Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Utrecht

Nadere regel subsidie verslavingspreventie gemeente Utrecht

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUtrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regel subsidie verslavingspreventie gemeente Utrecht
CiteertitelNadere regel subsidie verslavingspreventie gemeente Utrecht
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 156, derde lid, van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-07-2023Vervangende regeling

20-06-2023

gmb-2023-284041

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regel subsidie verslavingspreventie gemeente Utrecht

Burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

  • gelet op artikel 156 lid 3 Gemeentewet;

  • gelet op artikel 3 lid 2 van de Algemene Subsidieverordening gemeente Utrecht;

  • gelet op het Nationaal Preventieakkoord, ondertekend op 23 november 2018;

  • gelet op de nota Volksgezondheid Utrecht 2019-2023 ‘Gezondheid voor iedereen’ en de stedelijke ambitie ‘Gezond Stedelijk Leven voor Iedereen’;

  • gelet op het Preventie- en handhavingsplan alcohol 2023-2027

  • overwegende dat het Rijk op grond van de Regeling specifieke uitkering sport en bewegen, gezondheidsbevordering, cultuurparticipatie en de sociale basis 2023–2026 gelden beschikbaar heeft gesteld ten behoeve van voor activiteiten in het kader van de ambities en doelen zoals gesteld in het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) en het Hoofdlijnen Sportakkoord II, op het hoofdthema Gezondheid & Sociale Basis en het onderdeel OKO & Vroegsignalering Alcoholproblematiek;

 

Besluiten de volgende Nadere regel subsidie verslavingspreventie gemeente Utrecht vast te stellen:

Artikel 1 Definities

  • a.

    ervaringsdeskundigen:

  • We onderscheiden drie vormen van ervaringsdeskundigen:

    • i.

      ervaringswerkers: in de regel MBO of HBO opgeleide professionals die hun ervaring als specialisme inzetten;

    • ii.

      ervaringscoaches: mensen (w.o. vrijwilligers of stagiaires), die vanuit hun ervaring een functie vervullen tussen de professional en de cliënt;

    • iii.

      ervaringsvrijwilligers: mensen die vanuit hun eigen ervaring, activering stimuleren en de eigen veerkracht van cliënten ondersteunen;

  • b.

    burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

  • c.

    intermediairs: volwassenen die direct met de doelgroep in contact staan, zowel vrijwilligers als professionals, inclusief ervaringsdeskundigen en sleutelpersonen;

  • d.

    jeugd: jongeren tot 18 jaar en jongvolwassenen van 18-25 jaar;

  • e.

    KOPP/KOV-kinderen: kinderen van ouders met psychische problemen (KOPP) en kinderen van ouders met een verslavingsproblemen (KOV);

  • f.

    middelengebruik: het gebruik van middelen, waarin stoffen zitten met een psychoactieve werking, dat wil zeggen een stof die de gemoedstoestand verandert, de mate van actief of ontspannen zijn verandert, of een stof die de manier van denken, waarnemen en beleven verandert, zoals alcohol, nicotine of andere drugs;

  • g.

    ongelijk investeren: de gezondheidsverschillen in de stad worden groter en daarom moet meer geïnvesteerd worden in de inwoners die dit het hardst nodig hebben;

  • h.

    positieve gezondheid: het vermogen van mensen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven. Positieve gezondheid kent 6 dimensies: lichaamsfuncties, mentale functies en beleving, spirituele/existentiële dimensie, kwaliteit van leven, sociaal-maatschappelijke participatie en dagelijks functioneren;

  • i.

    risicogroepen: jeugd en volwassenen die door een opstapeling van risicofactoren extra kwetsbaar zijn voor (problematisch) middelengebruik;

  • j.

    selectieve preventie: preventie gericht op het voorkomen dat personen met één of meerdere risicofactoren (determinanten) voor een bepaalde aandoening daadwerkelijk ziek worden;

  • k.

    setting: de fysieke en sociale omgeving waarin middelengebruik en/of gokken plaatsvindt;

  • l.

    sleutelpersoon: iemand die door actieve betrokkenheid bij het aanpakken van problemen in wijk of stad, vertrouwen heeft verworven en daardoor op creatieve of sociaal vernieuwende manieren mensen samen weet te brengen. Dit kan ook een ervaringsdeskundige en/of iemand uit de doelgroep zelf zijn;

  • m.

    universele preventie: preventie gericht op het bewaken, beschermen en bevorderen van een gezonde bevolking;

  • n.

    vroegsignalering: het zo vroeg mogelijk opsporen van problemen met middelengebruik en/of gokken om daar zo tijdig mogelijk op in te grijpen; 

 

Artikel 2 Doelen en uitgangspunten

Doelen

Deze nadere regel draagt bij aan het bevorderen van positieve gezondheid door het voorkomen van gezondheidsschade ten gevolge van middelengebruik (nicotine, alcohol, drugs) en gokken bij jongeren onder de 18 jaar, jongvolwassenen (18-25 jaar), risicogroepen en hun sociale omgeving (w.o. ouders). Deze nadere regel gaat over verslavingspreventie (universele en selectieve preventie), die moet worden onderscheiden van de nadere regel over verslavingszorg.

Deze nadere regel richt zich op het stimuleren en ondersteunen van gezond gedrag als het gaat om middelengebruik en gokken. Dit doen we o.a. door het bieden van informatie over de gezondheidseffecten van middelengebruik en gokken. Het gaat om inzet gericht op bewustwording, motivering en gedragsverandering, om mensen in staat te stellen om tot verantwoorde keuzes te komen en om deze keuzes te ondersteunen. In aanvulling daarop is de aandacht ook gericht op mensen met beginnende problematiek om te voorkomen dat de problematiek verergert en om te stimuleren dat het gebruik verminderd wordt.

In deze nadere regel richten we ons primair op jeugd. We richten ons secundair op die groepen volwassenen die door een opstapeling van risicofactoren extra kwetsbaar zijn voor (problematisch) middelengebruik. We richten ons vanuit ongelijk investeren specifiek op risicogroepen die door professionals nog onvoldoende bereikt worden.

In deze nadere regel richten we ons tenslotte op jeugd net ouders met psychische problemen en kinderen van ouders met een verslavingsproblemen (KOPP/KOV). Onze inzet is erop gericht om te voorkomen dat deze doelgroep zelf mentale - of verslavingsproblematiek ontwikkelt. De subsidiabele activiteiten richten zich zowel op het kind of de jongvolwassene zelf, als ook op de ouders, waarbij oog is voor intergenerationele overdracht van problematiek.

Met deze regel dragen burgemeester en wethouders bij aan het realiseren van de ambities in het Coalitieakkoord Utrecht 2022 – 2026 op het gebied van verslavingspreventie.

 

Uitgangspunten

Uitgangspunt is de wederkerige relatie tussen middelengebruik en gokken aan de ene kant en de impact op maatschappelijk functioneren aan de andere kant. Weerbaarheid is daarbij een beschermende factor. De aanpak gericht op het voorkomen van gezondheidsschade is daarom ingebed in een bredere integrale benadering, waarbij het gaat om de impact op maatschappelijk functioneren.

Burgemeester en wethouders willen gezondheidsverschillen verkleinen. Dat vraagt om een aanpak waarbij middelen, gebruiker en setting in onderlinge samenhang worden bezien. We willen investeren in specifieke settings waar veel gebruikt wordt en in risicogroepen die tot nu toe minder goed bereikt worden. Daarnaast wordt zo nodig (gebiedsgericht) ingezet op innovatieve interventies.

Burgemeester en wethouders willen flexibel kunnen inspelen op een snel veranderende markt voor verslavende middelen en gokken. We willen trends en risicogroepen snel kunnen identificeren. Uitgangspunt daarbij is dat de kennisbasis van de subsidieaanvragers is gebaseerd op verschillende perspectieven zoals wetenschap, ervarings- en leefwereldkennis (van de doelgroep en de setting), maar ook kennis van partners in de zorg en sociale basis en in de wijken (w.o. Overvecht). Goed (integraal) samenspel en kennisdeling (ook met andere gemeenten) zijn daarbij noodzakelijk.

Burgemeester en wethouders investeren samen met partners in de sociale infrastructuur van gemeente en regio. Een van de instrumenten om dit te doen is social return. Social return maakt het mogelijk dat investeringen die de gemeente doet naast het ‘gewone’ rendement, ook een concrete sociale winst opleveren.

 

Artikel 3 Eisen aan de subsidieaanvrager

Burgemeester en wethouders stellen de volgende eisen aan de subsidie-aanvrager:

  • a.

    De subsidie kan worden aangevraagd door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid;

  • b.

    De aanvrager is aantoonbaar deskundig op het gebied van verslavingspreventie;

  • c.

    De aanvrager van subsidie voor de activiteiten genoemd in artikel 5, lid 1, is aantoonbaar deskundig op het gebied van verslavingszorg.

 

Artikel 4 Vaststelling subsidieplafond

Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks het subsidieplafond vast door middel van de subsidiestaat.

 

Artikel 5 Subsidiabele activiteiten

De volgende activiteiten, die aansluiten op de doelen en uitgangspunten zoals genoemd in artikel 2 en die u uitvoert in de stad Utrecht ten behoeve van haar inwoners, komen voor subsidie in aanmerking:

Verslavingspreventie algemeen:

  • a.

    activiteiten op het gebied van verslavingspreventie gericht op jongeren onder de 18 jaar, jongvolwassenen (18-25 jaar), risicogroepen en hun sociale omgeving, waaronder:

  • i.

    bewustwording en informatie;

  • ii.

    individuele preventieve interventies;

  • iii.

    (outreachend) veldwerk preventie jeugd.

  • b.

    activiteiten op het gebied van verslavingspreventie gericht op intermediairs, waaronder:

  • i.

    monitoring en kennisdeling van trends en risico’s op het gebied van verslavingspreventie en verslavingszorg, zowel vanuit landelijk onderzoek als lokaal opgedane ervaring;

  • ii.

    vroegsignalering en deskundigheidsbevordering op het gebied van verslavingspreventie en verslavingszorg.

Verslavingspreventie ongelijk investeren:

  • a.

    activiteiten op het gebied van verslavingspreventie gericht op het beter bereiken en ondersteunen van specifieke risicogroepen die nog onvoldoende bereikt worden in een specifieke setting en wijk (w.o. Overvecht), waaronder:

  • i.

    bewustwording en informatie;

  • ii.

    (outreachend) veldwerk preventie jeugd.

  • b.

    activiteiten op het gebied van verslavingspreventie die betrekking hebben op de risicogroepen genoemd in lid 2.a. gericht op intermediairs, waaronder:

  • i.

    monitoring en kennisdeling van trends en risico’s op het gebied van verslavingspreventie en verslavingszorg vanuit met deze activiteit opgedane ervaring;

  • ii.

    vroegsignalering en deskundigheidsbevordering op het gebied van verslavingspreventie en verslavingszorg.

Preventie KOPP/KOV-kinderen:

Het uitvoeren van (selectieve) preventieve interventies voor KOPP/KOV kinderen en jongvolwassenen en hun ouders, met aandacht voor intergenerationele (systemische) overdracht van problematiek.

 

Artikel 6 Eisen aan de subsidieaanvraag

  • 1.

    De aanvraag van de subsidie wordt ingediend met e-herkenning via utrecht.nl/subsidie;

  • 2.

    Uit de aanvraag moet blijken dat wordt voldaan aan de eisen zoals gesteld in artikel 6, derde lid van de Algemene subsidieverordening.

  • 3.

    De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van de volgende documenten:

  • a.

    een toelichting met activiteitenoverzicht, waarin in ieder geval het volgende is opgenomen:

  • i.

    het beoogde effect voor de doelgroep (zo concreet als mogelijk geformuleerd in een monitorplan of verandertheorie);

  • ii.

    een beschrijving van de gehanteerde methodiek en expertise van medewerkers;

  • iii.

    een overzicht van de activiteiten die de subsidieaanvrager gaat inzetten voor social return.

 

Voor een aanvraag die ziet op de activiteiten onder artikel 5, lid 1,‘Verslavingspreventie algemeen’is tevens in het activiteitenoverzicht opgenomen;

  • i.

    de visie in relatie tot de doelen en uitgangspunten van deze nadere regel;

  • ii.

    de onderbouwing van de keuzes voor de activiteiten waarbij actuele kennis (leefwereld- en ervaringskennis en wetenschappelijke kennis) over middelengebruik en gokken in relatie tot de gebruiker en de setting betrokken is;

  • iii.

    een toelichting op het totaalpakket aan diensten en activiteiten die aanvrager kan bieden in relatie tot de gevraagde activiteiten;

  • iv.

    een beschrijving van de samenhang met andere interventies die zijn gericht op een gezonde leefstijl en de onderliggende maatschappelijke problematiek van middelengebruik en gokken;

  • v.

    een beschrijving van de manier waarop wordt samengewerkt met partners in de stad en in de wijken om de beoogde effecten te realiseren.

 

Voor een aanvraag die ziet op de activiteiten onder artikel 5, lid 2, ‘Verslavingspreventie ongelijk investeren’is tevens in het activiteitenoverzicht opgenomen;

  • i.

    de visie in relatie tot de doelen en uitgangspunten van deze nadere regel, in het bijzonder in relatie tot ongelijk investeren;

  • ii.

    de onderbouwing van de keuze voor de specifieke risicogroep, setting en wijk (w.o. Overvecht) waarbij actuele kennis (leefwereld- en ervaringskennis en wetenschappelijke kennis) over middelengebruik en gokken betrokken is;

  • iii.

    een beschrijving van de samenhang met andere interventies die zijn gericht op een gezonde leefstijl en de onderliggende maatschappelijke problematiek van middelengebruik en gokken;

  • iv.

    een beschrijving van de manier waarop wordt samengewerkt met partners in de wijk om de beoogde effecten te realiseren.

 

Voor een aanvraag die ziet op de activiteiten onder artikel 5, lid 3, ‘Preventie KOPP/KOV-kinderen’is tevens in het activiteitenoverzicht opgenomen.

  • i.

    een toelichting op de keuze van de in te zetten interventies in relatie tot de aard en omvang van de Utrechtse KOPP/KOV-doelgroep;

  • ii.

    een beschrijving van de manier waarop wordt samengewerkt met partners in de stad en in de wijken (en de (volwassen) GGZ partijen in het bijzonder) om de beoogde effecten te realiseren.

  • b.

    een financiële onderbouwing van de aanvraag die aansluit op het overzicht van de activiteiten. In deze onderbouwing staat per activiteit opgenomen welke personele en materiele middelen nodig zijn voor de activiteiten. Tevens is het gevraagde subsidiebedrag helder onderbouwd met daarbij een sluitende begroting met daarin alle (overige) inkomsten.

 

Artikel 7 Indieningstermijn subsidieaanvraag

Alle aanvragen moeten voor 1 oktober 2023 worden ingediend met e-herkenning via www.utrecht.nl/subsidie bij burgemeester en wethouders.

 

Artikel 8 Maximaal subsidiebedrag per aanvraag

  • 1.

    Het maximaal aan te vragen subsidiebedrag voor 2024 per activiteitenset, zoals benoemd in artikel 5, lid 1, artikel 5, lid 2, en artikel 5, lid 3, is:

    • a.

      € 1.340.000,- voor de activiteiten die vallen onder artikel 5, lid 1, ‘Verslavingspreventie algemeen’;

    • b.

      € 200.000,- voor de activiteiten die vallen onder artikel 5, lid 2, ‘Verslavingspreventie ongelijk investeren’;

    • c.

      € 215.000,- voor de activiteiten die vallen onder artikel 5, lid 3, ‘Preventie KOPP/KOV-kinderen’.

  • 2.

    Per activiteitenset, zoals benoemd in artikel 5, lid 1, artikel 5, lid 2, en artikel 5, lid 3, wordt aan één aanvrager subsidie verstrekt.

  •  

Artikel 9 Beoordeling subsidieaanvraag

  • a.

    Voor activiteiten bedoeld onder artikel 5, lid1 ‘Verslavingspreventie algemeen’:

  • Alle volledige aanvragen worden beoordeeld op basis van een puntensysteem. Om in aanmerking te komen voor subsidie moet een aanvraag ten minste 60% scoren voor elk afzonderlijk criterium. De organisatie met de meeste punten krijgt de subsidie verleend.

  •  

  • Bij de beoordeling van de subsidieaanvraag wordt getoetst aan de volgende criteria:

    • 1.

      de mate waarin de aanvraag aansluit op de doelen en uitgangspunten in artikel 2 (maximaal 30 punten);

    • 2.

      de mate waarin en de manier waarop de aanvrager leefwereld- en ervaringskennis en wetenschappelijke kennis over de actuele problematiek benut bij de onderbouwing van de aanvraag (maximaal 25 punten);

    • 3.

      hoogte van het aangevraagde subsidiebedrag en de mate waarin er een realistisch verband bestaat tussen de activiteiten en de daarbij benodigde financiële middelen (maximaal 20 punten);

    • 4.

      de mate waarin de onderlinge samenhang tussen de verschillende activiteiten bijdraagt aan de gestelde doelen en uitgangspunten, d.w.z. de meerwaarde van een totaalpakket (maximaal 15 punten);

    • 5.

      de (mate van) samenhang van de geplande activiteiten met interventies van andere partijen, waaruit afstemming en samenwerking met formele en informele samenwerkingspartners in de gemeente Utrecht blijkt (maximaal 10 punten).

  •  

  • b.

    Voor activiteiten bedoeld onder artikel 5.2. ‘Verslavingspreventie ongelijk investeren’:

  • Alle volledige aanvragen worden beoordeeld op basis van een puntensysteem. Om in aanmerking te komen voor subsidie moet een aanvraag ten minste 60% scoren voor elk afzonderlijk criterium. De organisatie met de meeste punten krijgt de subsidie verleend.

  •  

  • Bij de beoordeling van de subsidieaanvraag wordt getoetst aan de volgende criteria:

    • 1.

      de mate waarin en de manier waarop de aanvrager leefwereld- en ervaringskennis en wetenschappelijke kennis over de actuele problematiek benut bij de onderbouwing van de keuze voor de specifieke doelgroep, setting en wijk (w.o. Overvecht) (maximaal 30 punten);

    • 2.

      de mate waarin de aanvraag aansluit op de doelen en uitgangspunten in artikel 2, in het bijzonder het verkleinen van gezondheidsverschillen (maximaal 20 punten);

    • 3.

      de mate waarin de in de aanvraag voorgestelde aanpak bijdraagt aan het doel om de gekozen doelgroep effectief te bereiken en te ondersteunen (maximaal 20 punten);

    • 4.

      hoogte van het aangevraagde subsidiebedrag en de mate waarin er een realistisch verband bestaat tussen de activiteiten en de daarbij benodigde financiële middelen (maximaal 20 punten);

    • 5.

      de (mate van) samenhang van de geplande activiteiten met interventies van andere partijen, waaruit afstemming en samenwerking met formele en informele samenwerkingspartners in de gemeente Utrecht blijkt (maximaal 10 punten);

  •  

  • c.

    Voor activiteiten bedoeld onder artikel 5.3. ‘Preventie KOPP/KOV-kinderen’:

  • Alle volledige aanvragen worden beoordeeld op basis van een puntensysteem. Om in aanmerking te komen voor subsidie moet een aanvraag ten minste 60% scoren voor elk afzonderlijk criterium. De organisatie met de meeste punten krijgt de subsidie verleend.

  •  

  • Bij de beoordeling van de subsidieaanvraag wordt getoetst aan de volgende criteria:

    • 1.

      de onderbouwing van de keuze van de ingezette interventies in relatie tot de aard en omvang van de Utrechtse KOPP/KOV-doelgroep (maximaal 35 punten)

    • 2.

      in de aanvraag wordt aangetoond dat Richtlijn Kinderen van Ouders met Psychische Problemen / Verslavingsproblemen (KOPP/KOV) voor jeugdhulp en jeugdbescherming” (4e druk, 2020) wordt gehanteerd (maximaal 30 punten);

    • 3.

      de (mate van) samenhang van de geplande activiteiten met andere interventies in de keten, waaruit afstemming en samenwerking met formele en informele samenwerkingspartners in de gemeente Utrecht blijkt, in het bijzonder de jeugd- en volwassenen GGZ (maximaal 20 punten);

    • 4.

      de hoogte van het aangevraagde subsidiebedrag en de mate waarin er een realistisch verband bestaat tussen de activiteiten en de daarbij benodigde financiële middelen (maximaal 15 punten).

  •  

Artikel 10 Besluitvorming

Burgemeester en wethouders besluiten als volgt op de tijdig en volledig ontvangen aanvragen:

  • a.

    Op basis van de in artikel 9 benoemde criteria worden de aanvragen inhoudelijk beoordeeld en moet de aanvrager ten minste 60% scoren voor elk afzonderlijk criterium;

  • b.

    De beoordeling van de aanvragen gebeurt ambtelijk. Bij onduidelijkheden in de aanvraag kan de aanvrager gevraagd worden een toelichting te geven;

  • c.

    Op basis van deze beoordeling besluiten burgemeester en wethouders binnen 13 weken na de uiterste indieningstermijn over de aanvraag.

Artikel 11 Evaluatie

Het beleid waarvoor de subsidie (omschrijving) wordt ingezet, wordt periodiek geëvalueerd. De evaluatie kan leiden tot aanpassing van deze nadere regel.

Artikel 12 Intrekking

De Beleidsregel Verslavingszorg en –preventie gemeente Utrecht 2017 wordt ingetrokken.

Artikel 13 Overgangsbepalingen

De Beleidsregel Verslavingszorg en –preventie gemeente Utrecht 2017 blijft ook na intrekking van toepassing op subsidiebesluiten die onder de werking van deze regeling zijn genomen en aanvragen die voor de intrekking van deze regeling zijn ingediend.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze nadere regel treedt in werking de dag na bekendmaking.

Artikel 15 Citeertitel

Deze nadere regel wordt aangehaald als Nadere regel subsidie Verslavingspreventie gemeente Utrecht.

 

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, in de vergadering van 20 juni 2023,

De burgemeester

Sharon A.M. Dijksma

De secretaris,

Gabrielle G.H.M. Haanen