Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Dijk en Waard

Subsidiebeleid sociaal domein

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDijk en Waard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidiebeleid sociaal domein
CiteertitelSubsidiebeleid sociaal domein 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het Subsidiebeleidskader Langedijk 2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 189 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-07-2023nieuwe regeling

23-05-2023

gmb-2023-289337

0000518201

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidiebeleid sociaal domein

De raad van de gemeente Dijk en Waard;

 

gelet op artikel 189 van de Gemeentewet

 

besluit:

  • 1.

    het subsidiebeleid sociaal domein 2023 vast te stellen.

  • 2.

    het subsidiebeleidskader Langedijk 2015 in te trekken.

  • 3.

    het budget voor de subsidies sociaal domein structureel te verhogen met € 285.000 per jaar;

  • 4.

    het budget voor de subsidieregeling Inwonersinitiatieven 2023 van € 75.000 structureel jaarlijks beschikbaar te stellen.

 

1. Inleiding

1.1 Introductie

De gemeente Dijk en Waard heeft een rijk verenigingsleven en telt veel (vrijwilligers)organisaties die een bijdrage leveren aan de maatschappelijke doelen in onze gemeente. Via subsidies geeft de gemeente sturing aan het bereiken van gemeentelijke ambities en (beleids)doelen. Dit doet zij door inwoners, (vrijwilligers)organisaties en instellingen financieel in staat te stellen om binnen het beleid passende activiteiten te realiseren. Het gaat vaak om activiteiten die zonder bijdrage van de gemeente niet kunnen worden georganiseerd maar die wel van belang zijn om een vitale samenleving te blijven.

 

Dit subsidiebeleid schetst de algemene kaders voor subsidieverstrekkingen en daarmee de doelstellingen, uitgangspunten en thema’s van het subsidie- beleid. In de subsidieregelingen is verder uitgewerkt welke activiteiten in aanmerking komen voor subsidie, voor wie en (gedeeltelijk) met welke bedra- gen. Het college is bevoegd om de subsidieplafonds en de subsidieregelingen vast te stellen en aan te geven hoe het budget verdeeld wordt.

 

Harmonisatie

De gemeente Dijk en Waard heeft een nieuwe Visie op het sociaal domein en een Integraal Beleidskader opgesteld. Uitgangspunt voor dit beleidskader is dat de nadruk ligt op het ‘versterken van de sociale basis’. Daarmee wordt bedoeld dat activiteiten en initiatieven moeten bijdragen aan het stimuleren van ontmoeting en bijdragen aan het versterken van de verbinding en het netwerk van inwoners.

 

Het integraal beleidskader is daarmee een paraplu voor onderliggende beleidsregels en programma’s zoals dit subsidiebeleid, de subsidieregelingen en uitvoeringsprogramma’s voor sport en cultuur. Het nieuwe subsidiebeleid dient, met de visie sociaal domein en het integraal beleidskader, als fundament voor de nieuwe of geactualiseerde subsidieregelingen. Het subsidiebeleid en de subsidieregelingen moeten uiterlijk 1 januari 2024 zijn geharmoniseerd (in het kader van de fusie naar de gemeente Dijk en Waard).

1.2 Visie

Dijk en Waard is een inclusieve, gezonde, vitale en kansrijke gemeente. Een gemeente die inwoners de mogelijkheid biedt zich te ontwikkelen en waarbij iedereen de kans heeft naar vermogen mee te doen. Een gemeente waar de inwoners zich bij elkaar betrokken voelen en problemen zo veel mogelijk zelf oplossen. De gemeente heeft daarbij oog voor (kwetsbare) inwoners die ondersteuning of hulp nodig hebben. Dit organiseren we vooral door samen te werken. Inwoners, maatschappelijke partners en gemeente zijn vitaal en actief, helpen elkaar en kennen elkaar. Zo bouwen we samen aan een geluk- kige en mooie samenleving, voor én door de inwoners.

1.3 Sociale basis

In Dijk en Waard zetten we samen met onze inwoners en partners in op een sterke sociale basis. Voor de gemeente Dijk en Waard betekent de sociale basis:

 

  • Ontmoeting, meedoen, je inzetten voor elkaar en een verhoogd welzijn van bewoners wordt als doel op zich gezien met een intrinsieke waarde.

  • Een sterke sociale basis helpt problemen van inwoners vroegtijdig te signaleren. Deze problemen zijn daarmee gemakkelijker te verhelpen en/ of door te verwijzen.

  • Daarmee kunnen we ook de zorgkosten temperen, omdat we zoveel mogelijk proberen te voorkomen dat dure, professionele hulp nodig is. Maar als die hulp wel nodig is, dan kunnen we dat ook bieden.

De inzet voor de sociale basis heeft als doel dat alle inwoners van Dijk en Waard zo veel als mogelijk voor zichzelf en voor elkaar zorgen en dat zij onderdeel zijn van een sociaal netwerk. Hiervoor is een breed en laag- drempelig aanbod van activiteiten en ondersteuning in de eigen buurt of wijk nodig. Dat aanbod komt tot stand door bijvoorbeeld bewonersinitiatieven, de inzet van vrijwilligersorganisaties en professionele organisaties of is georganiseerd door de gemeente.

 

In ons subsidiebeleid leggen we de nadruk op ‘ontmoeten’, ‘meedoen’ en ‘je inzetten voor elkaar’. Het ‘voortijdig signaleren van problemen’ en het eventueel ‘temperen van zorgkosten’ vloeien daar soms uit voort. Door de preventieve werking van sport en beweging, door deelname aan culturele en maatschappelijke activiteiten of door het vergroten van het welzijn bij ontmoetingen en meedoen, wordt in meer of mindere mate een duurdere of complexere zorgtraject voorkomen.

 

Intrinsieke waarde

We beseffen goed dat sportclubs, culturele verenigingen, stichtingen met een maatschappelijk nut en hun bestuurders, leden en vrijwilligers een cruciale rol spelen bij het bouwen aan een inclusieve, gezonde, vitale en kansrijke samenleving. Culturele activiteiten zorgen voor een verhoogd welzijn van onze inwoners en meer kennis en plezier. Ook actief (buiten) zijn en (samen) sporten is gezond, leerzaam en gezellig en zijn belangrijke onderdelen van het maatschappelijk leven. Samenkomen in buurthuizen of bij het organiseren van een buurtfeest geeft een gevoel van verbondenheid met andere mensen, zorgt voor wederzijdse ondersteuning en is ontspannend.

 

Ook veel van de voor subsidie in aanmerking komende activiteiten dragen van zichzelf al bij aan ontmoeten, meedoen en het vergroten van het welzijn van inwoners. Of het nu gaat om een koffieochtend ter vermindering van eenzaamheid, een voorstelling van een zangkoor, een popwedstrijd, voetballen in clubverband of het samen leren over de geschiedenis van onze gemeente; er is steeds sprake van ontmoeten, meedoen en vaak van de mogelijkheid om talenten en vaardigheden te kunnen inzetten voor de lokale samenleving.

 

Een extra stapje

Op diverse manieren ondersteunen we sport, cultuur, welzijn, participatie, jeugd en buurthuizen in onze gemeente. Het subsidiëren van activiteiten is één van die manieren waarmee we dit doen. Het subsidiebeleid is een middel waarmee we, naast het faciliteren van het bestaan van een bloeiend vereni- gingsleven, juist ook specifieke doelgroepen kunnen bereiken. Meedoen, ont- moeten en het inzetten van talenten en vaardigheden is namelijk niet voor iedereen even gemakkelijk en vanzelfsprekend. Ons doel met dit subsidiebe- leid is daarom ook het stimuleren en faciliteren van organisaties en inwoners om een extra stapje te zetten om kwetsbare inwoners of groepen voor wie meedoen en ontmoeten minder vanzelfsprekend is of die een extra steuntje in de rug nodig hebben, mee te nemen bij het organiseren van activiteiten. Daarmee versterken we heel specifiek de sociale basis en zorgen we er, samen met organisaties en inwoners, voor dat meedoen en ontmoeten voor iedereen mogelijk is.

 

Wederkerigheid

Het nieuwe subsidiebeleid is daarmee een herijking van ons bestaande beleid en vraagt dat in sommige gevallen (deels) ook van de subsidie-aanvrager. Meer dan voorheen vragen we de aanvragers namelijk om bewuster te bezien welke concrete bijdrage zij met hun activiteiten aan de versterking van de sociale basis willen en kunnen bieden. Hierbij is van belang dat subsidies worden verstrekt op basis van ‘wederkerigheid’. Tegenover de verstrekking van de subsidie wenst de gemeente een tegenprestatie in de vorm van activiteiten, die bijdragen aan de gemeentelijke beleidsdoelen.

 

Gezamenlijke en doorlopende ontwikkeling

Het subsidiebeleid vormt een basis voor het goede gesprek dat we de komende jaren met organisaties (verenigingen, stichtingen en clubs) willen voeren. De versterking van de sociale basis is een doorlopende ontwikkeling die we de komende jaren samen met organisaties en inwoners verder vorm en inhoud willen geven. Daarbij spreken we graag met de organisaties en inwoners over de visie, de uitgangspunten van dit beleid en wat dat betekent voor subsidieaanvragers.

2. Opbouw subsidiebeleid

We hebben per onderwerp een subsidiebeleid opgezet, dat samen met de Algemene subsidieverordening en de betreffende subsidieregeling de basis vormt voor het aanvragen en verstrekken van subsidies. In ons nieuwe subsidiebeleid hebben we steeds de vraag beantwoord wat de versterking van de sociale basis op elk onderwerp betekent voor het verstrekken van subsidies. De onderwerpen voor dit subsidiebeleid zijn:

 

  • Kunst en cultuur

  • Buurthuizen

  • Welzijn en participatie

  • Jeugd

  • Inwonersinitiatieven

Fasering sport

Gebleken is dat het vraagstuk ‘onderhoud’ bij de geprivatiseerde sport- accommodaties een relatie heeft met een nieuwe subsidieregeling Sport. Een deel van de sportaccommodaties (zoals een aantal voetbal- en tennisverenigingen) zorgt nu zelf voor het onderhoud, vervanging van velden en gebouwen en de financiering daarvan terwijl bij andere sportaccommodaties de gemeente daarvoor verantwoordelijk is en een groot deel van de kosten op zich neemt. Dat betekent een groot verschil in kosten tussen de sportverenigingen en sportaccommodaties. Een nieuw subsidiebeleid voor het onderdeel sport is nu nog niet goed mogelijk zonder te bezien hoe we willen omgaan met het ‘onderhoud’ bij de geprivatiseerde sportaccommodaties. Om hierover een zorgvuldige afweging te maken willen we alle vraagstukken die met sport te maken hebben, goed in beeld krijgen en in één keer goed regelen.

 

We hebben daarom besloten om het nieuwe subsidiebeleid te faseren voor het onderdeel Sport. Voor de subsidieregeling Sport en hoe om te gaan met ‘groot onderhoud’ van de geprivatiseerde sportaccommodaties komt een apart traject waarvan we de resultaten later in 2023 ter bestuurlijke besluit- vorming voorleggen. Sport wordt dan later toegevoegd aan dit subsidiebeleid.

 

Begrotingspostsubsidies

Het uitgangspunt van de wetgever is dat subsidies via een subsidieregeling (wettelijke grondslag) moeten worden geregeld. Dat is het meest transparant en biedt een eerlijk speelveld. Voor begrotingssubsidies wordt de wettelijke grondslag niet nodig geacht, omdat hierbij over het algemeen slechts aan weinig of één ontvanger(s) subsidie wordt verleend. Begrotingspostsubsidies zijn daarmee bedoeld als uitzondering. Dit is toegestaan op basis van de Algemene wet bestuursrecht. Wanneer gekozen wordt voor een begrotingspostsubsidie dan wordt dit concreet benoemd in de begroting (naam van de ontvanger en het maximale subsidiebedrag), gelden zoveel mogelijk dezelfde regels als voor andere organisaties en worden nadere afspraken gemaakt over de besteding, de te bereiken (beleidsmatige en/of maatschappelijke) doelen en de wijze van verantwoording.

 

Ons nieuwe subsidiebeleid gaat niet over de begrotingspostsubsidies. De uitgangspunten van de visie sociaal domein en het integraal beleidskader zijn wel van toepassing op de begrotingspostsubsidies. Die uitgangspunten nemen we al mee in de gesprekken met onze (strategisch) partners. Het proces rondom de begrotingspostsubsidies behoeft verdere professionalisering waarin ook een goede inhoudelijke koppeling wordt gemaakt met de begroting. Dat nemen we ook mee bij de verdere invulling van ons accounthouderschap. Onze visie, onze beleidskaders, de gezamenlijke doelstellingen en de effecten van onze subsidiëring worden regelmatig besproken tijdens de accounthouders- gesprekken met de instellingen en organisaties.

 

Uitgezonderd van dit subsidiebeleid zijn tevens de subsidieregelingen waarbij sprake is van een aparte doelfinanciering zoals het onderwijskansenbeleid en voorschoolse of vroegschoolse educatie (vve) en subsidieregelingen vanuit andere domeinen zoals de subsidiëring van evenementen.

3. Uitgangspunten

Om het subsidiebeleid goed uit te kunnen voeren, hanteren we een aantal uitgangspunten.

 

1.

Alleen activiteiten of hiermee samenhangende kosten zijn (deels) subsidiabel

Het subsidiebeleid gaat ervan uit dat alleen activiteiten, die uitvoering geven aan gemeentelijk beleid en waar een duidelijke vraag naar is of behoefte aan bestaat, subsidiabel zijn. Instellingen of organisaties zijn op zichzelf niet subsidiabel, ook al realiseren we ons dat er zonder organisaties geen activiteiten kunnen bestaan. Voor de buurthuizen is de subsidiering van kosten zoals huisvesting verbonden met de daarin uit te voeren activiteiten.

 

2.

We gaan uit van het principe van ‘wederkerigheid’

Tegenover de verstrekking van een subsidie wenst de gemeente een tegenprestatie in activiteiten. Deze activiteiten dragen bij aan het maatschappelijk doel dat de gemeente met haar beleid nastreeft. Het ontvangen van een subsidie is geen vanzelfsprekendheid, daarom spreken we van ‘wederkerigheid’ en willen we dat organisaties en inwoners bewuster bekijken welke bijdrage zij kunnen leveren aan de versterking van de sociale basis. Van de grotere (en professionele) instellingen kan hierbij uiteraard meer verwacht worden dan van (kleinere) vrijwilligersorganisaties.

 

3.

Er wordt (waar mogelijk) samengewerkt

Samenwerking tussen maatschappelijke organisaties vinden we belangrijk. Enerzijds omwille van een integrale aanpak, anderzijds om versnippering van geld en menskracht te voorkomen. Samenwerking versterkt boven alles de gemeenschapszin. Samenwerking verbindt mensen en organisaties en kan leiden tot verrassende initiatieven waarbij soms ook inhoudelijke activiteiten en disciplines elkaar versterken. Subsidies kunnen daarom (gedeeltelijk) geweigerd worden indien er kan worden samengewerkt maar waar dat niet of onvoldoende gebeurt. In ieder geval wordt door ons van meer professionele organisaties verwacht dat het subsidieverzoek is afgestemd met strategische partners, zoals de GGD (voor jeugd) en Wonen Plus Welzijn en/of MET Welzijn (voor ouderen/volwassenen) en dat er goede samenwerkingsafspraken zijn gemaakt.

 

4.

We voeren een inclusief beleid

Met inclusief beleid wordt bedoeld dat er rekening wordt gehouden met de mogelijkheden en beperkingen van mensen. Inclusief beleid (en daaruit voortvloeiende activiteiten) sluit geen mensen uit, maar maakt participatie en meedoen voor iedereen mogelijk. Het spreekt ook vanzelf dat in ons beleid en de uitvoering daarvan geen ruimte is voor het achterstellen of uitsluiten van mensen op basis van (persoonlijke) kenmerken, zoals godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, seksuele gerichtheid, burgerlijke staat, handicap, chronische ziekte of leeftijd (anti- discriminatie). We staan nadrukkelijk voor de inclusie van inwoners met een LHBTIQ+ achtergrond. Integratie en onderlinge verdraagzaamheid zijn voor ons belangrijke waarden. Daarnaast dient de activiteit toegankelijk te zijn.

 

Dit betekent dat de doelgroep voor wie de activiteit bedoeld is, weet (of kan weten) dat de activiteit wordt georganiseerd, dus dat er bekendheid wordt gegeven aan de activiteit. We doelen verder ook op de fysieke toegankelijk- heid van de activiteit (toegankelijkheid van gebouwen of het organiseren van vervoer) en op het wegnemen van de te grote financiële drempels om mee te kunnen doen aan de activiteit.

 

5.

Cofinanciering

We subsidiëren in beginsel een deel van de redelijkerwijs te maken kosten van de activiteit, waarbij we er van uitgaan dat het resterende deel door middel van voorliggende middelen kan worden gefinancierd, zoals uit eigen begroting, bijdragen van deelnemers, sponsoring, fondsen e.d.. Op deze manier willen we cofinanciering en (financiële) samenwerking stimuleren.

 

6.

Vereenvoudigen van regels

In het subsidiebeleid streven we naar deregulering, het vereenvoudigen van de regels en het beperken van de administratieve lasten voor de subsidie- aanvragers en voor de gemeente. Er is gekozen voor eenvoudige subsidie- berekeningen waarbij een minimaal aantal componenten is gebruikt. Om het aanvragen van subsidie eenvoudig te maken, wordt gebruik gemaakt van een standaard aanvraagformulier. Ook worden niet meer gegevens opgevraagd dan nodig zijn voor de behandeling van de aanvraag of vaststelling van de subsidie. Er worden geen onnodige beoordelingscriteria gesteld en de verantwoordingslast wordt aangepast aan de omvang van de subsidie. Een volgende stap zal zijn om ook meerjarensubsidies mogelijk te maken.

 

7.

Transparantie

Transparantie is een belangrijk element van ons beleid omdat uitlegbaar moet zijn wat we met het subsidiebeleid beogen en waarom we bepaalde keuzes maken. Transparantie betekent ook dat het subsidiebeleid en –proces voor de gebruiker helder en begrijpelijk zijn.

4. Kunst en Cultuur

Kunst en cultuur hebben een belangrijke waarde in onze samenleving. Passieve of actieve beleving van kunst en cultuur leidt ook tot meer welzijn en heeft daarmee een preventieve werking op de gezondheid, hoewel dat effect lastig meetbaar is. Een bloeiend kunstzinnig en cultureel lokaal landschap versterkt de sociale basis, met meedoen en ontmoeten. Dat is voor ons reden om het instrument van subsidies in te zetten om kunstzinnige en culturele activiteiten te stimuleren en te faciliteren. Voor kunst en cultuur kiezen we voor de vorm van een basissubsidie en een extra subsidie.

 

Basissubsidie

De basissubsidie richt zich op de activiteiten die we als gemeente in elk geval willen ondersteunen. Deze activiteiten vormen het fundament van de lokale kunstzinnige en culturele beleving. De basissubsidie blijft in ons nieuwe beleid ongewijzigd.

 

Extra subsidie

Wanneer de activiteiten verder uitgebouwd worden, komen we tot een extra subsidie die cultuurorganisaties kunnen ontvangen wanneer zij hun activiteiten zo insteken dat deze meer specifiek bijdragen aan de versterking van de sociale basis.

De extra subsidie hebben we opgenomen in de subsidieregeling Kunst en Cultuur en geldt voor de volgende activiteiten.

 

  • 1.

    Talentontwikkeling (voor alle leeftijden)

Hierbij draait het om activiteiten die jeugdigen en volwassenen helpen bij het ontdekken en ontwikkelen van hun talenten. We vragen van de organisaties om aan te tonen dat zij ervaring hebben met de begeleiding van (aanstormend) talent en daarbij de juiste kennis en netwerken hebben om de ontwikkeling van dat talent te ondersteunen. Hiervoor is samenwerking met andere professionele voorzieningen (zoals bijvoorbeeld een conservatorium) een pré. Een goed voorbeeld hiervan is een talentenjacht, waarbij het talent bekeken, getoetst en gestimuleerd wordt in zijn of haar verdere groei.

 

Het uitgangspunt bij dit onderdeel is dat elke inwoner uniek is en dat iedereen de kans moet krijgen om datgeen te doen waar hij of zij goed in is en gelukkig van wordt. Hierbij moet het aanbod voldoende transparant, breed en/of vernieuwend zijn.

 

  • 2.

    Sociaal emotionele ontwikkeling (kinderen en jongeren)

Sociaal emotionele ontwikkeling vinden we belangrijk en specifiek voor de twee leeftijdscategorieën binnen jeugd: kinderen onder de 12 jaar en jongeren van 12 tot en met 23 jaar. Het gaat hierbij om activiteiten voor de persoonlijke ontwikkeling en de ondersteuning van de (mentale) gezondheid van de jeugdige inwoners. Hierbij valt te denken aan het vergroten van het welzijn, versterking van de zelfredzaamheid, participatie ((weer) meer gaan meedoen), integratie en een bijdrage leveren aan het zich prettig en veilig voelen in de buurt of wijk.

 

Zich veilig voelen betekent voor ons onder meer inclusie; iedereen mag en kan zichzelf zijn. We hebben hierbij specifieke aandacht voor de LHBTIQ+ gemeenschap. We vinden het van meerwaarde als bij deze activiteiten ook nog wordt ingezet op de verbinding tussen jongeren en ouderen, die hun levenservaring met jongeren kunnen delen. De laagdrempeligheid van de activiteiten moet ervoor zorgen dat jongeren zich prettig en erkend voelen. Hierbij kan men denken aan het organiseren van jeugdtheaters of themavoorstellingen.

 

  • 3.

    Identiteit (behoud cultuur in de kernen)

Dijk en Waard is een gemeente met veel dorpen en kernen, met allen hun eigen geschiedenis en verhaal. Het is belangrijk om de identiteit die juist in deze gemeente van oudsher zo tekenend is, te behouden en de meerwaarde daarvan in de huidige tijd zichtbaar te laten worden. We vragen organisaties te zorgen voor toegankelijke en betaalbare culturele activiteiten voor elke inwoner van Dijk en Waard, die uitdrukking geven aan de specifieke en unieke identiteit van de kernen en wijken.

 

  • 4.

    Aandacht ‘kwetsbare’ groepen

Organisaties kunnen een extra bijdrage krijgen, wanneer zij inzetten op de activiteiten die (potentieel) kwetsbare (groepen) inwoners ondersteunen. Denk hierbij aan mensen met een beperking of ouderdomsproblemen, eenzame inwoners, minima en mantelzorgers en personen behorend tot de LHBTIQ+ gemeenschap die (dreigen) uitgesloten te worden of dat gevoel te hebben. Om te zorgen dat iedereen kan meedoen naar vermogen, is het belangrijk hier aandacht aan te geven. De activiteiten in dit verband dragen eraan bij dat elke inwoner actief dan wel passief kan deelnemen aan kunst en cultuur.

 

Tot slot

We willen de culturele organisaties die we subsidiëren vragen om extra aandacht te hebben voor het signaleren van problemen en preventie van problemen en verergering daarvan. We begrijpen dat dit niet altijd voor de hand ligt bij culturele activiteiten maar ook organisaties en vrijwilligers zien en horen soms dingen en kunnen inwoners dan naar een hulpverlener of zorginstelling verwijzen.

 

Ook zien we graag een goed vrijwilligersbeleid terug bij de organisaties omdat het vinden van vrijwilligers en het behoud daarvan onder druk staat. In ons nog op te stellen Uitvoeringsplan kunst en cultuur zullen we nader invullen hoe de gemeente het vrijwilligersbeleid in de cultuursector kan ondersteunen. En we hopen dat organisaties zich aansluiten bij de jongerenalliantie of het cultuuroverleg.

 

We gaan er tot slot van uit dat de bibliotheek en theater Cool, als onze strategische partners binnen kunst en cultuur, een nadrukkelijke ondersteunende rol kunnen hebben voor kleinere organisaties, die via een regeling worden gesubsidieerd.

vereniging

5. Buurthuizen

Een buurthuis is een gebouw, gericht op de buurt en haar bewoners, waar bewoners op een laagdrempelige manier terecht kunnen om elkaar te ontmoeten. De kerntaak van het buurthuis is een bijdrage leveren aan maatschappelijke activiteiten en vraagstukken in de buurt. Het buurthuis organiseert activiteiten en initiatieven voor alle bevolkingsgroepen uit de buurt. Het buurthuis kent een goede balans tussen maatschappelijke activiteiten (het primaire doel) en activiteiten die tot inkomsten leiden om zelfstandig te kunnen worden of blijven. Activiteiten om inkomsten te genereren kunnen niet-buurtgebonden (maatschappelijke) activiteiten zijn of toegestane commerciële activiteiten, bijvoorbeeld zaalverhuur aan derden en het houden van lezingen. Een buurthuis heeft een zelfstandig bestuur, dat verantwoordelijk is voor het beheer en de exploitatie.

 

De gemeente Dijk en Waard heeft momenteel negen buurthuizen, waarvan er in 2022 zes een subsidie van de gemeente hebben ontvangen. De buurt- huizen zijn van grote betekenis zijn voor de wijken, buurten en vele inwoners. Inmiddels hebben we een Visie sociaal domein en een Integraal Beleidskader waarin het versterken van de sociale basis als het fundament voor ons beleid is benoemd. Het nieuwe subsidiebeleid geeft de mogelijkheid om nog eens te bezien welke specifieke impact en extra waarde de buurthuizen kunnen hebben in die sociale basis.

 

We vragen de buurthuizen daarom, om de exploitatie en de activiteiten nog meer te laten aansluiten bij de versterking van de sociale basis en vooral zorg te hebben voor (potentieel) kwetsbare groepen. Dit doen we door de op

 

de volgende pagina beschreven vijf voorwaarden voor subsidieverlening, die elkaar soms overlappen en aanvullen, op te nemen in de subsidieregeling voor buurthuizen. Om voor de subsidie in aanmerking te komen dienen de buurthuizen activiteiten te (gaan) ontplooien op alle 5 de thema’s. We beseffen wel dat deze meer expliciete uitvraag, gericht op de sociale basis, een omslag kan vragen van de buurthuizen om hun activiteiten op sommige punten te herijken en bijvoorbeeld nieuwe samenwerkingsverbanden op te zetten.

 

We willen het instrument van subsidies vooral inzetten om te bereiken dat inwoners elkaar ontmoeten, gaan meedoen en zich inzetten voor elkaar. Dit alles draagt bij aan het welbevinden van onze inwoners en het voorkomen of verzachten van een hulpvraag. Door een brede inzet van de buurthuizen in de sociale basis kunnen zij nog steeds komen tot een subsidiëring die vergelijkbaar is met het financiële effect van ons oude subsidiebeleid. Dat betekent dat we nu kiezen voor financiële continuïteit. Bij de aanvraag van een subsidie mogen de buurthuizen bij de te subsidiëren activiteiten de daarvoor noodzakelijke kosten opvoeren voor huisvesting, gas, water, elektriciteit en internet, om die activiteiten daadwerkelijk uit te kunnen voeren.

 

In de komende jaren zullen we samen met de buurthuizen bekijken hoe steeds meer concrete invulling kan worden gegeven aan de versterking van de sociale basis en hoe op termijn deze voorwaarden verder kunnen worden ingevuld. Dat betekent ook dat op enig moment, bijvoorbeeld na een evaluatie van ons beleid, deze voorwaarden worden verbonden aan de toekenning van de subsidie. Dat zou dan kunnen gaan betekenen dat we elke voorwaarde voor 1/5 deel meewegen bij de verlening en vaststelling van de subsidie.

 

Onderstaande vijf punten vormen voor ons de basis voor het verstrekken van een subsidie.

 

  • 1.

    Het bestrijden van eenzaamheid

De buurthuizen zijn laagdrempelige ontmoetingsplekken die bijdragen aan de ontmoeting van kwetsbare bewoners uit de wijk en aan het verminderen van eenzaamheid. Hiervoor organiseren zij specifieke activiteiten of ontmoetingsmogelijkheden. Denk bij kwetsbare bewoners aan mensen met een beperking of ouderdomsproblemen, minima en mantelzorgers en personen behorend tot de LHBTIQ+ gemeenschap die (dreigen te) worden uitgesloten .

 

  • 2.

    Sociale cohesie en samenredzaamheid

De buurthuizen dragen bij aan samenredzaamheid (de sociale cohesie). Hiervoor organiseren zij verbindende activiteiten, waarbij mensen uit de buurt elkaar leren kennen. Als mensen elkaar kennen, zien zij gemakkelijker naar elkaar om en dat verhoogt het welzijn van onze (kwetsbare) inwoners.

 

  • 3.

    Het bieden van een fysieke ruimte

De buurthuizen bieden een fysieke ruimte waar inwoners en organisaties activiteiten kunnen ontplooien die bijdragen aan de vermindering van eenzaamheid, het versterken van de sociale cohesie, ontspanning, zelf- ontplooiing, het bevorderen van de fysieke of mentale gezondheid of het behartigen van de belangen van de wijk, buurt of van groepen inwoners.

 

  • 4.

    Het faciliteren van vrijwilligersbeleid

Buurthuizen kunnen niet zonder vrijwilligers. Sterker nog, buurthuizen werken in beginsel zonder professionals. Inzet op werving en behoud en het faciliteren van vrijwilligers is een noodzaak. Daarmee gepaard gaande kosten zijn subsidiabel. Het betreft hier kosten voor werving, training, waardering en het behoud van vrijwilligers. Voorbeelden van waarderingskosten zijn een onkostenvergoeding of een jaarlijkse feestavond voor vrijwilligers. Daarnaast kan subsidie worden verstrekt voor kosten voor de inzet van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt (werkervaringsplekken of zinvolle tijdsbesteding), in overleg met Zaffier of het UWV. In uitzonderlijke gevallen, als openstelling in het geding is, is subsidie voor professionele inzet bespreekbaar. Te denken valt aan schoonmaak of beheer.

 

  • 5.

    Signalering en verwijzing

Buurthuizen zijn vindplaatsen van maatschappelijke signalen op wijk- en individueel niveau. Daarom moeten buurthuizen samenwerken met welzijnsorganisaties. Dat doen zij door medewerkers van welzijnsorganisaties toegang tot het buurthuis te verlenen, uit te nodigen bij wijkactiviteiten en door regelmatig met hen in gesprek te gaan op zowel uitvoerend als managementniveau. Door deze actieve signalering en verwijzing dragen zij bij aan preventie en om vroegtijdig zwaardere problemen te voorkomen of te verhelpen.

6. Welzijn, Participatie en Jeugd

Een deel van ons gemeentelijk beleid in het sociaal domein is gericht op het welzijn en de participatie van volwassenen en op het kansrijk en gezond opgroeien van jeugdigen. Onze subsidiëring op deze thema’s is gericht op het vrij toegankelijke aanbod.

 

Ondersteuning op basis van een (geïndiceerde) maatwerkvoorziening in het kader van de Wmo, Jeugdwet, Wlz of Zorgverzekeringswet valt buiten de werking van het subsidiebeleid en de subsidieregelingen.

6.1 Welzijn en Participatie

De gemeente is vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) verplicht om mensen die hulp nodig hebben bij het (langer) zelfstandig thuis wonen, te ondersteunen. Die ondersteuning kan plaatsvinden in de vorm van een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening. Deze subsidieregeling ondersteunt het aanbod van algemene voorzieningen. Door die ondersteuning kunnen mensen ook gemakkelijker participeren in onze samenleving.

 

Hieruit volgt dat we, voor wat betreft welzijn en participatie, nadrukkelijk inzetten op het realiseren en het behoud van een sterke sociale basis door middel van:

 

  • Laagdrempelige en preventieve ondersteuning van kwetsbare inwoners bij hun zelfredzaamheid en van wijken en buurten met relatief veel kwetsbare inwoners in hun samenredzaamheid;

  • Het voorkomen van een toename van zorgvragen en van het gebruik van maatwerkvoorzieningen;

  • Het stimuleren en ondersteunen van vrijwilligers en mantelzorgers.

Om een sterke sociale basis te realiseren en te behouden kunnen we subsidie verlenen voor preventieve laagdrempelige activiteiten voor volwassenen gericht op:

 

  • Het stimuleren van een leefstijl ten behoeve van mentale en fysieke gezondheid van kwetsbare inwoners;

  • Het versterken van zelfredzaamheid om zelfstandig te kunnen (blijven) wonen of het hierbij bieden van praktische ondersteuning;

  • Het opsporen en bestrijden van eenzaamheid en het bieden van zingeving;

  • Het versterken van de financiële kennis en vaardigheden van de positie van (financieel) kwetsbare inwoners;

  • Het versterken van de gemeenschapszin (samenredzaamheid) van wijken en buurten met relatief veel kwetsbare inwoners;

  • Het werven en trainen van vrijwilligers om deze doelen te realiseren.

6.2 Jeugd

Onze ambitie is dat kinderen en jongeren in Dijk en Waard fysiek, sociaal- emotioneel gezond en veilig kunnen opgroeien en kansrijk kunnen meedoen aan de samenleving. Daarom zetten we subsidie in om hiermee samenhangende activiteiten voor hen te faciliteren en het daadwerkelijke meedoen aan die activiteiten te stimuleren.

 

Voor jeugd spreken we niet zozeer over de versterking van de sociale basis maar beter over de versterking van de pedagogische basis. De pedagogische basis is het deel van de sociale basis dat bestaat uit alle contacten, sociale relaties en leefomgevingen die specifiek bijdragen aan het positief opgroeien, het opvoeden en ontwikkelen van kinderen (0-12 jaar) en jongeren (13-23 jaar).

 

De activiteiten die we willen subsidiëren dragen vooral bij aan het versterken van jeugdigen en hun ouders/verzorgers in kwetsbare posities. Een kwetsbare positie van ouders kan bijvoorbeeld ontstaan wanneer zij ondersteuning nodig hebben bij het deelnemen aan de samenleving, te weinig te besteden hebben, een klein of geen netwerk om zich heen hebben, sociale vaardigheden missen, mentaal niet goed weerbaar zijn of de Nederlandse taal niet goed machtig zijn. De kwetsbaarheden van ouders kunnen doorwerken op de kwetsbaarheden van jeugdigen en de manier waarop zij optimaal kunnen participeren aan de samenleving.

 

We vinden het tevens belangrijk dat de te subsidiëren activiteiten (ook) een preventief karakter hebben. Hieronder verstaan we activiteiten die gericht zijn op het voorkomen van (verergeren van) problemen of kwetsbaarheden. Door het versterken van eigen kracht of samenredzaamheid, voorkomen we dat hulpvragen groter worden. Dergelijke preventieve activiteiten, buiten het onderwijs om, zijn daarom subsidiabel.

 

Subsidie kan worden verstrekt voor preventieve activiteiten in de pedagogische basis, buiten schooltijd om, die gericht zijn op (kwetsbare) jeugdigen en bijdragen aan de volgende doelen:

 

  • a.)

    Het versterken van de mentale gezondheid

Mentale gezondheid gaat over cognitie (denken), emotie (voelen) en sociaal welzijn. Mentaal gezonde personen voelen zich over het geheel genomen tevreden, zijn in staat om te genieten, denken positief, kunnen omgaan met tegenslagen en zijn tevreden met hun sociale relaties. Een goede mentale gezondheid is onmisbaar voor jeugdigen om gezond te kunnen opgroeien.

 

  • b.)

    Het vergroten van (gelijke) ontplooiings- en ontwikkelingskansen

Jeugdigen hebben recht op gelijke kansen. Daarom stimuleren we activiteiten die zo worden georganiseerd dat ieder kind of jongere gelijke kansen heeft om hieraan deel te nemen, ongeacht achtergrond, afkomst, status etc.

 

  • c.)

    Het stimuleren van ontmoeting en participatie voor de ouders, waarmee het sociaal netwerk om het kind/de jongere heen wordt versterkt

Opvoeden en opgroeien een zaak is van iedereen: ouders, grootouders, familie en andere verzorgers, de leerkracht, vrijwilliger in de school, buurtsportcoach, buren/buurtgenoten en de begeleider in de kinderopvang. Oftewel, alle personen die bijdragen aan een positief en pedagogisch klimaat waarin jeugdigen opgroeien. Er moet voor iedere ouder de mogelijkheid zijn om binnen deze basis tot ontmoeting, ondersteuning en verrijking te komen. Dit draagt bij aan het vergroten van het pedagogisch ondersteuningsnetwerk om jeugdigen heen.

 

  • d.)

    Het bevorderen van maatschappelijke betrokkenheid

Meedoen in de maatschappij is van groot belang. Dit versterkt de eigen kracht en vergroot het netwerk van jeugdigen. En bevordert dat jeugdigen kunnen opgroeien tot zelfredzame volwassenen die naar vermogen kunnen participeren aan de samenleving.

 

  • e.)

    Het bevorderen van persoonlijke (talent)ontwikkeling

Alle jeugdigen hebben recht op optimale ontplooiings- en ontwikkelings- kansen. Hiervoor is een stabiele omgeving nodig, waarin zij spelenderwijs leren en vooral ook zelf ontdekken waar hun talenten liggen.

7. Inwonersinitiatieven

Inwonersinitiatieven zijn heel belangrijk voor de samenleving omdat ze bijdragen aan de sociale cohesie en het welzijn van de gemeenschap. Ze geven mensen de kans om hun ideeën en initiatieven te realiseren en hun stem te laten horen. Dit kan leiden tot een gevoel van eigenaarschap en betrokkenheid bij de gemeenschap en het versterken van de sociale banden. Inwonersinitiatieven kunnen ook bijdragen aan het verminderen van sociale uitsluiting. Ze kunnen ervoor zorgen dat mensen die anders eenzaam zijn of zich buitengesloten voelen, betrokken raken bij de gemeenschap en nieuwe sociale contacten opdoen. Dit kan bijvoorbeeld door het organiseren van activiteiten of het opzetten van ondersteuningsgroepen voor en door bepaalde doelgroepen. Inwonersinitiatieven kunnen ook een positief effect hebben op de leefomgeving. Ze kunnen bijvoorbeeld bijdragen aan het verbeteren van de leefbaarheid in wijken of het behoud van cultuurhistorische waarden. Ook zijn inwonersinitiatieven van belang voor de samenleving omdat ze bijdragen aan een sterke en gezonde gemeenschap. Ze kunnen bijvoorbeeld helpen bij het oplossen van lokale problemen en het verbeteren van de leefomstandigheden van de bewoners.

 

Dit zijn voor ons redenen om de inwonersinitiatieven te ondersteunen via een subsidie.

 

Voor de aanvraag daarvan verwijzen we naar de website www.bidw.nl.

8. Tot slot

Incidentele subsidies

De voormalige gemeente Langedijk kende een subsidieregeling (2010) voor incidentele subsidies. Voor het overige hadden beide gemeenten geen vast- gelegd beleid inzake incidentele subsidies. Uit de jurisprudentie volgt dat een subsidie incidenteel is als er geen wettelijk voorschrift, beleidsregel of vaste bestuurspraktijk is omtrent het door het subsidiërend bestuursorgaan verstrekken van subsidie voor de gesubsidieerde activiteit. Deze uitzondering is bedoeld voor gevallen waarin zowel het aantal subsidieontvangers als het tijdvak van subsidie beperkt is. Het verstrekken van incidentele subsidie be- hoort tot de beleidsvrijheid van het bestuursorgaan. We vinden het belangrijk dat incidentele subsidies zoveel als mogelijk aansluiten op ons subsidiebeleid en bijdragen aan de versterking van de sociale basis.

 

Langdurige subsidierelatie (afbouwregeling)

Ons nieuwe, geactualiseerde subsidiebeleid houdt een wijziging in van onze focus met daarbij, op sommige thema’s, een aantal extra of nieuwe voorwaarden voor subsidiering. De inhoudelijke en financiële harmonisatie van twee verschillende subsidiesystemen kan voor enkele organisaties leiden tot meer of minder subsidie dan dat ze gewend zijn te ontvangen.

 

De Algemene wet bestuursrecht geeft een aantal financiële waarborgen als er sprake is van een langdurige subsidierelatie bij voortdurende activiteiten. Indien een organisatie tenminste drie jaar achter elkaar voor (in hoofdzaak) dezelfde activiteiten subsidie ontvangt, spreken we van een ‘langdurige subsidierelatie’. De organisaties met wie we een langdurige subsidierelatie hebben zijn soms (deels) afhankelijk geworden van de subsidie. De subsidie is vaak al opgenomen in hun begroting. Dan kan en mag het niet zo zijn dat de subsidie van het ene op het andere moment niet meer verstrekt wordt. Voor dat soort gevallen bepaalt de wet dat er een redelijke termijn van afbouw van de subsidie wordt gehanteerd.

 

Volgens de Algemene wet bestuursrecht gaat het erom dat er redelijke termijn wordt gehanteerd voor de periode tussen het besluit dat geen /minder subsidie wordt verstrekt en de ingangsdatum van het volgende subsidietijdvak. De wet geeft echter geen antwoord op de vraag wat een redelijke termijn is. Dit is afhankelijk van alle feiten en omstandigheden. De redelijke termijn moet de subsidieontvanger in staat stellen maatregelen te nemen om de gevolgen van de beëindiging van de subsidierelatie te ondervangen. Te denken valt hierbij o.a. aan opzegtermijnen van huur en arbeidsovereenkomsten.

 

In de rechtspraak is in ieder geval bepaald dat er geen direct verband is tussen de duur van de subsidierelatie en de duur van de redelijke termijn. Met andere woorden; het is niet zo dat een langere subsidierelatie moet leiden tot een langere termijn. Ook hoeft de redelijke termijn niet zodanig ruim te zijn dat de subsidieontvanger al zijn activiteiten op dezelfde manier voort kan zetten. Van de subsidieontvanger wordt verwacht dat hij maatregelen neemt. Indien een organisatie zonder de subsidie niet levensvatbaar blijkt te zijn, maakt dat de intrekking van de subsidie niet onrechtmatig.

 

We bekijken samen met organisaties of een afbouwregeling nodig is en besluiten vervolgens in samenspraak hoe we de subsidie afbouwen.

 

Tot slot

We zijn van mening dat ons subsidiebeleid een belangrijk middel is waarmee we, naast het faciliteren van het bestaan van een bloeiend verenigingsleven, specifieke doelgroepen kunnen bereiken. Meedoen, ontmoeten en het inzetten van talenten en vaardigheden wordt hierdoor voor die doelgroepen gemakkelijker en meer vanzelfsprekend.

 

Ons subsidiebeleid nodigt organisaties en inwoners uit om een extra stapje te zetten om kwetsbare inwoners mee te nemen bij het organiseren van activiteiten. Hiermee versterken we de sociale basis in onze gemeente en werken we samen aan een inclusieve, gezonde, vitale en kansrijke samenleving.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 23 mei 2023

De griffier (a.i.),

E. van der Voorde

De voorzitter,

M.F. Poorter