Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zwijndrecht

Huisvestingverordening gemeente Zwijndrecht 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZwijndrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHuisvestingverordening gemeente Zwijndrecht 2023
CiteertitelHuisvestingsverordening gemeente Zwijndrecht 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. § 3 van de Huisvestingswet 2014
  2. artikel 12 van de Huisvestingswet 2014
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-07-2023Nieuwe regeling

20-06-2023

gmb-2023-290613

Tekst van de regeling

Intitulé

Huisvestingverordening gemeente Zwijndrecht 2023

 

De raad van de gemeente Zwijndrecht;

 

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 9 mei 2023;

gelet op paragraaf 3 en artikel 12 van de Huisvestingswet 2014;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de navolgende

Huisvestingsverordening gemeente Zwijndrecht 2023

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Basis Registratie Personen: de basis registratie zoals bedoeld in artikel 1.2 van de wet Basisregistratie Personen;

  • b.

    Beschermde woonruimte: in artikel 3.1, tweede lid, aangewezen goedkope of middeldure woonruimte;

  • c.

    (wet) Bibob: Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • d.

    calamiteit: een van binnen of van buiten komend onheil, dat onvoorzienbaar is en niet door verwijtbaar handelen van de bewoner(s) is veroorzaakt;

  • e.

    datum van inschrijving: datum van inschrijving in de openbare registers van de akte van levering van woonruimte aan de nieuwe eigenaar;

  • f.

    DG&J: Het openbaar lichaam Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid;

  • g.

    het college: het college van burgemeester en wethouders;

  • h.

    huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

  • i.

    huishoudinkomen: huishoudinkomen zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Woningwet;

  • j.

    huisvestingsprofiel: de omschrijving van het type woonruimte waarvoor een woningzoekende met een voorrangsverklaring in aanmerking komt;

  • k.

    ingezetene: degene die volgens de inschrijving in de Basis Registratie Personen woonachtig is in een gemeente in de regio en feitelijk diens hoofdverblijf heeft in een voor bewoning aangewezen woonruimte.

  • l.

    inkomen: het rekeninkomen zoals bedoeld in Artikel 1, onder i van de Wet op de huurtoeslag;

  • m.

    inkomensgrens: de maximale inkomensgrens bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Woningwet;

  • n.

    inwoning: het bewonen van een deel van een woonruimte , die door een ander huishouden – tevens eigenaar - als hoofdbewoner in gebruik is;

  • o.

    lijst van opvang- en begeleidingsinstellingen: lijst van opvang- en begeleidingsinstellingen van door de gemeente gecontracteerde aanbieders die ondersteuning leveren met een verblijfscomponent

  • p.

    maatschappelijke binding: er is sprake van maatschappelijke binding als de aanvrager ten minste drie jaar onafgebroken ingezetene is dan wel gedurende de voorafgaande tien jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene is geweest van de regio.

  • q.

    mantelzorg: zorg zoals omschreven in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • r.

    onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, die geen eigen toegang heeft en die niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte

  • s.

    PUV (Platform Uitvoering Voorrangsregeling): overlegorgaan voor toedeling van voorrangskandidaten aan woningcorporaties. In het PUV zijn vertegenwoordigd: de woningcorporaties, de ambtenaar die door het college van burgemeester en wethouders is gemandateerd kan worden te beslissen op aanvragen voor voorrang, de Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland zuid / Specialistisch Team Wonen (DG&J Specialistisch Team Wonen) en de Sociale Dienst Drechtsteden;

  • t.

    regio: gebied bestaande uit het grondgebied van de gemeenten Alblasserdam, Dordrecht, Hendrik Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht;

  • u.

    register van woningzoekenden: gegevens van woningzoekenden zoals vastgelegd door de woningcorporaties in de Drechtsteden;

  • v.

    vergunninghouder: vreemdeling die in Nederland een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd en als gevolg daarvan een verblijfsvergunning heeft ontvangen als bedoeld in artikel 8, onderdeel a, b, c, of d, van de Vreemdelingenwet 2000;

  • w.

    verhuurvergunning opkoopbescherming: vergunning als bedoeld in artikel 41, eerste lid van de Huisvestingswet 2014;

  • x.

    voorrangsverklaring: verklaring op grond waarvan een woningzoekende met een ernstig huisvestingsprobleem met voorrang in aanmerking kan komen voor de toewijzing van een woonruimte;

  • y.

    woningcorporatie: een toegelaten instelling, als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet, die sociale huurwoningen exploiteert en werkzaam is in één of meer gemeenten in de regio;

  • z.

    woningzoekende: volwassene (18 jaar en ouder) in het bezit van de Nederlandse nationaliteit of een geldige verblijfstitel, die is ingeschreven in het register van woningzoekenden;

  • aa.

    woonruimte: het daaromtrent in artikel 1, lid 1, sub l van de Huisvestingswet bepaalde;

  • bb.

    WOZ-waarde: waarde van de woonruimte, vastgesteld overeenkomstig de Wet waardering onroerende zaken en geldend op de datum van inschrijving.

  • cc.

    Zelfstandige woning: Woning zoals omschreven in artikel 7:234 van het Burgerlijk Wetboek.

 

Hoofdstuk 2 Voorrangsregeling

Artikel 2.1.1 Voorrangsverklaring

  • 1.

    Het college kan een voorrangsverklaring verstrekken op grond waarvan een woningzoekende met een ernstig huisvestingsprobleem met voorrang in aanmerking komt voor de toewijzing van een woonruimte.

  • 2.

    Tot de in lid 1 genoemde categorieën woningzoekende behoren:

    • a.

      woningzoekenden met een medische indicatie;

    • b.

      woningzoekenden die mantelzorg verlenen of ontvangen;

    • c.

      woningzoekenden met een sociale indicatie;

    • d.

      daklozen als gevolg van een calamiteit;

    • e.

      personen die een opvang- of begeleidingsinstelling moeten verlaten;

    • f.

      vergunninghouders die een verblijfsvergunning hebben ontvangen als bedoeld in artikel 8, onder a,b,c of d van de Vreemdelingenwet 2000;

    • g.

      huishoudens die als gevolg van een sloop- of herstructureringsplan hun woning moeten verlaten;

    • h.

      huishoudens die een zeer schaarse sociale huurwoning achterlaten.

  • 3.

    Het college kan zijn bevoegdheid als bedoeld in lid 1 mandateren aan de voorzitter van het PUV.

 

Artikel 2.1.2 Toegang tot de voorrangsregeling

Het college kan een voorrangsverklaring verstrekken indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    Voor een voorrangsregeling komen in aanmerking de woningzoekenden die:

    • a.

      een inkomen hebben onder de inkomensgrens met uitzondering van de categorie woningzoekenden zoals genoemd in artikel 2.1.1 lid 2 onder a indien sprake is van een Wmo indicatie op medische basis, f en g en

    • b.

      maatschappelijk binding hebben, met uitzondering van de categorieën woningzoekenden zoals genoemd in artikel 2.1.1 lid 2 onder b, f en g en

    • c.

      beschikken over zelfstandige woonruimte in de regio, met uitzondering van de categorieën woningzoekenden zoals genoemd in artikel 2.1.1 lid 2 onder b en f. Voor woningzoekenden zoals genoemd in artikel 2.1.1 lid 2 onder e geldt dat zij vóór hun opname in een instelling over zelfstandige woonruimte in de regio hebben beschikt met uitzondering van jongeren tot 27 jaar of indien terugkeer naar de plaats van herkomst aantoonbaar tot een (levens)bedreigende situatie leidt.

  • 2.

    Voor de categorieën woningzoekenden zoals genoemd in artikel 2.1.1 lid 2 onder a en c geldt dat woningzoekende aantoonbaar zelf al het mogelijke heeft gedaan om een oplossing te vinden voor zijn huisvestingsprobleem.

 

Artikel 2.1.3 Aanvragen van een voorrangsverklaring

  • 1.

    Een aanvraag voor een voorrangsverklaring wordt ingediend bij het college, via een daartoe door het college beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    De woningzoekende die een voorrangsverklaring aanvraagt, is verplicht het door het college beschikbaar gestelde aanvraagformulier volledig en naar waarheid in te vullen en alle daarin gevraagde bewijsstukken te overleggen.

 

Artikel 2.1.4 Beoordeling van een aanvraag voorrangsverklaring

Bij de beoordeling van een aanvraag voor een voorrangsverklaring kan het college zich laten adviseren door een door het college aan te wijzen instantie.

 

Artikel 2.1.5 Weigeringsgronden voorrangsverklaring

De voorrangsverklaring wordt geweigerd in de volgende gevallen:

  • a.

    de woningzoekende heeft op grond van artikel 2.1.2 van de verordening geen toegang tot de voorrangsregeling;

  • b.

    de aanleiding om voorrang bij de woningtoewijzing te vragen, is door eigen handelen veroorzaakt en was voorzienbaar. Uitzonderingen kunnen worden gemaakt in situaties waarin sprake is van een verstandelijke stoornis of beperking;

  • c.

    de woningzoekende in staat wordt geacht het huisvestingsprobleem zelf op te lossen;

  • d.

    de woningzoekende wordt in staat geacht om zonder voorrang binnen een redelijke termijn aan een passende woonruimte te komen.

  • e.

    de woningzoekende heeft in de periode van 3 jaar voorafgaand aan de aanvraag, om dezelfde reden, al een aanvraag ingediend;

  • f.

    de woningzoekende woont in een onderkomen dat formeel geen zelfstandige woonruimte is, tenzij de aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 2.1.11;

  • g.

    de woningzoekende is inwonend;

  • h.

    de woningzoekende heeft geen vaste woon- of verblijfplaats, tenzij de aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 2.1.10 of 2.1.14

  • i.

    de woningzoekende heeft na het ontstaan van het huisvestingsprobleem dat de aanleiding vormt voor de aanvraag van een voorrangsverklaring een aanbod van een sociale huurwoning geweigerd.

 

Artikel 2.1.6 Eigen initiatieven

  • 1.

    Een woningzoekende kan pas een beroep doen op de voorrangsregeling nadat hij, zodra het huisvestingsprobleem zich openbaarde, aantoonbaar zelf al het mogelijke heeft gedaan om daar een oplossing voor te vinden. De woningzoekende dient daarvoor:

    • a.

      aan te tonen dat hij gedurende acht achtereenvolgende weken zonder resultaat meegedongen heeft naar iedere woning die via de woonruimteverdelingssystemen in de regio is aangeboden, voor zover die woning een bij zijn omstandigheden passende oplossing kon bieden of zou kunnen bieden voor zijn huisvestingsprobleem, of

    • b.

      aan te tonen dat gedurende acht achtereenvolgende weken geen bij zijn omstandigheden passend woningaanbod is geweest.

  • 2.

    Afwijking van het bepaalde in het vorige lid is mogelijk, indien de woningzoekende aantoonbaar bij voorbaat geen kans heeft op de toewijzing van een woning binnen de aangegeven termijn.

 

Artikel 2.1.7 Voorrangsgrond: medische indicatie

  • 1.

    De woningzoekende, of een lid van zijn huishouden, komt op medische indicatie in aanmerking voor een voorrangsverklaring, indien hij een medisch probleem heeft waardoor de huidige zelfstandige woning niet langer geschikt is.

  • 2.

    Een aanvraag om voorrang bij woningtoewijzing van medische aard kan voor gemotiveerd advies worden voorgelegd aan het PUV.

  • 3.

    Het college kan zich op medisch terrein laten adviseren door een medisch adviesbureau of door de DG&J.

  • 4.

    De woningzoekende komt niet in aanmerking voor voorrang op grond van medische indicatie, indien hij op het moment van het betrekken van de huidige woning al een medisch probleem had als genoemd in lid 1 van dit artikel.

 

Artikel 2.1.8 Voorrangsgrond: mantelzorg

  • 1.

    De woningzoekende, of een lid van zijn huishouden, komt op grond van mantelzorg in aanmerking voor een voorrangsverklaring, indien:

    • a.

      hij aannemelijk maakt dat hij in Zwijndrecht zorg gaat verlenen aan of ontvangen van een naaste gedurende meer dan 8 uur per week, en

    • b.

      de reistijd in verband met de te verlenen of te ontvangen mantelzorg meer dan 2 uur per dag is.

  • 2.

    Een aanvraag om voorrang in verband met het verlenen of ontvangen van mantelzorg wordt voor een gemotiveerd advies voorgelegd aan het PUV .

  • 3.

    Het college kan zich op medisch terrein laten adviseren door het aangewezen medisch adviesbureau of door de DG&J.

 

Artikel 2.1.9 Voorrangsgrond: sociale indicatie

  • 1.

    De Woningzoekende, of een lid van zijn huishouden, komt op sociale indicatie in aanmerking voor een voorrangsverklaring, indien hij een probleem heeft van sociale en/of maatschappelijke aard dat past binnen de criteria genoemd in lid 5 onder a, b of c van dit artikel en waardoor de huidige zelfstandige woonruimte niet langer geschikt is.

  • 2.

    Een aanvraag om voorrang bij de woningtoewijzing van sociale en/of maatschappelijke aard kan voor een gemotiveerd advies worden voorgelegd aan het PUV .

  • 3.

    Het college kan zich laten adviseren door de DG&J.

  • 4.

    De woningzoekende komt niet in aanmerking voor een voorrangsverklaring op sociale indicatie, indien hij op het moment van het betrekken van de huidige woning al een sociaal en/of maatschappelijk probleem had als genoemd in lid 1 van dit artikel.

  • 5.

    Voorrangscriteria sociale indicatie:

    Voorrangscriterium

    Omschrijving

    a. leefbaarheid

    Woningzoekende ondervindt ernstige, structurele problemen van sociale/maatschappelijke aard in de directe woonomgeving en is geen medeveroorzaker.

    b. financiële nood

    door een onvoorziene, niet verwijtbare daling van het huishoudinkomen dreigt de woningzoekende dakloos te worden.

    c. dreigende dakloosheid van (een) minderjarig(e) kind(eren)

    er is sprake van acute dreiging van dakloosheid van (een) minderjarig(e) kind(eren), waarbij de woningzoekende aantoonbaar de volledige zorg draagt en aantoonbaar gedwongen is de woning te verlaten. Zodra één van de ouders van het kind/de kinderen in woonruimte kan voorzien komt woningzoekende niet in aanmerking voor voorrang.

 

Artikel 2.1.10 Voorrangsgrond: dakloos buiten schuld door calamiteiten

  • 1.

    Indien een woning als gevolg van een calamiteit onbewoonbaar is geworden en niet hersteld kan worden, ontstaat er een directe noodzaak tot herhuisvesting van de dakloos geworden bewoner(s). . Het college stelt vast of en in hoeverre de woning nog bewoonbaar is. Indien de woning niet meer te bewonen is, wordt/ worden de dakloos geworden bewoner(s) geherhuisvest indien niet via een verzekering huisvesting elders kan worden verkregen.

  • 2.

    Het criterium "dakloos buiten schuld" is alleen van toepassing op dakloosheid van materiële aard. Dakloosheid vanwege persoonlijke redenen valt hier niet onder. Dakloosheid als gevolg van een vrijwillig zwervend bestaan is geen reden voor het verstrekken van een voorrangsverklaring.

 

Artikel 2.1.11 Voorrangsgronden: verlaten instelling

  • 1.

    De woningzoekende komt in aanmerking voor een voorrangsverklaring op basis van het verlaten van een opvang- en begeleidingsinstelling indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de woningzoekende is opgenomen geweest in een opvang- en begeleidingsinstelling, die vermeld is op de lijst van opvang- en begeleidingsinstellingen en;

    • b.

      de woningzoekende is minimaal 6 maanden aaneengesloten opgenomen geweest, tenzij sprake is van opname in een instelling gericht op begeleiding van slachtoffers van huiselijk geweld en;

    • c.

      de woningzoekende beschikte vóór zijn opname aantoonbaar over zelfstandige huisvesting in de regio, met uitzondering van jongeren tot 27 jaar en;

    • d.

      de aanvraag voor een voorrangsverklaring wordt gedaan door de opvang- en begeleidingsinstelling en;

    • e.

      de opvang- en begeleidingsinstelling overlegt bij de aanvraag een verklaring dat de cliënt, al dan niet onder begeleiding, in staat is zelfstandig een huishouding te voeren.

  • 2.

    Van de voorwaarde van maatschappelijke binding aan de regio is ontheffing mogelijk indien terugkeer naar de plaats van herkomst aantoonbaar tot een (levens)bedreigende situatie zou leiden of kunnen leiden, of indien terugkeer aantoonbaar niet haalbaar is;

  • 3.

    De woningzoekende komt in aanmerking voor een voorrangsverklaring op basis van het verlaten van een penitentiaire inrichting aanmerking onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      de woningzoekende heeft wegens terugkeer uit detentie zelfstandige woonruimte nodig, en

    • b.

      de woningzoekende beschikte vóór zijn detentie aantoonbaar over zelfstandige woonruimte in de regio, en

    • c.

      de voorrangsverklaring wordt aangevraagd door het 'Platform nazorg ex-gedetineerden'.

  • 4.

    Een aanvraag om voorrang bij de woningtoewijzing in verband met het verlaten van een penitentiarie inrichting wordt voor een gemotiveerd advies voorgelegd aan het PUV.

  • 5.

    Het college kan zich laten adviseren door de DG&J.

 

Artikel 2.1.12 Voorrangsgrond: herstructurering

Bewoners die gedwongen zijn hun huurwoning voorgoed te verlaten in verband met een concreet herstructureringsplan of een plan om verstrekkende maatregelen te treffen dat is opgenomen in de prestatieafspraken voor een bepaald jaar, komen in aanmerking voor voorrang op basis van herstructurering bij de toewijzing van een woning.

 

Artikel 2.1.13 Voorrangsgronden: sloop

De bewoner van een huurwoning die gesloopt wordt komt in aanmerking voor voorrang bij de toewijzing van een huurwoning die in het bezit is van de woningcorporatie van wie hij de te slopen woning huurt op het moment dat een vergunning voor sloop is verstrekt.

 

Artikel 2.1.14 Voorrangsgrond: Vergunninghouders

Een aanvrager komt in aanmerking voor een voorrangsverklaring indien de aanvraag voortvloeit uit de taakstelling die de gemeente is opgelegd op grond van de artikelen 28, 29 en 30 van de Huisvestingswet 2014.

 

Artikel 2.1.15 Voorrangsgrond: beschikbaar krijgen zeer schaarse woningen

Een woningzoekende die bij verhuizing een sociale huurwoning achterlaat, die vanwege de omvang en/of uitrusting zeer schaars is en tegelijk gewenst is voor de huisvesting van urgent woningzoekenden, kan voorrang worden toegekend om de betreffende woningen voor verhuur beschikbaar te krijgen.

 

Artikel 2.1.16 Inhoud van de voorrangsverklaring

Het college vermeldt in een voorrangsverklaring de volgende zaken:

  • a.

    de naam en de contactgegevens van de woningzoekende;

  • b.

    de datum van de aanvraag zoals bedoeld in artikel 2.1.3;

  • c.

    het huisvestingsprofiel dat voor de desbetreffende woningzoekende van toepassing is, onder de mededeling dat de voorrang beperkt is tot woonruimte die past binnen het huisvestingsprofiel;

  • d.

    de termijn waarbinnen gebruik kan worden gemaakt van de voorrangsverklaring;

  • e.

    voor welke gemeenten de voorrangsverklaring geldt;

 

Artikel 2.1.17 Bemiddeling

  • 1.

    Het college bemiddelt bij eigenaren van woonruimte om te bewerkstelligen dat woningzoekenden met een voorrangsverklaring een woonruimte verkrijgen overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.1.16, onder c, d, en e.

  • 2.

    Het college kan deze bemiddeling nader vorm geven in overeenkomsten.

 

Artikel 2.1.18 Wijziging, intrekking, verlenging, vervallen voorrangsverklaring

  • 1.

    Bij gewijzigde omstandigheden kan het college, al dan niet op verzoek van de woningzoekende, besluiten de inhoud van een voorrangsverklaring te wijzigen. De woningzoekende ontvangt in dat geval een nieuwe voorrangsverklaring onder intrekking van de eerder afgegeven verklaring.

  • 2.

    Het college kan een voorrangsverklaring intrekken, indien:

    • a.

      aan de vereisten voor het verkrijgen van een voorrangsverklaring niet meer wordt voldaan;

    • b.

      de voorrangsverklaring is afgegeven op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

    • c.

      de woningzoekende niet in staat blijkt om in zijn bestaan of in de kosten van bewoning van zelfstandige woonruimte te voorzien.

    • d.

      een hem aangeboden woning die past binnen het in artikel 2.1.16, onder c genoemde huisvestingsprofiel heeft geweigerd;

  • 3.

    De voorrangsverklaring vervalt van rechtswege indien de woningzoekende zelf mag reageren op de aangeboden woningvoorraad en niet binnen een termijn van 3 maanden heeft gereageerd op een woning die past binnen het huisvestingsprofiel dat aan zijn voorrangsverklaring is gekoppeld.

  • 4.

    Het college kan besluiten tot verlenging van de in artikel 2.1.16, onder d genoemde termijn, indien daar naar zijn oordeel gegronde redenen voor zijn.

  • 5.

    Het college kan zijn bevoegdheid als bedoeld in de leden 1, 2 en 4 mandateren aan de voorzitter van het PUV.

 

Artikel 2.1.19 Huisvesten zorg-doelgroepen middels contingentafspraken

  • 1.

    Het college maakt periodiek contingent afspraken, met onder andere de woningcorporaties, over de hoeveelheid van de voor verhuur vrijkomende woonruimte, die in het kader van de uitstroom uit instellingen voor maatschappelijke opvang, residentiële instellingen voor verslavingszorg, geestelijke gezondheidszorg, Jeugdzorg (met verblijf) en de huisvesting van ex-gedetineerden en van zorg-doelgroepen die geen aanspraak kunnen maken op de voorrangsregeling, gericht wordt toegewezen.

  • 2.

    Woningcorporaties verantwoorden jaarlijks aan het college over de wijze waarop het eerste lid wordt ingevuld. Deze verantwoordingsrapportage wordt binnen 3 maanden na afsluiting van het jaar aan het college aangeboden.

  • 3.

    Borging van de afspraken als bedoeld in de leden 1 en 2 vindt plaats in de lokale prestatieafspraken.

 

Artikel 2.1.20 Behoud inschrijfduur

  • 1.

    Woningcorporaties dragen in het kader van deze verordening zorg voor het aanleggen en bijhouden van een uniform registratiesysteem van woningzoekenden.

  • 2.

    Indien een jongere als bedoeld in artikel 7:274c, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek een huurovereenkomst op grond van dat artikel is aangegaan, behoudt de jongere diens inschrijfduur en vervalt de inschrijving om in aanmerking te komen voor een woonruimte niet.

  • 3.

    Indien een huurder een huurovereenkomst voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 7:271, eerste lid, tweede volzin, van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan, behoudt de huurder de inschrijfduur van die huurder om in aanmerking te komen voor een woonruimte.

 

Hoofdstuk 3 Opkoopbescherming

Artikel 3.1 Verhuurvergunning opkoopbescherming, aanwijzing beschermde woonruimte

  • 1.

    Gedurende de periode van vier jaren na de datum van inschrijving is het verboden beschermde woonruimte te verhuren zonder verhuurvergunning opkoopbescherming.

  • 2.

    Als beschermde woonruimte wordt aangewezen iedere woonruimte:

    • a.

      die gelegen is in de gemeente Zwijndrecht.

    • b.

      waarvan de WOZ-waarde niet meer bedraagt dan de kostengrens van de Nationale Hypotheek Garantie voor bestaande woningen zonder energiebesparende maatregelen en

    • c.

      die op de datum van inschrijving:

      • i.

        vrij was van huur en gebruik of;

      • ii.

        in verhuurde staat is voor een periode van minder dan zes maanden voorafgaand aan de datum van inschrijving, of

      • iii.

        werd verhuurd met een verhuurvergunning opkoopbescherming;

    • d.

      waarvan de datum van inschrijving na het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel ligt, en

    • e.

      die niet in eigendom is van de gemeente of een woningcorporatie.

 

Artikel 3.2 Aanvraag verhuurvergunning opkoopbescherming

  • 1.

    Een aanvraag om een verhuurvergunning opkoopbescherming wordt ingediend via een daartoe door het college beschikbaar te stellen aanvraagformulier

  • 2.

    Op of bij het aanvraagformulier geeft het college aan welke gegevens de aanvrager moet verstrekken en welke bewijsstukken hij moet overleggen.

 

Artikel 3.3 Gevallen waarin de verhuurvergunning opkoopbescherming moet worden verleend

  • 1.

    Als artikel 43, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014 (bibob-weigering) niet van toepassing is, moet de verhuurvergunning opkoopbescherming in elk geval worden verleend in de gevallen, genoemd in artikel 41, derde lid, onder a tot en met c, van de Huisvestingswet 2014.

  • 2.

    In de gevallen, genoemd in artikel 41, derde lid, onder a en b, van de wet, wordt de persoon aan wie de beschermde woonruimte wordt verhuurd en die de huurder is op grond van wiens hoedanigheid er recht is op de vergunning , in de vergunning genoemd. De vergunning vervalt zodra deze huurder niet de huurder is die in de beschermde woonruimte verblijft.

 

Artikel 3.4 Gevallen waarin de verhuurvergunning opkoopbescherming kan worden verleend

  • 1.

    Als artikel 43, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014 wet niet van toepassing is, kan de verhuurvergunning opkoopbescherming in elk geval worden verleend:

    • a.

      als de beschermde woonruimte in opdracht van de gemeente is aangekocht;

    • b.

      als de beschermde woonruimte door een gecertificeerde of door de gemeente of de rijksoverheid gecontracteerde zorgaanbieder is aangekocht om te worden verhuurd aan cliënten met een zorgindicatie;

    • c.

      Als het belang dat gediend wordt met het verhuren van de beschermde woonruimte naar het oordeel van het college zwaarder weegt dan het belang van het behouden van de beschermde woonruimte voor de eigenaar-bewoners.

 

Artikel 3.5 Intrekken van de verhuurvergunning opkoopbescherming

Behalve op grond van artikel 44, eerste lid, van de Huisvestingswet, kan een verhuurvergunning opkoopbescherming in elk geval ook worden ingetrokken als blijkt dat de vergunning is verstrekt op grond van onjuiste of onvolledige gegevens.

 

Hoofdstuk 4 Verdere bepalingen.

Artikel 4.1 strafbepaling

Degene die handelt in strijd met het bepaalde in hoofdstuk 3 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

 

Artikel 4.2 Handhaving

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door het college aangewezen personen.

  • 2.

    De opsporing van de in artikel 3.1 strafbaar gestelde feiten is, behalve aan de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren en de in artikel 75, lid 2 van de wet aangewezen ambtenaren opgedragen aan hen die door het college met het toezicht op de naleving zijn belast, voor zover zij tevens buitengewoon opsporingsambtenaar zijn.

 

Artikel 4.3 Hardheidsclausule

Het college beslist naar eigen, redelijk oordeel in gevallen waarin deze verordening niet voorziet en in gevallen waarin de toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

 

Artikel 4.4 Overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening overlegt het college met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 19 eerste lid, van de Woningwet toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

 

Artikel 4.5 Bestuurlijke boete

  • 1.

    Het college is bevoegd tot het opleggen van een bestuurlijke boete voor de overtreding van artikel 3.1 eerste lid.

  • 2.

    Het college bepaalt de hoogte van de op te leggen boete overeenkomstig de tabel in bijlage 1

  • 3.

    Voor de eerste overtreding van artikel 3.1 eerste lid gelden de boetes overeenkomstig kolom A van de tabel.

  • 4.

    Voor de tweede, derde, vierde en volgende overtreding van artikel 3.4 eerste lid gelden de boetes overeenkomst kolom B, C en D van de tabel.

 

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 5.1 Overgangsbepaling

Een aanvraag om een voorrangsverklaring, die vóór of op de dag van inwerkingtreding van deze verordening is ingediend, wordt behandeld volgens het voordien geldende recht, indien dit voor de aanvrager gunstiger is.

 

Artikel 5.2 Intrekking oude verordening

De Huisvestingverordening gemeente Zwijndrecht 2019 inclusief wijzigingen wordt ingetrokken.

 

Artikel 5.3 Citeertitel en datum inwerkingtreding

Deze verordening kan worden aangehaald als "Huisvestingsverordening gemeente Zwijndrecht 2023".

Deze verordening treedt in werking de eerste dag na die van bekendmaking.

 

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van 20 juni 2023.

De griffier, De voorzitter,

I. Odinot T.J. Haan

Bijlage 1.

 

Overtreding

Artikel in de

Huisvestingverordening

Kolom A

Boete bij 1e

overtreding

Kolom B

Boete bij 2e

overtreding

Kolom C

Boete bij 3e

overtreding

Kolom D

Boete bij 4e

Overtreding

en verder

Overtreding I

Het verhuren van beschermde woonruimte zonder vergunning

Artikel 3.1 eerste lid

€8.000,-

€12.000

€18.500

€21.750,-