Organisatie | Maastricht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Treasurystatuut Gemeente Maastricht |
Citeertitel | Treasurystatuut Gemeente Maastricht |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt het Treasurystatuut 2018 gemeente Maastricht
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-06-2023 | 01-01-2023 | nieuwe regeling | 21-03-2023 | 2023.01381 |
Dit treasurystatuut bevat het beleidskader voor de uitvoering van de treasuryfunctie. Het gaat om de beleidsmatige vaststelling van de uitgangspunten, doelstellingen, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, het risicobeheer, financiële kaders v.w.b. financiering, verstrekken van leningen, uitzettingen en garanties en het gebruik van derivaten.
Dit treasurystatuut gemeente Maastricht vervangt het op 10 april 2018 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht vastgestelde treasurystatuut 2018 gemeente Maastricht.
Treasury is het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. Meer concreet gaat het om financiering van het beleid tegen zo gunstig mogelijke voorwaarden en het afdekken van rente- en kredietrisico’s. De treasuryfunctie binnen de gemeente Maastricht dient uitsluitend de publieke taak en geschiedt binnen de financiële kaders van de Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet Fido), de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo), de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden, het besluit leningvoorwaarden decentrale overheden en van de uitvoeringsregeling Financiering Decentrale Overheden, waarbij prudent beheer een basisvoorwaarde is.
Het treasurystatuut kan beschouwd worden als een nadere uitwerking van artikel 20 van de financiële verordening op de uitgangspunten van het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Maastricht.
Met de komst van de Wet Fido in 2001 en alle aanverwante regelingen zijn voor de gemeentelijke treasuryfunctie duidelijke kaders geboden ten aanzien van risicobeheersing en transparantie. Dat laatste komt onder meer tot uitdrukking in de voorschriften voor een verplicht treasurystatuut.
Dit statuut treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2023.
Het treasurystatuut zal worden geactualiseerd zodra er relevante wetswijzigingen plaatsvinden en/of inhoudelijke aanpassingen van het treasurystatuut noodzakelijk zijn (bijv. door gewijzigd intern beleid, organisatiewijzigingen etc.).
In dit hoofdstuk wordt het wettelijk kader geschetst op grond waarvan gemeenten hun treasuryfunctie uitoefenen.
Naast bepalingen in de gemeentewet (artikelen 212, 213 en 213a) en de wet Dualisering is de belangrijkste wettelijke grondslag voor treasury vastgelegd in de (medio december 2013 gewijzigde) Wet Financiering decentrale overheden (Fido) plus de hiermee samenhangende wetgeving Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden, de Uitvoeringsregeling Financiering Decentrale Overheden, de regeling schatkistbankieren decentrale overheden en de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo).
De Wet Fido stelt dat gemeenten uitsluitend voor de uitoefening van de publieke taak leningen kunnen aangaan, middelen kunnen uitzetten (met in acht neming van de bepalingen omtrent het schatkistbankieren) en leningen en garanties kunnen verlenen. Tevens dienen de uitzettingen en derivaten een prudent karakter te hebben, wat inhoudt dat er sprake is van voldoende kredietwaardigheid van de tegenpartij en een beperkt marktrisico.
Naast de uitoefening van de publieke taak en het prudente karakter bevat de Wet Fido normen voor het beheersen van risico’s op kort- en langlopende leningen (respectievelijk de kasgeldlimiet en de renterisiconorm).
Tot het kasgeld behoren alle vlottende schulden met een looptijd korter dan 1 jaar, de contante gelden in kas, de uitstaande gelden < 1 jaar en de tegoeden/schulden in rekening-courant. Doel van de kasgeldlimiet is het beperken van de renterisico’s op de korte schuld. De korte schuld is bedoeld voor de lopende uitgaven en zodoende is de limiet gekoppeld aan het begrotingstotaal. De kasgeldlimiet is vastgesteld op 8,5% van het totaal van de jaarbegroting bij aanvang van het jaar. De kasgeldlimiet mag 2 kwartalen achtereenvolgens worden overschreden. De toezichthouder (i.c. de provincie) wordt geïnformeerd indien voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet is overschreden.
De renterisiconorm stelt een limiet aan het renterisico over de lange termijn financiering. Het renterisico is het geldbedrag aan leningen dat in een bepaald jaar aan renteherziening en herfinanciering onderhevig is. De renterisiconorm bedraagt maximaal 20% van de begrotingsomvang van het begrotingsjaar. Als de som van de jaarlijkse aflossingen en renteherzieningen wordt begrensd tot 20% van de begroting, leidt een rentestijging van 1 procentpunt tot maximaal 0,2 procentpunt hogere rentelasten op de begroting.
De renterisiconorm benadrukt het belang van een goede spreiding van de leningenportefeuille (in looptijd en aflossing) en van de renterisico's.
Artikel 6, lid 1 van de Wet Fido Het renterisico op de vaste schuld van een openbaar lichaam overschrijdt de renterisiconorm niet. |
De percentages van zowel de kasgeldlimiet als de renterisiconorm zijn voor onbepaalde tijd vastgesteld (Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden artikel 2, 1b en 2b) (zie de link op pag. 24). Zij kunnen worden aangepast als omstandigheden wijzigen. De aanpassing wordt vastgelegd in de Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden.
De toezichthouder ziet toe op hantering van de normen en kan zo nodig ontheffing verlenen. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden en beperkingen worden gesteld.
De volledige Wet Fido is te raadplegen via de link op pag. 24.
3. Beleidsuitgangspunten Treasury
Wettelijk kader: de aansturing, uitvoering en verantwoording van de treasury-activiteiten moeten aansluiten bij de wettelijke bepalingen van de wet Fido en de hiermee samenhangende wetgeving Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden, de Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden, de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden en de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden.
Sturing: Jaarlijks bij de begroting stelt de Raad van de gemeente Maastricht de paragraaf financiering (als onderdeel van de begroting) vast. Hierin worden de hoofdlijnen en gehanteerde uitgangspunten voor de financieringsbehoefte in het komende en de daaropvolgende begrotingsjaren opgenomen. Tevens worden de rentevisie, de kasgeldlimiet en renterisiconorm, het renteschema uit de notitie rente van de commissie BBV, het schatkistbankieren, de ontwikkeling van de leningenportefeuille (en de hieraan verbonden risico’s) en relevante treasury gerelateerde onderwerpen in deze paragraaf opgenomen.
Uitvoering: de coördinatie van de treasurywerkzaamheden en de uitvoering van de besluiten van de paragraaf financiering gebeurt onder functionele verantwoordelijkheid van de Treasurer.
Beheersing: via de planning- & controlcyclus wordt de beleidsmatige beheersing van de Treasury-activiteiten ingevuld. De operationele beheersing is gewaarborgd via de werkprocedures en de interne- en externe controles hierop.
Verantwoording en evaluatie: de verantwoording van de treasury-activiteiten is opgenomen in de paragraaf financiering bij de jaarrekening. Hierin wordt verantwoording afgelegd over de uitvoering van de begroting en de resultaten hiervan. Tevens wordt het gevoerde treasury-beleid geëvalueerd en worden indien noodzakelijk of gewenst wijzigingen voorgesteld.
Controle: de controle op de treasury-activiteiten gebeurt door de externe accountant als onderdeel van zijn reguliere controle. De processen van Treasury zijn sinds 2010 ISO-gecertificeerd. Hierbij gelden strikte controlemaatregelen (interne en externe audits) om de ISO-certificering te waarborgen.
Ten aanzien van het treasurybeleid van de gemeente Maastricht is een aantal doelstellingen te benoemen:
Toegang tot de financiële markten: het verkrijgen en behouden van toegang tot de financiële markten, tegen acceptabele condities en onder vermijding van ongewenste risico’s dient te zijn gewaarborgd.
Risicobeheersing: renterisico’s, kredietrisico’s, liquiditeitsrisico’s en koersrisico’s dienen adequaat te worden beheerst.
Kostenreductie: de treasury-activiteiten zijn erop gericht om de kosten voor aangetrokken (kort en lang) geld zoveel als mogelijk te beperken. Ook interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities worden beperkt.
Liquiditeit: de Treasurer draagt er zorg voor dat de gemeente Maastricht altijd aan haar lopende verplichtingen kan voldoen.
Financiering: de Treasurer draagt zorg voor de financiering van de gemeente Maastricht. Bij de financieringsanalyse wordt de geconsolideerde balans betrokken. Tevens wordt rekening gehouden met (des)investeringen en met mutaties in reserves en voorzieningen. Nieuwe aflossingsverplichtingen worden zodanig afgestemd op de bestaande kasstromen dat rente en renterisico’s geoptimaliseerd worden.
Prudentie: bij het doen van binnen de wet en regelgeving omtrent het schatkistbankieren toegestane uitzettingen wegens (tijdelijk) overtollige middelen, alsmede bij het toepassen van derivaten, worden de opvattingen van de wetgever inzake prudentie, zoals opgenomen in de wet Fido, strikt gevolgd.
Publieke taak: de treasuryfunctie van de gemeente Maastricht zal opereren binnen de door de Raad geformuleerde publieke taken. In lijn met artikel 2, lid 1 van de wet Fido betekent dit dat er in principe uitsluitend leningen worden aangegaan, middelen worden uitgezet of garant wordt gestaan ten behoeve van de uitoefening van deze publieke taak. De Treasury van de gemeente Maastricht zal nadrukkelijk geen bankachtige activiteiten, expliciet met het oogmerk om geld te verdienen, ontplooien.
5. Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden
Voor de uitvoering van de taken op het gebied van Treasury, bedient de Treasurer zich van de in de organisatie ingebedde ‘Treasury’. De treasuryfunctie binnen de gemeente Maastricht is gecentraliseerd binnen de afdeling Financiën. Een onderscheid tussen een frontoffice (beschikkende rol) en een backoffice (administratieve rol) is in verband met functiescheiding ingericht. Door de uitvoering en administratieve vastlegging te scheiden, wordt gewaarborgd dat de uitvoering rechtmatig, juist, tijdig en volledig is.
Om de in hoofdstuk 4 aangegeven doelstellingen te realiseren worden de volgende treasurytaken uitgevoerd:
De Treasurer draagt zorg voor de voorbereiding en de evaluatie van het treasurybeleid. De uitgangspunten, de visie en de strategie ten aanzien van treasury-activiteiten worden geformuleerd. Het beleid wordt geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. Het college stelt het treasurybeleid vast en stuurt dit ter kennisname aan de raad.
De Treasurer draagt zorg voor een adequate inrichting van de treasury-organisatie. Dit omvat een samenhangend geheel van richtlijnen en maatregelen op het gebied van sturing, uitvoering, beheersing en verantwoording van Treasury-activiteiten met het oog op een efficiënte en juiste afwikkeling van deze activiteiten.
Op basis van ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt formuleert de Treasurer van de gemeente Maastricht een rentevisie. Deze geeft een inschatting van de renteontwikkeling voor zover van belang voor de gemeente Maastricht. De rentevisie wordt opgenomen in de paragraaf financiering bij de begroting en bij de jaarrekening. Jaarlijks, of zo veel vaker dan nodig is, wordt de rentevisie samen met het gevoerde treasurybeleid, de planningen en treasuryrapportages besproken met de portefeuillehouder. Indien noodzakelijk wordt de rentevisie aangepast. Aan het overleg nemen de portefeuillehouder, de Treasurer en eventueel overige medewerker(s) treasury deel. E.e.a. wordt gekoppeld aan de reguliere P&C-cyclus.
De treasurytaak kas- en saldobeheer (cashmanagement) behelst het rekeningenbeheer, het saldo- en liquiditeitenbeheer en het betalingsverkeer.
De rekeningenstructuur (incl. bankrekeningen, instrumenten betalingsverkeer) wordt dusdanig ingericht zodat een juiste, volledige, tijdige en efficiënte afwikkeling van het betalingsverkeer gegarandeerd is. Hierbij wordt gestreefd naar een zo beperkt mogelijke rekeningenstructuur.
Bij het saldo- en liquiditeitenbeheer worden de binnen de bancaire circuits aanwezige saldi zodanig gestuurd, zodat (rente)kosten worden geminimaliseerd en/of het rendement voor de gemeente Maastricht wordt geoptimaliseerd, rekening houdend met de wet- en regelgeving omtrent het schatkistbankieren. Hierbij wordt gegarandeerd dat er te allen tijde over voldoende liquiditeit wordt beschikt.
De coördinatie en regie van het betalingsverkeer geschiedt onder verantwoordelijkheid van de Treasurer. Iedereen moet gebruik maken van de ingerichte infrastructuur en niemand mag in dit kader zelfstandig zaken inregelen.
Financieringen en uitzettingen: op basis van een meerjarige liquiditeitenplanning bij de begroting (4 jaren vooruit) ontstaat een beeld van de ontwikkeling van de kaspositie. Op basis hiervan worden door de Treasurer de financieringen en uitzettingen (binnen de kaders, zie par. 7 en par. 9) gepland. De daadwerkelijke realisatie hiervan is afhankelijk van de feitelijke ontwikkeling van de kaspositie. Hiertoe wordt er voor het betreffende begrotingsjaar gestreefd naar een gedetailleerde liquiditeitenplanning, welke minimaal ieder half jaar wordt geactualiseerd.
Onder risicomanagement wordt verstaan het identificeren en kwantificeren van risico’s en het vaststellen van beheersmaatregelen. Met beheersmaatregelen worden activiteiten bedoeld waarmee de kans van optreden of de gevolgen van deze risico’s worden beïnvloed. Het betreft hier voornamelijk rente- en kredietrisico’s. In de renterisicobeheersing worden zowel de opgenomen gelden als eventueel uitgezette gelden aan derden gezamenlijk beoordeeld waarbij tevens wordt ingegaan op de (rentetypische) samenstelling van korte, middellange en lange financiering. In de beheersing van de kredietrisico’s aan derden wordt bij uitzettingen en borgstellingen het tegenpartijrisico beoordeeld (resp. directe en indirecte kredietrisico’s). Zie ook par. 6.
Bij portefeuillemanagement wordt gekeken naar de ontwikkeling en samenstelling van de opgenomen- en verstrekte leningenportefeuille. Hierbij wordt o.a. rekening gehouden met de bepalingen ten aanzien van de renterisiconorm.
Voor de afwikkeling van het betalingsverkeer werkt de gemeente Maastricht samen met bancaire partners. Het bankrelatiebeheer wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de Treasurer.
Binnen de treasurytaak planning & control worden vooraf en achteraf mechanismen ingebouwd om de garantie te verkrijgen dat de treasurytaken binnen de aangegeven kaders worden uitgevoerd. De mechanismen die vooraf worden opgesteld zijn onder te verdelen in het treasurystatuut en de paragraaf financiering. Verantwoording over de uitvoering van de treasuryfunctie vindt m.n. plaats in de paragraaf financiering in de jaarrekening en in het jaarlijkse overleg met de portefeuillehouder.
De adviestaak houdt in dat gevraagd en, indien noodzakelijk geacht, ongevraagd het College zal worden ingelicht over feiten, omstandigheden, gebeurtenissen of ontwikkelingen ten aanzien van financieringsaspecten en/of risico’s voor de gemeente. Informatiebronnen voor de treasury zijn o.a. het 100.000+ treasury overleg, het Ministerie van Financiën en externe (financiële) bronnen. Daarnaast zal regelmatig contact worden onderhouden met verschillende interne functionarissen en zal de treasury voor hen fungeren als een expertisecentrum.
Als uitgangspunt geldt dat de Raad een controlerende taak heeft ten aanzien van de treasuryresultaten. De Raad stelt de paragraaf financiering bij de begroting en bij de jaarrekening vast en houdt toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan.
Het College stelt het treasurybeleid vast door vaststelling van het treasurystatuut. In de planning- & control documenten worden de hoofdlijnen van het te voeren beleid (begroting), alsmede de verantwoording hierover (managementrapportages en jaarrekening) voorgelegd aan de Raad.
Het College draagt de uitvoering van de te verrichten treasurytaken op aan de Treasurer. De Treasurer is verantwoordelijk voor de uitvoering van de treasury conform de bepalingen van dit treasurystatuut en de uitvoerende beleidslijnen van de paragraaf financiering bij de begroting. Hij bedient zich hiervoor van de treasury.
De autorisatiebevoegdheden binnen de gemeente Maastricht moeten een efficiënte en effectieve afwikkeling van de treasury-activiteiten mogelijk maken. In dit kader worden de volgende bevoegdheden vastgesteld:
Treasurybeleid: Het treasurybeleid in het treasurystatuut wordt vastgesteld door het College. De Raad stelt het treasurybeleid uit de paragraaf financiering bij de begroting vast. Wijzigingen in het treasurystatuut worden op voordracht van de Treasurer voorgelegd aan het College en na besluitvorming ter kennisname aan de raad gestuurd.
Betalingsverkeer: de procuratie van het betalingsverkeer van de gemeente Maastricht ligt bij de Treasurer. De Treasurer is verantwoordelijk voor de juiste, tijdige en volledige afwikkeling van het betalingsverkeer. Tevens is de Treasurer verantwoordelijk voor het uitwerken, invoeren en handhaven van de noodzakelijke administratief/organisatorische maatregelen.
Saldobeheer: De Treasurer heeft de bevoegdheid om saldi van de ene bankrekening van de gemeente Maastricht over te boeken naar de andere bankrekening van de gemeente Maastricht. Deze bevoegdheid is van toepassing op zowel overboekingen binnen dezelfde bank als van de ene naar de andere bank. Tevens is de Treasurer bevoegd om saldi over te boeken van en naar de aangehouden bankrekening bij het Rijk in het kader van het verplicht schatkistbankieren.
Bankrelatiebeheer: Het College heeft de bevoegdheid om bankrelaties vast te stellen op basis van voordracht door de Treasurer. Hierbij wordt rekening gehouden met gemeentelijke en Europese aanbestedingsregels. Bankrelaties van de gemeente Maastricht dienen, voor wat betreft hun kredietwaardigheid, minimaal te voldoen aan de vereisten die zijn gesteld in paragraaf 6 Risicobeheer, onderdeel kredietrisico.
De bevoegdheid om bij bankrelaties bankrekeningen te openen berust uitsluitend bij de Treasurer. De Treasurer heeft daarnaast de bevoegdheid om alle instrumenten in te zetten die in het kader van een juiste, tijdige, volledige en efficiënte afwikkeling van het betalingsverkeer noodzakelijk zijn.
Eén van de elementen van treasury is het beheersen van risico’s. De volgende risico’s worden onderscheiden: renterisico, kredietrisico, koersrisico en valutarisico, waarbij met name de eerste 2 risico’s voor de gemeente Maastricht van belang zijn.
Ieder risico kent zijn eigen beheersmaatregelen, welke onderstaand worden toegelicht.
Door middel van het formuleren van een (rente)marktvisie en het anticiperen hierop, wordt getracht de risico’s welke veroorzaakt worden door de markt te beperken.
Renterisicobeheer is het beheersen van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat in de toekomst de rentelasten van het vreemd vermogen hoger, respectievelijk dat de renteopbrengsten lager zullen zijn dan een bestuurlijk wenselijk geacht niveau c.q. het in de (meerjaren)begroting geraamde niveau.
Kredietrisicobeheer is het beheersen van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid op een waardedaling van de vorderingspositie ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij.
Uitgezonderd van de verplichting om in ’s Rijks schatkist te worden aangehouden, zijn:
Middelen op een G-rekening als bedoeld in artikel 1, onder k, van de Uitvoeringsregeling inleners-, keten- en opdrachtgeveraansprakelijkheid 2004 (een geblokkeerde rekening, welke bij een bank wordt aangehouden en waarvan de saldi uitsluitend zijn bestemd voor betaling van verschuldigde loonbelasting en omzetbelasting, in verband waarmee op die saldi ten behoeve van de ontvanger een pandrecht is gevestigd).
Het drempelbedrag wordt bepaald op basis van het begrotingstotaal van het openbaar lichaam. Voor openbare lichamen met een begrotingstotaal kleiner of gelijk aan € 500 miljoen is het drempelbedrag gelijk aan 2,0% van het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal € 1 mln. bedraagt. Voor openbare lichamen met een begrotingstotaal groter dan € 500 miljoen is het drempelbedrag gelijk aan € 10 miljoen, vermeerderd met 0,2% van het deel van het begrotingstotaal dat de € 500 miljoen te boven gaat.
Gelden die als hierboven vermeld uitgezonderd zijn van de verplichting om in ’s Rijks schatkist te worden aangehouden, worden uitsluitend uitgezet bij financiële partijen die gevestigd zijn in een lidstaat van de EER (Europese Economische Ruimte) die tenminste beschikt over een AA-rating afgegeven door ten minste twee ratingbureaus en voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze tenminste over een AA- minusrating beschikken, afgegeven door tenminste twee ratingbureaus. Indien gelden worden uitgezet of verbintenissen met betrekking tot financiële derivaten wordt aangegaan voor een periode van minder dan drie maanden, tonen deze financiële ondernemingen aan dat ze, in afwijking van bovengenoemde, voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren tenminste over een A-rating, afgegeven door tenminste twee ratingbureaus, beschikken. De financiële onderneming dient zelf bij een transactie aan te tonen dat zij of haar waardepapier over de juiste rating beschikt. Tevens dient de financiële onderneming de rating van het land waarin zij gevestigd is aan te tonen;
Koersrisicobeheer is het beheersen van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.
Valutarisicobeheer is het beheersen van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat op een bepaald moment de waarde van de vreemde valutastromen uitgedrukt in euro’s afwijkt van hetgeen verwacht werd op het beslissingsmoment.
Valutarisico’s worden uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro’s. Bovendien mag de hoofdsom niet worden geïndexeerd.
7. Beleid ten aanzien van financiering
Financiering is een deelfunctie van treasury en omvat de activiteiten die gericht zijn op het beheren van de liquiditeitsposities en het voorzien in de benodigde liquiditeiten voor de realisatie van voorgenomen investeringen en activiteiten alsmede het onderhouden van de relatie met financiële instellingen, waarbij het zowel gaat om korte financiering (looptijd < 1 jaar, geldmarkt) en lange financiering (looptijd > 1 jaar, kapitaalmarkt).
Bij de begroting wordt een liquiditeitsprognose opgesteld, welke periodiek wordt bijgesteld op basis van herziene inzichten en realisatiecijfers. Deze liquiditeitsprognose dient samen met de rentevisie als onderbouwing van het financieringsvraagstuk. In het overleg met de portefeuillehouder zal de liquiditeitsprognose plus realisatie een vast agendapunt zijn.
Voor de financiering gelden de volgende richtlijnen:
Tijdelijke overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering worden uitsluitend uitgezet bij de instelling waar de lening is aangegaan, voor zover hierdoor de drempelwaarde van het schatkistbankieren niet overschreden wordt. Anders worden deze gelden in ’s Rijks schatkist aangehouden.
8. Beleid ten aanzien van het verstrekken van leningen
De Treasurer heeft de mogelijkheid om leningen te verstrekken aan woningbouwcorporaties die projecten in Maastricht uitvoeren, aan deelnemingen en aan de gemeente Maastricht gelieerde instellingen, mits de aanvrager voldoende zekerheden als onderpand kan inbrengen. Indien deze woningbouwcorporaties, deelnemingen en gelieerde instellingen onvoldoende zekerheden kunnen inbrengen, dan is het verstrekken van een lening een bevoegdheid van het college. Bij de aanvraag voor een lening door een andere dan de hierboven genoemde instellingen ligt de bevoegdheid voor het verstrekken van een lening bij de raad. Voor de funding van deze te verstrekken leningen trekt de Treasurer financieringsmiddelen aan op de geld- of kapitaalmarkt. De te verstrekken leningen kunnen zowel een kortlopend als een langlopend karakter hebben.
Bij het verstrekken van leningen gelden de volgende richtlijnen:
De aanvrager van een geldlening moet aantonen dat hij via een reguliere commerciële bank geen lening of geen lening tegen aanvaardbare voorwaarden kan krijgen. Hiervoor dient hij tenminste twee bankverklaringen te overleggen met daarin opgenomen de redenen waarom de commerciële bank geen lening kan/wil verstrekken;
Het verstrekken van leningen aan derden (niet zijnde woningcorporaties, deelnemingen en gelieerde instellingen) alsmede het verstrekken van leningen zonder zekerheidsstelling kan enkel plaatsvinden na goedkeuring door de raad. Het voorstel aan het college en de raad verloopt (met behulp van de betreffende vakafdeling) via de Treasurer;
Ter meerdere zekerheid van terugbetaling van rente en aflossing worden er (indien mogelijk) zekerheden jegens de gemeente Maastricht gesteld (bijv. recht van 1e hypotheek). Gemeentelijke subsidies (in gevallen dat de aanvrager van een lening tevens een subsidierelatie heeft met de gemeente) gelden in deze niet als zekerheid;
9. Beleid ten aanzien van het uitzetten van middelen
Bij de uitwerking van de paragraaf financiering en bij het doen van feitelijke uitzettingen worden de volgende richtlijnen in acht genomen:
Uitgezonderd van de verplichting om in ’s Rijks schatkist te worden aangehouden, zijn:
middelen op een G-rekening als bedoeld in artikel 1, onder k, van de Uitvoeringsregeling inleners-, keten- en opdrachtgeveraansprakelijkheid 2004 (een geblokkeerde rekening, welke bij een bank wordt aangehouden en waarvan de saldi uitsluitend zijn bestemd voor betaling van verschuldigde loonbelasting en omzetbelasting, in verband waarmee op die saldi ten behoeve van de ontvanger een pandrecht is gevestigd).
Het drempelbedrag wordt bepaald op basis van het begrotingstotaal van het openbaar lichaam. Voor openbare lichamen met een begrotingstotaal kleiner of gelijk aan € 500 miljoen is het drempelbedrag gelijk aan 2,0% van het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal € 1 mln. bedraagt. Voor openbare lichamen met een begrotingstotaal groter dan € 500 miljoen is het drempelbedrag gelijk aan € 10 miljoen, vermeerderd met 0,2% van het deel van het begrotingstotaal dat de € 500 miljoen te boven gaat.
Gelden die als hierboven vermeld uitgezonderd zijn van de verplichting om in ’s Rijks schatkist te worden aangehouden, worden uitsluitend uitgezet bij financiële partijen die gevestigd zijn in een lidstaat van de EER (Europese Economische Ruimte) die tenminste beschikt over een AA-rating afgegeven door ten minste twee ratingbureaus en voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze tenminste over een AA- minusrating beschikken, afgegeven door tenminste twee ratingbureaus. Indien gelden worden uitgezet of verbintenissen met betrekking tot financiële derivaten wordt aangegaan voor een periode van minder dan drie maanden, tonen deze financiële ondernemingen aan dat ze, in afwijking van bovengenoemde, voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren tenminste over een A-rating, afgegeven door tenminste twee ratingbureaus, beschikken. De financiële onderneming dient zelf bij een transactie aan te tonen dat zij of haar waardepapier over de juiste rating beschikt. Tevens dient de financiële onderneming de rating van het land waarin zij gevestigd is aan te tonen.
Ratings worden te allen tijde bezien in combinatie met door de ratingbureaus afgegeven relevante vooruitzichten voor de betreffende partij, de zogenaamde ‘outlook’. Deze outlook wordt uitgedrukt in termen van positive, neutral of negative. Uitzettingen bij financiële ondernemingen met een negative outlook zullen door de gemeente Maastricht niet worden overwogen;
Aandelen kunnen slechts worden verworven of aangehouden uit hoofde van de publieke taak. Verwerving geschiedt uitsluitend door middel van een afzonderlijk collegebesluit. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raad een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen;
Bij marktonevenwichtigheden en onstuimige marktontwikkelingen kunnen renterisico’s voor de gemeente Maastricht toenemen. De Treasurer kan in deze gevallen een voorstel tot inzet van financiële instrumenten (derivaten) doen aan het College. Hierbij worden de volgende richtlijnen in acht genomen:
11. Beleid ten aanzien van garanties
De gemeente Maastricht kan in voorkomende gevallen garanties verlenen aan rechtspersonen. Bij het verlenen van garanties worden de volgende richtlijnen in acht genomen:
De garantie kan alleen worden verstrekt indien de aanvrager onvoldoende zekerheden heeft om via een commerciële bank een geldlening zonder gemeentegarantie aan te trekken. Dit dient te worden aangetoond middels tenminste 2 offertes of bankverklaringen van commerciële banken met daarin opgenomen de redenen waarom de commerciële bank geen lening of geen lening tegen aanvaardbare voorwaarden wil/kan verstrekken zonder aanvullende gemeentegarantie;
Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders gemeente Maastricht in zijn vergadering van 21 maart 2023.
De Secretaris,
G.J. Kusters
De Burgemeester
J.M. Penn-te Strake
Links naar wetteksten en relevante regelgeving
Wet Finaciering decentrale overheden:
Wet financiering decentrale overheden
Regeling schatkistbankieren decentrale overheden:
Regeling schatkistbankieren decentrale overheden
Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden:
Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden
Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden:
Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden
Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden