Organisatie | Haarlem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels ondergrondse infrastructuur Gemeente Haarlem |
Citeertitel | Nadere regels ondergrondse infrastructuur gemeente Haarlem 2023 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-07-2023 | nieuwe regeling | 11-04-2023 |
De begripsbepalingen van de AVOI zijn op deze nadere regels van toepassing tenzij daarvan uitdrukkelijk wordt afgeweken. In deze nadere regels wordt verstaan onder:
Deze nadere regels vormen een uitwerking van artikel 2.1 tweede en vierde lid, artikel 2.3 derde lid, artikel 2.4, artikel 2.5, artikel 3.1, artikel 3.2, artikel 4.2 derde lid van de Algemene verordening ondergrondse infrastructuur (AVOI) gemeente Haarlem 2023.
1.3. Afwijking van gestelde normen en voorschriften
Afwijking van gestelde normen en voorschriften is enkel mogelijk na goedkeuring van het college.
1.4. Werkzaamheden van niet ingrijpende aard
Voor werkzaamheden die dusdanig beperkt zijn dat op grond van artikel 2.1. tweede lid van de AVOI geen vergunning of instemmingsbesluit noodzakelijk is, kan worden volstaan met een melding aan het college. Het betreft de volgende werkzaamheden in of op openbare gronden:
het maken van maximaal twee montagegat(en) c.q. lasgat(en); een opbreking met beperkte afmeting, maximaal 2 m2, die wordt gemaakt ten behoeve van de toegang tot een distributie- of mutatiepunt, plaatsen van afsluiters, het opgraven van een kabelrol ten behoeve van huisaansluitingen, voor het herstellen van kabel- c.q. leidingstoringen of voor inspectie-doeleinden.
2.2. Gegevensverstrekking bij een aanvraag of melding
Naar aanleiding van de aanvraag tot het verlenen van een instemmingsbesluit of een vergunning kan door het college een werkplan of een onderdeel daarvan worden verlangd dan wel worden opgenomen als voorwaarde in de te verlenen vergunning of het instemmingsbesluit. Wanneer bij de werkzaamheden gebruik wordt gemaakt van een boring of persing is een werkplan verplicht. Het werkplan bestaat uit:
2.3. Spoedeisende werkzaamheden
Bij spoedeisende werkzaamheden als gevolg van een calamiteit die noodzakelijk zijn om persoonlijk letsel of grote schade te voorkomen, of als gevolg van een ernstige belemmering of storing in de dienstverlening als bedoeld in artikel 2.1 vierde lid van de AVOI, zijn de artikelen 2.1 en 2.2 niet van toepassing.
Spoedeisende werkzaamheden worden langs elektronische weg ingediend via het door de gemeente gehanteerde meldsysteem, voorafgaand aan de start van de werkzaamheden. Als een melding vooraf niet mogelijk is, wordt de melding uiterlijk voor 9:00 uur op de eerste werkdag na de start van de uitvoering gemeld.
2.4. Overdracht van een instemmingsbesluit of vergunning
Indien een instemmingsbesluit of vergunning wordt overgedragen aan een ander dan de aanvrager of de houder, meldt de aanvrager of houder dat ten minste een maand voordien aan het college, onder vermelding van de volgende gegevens:
3. Procedurele voorschriften en bepalingen
De netbeheerder dient ten behoeve van de uitvoering na te gaan of ten behoeve van de werkzaamheden een BLVC-plan als bedoeld in artikel 2.2 lid 4 aangeleverd dient te worden en aan welke voorwaarden deze moet voldoen en pleegt hierover minimaal 13 weken voorafgaande aan de aanvraag tot het verlenen van een vergunning of instemmingsbesluit, vooroverleg met de gemeente.
3.3. Afstemming en verzoek tot het nemen van maatregelen
Het college zendt, na de netbeheerder gehoord te hebben, een verzoek tot het nemen van maatregelen aan de netbeheerder indien het maatregelen aan kabels en leidingen noodzakelijk acht. Het college omschrijft in het verzoek het project, de noodzaak van de te nemen maatregel en de grondslag voor het verzoek.
3.6. Kwaliteit bestaande toestand openbare ruimte
Bij het herstel van gronden in de oude staat als bedoeld in artikel 4.2, tweede lid van de AVOI, is het uitgangspunt dat de kwaliteit van de bestaande toestand voldoet aan de vereisten als omschreven in het beleidsplan ‘Visie en Strategie Beheer en Onderhoud 2013-2022, actualisatie periode 2018-2027’.
3.7. Startmelding en inlichten belanghebbenden
Indien de netbeheerder schade aan de openbare ruimte binnen zijn werkgebied aantreft, dan dient hij dat voor aanvang van de werkzaamheden aan de toezichthouder van de gemeente te melden. De toezichthouder van de gemeente dient minimaal 1 werkdag de gelegenheid te hebben om de juistheid van de melding te controleren. Indien de toezichthouder daartoe niet in staat is, kan de netbeheerder er voor kiezen om zelf bewijs te verzamelen waaruit blijkt dat de schade reeds aanwezig was.
Als een netbeheerder in de gelegenheid is gesteld om tijdens werkzaamheden van de gemeente of een andere netbeheerder zijn kabels en/of leidingen aan te leggen, in stand te houden of te verwijderen, maar hier geen gebruik van maakt, dan kan het college een opschortende termijn vaststellen ten aanzien van werkzaamheden die door de desbetreffende netbeheerder, na afronding van de werkzaamheden van de gemeente of een andere netbeheerder, zijn aangevraagd dan wel extra voorschriften stellen aan het herstel in oude staat.
3.13. Bereikbaarheid voor personen met een functiebeperking
Voor personen met een functiebeperking dient ten minste een route tussen de openbare weg en ten minste een toegang van een toegankelijkheidssector van een gebouw over een weg, pad of steiger te lopen met:
Na de opname van de eindsituatie als bedoeld in het eerste lid levert de netbeheerder, indien de werkzaamheden niet conform (de voorwaarden van) de vergunning of het instemmingsbesluit zijn uitgevoerd, een aangepaste tracétekening aan, waarbij wordt aangetoond dat de aanleg conform artikel 4.2 lid 1 is uitgevoerd.
De gereedmelding wordt door het college akkoord bevonden als de werkzaamheden zijn uitgevoerd conform (de voorwaarden van) de vergunning of het instemmingsbesluit dan wel als een aangepaste tracétekening is geaccordeerd en/of als er overeenstemming is over het herstel dan wel de kosten in de oude staat.
Het uitgangspunt bij de technische uitvoering van de fysieke werkzaamheden zijn de in dit hoofdstuk genoemde bepalingen. Indien de uitvoering niet overeenkomstig deze bepalingen kan worden uitgevoerd, dient te allen tijde overleg te worden gepleegd met het college.
Zowel bovengrondse als ondergrondse voorzieningen moeten zijn voorzien van een kenmerk, waarop duidelijk te zien is wie de beheerder van de voorziening is.
4.4. Tracébepaling energietransitie en digitale connectiviteit
Indien in het kader van de energietransitie het ruimtebeslag in de ondergrond door het aanleggen en/of verzwaren van elektriciteitskabels al dan niet in combinatie met de verwijdering van gasleidingen of door innovatieve elektriciteits- en/of warmtevoorzieningen afwijkt van gemeentelijke dwarsprofielen, wordt voorafgaande aan de tracébepaling overleg gevoerd als bedoeld in artikel 3.2.
4.5. Tracébepaling klimaatadaptatie en hittestress
Indien een netbeheerder haar net aanlegt op een locatie als bedoeld in lid 1 en 2 en het net voldoet technisch niet aan de toekomstige situatie, dan wordt bij een verzoek tot het nemen van maatregelen als bedoeld in de nadeelcompensatieregeling de schade geacht een gevolg te zijn van een omstandigheid die aan de netbeheerder kan worden toegerekend.
Bij de tracébepaling gelden ten aanzien van de horizontale indeling de volgende algemene uitgangspunten:
Bij de tracébepaling gelden ten aanzien van de verticale indeling de volgende algemene uitgangspunten:
In die gevallen dat het niet mogelijk dan wel wenselijk is om het herstel van de elementverharding in dezelfde kwaliteit uit te voeren als de kwaliteit van de verharding voordat er gegraven werd, dient de uitvoering en de daarbij behorende kostenverdeling van het herstel voorafgaande aan de werkzaamheden in overleg met of namens het college te zijn overeengekomen. Hierbij geldt als uitgangspunt dat verharding met breuk niet teruggeplaatst mag worden en voor gelijkwaardig materiaal vervangen moet worden.
5.2. Uitvoering herstel en onderhoud
Het tijdelijk herstel van gesloten verharding wordt uitgevoerd door de netbeheerder door middel van het dichtblokken van de sleuf. Het definitieve herstel en onderhoud van gesloten verharding wordt uitgevoerd door de gemeente. Tot het moment dat de gesloten verharding definitief is hersteld wordt het onderhoud uitgevoerd door de netbeheerder.
Het tijdelijke herstel van bijzondere verharding wordt uitgevoerd door de netbeheerder. Het definitieve herstel en onderhoud van bijzondere verharding wordt uitgevoerd door de gemeente. Tot het moment dat de bijzondere verharding definitief is hersteld wordt het onderhoud uitgevoerd door de netbeheerder.
Bijlage 2: Handreiking Sleufloze technieken
Voor het aanbrengen van een kabel of leiding in de openbare ruimte door middel van een sleufloze techniek is een vergunning noodzakelijk. Om een sleufloze techniek te kunnen toetsen worden uitvoeringsvoorwaarden opgesteld, die dan kunnen worden beoordeeld door de vergunningverlener.
Kruising met een weg of watergang
De kruising met een weg of watergang dient door middel van een sleufloze techniek te worden uitgevoerd. De kruising dient in principe loodrecht op de lengterichting van de weg of watergang uitgevoerd te worden. In sommige gevallen kan een diepe kruising onder een hoek met de weg of watergang worden gemaakt als een haakse kruising om technische, economische of planologische redenen niet mogelijk is. Hiervoor dient voorafgaand aan de aanvraag, middels vooroverleg toestemming te worden verkregen van de vergunningverlener.
Informatie over objecten in de openbare ruimte van Haarlem zijn via de opendata kaart te raadplegen. Hierbij de link opendata kaart.
Voor de afstanden van leidingen of mantelbuizen, uitgevoerd middels een sleufloze techniek, tot objecten zoals bestaande en nieuwe boringen, damwanden, bruggen, funderingen, riolering en bomen geleden de volgende benoemde eisen. De eisen zijn uitgesplitst naar de verschillende typen sleufloze technieken.
In het over het algemeen kan de richtlijn boortechnieken (van Rijkswaterstaat) worden gehanteerd voor de afstandseisen en maximaal toelaatbare afwijkingen. Deze zijn hieronder kort opgesomd aangevuld met een aantal gemeente specifieke afstandseisen.
Door het Waterschap, Rijkswaterstaat en Prorail kunnen andere of aanvullende eisen worden gesteld dan door de gemeente. Aanbevolen wordt dan ook om contact op te nemen met betreffende beheerders van de te kruizen objecten om de vigerende afstandeisen voor de betreffende objectenop te vragen. De eisen van deze instanties is doorgaans leidend.
Minimale diepteligging onder verhardingen
Bij het kruisen van verhardingen bestaat de kans op opdrukken van de verharding. Om dat te voorkomen is een minimale dagmaat noodzakelijk tussen de bovenkant van de verharding en de boorgang. Daarnaast is het niet wenselijk om een deel van de HDD in de funderingslaag van het straatwerk te hebben liggen. Dit levert risico’s op bij onderhoudswerkzaamheden aan de bestrating. Om de risico’s te beperken zijn onderstaande voorwaarden opgesteld. Indien de dikte van de verhardingslaag (inclusief de [on]gebonden [steen]funderingslaag) niet bekend is en er geen aanwijzingen zijn dat de dikte van de verhardingslaag > 0,5 meter, dan dient voor deze dikte 0,5 meter aangehouden te worden. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met eventuele afwijkingen tijdens het uitvoeren van de boring. Voor de uitvoeringsafwijking dient 1,0 meter te worden aangehouden, tenzij wordt onderbouwd dat hier een kleinere waarde voor gehanteerd kan worden.
Dagmaat bovenkant verharding en bovenkant boorbuis = verhardingslaag + gronddekking + uitvoeringsafwijking
Voor HDD-boringen geldt dat de gronddekking ter plaatse van de verharding minimaal moet voldoen aan de volgende eis:
De in- en uittredepunten (incl. eventuele ontgraving) dienen te liggen buiten de lijn welke op 1,0 meter van de rand verharding en onder een helling van 1:1,5 (vert:hor) naar beneden gaat.
Minimale diepteligging onder de watergang
Drukleidingen minimaal 10meter beneden de laagst gelegen waterbodem conform legger, doorvaar diepte vaarweg of daadwerkelijke ligging.
Niet drukleidingen 2,0meter (geen scheepvaart) 4,0 meter (wel scheepvaart) beneden de laagst gelegen waterbodem conform legger, doorvaar diepte vaarweg of daadwerkelijke ligging.
Minimale dagmaat tot bestaande en nieuwe boringen
Een horizontaal gestuurde boring en de daarbij gebruikte boorspoeling zal de weg van de minste weerstand op zoeken, waardoor er een risico bestaat op wegvloeien van de boorspoeling en bij grote afwijkingen dat een nieuwe HDD een bestaande boring doorkruist. Deze risico’s worden met onderstaande voorwaarden beperkt.
Bij gelijktijdige uitvoering van meerdere HDD’s is het risico op schade minder groot omdat de ligging onderling beter bekend is en omdat kabels en leidingen nog niet in bedrijf zijn. In deze situatie kan de onderlinge dagmaat verkleind worden, zodanig dat stuurcorrecties onbelemmerd kunnen plaatsvinden. De vergunning aanvrager dient een afwijkende dagmaat te onderbouwen, waarbij aantoonbaar wordt gemaakt dat er geen risico ontstaat voor het weg of de watergang.
Minimale dagmaat tot grondkerende constructies (bijvoorbeeld damwanden)
Het kruisen met of parallelligging aan grondkerende constructie brengt risico’s met zich mee. Om de risico tot beschadigen te beperken zijn onderstaande voorwaarden opgesteld.
Minimale dagmaat tot funderingen
Het kruisen of parallelligging van funderingen brengt risico’s met zich mee. Om de risico tot beschadigen te beperken zijn onderstaande voorwaarden opgesteld.
Minimale dagmaat tussen wand boorgang en (paal)fundering is 5,0 meter voor boring tot 500 meter lengte. Per 100 meter boorlengte dient de dagmaat met 1,0 meter te worden vergroot met een maximum van 10 meter. In beide gevallen dient deze dagmaat te worden vermeerderd met de uitvoeringsafwijking (conform tabel 1).
Minimale dagmaat tot riolering
Het kruisen met of parallelligging aan riolering en de daarbij horende putten brengt risico’s met zich mee. Om de risico tot beschadigen te beperken zijn onderstaande voorwaarden opgesteld.
Minimale dagmaat tot (civiele) kunstwerken (bruggen, tunnels e.d.)
Om onderhoudswerkzaamheden te kunnen verrichten aan de kunstwerken is er ruimte nodig om eventueel damwanden te plaatsen om zo een werkterrein rondom het kunstwerk te creëren. Om dat te kunnen realiseren zijn onderstaande voorwaarden opgesteld.
Binnen de kroonprojectie van bomen mag er geen open ontgraving plaatsvinden. Dit om te voorkomen dat er stabiliteitswortel worden beschadigd. Ook een sleufloze techniek mag de stabiliteit van een boom niet beïnvloeden. Onder de grondwaterstand zijn over het algemeen geen stabiliteitswortels meer aanwezig. Om beschadiging van boomwortels en de risico van weglekken van boorvloeistof te voorkomen zijn onderstaande voorwaarden opgesteld.
Minimale diepteligging onder verhardingen
Bij het kruisen van verhardingen middels een persing of raket bestaat de kans op grondbreuk, opbarsten e.d. van de verharding. Om dat te voorkomen is een minimale dagmaat noodzakelijk tussen de bovenkant van de verharding en de boorgang. Daarnaast is het niet wenselijk om een deel van de persing in de funderingslaag van het straatwerk te hebben liggen. Dit levert risico’s op bij onderhoudswerkzaamheden aan de bestrating. Om de risico’s te beperken zijn onderstaande voorwaarden opgesteld. Indien de dikte van de verhardingslaag (inclusief de [on]gebonden [steen]funderingslaag) niet bekend is en er geen aanwijzingen zijn dat de dikte van de verhardingslaag > 0,5 meter, dan dient voor deze dikte 0,5 meter aangehouden te worden.
Diepteligging (bovenkant verharding tot bovenkant boorbuis) = verhardingslaag + gronddekking
Voor OFT gelden de volgende eisen, waarbij de hoogste waarde maatgevend is:
Voor GFT gelden de volgende eisen:
Voor Pneumatische boor techniek Impact ramming en impact moling
Minimale diepteligging onder de watergang
Minimale afstanden voor de pers- en ontvangstkuipen tot verharding:
Indien damwanden worden toegepast dienen zettingen ter plaatse van de wegverharding ten gevolge van het inbrengen en trekken van deze damwanden te worden voorkomen. De afstand tussen rand pers- of ontvangstkuip en de rand van de wegverharding dient minimaal gelijk te zijn aan de 2/3 van de toegepaste damwandlengte
Minimale afstanden voor de pers- en ontvangstkuipen tot watergang:
Minimale dagmaat tot overige persingen/raketteringen
Minimale dagmaat tot grondkerende constructies (bijvoorbeeld damwanden)
Minimale dagmaat tot funderingen
Minimale dagmaat tot riolering
Het kruisen met of parallelligging aan riolering en de daarbij horende putten brengt risico’s met zich mee. Om de risico tot beschadigen te beperken zijn onderstaande voorwaarden opgesteld.
Minimale dagmaat tot (civiele) kunstwerken (bruggen, tunnels e.d.)
Om onderhoudswerkzaamheden te kunnen verrichten aan de kunstwerken is er ruimte nodig om eventueel damwanden te plaatsen om zo een werkterrein rondom het kunstwerk te creëren. Om dat te kunnen realiseren zijn onderstaande voorwaarden opgesteld.
Voor boogzinkers gelden doorgaans dezelfde eisen als voor een HDD.
Met daarbij aangevuld dat een boogzinker onder een watergang een bochtstraal van 10m moet hebben vanaf de snijpunt met het water.
Indieningsvereisten sleufloze techniek
Het gaat hierbij alleen om de sleufloze techniek die in zijn geheel en/of gedeeltelijke in de openbare ruimte van de gemeente Haarlem worden uitgevoerd.