Organisatie | Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gewijzigde financiële verordening Amsterdam 2023 |
Citeertitel | Gewijzigde financiële verordening Amsterdam 2023 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Financiële verordening Amsterdam 2023.
artikel 212 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2023 | nieuwe regeling | 28-06-2023 |
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Administratieve organisatie: administratieve organisatie en interne beheersing: het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatievoorziening ten behoeve van de verantwoordelijke leiding;
Regeling: een nadere uitwerking van de Verordening op grond van artikel 212 van de Gemeentewet in de vorm van een regeling in het geval dat de raad het college heeft opgedragen regels vast te stellen of de mogelijkheid daartoe heeft gecreëerd of dat het college het gegeven zijn verantwoordelijkheid noodzakelijk acht.
Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording
Artikel 3 Programma’s en programma-indeling
De raad stelt op voorstel van het college per programma of onderdeel daarvan relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke prestaties, de daarvoor uitgevoerde activiteiten en de maatschappelijke effecten van gemeentelijk beleid. De indicatoren omvatten tenminste de wettelijk voorgeschreven indicatoren.
Artikel 6 Tussentijdse rapportages (voorjaarsnota en najaarsnota)
Het college meldt in de tussentijdse rapportages afwijkingen van de begroting van het lopende jaar en doet met opgave van redenen voorstellen aan de raad voor wijziging van de begroting, bijstelling van het beleid of wijziging van de investeringsruimte van een portfolio of van investeringskredieten als:
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort als bedoeld in de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Hoofdstuk 3 Rechtmatigheidsverantwoording
Artikel 9 Voorwaardencriterium
Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.
Artikel 10 Begrotingscriterium
Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie, investeringsportfolio’s en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;
Artikel 12 Evaluatie beleidsnota’s
Het college evalueert vierjaarlijks de vastgestelde beleidsnota’s benoemd in de artikelen: 14, 15, 18, 19, 20 en 21.
Het college kan voor bepaalde of onbepaalde tijd een onafhankelijk deskundig adviesorgaan instellen. Dit orgaan adviseert het college over financiële onderwerpen binnen de kaders van het bestuurlijk en financieel stelsel.
Artikel 17 Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel aan de raad, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel aan de raad, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
Hoofdstuk 5 Administratie, organisatie en interne beheersing
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:
de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, en de uitvoering van onderzoeken naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.
Het college draagt zorg voor interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert het college daarover in de rechtmatigheidsverantwoording. Daarnaast informeert het college de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 28 juni 2023.
De voorzitter
Femke Halsema
De raadsgriffier
Jolien Houtman
De basis van het stelsel van financiële regels van de gemeente Amsterdam wordt gevormd door de financiële verordening op grond van artikel 212 van de Gemeentewet. In deze verordening zijn de primaire regels vastgelegd voor het financiële beleid, het financiële beheer en de financiële organisatie. Artikel 212 van de Gemeentewet bepaalt ten aanzien van de financiële verordening:
De verordening bevat in ieder geval:
grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b (het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn, door of vanwege de gemeente verstrekte diensten en het geven van vermakelijkheden waarbij gebruik wordt gemaakt van door of met medewerking van het gemeentebestuur tot stand gebrachte of in stand gehouden voorzieningen of waarbij een bijzondere voorziening in de vorm van toezicht of anderszins van de zijde van het gemeentebestuur getroffen wordt) en, voor zover deze wordt geheven, voor de heffing bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (inzameling van huishoudelijke afvalstoffen);
Het stelsel van financiële regels kent een hiërarchie in de financiële regelgeving:
De uitwerking van het kader kan verder in de financiële verordening expliciet worden opgedragen aan het college of kan aan het college worden overgelaten als de verordening er niet expliciet om vraagt. In dat geval is sprake van uitvoeringsregels. Het college stelt deze vast en stuurt deze ter kennisname aan de gemeenteraad.
De uitwerking van de kaders naar praktische toepassing in de organisatie wordt geregeld in toepassingsregels. Dit zijn regels die, uiteraard binnen de kaders, verdere uitwerking geven aan de toepassing van de financiële verordening, de beleidsnota’s en de uitvoeringsregels. De verantwoordelijkheid voor ontwerp en vaststelling van de toepassingsregels ligt bij de gemeentesecretaris en de directeur DMC. Te denken valt hier bijvoorbeeld aan procesbeschrijvingen.
Deze verdeling past bij het doel van de dualisering van het gemeentebestuur: de gemeenteraad stelt de kaders vast en het college van burgemeester en wethouders bestuurt daarbinnen de gemeente. De ambtelijke organisatie voert vervolgens de door het college opgedragen taken uit.
De verordeningen, uitvoeringsregels en toepassingsregels gelden voor alle organisatie eenheden van de gemeente. Alleen in uitzonderingssituaties wordt in de regels onderscheid gemaakt naar verschillende organisatie-eenheden.
Bij de gehanteerde begrippen in de verordening wordt aangesloten op (definities uit) de Gemeentewet, het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole decentrale overheden (Bado).
Dit artikel bepaalt dat het college de raad tijdig voorziet van begrotingsproducten zodat de raad zijn kaderstellende en controlerende taak kan uitvoeren. Hieronder staat de begrotingscyclus verder toegelicht. Daarnaast biedt het college jaarlijks aan de raad een overzicht aan met de data waarop de planning- en controlproducten in de raad worden geagendeerd.
De begrotingscyclus bestaat uit vier verschillende budgettaire rapportages, de zogenoemde ‘begrotingsproducten’: De begroting, de voorjaarsnota, de najaarsnota en het jaarverslag. Een deel van deze producten is wettelijk voorgeschreven. Zo staat in de Gemeentewet dat elke gemeente een begroting en een jaarverslag maakt. In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) staat waar de begroting en het jaarverslag aan moeten voldoen. Veel gemeenten kiezen ervoor om, naast een begroting en een jaarverslag, andere producten op te stellen om het bestuur zo goed mogelijk te ondersteunen
Bij de begroting spreekt de raad na het zomerreces over de beleidsmatige en financiële kaders voor het komende jaar en de meerjarenraming op een moment dat alle relevante informatie beschikbaar is. Op basis van de Gemeentewet sturen we de provincie Noord-Holland voor 15 november een door de raad vastgestelde begroting voor het komende jaar.
De begroting kijkt vooruit, beleidsmatig naar het komende jaar, financieel naar de komende vier jaar. In de begroting staat wat het college het komende jaar wil bereiken, wat het daarvoor gaat doen en wat dat kost. Ook aanpassingen voor het lopende jaar kunnen in de begroting meelopen. Het college maakt de begroting op basis van de voorjaarsbesluitvorming over de meerjarenperiode van de aankomende begroting. Die besluitvorming vormt de start van het begrotingsproces. De begroting is onderverdeeld in programma’s die zijn opgebouwd uit programmaonderdelen. In Amsterdam is vastgelegd dat de raad de budgetten op programmaonderdeelniveau autoriseert.
De begroting actualiseren we in Amsterdam op drie momenten gedurende het begrotingsjaar: bij de voorjaarsnota (voor het zomerreces), bij de begroting voor het volgende jaar (na het zomerreces) en bij de najaarsnota (aan het einde van het jaar).
Op basis van de voorjaarsbesluitvorming door het college bieden we de raad voor het zomerreces de voorjaarsnota aan. De voorjaarsnota is een enkeljarige rapportage en bevat informatie over en mutaties van het lopende begrotingsjaar. Per programma en programmaonderdeel geven we een overzicht van beleidsmatige en financiële afwijkingen met een bestuurlijk relevante en redengevende verklaring en geven we aan of een begrotingswijziging wordt voorgesteld of niet. De bestuurlijke en financiële hoofdlijnen van de voorjaarsnota bevatten, waar daar aanleiding voor is, een doorkijk naar de komende jaren. Voorstellen voor aanpassingen van (de formulering van) doelen en (streefwaarden voor) effect- en resultaatindicatoren kunnen ook plaatsvinden bij de voorjaarsnota.
De najaarsnota is een enkeljarige uitvoeringsrapportage met informatie over en mutaties van het lopende begrotingsjaar. In de najaarsnota presenteren we onvermijdelijke mee- en tegenvallers aan het einde van het betreffende jaar. De najaarsnota is een beleidsarme prognose van het jaarverslag, waarmee we zo goed mogelijk anticiperen op voorziene omvangrijke budgetafwijkingen. Per programma en programmaonderdeel geven we een overzicht van beleidsmatige en financiële afwijkingen met een bestuurlijk relevante en redengevende verklaring en geven we aan of een begrotingswijziging wordt voorgesteld of niet.
Met het jaarverslag legt het college verantwoording af over het afgelopen jaar in de vorm van een beleidsmatige terugblik en een financiële verantwoording. Op basis van de Gemeentewet sturen we de provincie Noord-Holland voor 15 juli een door de raad vastgesteld jaarverslag over het afgelopen jaar. Het financiële (rekening-)resultaat uit het jaarverslag fungeert als input voor de voorjaars- en begrotingsbesluitvorming.
Het jaarverslag is een verantwoordingsdocument en daarmee het sluitstuk van de begrotingscyclus. In het jaarverslag wordt aangegeven in hoeverre de gestelde doelen zijn bereikt en welke middelen daarvoor zijn ingezet. Het jaarverslag is de verantwoording van het college aan de raad. Daarnaast is het jaarverslag ook een verantwoording van de gemeente aan provincie en Rijk. Het jaarverslag geeft inzicht op het niveau van programma’s en programmaonderdelen. Een accountant controleert het jaarverslag op getrouwheid. De jaarstukken zijn (qua vorm en inhoud) een “spiegel” van de begroting. In het jaarverslag staan de onderdelen die de raad nodig heeft om zijn toetsende rol goed te kunnen vervullen en de onderdelen die conform wettelijke vereisten door de raad moeten worden vastgesteld.
Artikel 3 Programma’s en programma-indeling
Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kader stellende functie van de raad tot uiting komt. De raad stelt bij aanvang van een raadsperiode de indeling van de begroting in programma’s en desgewenst een nadere onderverdeling daarvan vast. Dat geldt ook voor de indicatoren waarop de raad wil sturen en controleren. Het doel van dit artikel is niet om per se elke nieuwe raadsperiode de gehele begroting en jaarstukken te herindelen. Veel van de gemeentelijke taken/activiteiten veranderen in de loop der jaren niet, zodat een noodzaak om te veranderen ontbreekt. Als de indeling en gebruikte indicatoren de vorige raadsperiode adequaat waren, dan kan deze indeling ook ongewijzigd of met beperkte bijstellingen of wijzigingen worden vastgesteld.
Artikel 4 Inrichting begroting en jaarstukken
In dit artikel zijn enkele aanvullende eisen gesteld aan de inrichting van de begroting en jaarstukken met betrekking tot de informatieverstrekking aan de raad in het algemeen en op het gebied van investeringen.
Dit betreft onder andere de omvang van de post onvoorzien, die is opgenomen in de begroting. Hieruit kunnen we onvoorziene uitgaven dekken die we niet kunnen toereken aan een programma uit de begroting.
Daarnaast geeft dit artikel aan dat het college gelijktijdig met de jaarstukken een voorstel zal doen voor de bestemming van het jaarrekeningresultaat. De jaarrekening zal een positief, dan wel een negatief saldo kennen. In dit artikel wordt geregeld dat het college een voorstel doet voor de bestemming van het positieve saldo, dan wel de afdekking van een eventueel negatief saldo.
Artikel 5 Autorisatie begroting, investeringsruimte en investeringskredieten
Dit artikel geeft aan wat de raad bij de begroting (of een wijziging daarvan) in budgettaire zin autoriseert. De autorisatie vindt plaats op programmaniveau of per programmaonderdeel als het programma is onderverdeeld. De raad autoriseert per portfolio de investeringsruimte van het begrotingsjaar. De raad neemt kennis, per porfolio, van de meerjarige investeringsruimte en van de lopende en nieuwe investeringen. In het geval van een begrotingswijzing kan de autorisatie een deel van de begroting omvatten. In het derde lid is expliciet gemaakt in welke gevallen aan de raad een investeringsvoorstel moet worden voorgelegd.
Artikel 6 Tussentijdse rapportages (voorjaarsnota en najaarsnota)
In dit artikel is vastgelegd dat het college tussentijds rapporteert en voorstellen aan de raad doet als de uitvoering van de begroting, de investeringsruimte van een portfolio of de investeringskredieten die de raad heeft vastgesteld in het gedrang komen. Ook is geregeld welke tolerantiegrenzen daarbij gehanteerd worden. Die tussentijdse rapportages zijn de voorjaarsnota en de najaarsnota. In de toelichting op artikel 2 wordt nader ingegaan op de inhoud en functie in de begrotingscyclus van die begrotingsproducten.
Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd dat ze aandeel hebben in plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijk aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten overschreden dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar gemeenten wordt door vertaald.
Gemeenten krijgen in het voorjaar van het Rijk bericht of het gemeentelijk aandeel in het nationale toegestane EMU-tekort met de lopende begroting dreigt te worden overschreden. Ook wordt dan duidelijk of daarop actie van gemeenten is gewenst. Pas als dit laatste het geval is, moeten gemeenten met een individueel EMU-saldo hoger dan gemeentelijke EMU-referentiewaarde hun begroting neerwaarts bijstellen om de overschrijding van het collectieve aandeel ongedaan te maken.
In het artikel is opgenomen dat het college de raad informeert bij een overschrijding van het toegestane EMU-tekort voor alle gemeenten. Als daarop actie nodig is van de gemeente, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Artikel 8 Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording
Bij de verantwoording over rechtmatigheid wordt gekeken naar negen criteria. Het college legt verantwoording af over alle negen criteria in de jaarrekening. Zie Kadernota rechtmatigheid 2023, augustus 2021, blz. 9 e.v. voor de criteria en bijbehorende toelichting. De eerste zes criteria zijn niet opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording. Deze betreffen verantwoording met betrekking tot getrouwheid én rechtmatigheid. Ze komen tot uitdrukking in de balans en het overzicht van baten en lasten en zijn daarmee onderwerp van de reguliere jaarrekeningcontrole van de accountant. Dit zijn het calculatiecriterium, valuteringcriterium, adresseringscriterium, volledigheidscriterium, aanvaardbaarheidscriterium en leveringscriterium.
Daarnaast is er een aantal criteria waarbij de verantwoording specifiek gaat over rechtmatigheid. Deze komen wel tot uitdrukking in de rechtmatigheidsverantwoording van het college:
Hierbij dient te worden opgemerkt dat deze criteria betrekking kunnen hebben op zowel rechtmatigheid als getrouwheid. Het niet naleven van voorwaarden kan er bijvoorbeeld toe leiden dat baten of lasten onjuist of onvolledig worden verantwoord. Afwijkingen die direct van invloed zijn op het getrouwe beeld van de jaarrekening worden niet opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording.
In het eerste lid stelt de raad de verantwoordingsgrens vast, waarboven het college moet rapporteren aan de raad. Deze grens moet tussen 0 en 3% liggen. De verantwoordingsgrens wordt gesteld op 2% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de toevoegingen aan de reserves.
Het tweede lid geeft aan boven welk bedrag afzonderlijke afwijkingen nader moeten worden toegelicht (rapportagegrens). De rapportagegrens wordt gesteld op 0,3%, dit is gelijk aan het percentage dat voorheen in Amsterdam gold voor het rapporteren van bevindingen door de accountant.
Artikel 9 Voorwaardencriterium
In het eerste lid wordt de definitie weergegeven van het voorwaardencriterium, het zogenaamde “normenkader”.
Het tweede lid geeft aan dat jaarlijks het normenkader ten aanzien van de rechtmatigheidsverantwoording door de gemeenteraad wordt vastgesteld en voor 31 januari aan de raad wordt aangeboden. Deze datum maakt het mogelijk om alle wijzigingen die zich voorafgaand aan het verslagjaar hebben voorgedaan op te nemen in het vast te stellen normenkader.
Artikel 10 Begrotingscriterium
Artikel 10 gaat expliciet in op de begrotingsrechtmatigheid. In het eerste lid wordt het begrip begrotingsrechtmatigheid gedefinieerd.
De baten en lasten moeten zich bewegen binnen de door de raad goedgekeurde en vastgestelde budgetplafonds. Indien er een overschrijding plaatsvindt is er strikt genomen sprake van een begrotingsonrechtmatigheid. Dat is geregeld in het tweede lid.
Het kan hierbij ook gaan om begrotingsonrechtmatigheden waarbij het college binnen de beleidskaders van de raad is gebleven. Het vierde lid omschrijft in hoeverre afwijkingen van de begroting acceptabel zijn. Nadere toelichting in de rechtmatigheidsverantwoording is voor de acceptabele afwijkingen niet nodig, verwijzing naar de betreffende passage in de reguliere toelichting op baten, lasten en investeringen in de jaarrekening volstaat.
Artikel 11 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium
Dit artikel voorziet in het zogenaamde “misbruik en oneigenlijk gebruik criterium”. In het eerste lid wordt het criterium gedefinieerd. Van misbruik is sprake bij het opzettelijk niet, niet tijdig, onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens met als doel ten onrechte overheidssubsidies of -uitkeringen te verkrijgen of niet dan wel een te laag bedrag aan heffingen aan de overheid te betalen. Van oneigenlijk gebruik is sprake indien bij het aangaan van rechtshandelingen, al dan niet gecombineerd met feitelijke handelingen, het verkrijgen van overheidsbijdragen of het niet dan wel tot een te laag bedrag betalen van heffingen aan de overheid, in overeenstemming met de bewoordingen van de regelgeving is maar in strijd met het doel en de strekking daarvan is.
Dit artikel regelt de mogelijkheid om een financieel adviesorgaan in te stellen. Doelstelling van het adviesorgaan is om binnen de kaders van het nieuwe bestuurlijk en financieel stelsel gevraagd of op eigen initiatief te adviseren over onderwerpen die relevant zijn voor de financiën van de gemeente Amsterdam.
Artikel 14 Waarderen, activeren en afschrijven vaste activa
De verordening moet volgens artikel 212 van de Gemeentewet in elk geval regels bevatten voor activering en afschrijving van activa. In het BBV en de uitleg daarvan zijn nadere regels daarvoor opgenomen. Het laatste geldt ook voor het beleid ten aanzien van grondexploitaties. In financiële zin gaat het in deze nota specifiek over de wijze van omgaan met en verantwoording van de grondexploitaties en de erfpachtuitgiftes. Dit artikel van de verordening bepaalt dat het college nota’s hierover ter vaststelling aan de raad aanbiedt.
Artikel 15 Reserves en voorzieningen
Dit artikel bepaalt dat het college een nota over de reserves en voorzieningen aanbiedt ter behandeling en vaststelling van de raad. Met deze nota stelt de raad regels voor de vorming van reserves. Kaders stellen voor voorzieningen is beperkt aan de orde en betreft qua vrijheid uitsluitend het instellen van voorzieningen met een kosten egaliserend karakter, zoals een onderhoudsvoorziening bedoeld om de kosten van onderhoud in de tijd gezien constant te houden.
Artikel 16 Kostprijsberekening
De Gemeentewet bepaalt dat de verordening in ieder geval de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten benoemd. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de samenstelling van de kostprijs van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In dit artikel van de verordening zijn de kaders voor de bepaling van de kostprijzen opgenomen. Ook is in dit artikel opgenomen wat de basisprincipes zijn waarmee overhead (als en voor zover die deel mag uitmaken van de kostprijs) wordt toegerekend.
Artikel 17 Prijzen economische activiteiten
Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreft. Economische activiteiten zijn activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met ander ondernemingen treedt. Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in dat tenminste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht. Voor het verplicht in rekening brengen van minimaal een integrale kostprijs voor de levering van goederen, werken en diensten of voor het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal gelden een aantal uitzonderingen. Deze uitzonderingen worden in het vierde lid opgesomd. Van deze verplichting kan verder worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Het raadbesluit moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Het besluit moet worden bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en moet open staan voor bezwaar en beroep.
Artikel 18 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd. Hier gaat dit artikel van de verordening over.
Het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken is een privaatrechtelijk besluit. Dergelijke besluiten zijn een bevoegdheid van het college.
Echter, daar waar bij het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken een publiek belang in het geding is en prijzen lager dan marktconform worden vastgesteld, is het aan de raad om het publiek belang te definiëren en het college kaders mee te geven voor het afwijken van marktconforme prijzen. Hiervoor is het al toegelichte artikel 14 in het leven geroepen.
Lid 2 benoemt een nota voor kaders voor prijzen en verhuur van vastgoed. Deze nota bevat een algemeen kader voor de prijzen van de verhuur en verkoop van vastgoed.
Lid 3 benoemt de jaarlijkse grondprijzenbrief.
Lid 4 en 5 zien toe op de informatieverstrekking en de betrokkenheid van de raad bij wijzigingen.
Artikel 19 Financieringsfunctie
De Gemeentewet bepaalt dat de verordening in ieder geval regels bevat over het beleid en de organisatie van de financieringsfunctie. Dit artikel van de verordening geeft invulling aan deze wettelijke plicht. Het Treasurystatuut is een regeling voor het sturen en het beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's, rekening houdend met regels over financiering zoals die zijn vastgelegd in de Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet FIDO).
Het artikel verbonden partijen van deze verordening legt vast dat het college naast de paragraaf verbonden partijen een nota opstelt met het beleidskader voor oprichting, beheer, verkoop en liquidatie van de verbonden partijen van de gemeente.
In aanvulling op de wettelijke voorschriften is voor verbonden partijen in dit artikel bepaald dat het college iedere collegeperiode de deelnemingen herijkt. De deelnemingen worden geëvalueerd, waarbij gekeken wordt of de deelneming de afgelopen periode succesvol is geweest in de behartiging van dit publieke belang, of een deelneming nog steeds de beste manier is om dit publieke belang te behartigen, of dat de deelneming beter afgestoten kan worden. Daarnaast worden de risico’s en het financieel belang van elke deelneming in kaart gebracht. Op basis hiervan wordt per deelneming bekeken of het verstandig is om deze aan te houden, te verkopen of te liquideren. Indien het afstoten van een deelneming budgettaire consequenties heeft, dient dit onderwerp te zijn van een integraal besluitvormingsmoment over rekening of begroting.
Artikel 21 Weerstandsvermogen en risicomanagement
Dit artikel van de verordening bepaalt dat het college een apart beleidskader voor het weerstandsvermogen en risicomanagement opstelt en ter vaststelling aanbiedt aan de raad. Daarbij worden tenminste de onderwerpen als genoemd in het tweede lid behandeld.
Artikel 22 Onderhoud kapitaalgoederen
In dit artikel is een aanvullende informatievraag van de raad gedefinieerd. Er is opgenomen dat de raad in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen ook wordt geïnformeerd over de voortgang van het geplande onderhoud en de omvang van het achterstallig onderhoud.
In dit artikel zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen. Het college wordt opdracht gegeven regels vast te stellen gericht op de opzet, inrichting en wijze van registreren in de financiële administratie.
Artikel 24 Financiële organisatie
Dit artikel geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Dit artikel geeft in de brede de mogelijkheid voor het college om uitvoeringsregels vast te stellen gericht op financiële aspecten in de uitvoering door de ambtelijke organisatie van de gemeente.
Dit artikel is gericht op de interne beheersing binnen de gemeente die omvattender is dan alleen de financiële organisatie. Het artikel onderkent de verantwoordelijkheid van het college daarin en over de ontwikkelingen daarin te rapporteren. Afgezien daarvan biedt ook dit artikel een basis voor het college om in den brede uitvoeringsregels op te stellen die niet per sé een financiële dimensie hebben.
Artikel 26 Subsidieverstrekking
Voor de subsidieverstrekking aan ondernemingen en instellingen is een algemene titel nodig op basis waarvan subsidies verleend kunnen worden. Dit volgt uit de Algemene Wet bestuursrecht. Deze verplichting is in de verordening vertaald naar een opdracht aan het college deze algemene titel in de vorm van een subsidieverordening aan de raad ter vaststelling voor te leggen.