwijld melden wijziging aan het college

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

De houder van een buitenschoolse opvang, kinderdagverblijf of gastouderbureau meldt een wijziging in de gegevens aan het college met het verzoek de gegevens te wijzigen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de te melden gegevens aangewezen.

 

artikel 1.47 lid 1 en 6 Wko; artikel 7 lid 2, 3 en 4 Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang

Hoog

€ 2.000,-

 

Inrichting administratie

BUITENSCHOOLSE OPVANG, KINDERDAGVERBLIJF en GASTOUDERBUREAU

Eisen gesteld aan de inrichting van de administratie van een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang of gastouderbureau opdat de toezichthouder een onderzoek kan uitvoeren op de naleving van de bij of krachtens wet gegeven voorschriften.

 

bso, kdv artikel 1.53 Wko, artikel 11 lid 1 en 2 Regeling wet kinderopvang

bso, gob, kdv artikel 11 lid 1 Regeling Wet kinderopvang

bso, kdv artikel 11 lid 2 Regeling Wet kinderopvang

gob artikel 1.56 lid 6 Wet kinderopvang, , artikel 11 lid 1 en 3 Regeling Wet kinderopvang

Gemiddeld

€ 1.500,-

per ontbrekend stuk

Een schriftelijke overeenkomst per (vraag)ouder

kdv en bso artikel 1.52 lid 1,

gob artikel 1.52 lid 1 en 1.56 lid 4 Wko

GASTOUDERBUREAU

Inzichtelijke betalingen van vraagouders aan gastouderbureau en doorbetaling van gastouderbureau aan gastouders

 

artikel 1.49 lid 4b en 1.56 Wko; artikel 11 lid 1 en 3 Regeling Wet kinderopvang

Hoog

€ 1.500,-

Een ondertekend origineel van de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid.

 

artikel 1.56 Wko ; artikel 7 lid 4 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Gemiddeld

€ 1.000,-

per voorziening voor gastouderopvang

 

Naleving kadervoorschriften

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Houder biedt verantwoorde kinderopvang, waaronder wordt verstaan het in een veilige en gezonde omgeving bieden van emotionele veiligheid aan kinderen, het bevorderen van de persoonlijke en sociale competentie van kinderen en de socialisatie van kinderen door overdracht van algemeen aanvaarde waarden en normen.

 

artikelen 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wko; dagopvang: artikel 2 besluit kwaliteit kinderopvang of BSO artikel 11 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

Prioritering en boetebedrag zijn aangegeven bij de inhoudelijke overtredingen, die de overtreding van verantwoorde kinderopvang veroorzaken.

GASTOUDERBUREAU

 

Houder draagt zorg voor een verantwoorde uitvoering van de werkzaamheden van het bureau, waaronder wordt verstaan:

  • a.

    het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving;

  • b.

    het doorgeleiden van de betalingen van ouders aan gastouders.

artikelen 1.49 lid 4 en 1.56 lid 1 Wko

 

GASTOUDEROPVANG

 

Houder biedt verantwoorde gastouderopvang aan waaronder wordt verstaan opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving.

 

artikelen 1.49 lid 3 en 1.56b lid 1 Wko

 

 

Domein Pedagogisch Klimaat

Prioriteit

Boetebedrag

Pedagogisch beleidsplan

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Elke buitenschoolse opvang en kinderdagverblijf beschikt over een pedagogisch beleidsplan2.

 

bso en kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 12 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 3 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 8.000,-

GASTOUDERBUREAU

Houder stelt een pedagogisch beleidsplan vast, waarin de voor dat gastouderbureau kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven.

 

artikelen 1.49 lid 4, en 1.56 lid 1 en 2 Wko; artikel 11 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang; artikel 12a lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang 

 

Inhoud pedagogisch beleidsplan

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan aspecten van verantwoorde dagopvang, bedoeld in artikel 2 van het Besluit kwaliteit kinderopvang..

 

bso en kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikelen 11 en 12 lid 2a Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikelen 2 en 3 lid 2a Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

€ 3.000,-

Het pedagogisch beleidsplan bevat een concrete beschrijving van de overige daaraan gestelde kwaliteitseisen.

 

bso en kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 12 lid 2, 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 3 lid 2, 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

GASTOUDERBUREAU

Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen ten minste een beschrijving van: de wijze waarop de emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd, de mogelijkheden voor kinderen om sociale competenties te ontwikkelen en de wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt.

artikelen 1.49 lid 4, en 1.56 lid 1 en 2 Wko; artikel 11 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang artikel 12a lid 1 onder a Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang

Gemiddeld

€ 3.000,-

Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen een beschrijving van het aantal kinderen dat door de gastouder wordt opgevangen en de leeftijden van die kinderen.

En het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen een beschrijving van de eisen die aan de voorzieningen voor gastouderopvang worden gesteld.

artikelen 1.49 lid 4, en 1.56 lid 1 en 2 Wko; artikel 11 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang artikel 12a lid 1 onder b en c Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang

 

Pedagogische praktijk

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Houder draagt er zorg voor dat er conform het pedagogisch beleidsplan wordt gehandeld.

 

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 12 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 3 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

€ 3.000,-

GASTOUDERBUREAU

Houder voert een zodanig beleid dat de gastouder de kwaliteitseisen kan naleven en stelt hiertoe het pedagogisch beleidsplan ter beschikking aan de gastouder.

De houder draagt er zorg voor dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders het pedagogisch beleid uitvoeren. Het pedagogisch beleid is door het gastouderbureau aan de gastouders verstrekt.

artikelen 1.49 lid 4 sub a en 1.56 lid 1, artikel 11 en 16 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang

Gemiddeld

€ 3.000,-

GASTOUDEROPVANG

De gastouder handelt overeenkomstig het pedagogisch beleidsplan dat door het gastouderbureau is opgesteld en ter beschikking is gesteld.

 

artikel 1.56b lid 1 en 2 Wko; artikel 16 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang

Gemiddeld

€ 1.000,-

 

Kinderdagverblijf / Voorschoolse educatie3

Voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van ontwikkelingsdomeinen.

 

artikel 1.50b Wko; artikelen 2 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

Hoog

€ 2.000

Per acht feitelijk aanwezige kinderen in de groep is ten minste één beroepskracht aanwezig.

 

artikel 1.50b Wko ; artikel 3 lid 1 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen.

 

artikel 1.50b Wko ; artikel 3 lid 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

De beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van: een getuigschrift of een erkende beroepskwalificatie.

 

artikel 1.50b Wko ; artikel 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

artikel 10c Regeling Wet kinderopvang

Gemiddeld

€ 1.500,-

De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op.

 

artikel 1.50b Wko ; artikel 4 lid 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

Gemiddeld

€ 3.000,-

niet aanwezig

 

€ 1.000,-

niet actueel

Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

 

artikel 1.50b Wko ; artikel 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

Gemiddeld

€ 1.000,-

Inrichting administratie voorschoolse educatie

Een overzicht van alle bij het kinderdagverblijf werkzame beroepskrachten in relatie tot de behaalde diploma’s en getuigschriften.

 

Artikel 1.53 Wko; artikel 11 lid 2a Regeling Wet kinderopvang

Gemiddeld

€ 1.000,-

 

Domein Personeel en Groepen

Prioriteit

Boetebedrag

Verklaring omtrent het gedrag / personenregister

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

  • 1.

    Verklaring omtrent het gedrag en Personenregister

    • -

      De houder (of voorgenomen houder),personen die werkzaam zijn (of zullen zijn) op de kinderopvangvoorziening, personen die inzage hebben in de persoonlijke gegevens van kinderen, huisgenoten (18+), structureel aanwezigen en overige personen zoals benoemd in artikel 1.50 lid 3, zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag en staan ingeschreven in het personenregister kinderopvang.

    • -

      Voornoemde personen zijn gekoppeld aan de houder(s).

kdv en bso artikel 1.48d en 1.50 lid 3 tot en met 8Wko

gob artikel 1.48d en 1.56 lid 3 Wko

gastouder artikel 1.48d en 1.56b lid 3 Wko

Hoog

€ 4.000,-

per ontbrekende inschrijving

 

€ 2.000,-

per ontbrekende koppeling

  • 2.

    Verklaring omtrent het gedrag en Personenregister Werkzaamheden van personen worden pas aangevangen nadat de koppeling tussen de persoon en de houder tot stand is gebracht.

Kdv en bso artikel 1.50 lid 4 Wko

Gob artikel 1.56 lid 3 Wko

Hoog

€ 4.000,-

  • 3.

    Verklaring omtrent het gedrag (ouderparticipatie crèche)

    De in artikel 1.57 lid 2 genoemde ouders zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die niet ouder is dan twee maanden bij aanvang van de werkzaamheden. Deze verklaring is voor aanvang overlegd. Voor de verklaring omtrent het gedrag die ouder is dan twee jaar, wordt aan de houder een nieuwe (recente) verklaring overlegd.

artikel 1.57 lid 1 tot en met 6 Wko

 

Passende beroepskwalificatie of deskundigheidseisen / Algemeen

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

  • 1.

    Passende beroepskwalificatie voor beroepskrachten conform de meest recent aangevangen cao kinderopvang;

  • 2.

    De inzet van beroepskrachten in opleiding gebeurt overeenkomstig de voorwaarden zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao kinderopvang;

  • 3.

    Gedurende de opvang is er tenminste één volwassene aanwezig die gekwalificeerd is voor eerste hulp aan kinderen.

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2; 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 13 lid 4; 15 lid 1 en 2 en 16 lid 1,2, 7 en 8 Besluit kwaliteit kinderopvang; artikel 9a lid 1 en 2; artikel 9b en 9c Regeling Wet kinderopvang

kdv artikel 4 lid 5; 6 lid 1 en 2; 7 lid 1,2,7,8 en 9 Besluit kwaliteit kinderopvang; artikel 7 lid 1, artikel 8 en 9 Regeling Wet kinderopvang

Hoog

€ 4.000,-

geen (juiste) beroepskwalificatie of verkeerd ingezette beroepskracht in opleiding

 

€ 2.000,-

Geen (juiste) EHBO kwalificatie

GASTOUDEROPVANG

  • 1.

    Gastouder beschikt over een getuigschrift van een (beroeps)opleiding of erkenning van een beroepskwalificatie;

  • 2.

    Gastouder beschikt over een geregistreerd certificaat eerste hulp aan kinderen bij ongevallen.

artikel 1.56b 1 en 2 Wko

artikel 13 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

artikelen 10, 10a, 10b en 10d Regeling Wet kinderopvang

Hoog

€ 3.000,-

Ad 1

 

€ 2.000,-

Ad 2

 

Passende beroepskwalificatie / Meertalige opvang

BUITENSCHOOLSE OPVANG

Beroepskrachten meertalige buitenschoolse opvang beschikken over een voor de werkzaamheden passend certificaat of diploma

 

art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang;

artikel 15 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 4.000,- 

geen juiste kwalificatie

 

Personeelsformatie per gastouder / door gastouderbureau

Het gastouderbureau draagt er zorg voor dat er per aangesloten gastouder op jaarbasis tenminste 16 uur wordt besteed aan begeleiding en bemiddeling.

 

artikel 1.56 lid 7 Wko; artikel 11b lid 2 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Gemiddeld

€ 2.000,-

 

Beroepskracht-kindratio

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Het aantal minimaal in te zetten beroepskrachten is afgestemd op het aantal aanwezige kinderen in een

  • -

    stamgroep (dagopvang);

  • -

    in een basisgroep (buitenschoolse opvang);

  • -

    in een combinatiegroep (dagopvang en buitenschoolse opvang).

Daarbij is rekening gehouden met de leeftijd en het aantal aanwezige kinderen

 

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 16 lid 1 en 2 Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikel 7 lid 1, 2 en 7 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 5.000,-

Indien kinderen bij een activiteit hun stamgroep (dagopvang) of hun basisgroep (buitenschoolse opvang) verlaten leidt dit niet tot een verlaging van de minimaal in te zetten beroepskrachten.

 

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 16 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikel 7 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 2.500,-

Minder beroepskrachten inzetten

  • -

    Op schooldagen kan de buitenschoolse opvang ten hoogste een half uur per dag en op vrije dagen van de basisschool en tijdens schoolvakanties ten hoogste drie uur per dag minder beroepskrachten inzetten.

  • -

    Dagopvang kan ten hoogste drie uur per dag minder beroepskrachten inzetten.

  • -

    Indien bij het afwijken van de beroepskracht-kindratio één beroepskracht aanwezig is, is ter ondersteuning van deze beroepskracht een andere volwassene aanwezig.

  • -

    Indien conform de beroepskracht-kindratio slechts één beroepskracht aanwezig is dan is een andere volwassene telefonisch bereikbaar en bij calamiteiten binnen 15 minuten aanwezig.

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 13 lid 3f; 16 lid 4, 5 en 6 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 4 lid 3f; 7 lid 4, 5 en 6 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 2.500,-

Per minder ingezette beroepskracht of ontbreken achterwacht

 

Opvang in groepen / Stabiliteitseisen

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

De opvang vindt plaats in stamgroepen (dagopvang) of basisgroepen (buitenschoolse opvang).

 

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso; artikel18 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikel 9 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

 

€ 4.000,-

Eisen aan de maximale omvang van de stamgroep (dagopvang) of van de basisgroep (buitenschoolse opvang).

 

Eisen aan de maximale omvang van een gecombineerde groep, indien een stamgroep (dagopvang) en een basisgroep (buitenschoolse opvang) gecombineerd worden4.#_ftn1

 

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 18 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikel 9 lid 2 en 10 Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 2.000,-

per kind teveel

Met vooraf gegeven schriftelijke toestemming van de ouders kan een kind gedurende een vooraf schriftelijk met de ouders overeengekomen periode worden opgevangen in één andere stamgroep (dagopvang) of basisgroep (buitenschoolse opvang).

 

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 18 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikel 9 lid 9 Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 2.000,-

per ontbrekende toestemming

Aan ieder kind wordt een mentor toegewezen.

  • -

    de mentor is een beroepskracht van het kind;

  • -

    bespreekt de ontwikkeling van het kind periodiek met de ouders (dagopvang);

  • -

    bespreekt, indien wenselijk, de ontwikkeling van het kind periodiek met de ouders (buitenschoolse opvang);

  • -

    de mentor is voor ouders het aanspreekpunt bij vragen over de ontwikkeling en welbevinden van het kind (dagopvang);

  • -

    de mentor is voor ouders en kind het aanspreekpunt bij vragen over de ontwikkeling en welbevinden van het kind (buitenschoolse opvang);

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 18 lid 5 Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikel 9 lid 11 Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

€ 1.500,-

KINDERDAGVERBLIJF

Houder deelt ouders en kind mee tot welke stamgroep het kind behoort en welke beroepskracht(en) op welke dag aan de desbetreffende stamgroep zijn toegewezen

 

artikelen 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 1 en 2 en 1.54 lid 1 Wko; artikel 9 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 2.000,-

  • -

    Ten hoogste twee vaste beroepskrachten bij kinderen tot één jaar.

  • -

    Ten hoogste drie vaste beroepskrachten bij kinderen van één jaar of ouder.

artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 9 lid 4 en 5 Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 1.500,-

Een kind maakt gedurende de week gebruik van ten hoogste twee verschillende stamgroepruimtes

 

artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 9 lid 6 Besluit kwaliteit kinderopvang 

€ 1.500,-

GASTOUDEROPVANG

De maximale groepsgrootte per gastouder wordt afgestemd op de leeftijd van de op te vangen kinderen (0 tot 13 jaar).

De eigen kinderen in de leeftijd tot 10 jaar worden meegerekend.

 

artikel 1.49 lid 3, 1.56 b lid 1 en 2 Wko; artikel 14 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 13 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 2.000,-

 

Gebruik voorgeschreven voertaal

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

De Nederlandse voertaal wordt gebruikt of er wordt meertalige buitenschoolse opvang verzorgd. Waar naast de Nederlandse taal de Friese taal of spreektaal in levend gebruik is mag ook die taal als voertaal worden gebruikt.

OF

Er wordt naast de Nederlandse voertaal mede een andere taal als voertaal gebezigd, omdat de herkomst van de kinderen in specifieke omstandigheden daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door de houder vastgestelde gedragscode.

 

Kdv, bso en go artikel 1.55 Wko

Gemiddeld

€ 3.000,-

 

Domein Veiligheid en gezondheid

Prioriteit

Boetebedrag

Veiligheids- en gezondheidsbeleid

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

  • -

    De houder heeft voor elke kdv en bso een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd.

  • -

    De houder draagt er zorg voor dat er conform het veiligheids- en gezondheidsbeleid wordt gehandeld.

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 1 en 2 Wko;

bso artikel 13 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 4 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

 

€ 8.000,-

ontbreken

beleid

 

€ 4.000,-

niet ernaar handelen

  • -

    De houder evalueert, en indien nodig actualiseert, het veiligheids- en gezondheidsbeleid binnen drie maanden na opening van het kindercentrum.

  • -

    Daarna houdt de houder het veiligheids- en gezondheidsbeleid actueel.

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 13 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 4 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 4.000,-

Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat in ieder geval de volgende elementen:

  • 1.

    Wijze waarop er een continu proces is van vormen, implementeren, evalueren en actualiseren van het beleid;

  • 2.

    Voornaamste risico’s en het risico van grensoverschrijdend gedrag, waaronder het vierogenprincipe bij de dagopvang

  • 3.

    Plan van aanpak voornaamste risico’s en grensoverschrijdend gedrag

  • 4.

    Omgaan met risico’s,

  • 5.

    Inzichtelijk voor medewerkers en ouders

  • 6.

    Achterwacht

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 13 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 4 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 2.000,-

De houder beschrijft bij de maatregelen die gericht zijn op het inperken van het risico op grensoverschrijdend gedrag, in ieder geval de wijze waarop hij de dagopvang zodanig organiseert dat een beroepskracht, beroepskracht in opleiding of stagiair de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene.

 

Kdv artikel 1.49 lid 1 en 2; 1.50 lid 1 en 2 Wko, artikel 4 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€4.000

Gedurende de opvang is er tenminste één volwassene aanwezig die gekwalificeerd is voor eerste hulp aan kinderen.

 

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 13 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang; artikel 9b Regeling Wet kinderopvang

kdv artikel 4 lid 5 Besluit kwaliteit kinderopvang; artikel 8 Regeling Wet kinderopvang

 

Hoog

€ 2.000,-

 

Inventarisatie veiligheids- en gezondheidsrisico’s

GASTOUDERBUREAU

  • -

    De houder van het GOB voert een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de door de gastouder op te vangen kinderen op het opvangadres gewaarborgd is.

  • -

    De houder van het GOB inventariseert jaarlijks samen met de gastouder de veiligheids- en gezondheidsrisico’s van alle voor kinderen toegankelijke ruimten in elke woning waar gastouderopvang plaats vindt.

  • -

    De houder van het GOB stelt samen met de gastouder een plan van aanpak op.

  • -

    De risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid bevat in ieder geval een beschrijving van de benoemde thema’s.

artikel 1.49 lid 4 sub a, 1.56 lid 1 en 2 en 1.56b lid 1 en 2 Wko;

artikel 7 lid 1, 2, 3 en 5 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 11 lid 3 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 8.000,-

geen inventarisatie

 

€ 4.000,-

>1 jaar,

niet actueel

 

€ 2.000,-

per niet beschreven thema

GASTOUDEROPVANG

  • -

    De gastouder houdt bij de uitvoering van de werkzaamheden rekening met de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid.

  • -

    De gastouder draagt er zorg voor dat de maatregelen uit het plan van aanpak binnen de gestelde termijn worden genomen.

  • -

    De gastouder draagt zorg voor een actuele lijst van ongevallen.

  • -

    Op ieder adres waar opvang plaatsvindt, is een op dat adres toegespitste inventarisatie aanwezig.

artikel 1.49 lid 3; 1.56b lid 1 en 2 Wko, artikel 12 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang, artikel 11 lid 1, 2 en 4 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 2.000,-

 

Bereikbaarheid en achterwacht

  • -

    Een gastouder is goed telefonisch bereikbaar

  • -

    Zorgt voor een adequate vervanging bij calamiteiten bij opvang van meer dan drie aanwezige kinderen.

    • 1.

      Achterwachtregeling.

    • 2.

      Achterwacht is bij calamiteiten binnen 15 minuten aanwezig.

    • 3.

      Achterwacht is gedurende de opvanguren altijd telefonisch bereikbaar.

artikelen 1.49 lid 3 en 1.56b lid 1 en 2 Wko artikel 12 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang, artikel 12 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 1.000,-

 

Meldcode kindermishandeling

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

De houder heeft een meldcode kindermishandeling vastgesteld die ten minste de volgende elementen bevat: stappenplan; toebedeling van verantwoordelijkheden; aandacht voor bijzondere vormen van geweld; omgaan met vertrouwelijke gegevens.

 

kdv artikel 1.49 lid 1 en 1.51a lid 1, 2, 3 en 5 Wko; 5 besluit kwaliteit kinderopvang

bso 1.49 lid 1 en 1.51a lid 1, 2, 3 en 5 Wko; artikel 14 Besluit kwaliteit kinderopvang

gob artikel 1.49 lid 4a; 1.51a lid 1,2,3 en 5 Wko; artikel 8 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 8.000,-

  • -

    De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode bij personeel of bij gastouders.

  • -

    De houder handelt overeenkomstig de wettelijke meldplicht (gewelds- of zedendelict) en bevordert de kennis en het gebruik ervan.

bso, kdv artikelen1.49 lid 1; 1.51a lid 4, 1.51b en 1.51c Wko

gob artikelen 14.49 lid 4a; 1.51a lid 4, 1.51b en 1.51c Wko

€ 2.000,-

 

Domein Accommodatie en inrichting

Prioriteit

Boetebedrag

Binnen- en buitenruimte

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

De binnen- en buitenruimtes waar kinderen verblijven gedurende de tijd dat zij worden opgevangen, zijn

  • -

    veilig,

  • -

    toegankelijk en

  • -

    passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1, en 1.50 lid 1 en 2 Wko;

bso artikel 19 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 10 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

€ 2.000,-

BUITENSCHOOLSE OPVANG

Per aanwezig kind is ten minste 3,5 m² binnenspeelruimte beschikbaar.

 

artikelen 1.49 lid 1, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 19 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

 

€ 2.000,-

3-3.5m²

 

€ 3.000,-

< 3m²

 

  • -

    Per aanwezig kind is ten minste 3 m² vaste buitenspeelruimte beschikbaar.

  • -

    De buitenspeelruimte is bij voorkeur aangrenzend aan het kindercentrum.

  • -

    Niet aangrenzende buitenspeelruimte is in de directe nabijheid en voor kinderen veilig en toegankelijk.

artikelen 1.49 lid 1, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 19 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 1.000,-

2-2.5m²

en overige eisen

 

€ 2.000,-

< 2m²

KINDERDAGVERBLIJF

  • -

    Per aanwezig kind is ten minste 3,5 m² binnenspeelruimte beschikbaar.

  • -

    Elke stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte.

artikelen 1.49 lid 1, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 10 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

2.000,-

3-3.5 m²

 

3.000,-

< 3 m²

 

2.000,-

per ontbrekende ruimte;

Voor aanwezige kinderen tot de leeftijd van anderhalf jaar is in ieder geval een afzonderlijke slaapruimte aanwezig.

 

artikelen 1.49 lid 1, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 10 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 2.500,-

  • -

    Per aanwezig kind is ten minste 3 m² vaste buitenspeelruimte beschikbaar.

  • -

    De buitenspeelruimte is voor kinderen in de leeftijd tot twee jaar aangrenzend aan het kinderdagcentrum.

  • -

    Voor kinderen vanaf twee jaar is de buitenspeelruimte bij voorkeur aangrenzend aan het kinderdagcentrum, maar in ieder geval aangrenzend aan het gebouw.

artikelen 1.49 lid 1, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 10 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang 

Gemiddeld

€ 1.000,-

2-2.5m²

en overige eisen

 

€ 2.000,-

< 2m²

 

Woning

GASTOUDEROPVANG

  • -

    De woning waar gastouderopvang plaatsvindt beschikt over voldoende speelruimteruimte.

  • -

    De slaapruimte voor kinderen tot 1,5 jaar is afzonderlijk en op het aantal kinderen afgestemd.

  • -

    De binnen- en buitenruimten waar de kinderen verblijven zijn veilig, toegankelijk en passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

artikelen 1.49 lid 3 en 1.56b lid 1 en 2 Wko; artikel 15 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 14 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang 

Gemiddeld

€ 1.000,-

De woning waar gastouderopvang plaatsvindt is te allen tijde rookvrij.

De woning waar gastouderopvang plaats vindt is voorzien van voldoende en goed functionerende rookmelders.

 

artikelen 1.49 lid 3 en 1.56b lid 1 en 2 Wko; ; artikel 15Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang 

artikel 14 lid 1 onder c en d Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 1.500,-

 

Domein Ouderrecht

Prioriteit

Boetebedrag

Informatie

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

De houder informeert de ouders nadrukkelijk over de tijden dat er minder beroepskrachten ingezet worden dan vereist.

 

bso artikel 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 12 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang

Kdv artikel 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 3 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

€ 1.000,-

De houder informeert (vraag)ouders en een ieder die daarom verzoekt over het te voeren beleid.

 

bso, kdv artikel 1.54 lid 1 Wko

gob artikel 1.54a

  • -

    De houder informeert ouders en personeel over het inspectierapport door het zo spoedig mogelijk na ontvangst op de eigen website te plaatsen.

  • -

    Indien geen website aanwezig is legt de houder een afschrift van het inspectierapport op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats.

bso, kdv artikel 1.54 lid 2 en 3 Wko

gob artikel 1.54a lid 2, 3 Wko

GASTOUDERBUREAU

  • -

    De houder informeert de vraagouder over de inhoud van het pedagogisch beleidsplan.

  • -

    De houder draagt er zorg voor dat de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid inzichtelijk is voor de vraagouders.

  • -

    In de schriftelijke overeenkomst met de vraagouder is duidelijk te zien welk deel van het betaalde bedrag naar het gastouderbureau gaat en welk deel naar de gastouder.

artikelen, 1.49 lid 4 sub a, 1.56 lid 1, 2, 4 en 6 en 1.56b lid 1 en 2 Wko; artikel 7 lid 3 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 12a lid 2 Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang; artikel 11b Regeling Wet kinderopvang

Gemiddeld

€ 1.000,-

 

Oudercommissie

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

  • 1.

    Houder heeft een oudercommissie ingesteld.

  • 2.

    De houder heeft zich aantoonbaar voldoende ingespannen om een oudercommissie in te stellen en biedt ouders de gelegenheid deel te nemen aan een oudercommissie. Geldt enkel wanneer er maximaal 50 kinderen worden opgevangen/50 gastouders aangesloten zijn.

  • 3.

    Als er conform artikel 1.58 tweede lid geen oudercommissie is ingesteld, betrekt de houder de ouders aantoonbaar voldoende op een andere wijze bij de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan artikel 1.50, eerste lid; en de aspecten waarop adviesrecht bestaat

bso, gob, kdv artikel 1.58 lid 1 en 2 Wko

Gemiddeld

€ 2.500,-

Binnen 6 maanden na de registratie in het LRK heeft de houder het reglement oudercommissie vastgesteld, tenzij er op grond van artikel 1.58 lid 2 geen oudercommissie is ingesteld.

 

bso, gob, kdv artikelen 1.58 lid 3 en 1.59 lid 1 Wko

Samenstelling oudercommissie

 

bso, gob, kdv artikel 1.58 lid 4, 5 en 6 Wko

Laag

€ 500,-

Inhoud van reglement oudercommissie

 

bso, gob, kdv artikel 1.59 Wko

 

Klachten en geschillen

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

Alle kinderopvangvoorzieningen moeten zijn aangesloten bij een Geschillencommissie.

De mogelijkheid om geschillen aan de commissie voor te leggen wordt op passende wijze aan ouders kenbaar gemaakt.

 

bso, kdv, gob artikel 1.57c lid 1 en 2 Wko; artikel 5 Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang

Laag

€ 1.500,-

Schriftelijk vastgelegde klachtenregeling ouders voldoet aan de gestelde eisen.

 

bso, kdv, gob artikel 1.57b lid 1 en 2 Wko

€ 1.500,-

geen informatie

 

€ 1.000,-

informatie niet volledig

Openbaar Jaarverslag klachten

 

bso, kdv, gob artikel 1.57b lid 4, 5, 6, 7, 8 en 9 Wko; artikel 11h Regeling Wet kinderopvang

€ 1.500,-

geen jaarverslag

of te laat

Houder handelt overeenkomstig de klachtenregeling.

De klachtenregeling wordt op passende wijze onder de aandacht van ouders gebracht.

 

bso, kdv, gob artikel 1.57b lid 3 Wko

Laag

€ 500,-

 

Domein Kwaliteit gastouderbureau

Prioriteit

Boetebedrag

Kwaliteit gastouderbureau

De houder draagt er zorg voor dat per voorziening voor gastouderopvang beoordeeld wordt hoeveel kinderen en van welke leeftijd opgevangen kunnen worden.

 

artikelen 1.49 lid 4aen 1.56 lid 1 en 2 Wko; artikel 14 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 11b lid 1 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 2.000,-

per niet beoordeelde voorziening

Overige kwaliteitscriteria gastouderbureau:

De houder draagt er zorg voor:

  • -

    dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders tijdens de opvang de voorgeschreven voertaal gebruiken

  • -

    dat er een intakegesprek met de gastouder en met de vraagouder plaatsvindt.

  • -

    dat er een koppelingsgesprek is voor elke nieuwe koppeling tussen vraag- en gastouder

  • -

    dat ieder opvangadres minstens twee maal per jaar wordt bezocht, waarbij het jaarlijkse voortgangsgesprek met de gastouder een onderdeel is van één van deze bezoeken.

  • -

    dat er jaarlijks een mondelinge evaluatie van de gastouderopvang met de vraagouders plaatsvindt en dat deze schriftelijk wordt vastgelegd.

artikelen 1.49 lid 4a; 1.55; en 1.56 lid 1 en 2 Wko; artikel 9 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 11a Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Gemiddeld

€ 1.250,-

per voorschrift

Zorgplicht gastouderbureau

Gastouderbureau is goed bereikbaar voor vraagouder en gastouder.

 

artikelen 1.49 lid 4 onder a en 1.56 lid 1 en 2 Wko; artikel 9 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; Artikel 11b lid 3 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 1.250,-

 

Overige voorschriften welke niet nageleefd worden

Schenden medewerkingsplicht

 

artikel 5:20 Awb; artikel 1.72 Wko

Hoog

€ 4.100,-

(boete tweede categorie)

Niet opvolgen aanwijzing / bevel

 

artikel 1.72 lid 1 Wko

€ 4.000,-

Niet opvolgen exploitatieverbod / exploiteren zonder toestemming (art. 1.45 lid 3 of 1.66 lid 1 Wko)

 

artikel 1.72 lid 1 Wko

€ 20.500,-

(boete vierde categorie)

Niet nakomen afspraak als bedoeld in artikel 167 Wet op primair onderwijs

 

artikel 1.72 lid 1 Wko

€ 4.000,-

 

Toelichting  

Hoofdstuk 1: Algemeen

 

Sinds 1 januari 2005 is de Wet kinderopvang van kracht. Met de totstandkoming van deze wet is vastgelegd dat het college van burgemeester en wethouders verantwoordelijk is voor de controle op en handhaving van de basiseisen aan de kwaliteit kinderopvang.

GGD Haaglanden voert namens het college het toezicht op alle kinderopvangvoorzieningen in het Westland uit. In beginsel is het definitieve rapport van de GGD het uitgangspunt van het college om over te gaan tot handhaving. Dit ontslaat het college niet van de verantwoordelijkheid om na te gaan of er omstandigheden zijn die aanleiding geven om het handhavingsadvies van de GGD niet te volgen.

In de wet en de daaronder hangende regelgeving staat opgenomen aan welke minimale eisen een kindercentrum moet voldoen.

Het college heeft op grond van de gemeentewet, de Awb en de Wko verschillende instrumenten ter beschikking om handhavend op te treden. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen het herstel- en het bestraffend traject. Indien er sprake is van overtredingen van de basis kwaliteitseisen kinderopvang kunnen beide trajecten los en naast elkaar worden opgestart.

 

Hoofdstuk 2 Hersteltraject

 

Artikel 5 Herstelsancties

In een herstel traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.

Stap 1: aanwijzing (artikel 1.65, eerste lid van de Wko)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau bevindt dat de bij of krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3 (Wko) of gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen”) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.

 

In een aanwijzing wordt gemotiveerd aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis.

In geval van een overtreding met de prioriteit hoog, zal de hersteltermijn maximaal 14 dagen bedragen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde of lage prioriteit, dan bedraagt de hersteltermijn maximaal respectievelijk 2 of 6 maanden.

 

Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel opdracht geven voor een nader onderzoek aan de GGD. Is de overtreding niet beëindigd, dan zal een volgende stap worden ingezet.

 

Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang (artikel 125, tweede lid Gemeentewet en artikel 5:32 Awb)

De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf

 

de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden.

 

De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb.

 

Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel en/of voorkoming van herhaling van de overtreding.

 

De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden een volgende stap in het herstel traject te zetten.

 

De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt, dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.

 

Stap 3: exploitatieverbod (artikel 1.66 Wko)

Het college kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau in exploitatie te nemen dan wel de exploitatie voort te zetten in de volgende gevallen:

  • zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt;

  • het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is;

  • een kindercentrum, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet;

Stap 4: Intrekken toestemming exploitatie (artikel 1.47a, tweede lid van de Wko en artikel 8, eerste lid en artikel 14, eerste lid van het Besluit registers kinderopvang)

Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, de toestemming exploitatie kan intrekken:

  • indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening exploiteert;

  • indien uit een GGD-inspectie of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij en krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften;

  • indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de kinderopvangvoorziening niet daadwerkelijk is aangevangen.

Vanaf het moment dat de toestemming exploitatie is ingetrokken, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de wet. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale kinderopvang en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.

 

Stap 5: Verwijdering van de registratie uit het LRK

Het intrekken van de toestemming tot exploitatie betekent dat de registratie moet worden verwijderd uit het LRK ( artikel 8 Besluit registers).

 

Indien de situatie hierom vraagt, behoudt het college zich het recht voor om stappen in het hersteltraject over te slaan. Dit kan inhouden dat geen aanwijzing wordt gegeven maar direct een last onder dwangsom of het intrekken van de toestemming voor exploitatie. Deze bevoegdheid wordt met terughoudendheid gebruikt.

 

Illegale kinderopvang

Degene die voornemens is een kinderopvangvoorziening in exploitatie te nemen, is op grond van artikel 1.45, eerste lid Wko verplicht daarvoor een aanvraag te doen bij burgemeester en wethouders. Indien dit is nagelaten, is sprake van illegale kinderopvang.

 

Hoofdstuk 3: Bestraffend traject

 

Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang is de bestuurlijke boete (artikel 1.72, eerste lid van de Wko).

 

In de Beleidsregels is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn bevoegdheid tot het opleggen van een boete.

Het beleid houdt in dat het college in geval van een overtreding met prioriteit hoog altijd gebruik maakt van zijn bevoegdheid en een boete oplegt.

 

Uitzondering hierop is de voorziening voor gastouderopvang. Hiervoor geldt dat de hoogte van de boete zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht wordt gematigd naar 10%. De achterliggende gedachte hierbij is het bijzondere karakter van deze voorziening. Voor boetes die enkel aan de gastouder kunnen worden opgelegd geldt het normbedrag in het afwegingsoverzicht. De matiging is in deze bedragen reeds verwerkt. Ook bij een startende kinderopvang ondernemer wordt de boete ambtshalve gematigd tot 50%.

 

Bij overtredingen met een prioriteit gemiddeld of laag, kan het college besluiten een boete op te leggen. Of het college hiertoe over gaat is afhankelijk van de omstandigheden en het soort overtreding. Daarbij kan worden gedacht aan een situatie waarin veel overtredingen van de kwaliteitseisen op een locatie worden geconstateerd met een lage of gemiddelde prioriteit. De hoogte van de boete zal met inachtneming van de algemene bepalingen (Awb) worden bepaald.

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begripsomschrijving

Indien bepaalde begrippen hetzelfde zijn als begrippen uit de wet- en regelgeving, zijn deze niet opgenomen.

 

Artikel 2 Toepassing van beleidsregels

In dit artikel wordt benoemd wat de reikwijdte is van de beleidsregels handhaving kwaliteitseisen kinderopvang.

 

Artikel 3 Vormen van sanctioneren

In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd.

Een herstelsanctie is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling.

Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Awb wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.

Het betreft twee afzonderlijke handhavingstrajecten. Deze kunnen los van elkaar worden opgestart. Indien er sprake is van het opleggen van een boete is het streven om de start van het boetetraject gelijktijdig met het hersteltraject te laten plaatsvinden. Het kan echter ook later worden gestart. In figuur 1 staan deze trajecten schematisch weergegeven.

 

Figuur 1

 

Artikel 4 Subjecten van handhaving

De toezichthouder stelt per kinderopvangvoorziening een inspectierapport vast. In beginsel handhaaft het college per kindercentrum. Echter, het kan voorkomen dat de houder of de gastouder een overtreding begaat die in meerdere van zijn kinderopvangvoorzieningen of peuterspeelzalen plaatsvindt. Bijvoorbeeld een organisatiebreed pedagogisch beleidsplan dat niet voldoet aan de eisen. Een ander voorbeeld is het binnen de organisatie structureel plannen met te kleine bezetting van beroepskrachten. Het college kan in een dergelijke situatie er voor kiezen te volstaan met één aanwijzing of sanctie die betrekking heeft op alle betreffende kinderopvangvoorzieningen van de houder of de gastouder.

 

 

Het derde lid biedt de mogelijkheid om een aanwijzing te geven of een sanctie op te leggen aan een persoon werkzaam voor een houder, de feitelijk leidinggevende. Deze mogelijkheid bestaat pas wanneer die persoon kennis heeft of had moeten hebben van de overtreding én hij het in zijn macht heeft om de overtreding te voorkomen of te beperken.

 

De reden van het gebruik maken van deze mogelijkheid is dat doeltreffender kan worden gehandhaafd. Hierdoor wordt de kwaliteit van de kinderopvang vergroot. Ook kunnen leidinggevenden zich niet meer verschuilen achter rechtspersonen. In deze beleidsregels is gekozen voor een ‘kan-bepaling’ ten aanzien van het geven van een aanwijzing aan of het sanctioneren van feitelijk leidinggevenden. Het college zal terughoudend met deze bevoegdheid omgaan.

 

Artikel 5 Herstelsancties

De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang voldaan moet worden staan in de wet- en regelgeving.

Omdat deze beleidsregels gericht zijn op handhaving, zijn niet de volledige kwaliteitseisen maar verkort de overtredingen weergegeven in het afwegingsmodel. Hierdoor is meteen duidelijk wat de gevolgen zijn van een bepaalde overtreding. Een volledige opsomming is ook terug te vinden in de door de toezichthouder gebruikte modelrapporten.

 

De GGD kan herstelaanbod toepassen. Wanneer volgens de methode herstelaanbod gewerkt wordt, biedt de toezichthouder tijdens een inspectieonderzoek aan de houder van een voorziening voor kinderopvang herstel aan. Dit houdt het volgende in:

  • Een toezichthouder constateert tijdens een onderzoek dat de houder een wettelijk voorschrift niet naleeft.

  • Elk kwaliteitseis komt in principe in aanmerking voor herstelaanbod. De toezichthouder beoordeelt op basis van zijn/haar deskundigheid of de aard en/of omstandigheid van de overtreding zich leent voor herstelaanbod.

  • De toezichthouder biedt de houder de mogelijkheid tot herstel aan. De houder kan vervolgens besluiten om hier wel of geen gebruik van te maken.

  • Wanneer de houder gebruik maakt van het herstelaanbod, stelt de toezichthouder een periode vast waarin de houder het herstel kan realiseren. De maximale termijn voor herstelaanbod bedraagt vier weken.

  • Na deze periode vindt een herbeoordeling door de toezichthouder plaats. De herbeoordeling kan een praktijkbeoordeling en/of een documentbeoordeling zijn.

  • In het inspectierapport wordt vastgelegd dat bij een eerste inspectie het voorschrift werd overtreden. Daarnaast wordt vastgelegd of er een herstelaanbod is gedaan en zo ja, of de overtreding daarna nog bestaat of niet meer.

Bij overtredingen met een lage of gemiddelde prioriteit die zijn hersteld binnen het herstelaanbod wordt in beginsel geen aanwijzing opgelegd. Bij deze overtredingen ligt de nadruk vooral op het herstel van de overtreding en is de meerwaarde van het opleggen van een aanwijzing derhalve gering.

Bij overtredingen met een hoge prioriteit ligt, vanwege de zwaarte van de overtreding, de nadruk van handhaving niet alleen op herstel maar ook op het voorkomen van overtredingen met hoge prioriteit in de toekomst. Daarom wordt in beginsel geen stap overgeslagen in het handhavingstraject.

 

De gemeente weegt de oorspronkelijke overtreding en de resultaten van herstelaanbod mee bij haar beslissing om wel of niet te handhaven.

 

Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is.

 

De overtredingen van de kwaliteitseisen zijn geprioriteerd. In geval van overtredingen met een hoge prioriteit maakt het college altijd gebruik van zijn bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen. Deze overtredingen zijn overtredingen waarvan de ernst vaststaat.

Dit laat onverlet dat het college bevoegd blijft voor de overige overtredingen een boete op te leggen. Indien het college daartoe overgaat, is hetgeen in deze beleidsregels is bepaald onverkort van toepassing.

 

Artikel 7 Waarschuwing

Een bestuurlijke boete is een ingrijpende sanctie. Om deze reden is dit artikel -vanaf januari 2016- toegevoegd. Ieder kindercentrum zal bij een eerste overtreding van een basiskwaliteitseis met de prioriteit hoog geen boete worden opgelegd. Bij elke volgende overtreding van een basiskwaliteitseis met de prioriteit hoog wordt conform het voorgaande artikel-6- beoordeeld of een boete moet worden opgelegd.

 

De in het tweede lid genoemde periode van 2 jaar wordt berekend vanaf de datum waarop eerder aan de houder een waarschuwing is gegeven als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

 

Artikel 8 Hoogte bestuurlijke boete

In het afwegingsoverzicht worden per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven en voorzien van een prioritering en bepaling van de hoogte van de bestuurlijke boete in geval van een overtreding. Het afwegingsoverzicht is als bijlage aan deze beleidsregels toegevoegd.

 

Eerste lid

In de Wet kinderopvang is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van de hoogte van het op te leggen boetebedrag mits het onder het maximaal gestelde bedrag blijft.

 

Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lag(ere) prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.

 

Mede gelet op het in artikel 1.72 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling:

 

Prioritering

Boetebedrag

Hoog

€ 100,- tot € 20.500,-

Gemiddeld

€ 500,- tot € 3.000,-

Laag

€ 500,- tot € 1.500,-

 

Uitzonderingen hierop zijn:

In geval van overtreding van de artikelen 1.66, en 1.45 van de Wko is sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.

 

Overtreding van artikel 5:20 Awb is een strafbaar feit, artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.

 

Tweede lid

Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete te matigen tot 10% van het opgenomen boetebedrag. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.

 

Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Awb gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.

 

Artikel 9 Recidive

Bij recidive treedt strafverzwaring op. In dit artikel is uitgelegd wanneer er sprake is van recidive.

 

Artikel 10 Hoogte van de boete bij recidive

In dit artikel is bepaald wat de hoogte van de bestuurlijke boete is bij recidive.

 

Artikel 11 Matiging of verzwaring

Dit artikel beschrijft op grond waarvan mogelijk een matiging op de hoogte van boete kan worden toegepast.

 

Artikel 12 Samenloop

Dit artikel legt uit wat de hoogte van de bestuurlijke boete is bij meerdere overtredingen.

 

Artikel 13 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 14 Intrekking oude beleidsregels

Dit artikel spreekt voor zich.


2

In dit voorschrift staan twee kwaliteitseisen: beschikken over een pedagogisch beleidsplan en in de praktijk ernaar handelen.

3

De beoordeling door de GGD van voorschoolse educatie vindt plaats indien deze door de gemeente wordt gesubsidieerd. Het is niet gebruikelijk dat bij toekenning subsidie een bestraffende sanctie in de vorm van een bestuurlijke boete wordt opgelegd.

4

Voorschrift met verwijzing naar bijlage 1 is zowel van toepassing voor een bso als voor een kdv.