Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leeuwarden

Financiële verordening gemeente Leeuwarden 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeeuwarden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening gemeente Leeuwarden 2023
Citeertitel
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpFinanciële verordening gemeente Leeuwarden 2023

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-11-2023Financiële verordening gemeente Leeuwarden 2023

13-11-2023

gmb-2023-491230

21-06-202301-01-202314-11-2023Financiële verordening gemeente Leeuwarden 2023

21-06-2023

gmb-2023-279557

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening gemeente Leeuwarden 2023

Hoofdstuk Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Leeuwarden.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Administratie

    Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • b.

    Overheidsbedrijf

    Onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

  • c.

    Majeure projecten

    Projecten welke binnen het door de gemeenteraad vastgesteld kader door het College zijn benoemd. Majeure projecten zijn een interventie of ontwikkeling op het ruimtelijk, economisch of maatschappelijk gebied met een meerjarig karakter en blijvende impact waarbij beleidsmatige, bestuurlijke en financiële risico’s zich kunnen voordoen. Vanwege de zodanige importantie is hiervoor een aparte rapportagestructuur opgezet naast de reguliere P&C cyclus.

  • d.

    Tijdelijke IM-middelen

    Het budget in de begroting voor de noodzakelijke (wettelijke plichten) of gewenste investeringen/uitgaven in het vervangen of verbeteren van bestaande ICT- en informatievoorzieningen ten behoeve van de kwaliteit van de bedrijfsvoering.

  • e.

    Rechtmatigheidsverantwoording

    Onderdeel in de jaarrekening, waarin het college rapporteert in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevantie wet- en regelgeving.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Vaststelling programma-indeling en paragrafen

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de taakveldenen per programma vast.(1)

  • 3.

    De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 4.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen (thema's) naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

  • 5.

    Bij de voorbereiding van de besluitvorming over de in het voorgaande leden vermelde voorstellen wordt door het college de auditcommissie betrokken.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken worden per programma de baten en lasten weergegeven.(1)

  • 2.

    In het Meerjaren investeringsprogramma (bijlage begroting) worden als uitvloeisel van de financiële positie van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen in de jaarrekening het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven (restant kredietenlijst).

  • 3.

    In de paragraaf Financiering wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 4.

    In het overzicht van de incidentele baten en lasten per programma, worden per programma alle posten vanaf € 50.000 afzonderlijk gespecificeerd.

Artikel 4. Kaders begroting en meerjarenraming

  • 1.

    Aan het begin van elke nieuwe raadsperiode wordt het financiële kader - zoals vastgelegd in het collegeprogramma/coalitieakkoord - vertaald in de meerjarenraming die samenvalt met deze raadsperiode; halverwege de raadsperiode wordt het financiële kader heroverwogen in een tussentijdse evaluatie.

  • 2.

    Alleen op de twee in lid 1 genoemde momenten vindt een brede integrale afweging plaats van beleid.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders informeert de gemeenteraad in het voorjaar door middel van een raadsbrief over de financiële positie.

  • 4.

    De financiële positie uit lid 3 is gebaseerd op ongewijzigd beleid en mutaties die een onontkoombaar karakter hebben (mee- en tegenvallers).

  • 5.

    Als de financiële positie uit de in lid 3 genoemde raadsbrief daartoe aanleiding geeft, kan het college van burgemeester en wethouders bezuinigingsvoorstellen doen.

  • 6.

    In de ontwerpbegroting wordt een post voor incidentele onvoorziene uitgaven opgenomen van minimaal € 1,10 per inwoner.

  • 7.

    Het college van burgemeester en wethouders legt een structureel sluitende ontwerpbegroting aan de gemeenteraad voor. Van een structureel sluitende begroting is sprake als de laatste jaarschijf van de meerjarenraming een positief of neutraal saldo laat zien en eventuele tekorten in de voorgaande drie jaren opgevangen kunnen worden ten laste van de algemene reserve zonder dat deze de benodigde ondergrens overschrijdt. Deze ondergrens wordt bepaald in de kader van de minimaal benodigde weerstandscapaciteit voor het opvangen van financiële risico’s en staat in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing. Hier kan alleen van worden afgeweken als de provinciale toezichthouder daarvoor ruimte biedt.

  • 8.

    Bij het vaststellen van de primitieve begroting van het jaar ‘t + 1’ in het jaar ‘t’ worden de gevolgen van de na 1 juli in het jaar ‘t’ door het Rijk uitgebrachte circulaires niet meer meegenomen. De gevolgen hiervan worden verwerkt in de financiële positie van de begroting van het jaar ‘t + 2’.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.(1)

  • 2.

    Naast de benodigde budgetruimte voor de kapitaallasten stelt de gemeenteraad gelijktijdig met de primitieve begroting ook de bijbehorende investeringskredieten vast.

  • 3.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor (separaat voorstel of verzamelvoorstel).

  • 4.

    De gemeenteraad autoriseert de nieuwe investeringskredieten bij de begroting per groep van samenhangende investeringskredieten conform de begrotingsbijlage “Meerjaren investeringsprogramma”. Het college van burgemeester en wethouders heeft de mogelijkheid binnen eenzelfde groep kredieten over te hevelen tussen individuele investeringen.

  • 5.

    Door de gemeenteraad geautoriseerde investeringskredieten vallen 2 jaar na toekenning weer vrij indien deze nog niet gestart zijn.

  • 6.

    Het college informeert de raad als ze verwacht, dat de investeringsuitgaven van een investeringskrediet of groep van investeringskredieten het geautoriseerde budget te boven gaat.

  • 7.

    In de paragraaf Investeringsprogramma in de begroting wordt een toelichting gegeven op de belangrijkste investeringen en de daarmee gepaard gaande kapitaallasten voor de komende meerjaren periode. In de begrotingsbijlage “Meerjaren investeringsprogramma” staat een totaaloverzicht met alle voorgenomen investeringen.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage en informatie

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders informeert de gemeenteraad door middel van een tussentijdse rapportage (TURAP) over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste zeven maanden van het lopende begrotingsjaar. Belangrijkste doelstelling van de TURAP is om richting en omvang van het rekeningresultaat over het lopende jaar te schatten.

  • 2.

    De TURAP wordt voorafgaand aan de behandeling van de begroting van het nieuwe jaar aan de gemeenteraad aangeboden.

  • 3.

    De inrichting van de TURAP sluit aan bij de indeling van de begroting.

  • 4.

    De TURAP gaat alleen in op de materiële afwijkingen van de lasten en de baten. Hierbij gaat het in ieder geval om alle afwijkingen groter dan € 100.000.

  • 5.

    De begroting wordt niet gewijzigd naar aanleiding van de TURAP. Verschillen tussen begroting en realisatie worden primair verklaard bij de jaarrekening.

  • 6.

    Ten minste één keer per jaar wordt de raad geïnformeerd over de majeure projecten.

  • 7.

    De raad wordt periodiek geïnformeerd over de verbonden partijen. De informatiewens en periodiciteit wordt vastgelegd in een nota verbonden partijen.

Artikel 7. Wensen en bedenkingen over grote onderwerpen

  • 1.

    Het college besluit niet over:

  • a. de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten indien deze niet passen binnen het bestaand beleid en het daarbij behorende financiële kader;

  • b. het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 250.000;

  • c. het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

  • 2.

    De raad wordt in de paragraaf bedrijfsvoering van de jaarstukken jaarlijks achteraf geïnformeerd over alle aan- en verkopen van goederen, werken en diensten groter dan € 2.500.000 middels het opnemen van een lijst met in het boekjaar nieuw afgesloten verplichtingen.

Artikel 8. EMU-saldo

Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 9. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2.

    In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteert het college van burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 0% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves, waarbij een ondergrens wordt gehanteerd overeenkomstig de rapportagegrens genoemd in lid 3.

  • 3.

    In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan de rapportagegrens van € 350.000 nader toegelicht.

Artikel 10. Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders biedt de raad jaarlijks uiterlijk met de laatste raadsvergadering van het boekjaar ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 11. Begrotingsrechtmatigheid

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen.

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3.

    Bij meerjarige investeringen wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal door de raad vastgestelde kredietbedrag.

  • 4.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      De overschrijding kon niet meer middels de laatste begrotingswijziging van het jaar worden geautoriseerd door de raad.

  • 5.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 12. Misbruik en oneigenlijk gebruik

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 4. Financieel beleid

Artikel 13. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de nota afschrijvingen. Uitgangspunt is dat er lineair afgeschreven wordt. Het college van burgemeester en wethouders biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een nota afschrijvingen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld.

  • 2.

    Activa met maatschappelijk nut met een verkrijgingsprijs van minder dan € 100.000 en activa met economisch nut met een verkrijgingsprijs van minder dan € 50.000 worden bij voorkeur niet geactiveerd. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

  • 3.

    Er wordt gestart met afschrijving vanaf het boekjaar volgend op het jaar waarin het kapitaalgoed gereed komt/verworven wordt.

  • 4.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

Artikel 14. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt door het college van burgemeester en wethouders een voorziening wegens oninbaarheid gevormd. Het college stelt middels de richtlijn voorzieningen dubieuze debiteuren de berekeningswijze van deze voorzieningen vast.

Artikel 15. Reservering en vrijval niet bestede budgetten

  • 1.

    Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt in ieder geval:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen.

  • 2.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      het bestedingsplan van de reserve;

    • c.

      de voeding van de reserve; en

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 3.

    Uitgangspunt is dat niet bestede (jaargebonden) budgetten bij de jaarrekening vrij vallen ten gunste van het rekeningresultaat.

  • 4.

    Jaaroverstijgende budgetten, zoals investeringskredieten en voorzieningen, vallen vrij in het jaar dat de middelen niet meer benodigd zijn voor het doel waarvoor ze beschikbaar gesteld waren. Bij de jaarrekening en tussentijdse rapportage informeert het college van burgemeester en wethouders de gemeenteraad over de stand van zaken.

  • 5.

    Eventuele onderuitputting op kapitaallasten van het totaal aan investeringskredieten en/of uitgaven in het vervangen of verbeteren van bestaande ICT- en informatievoorzieningen uit de tijdelijke IM -middelen, mag door het college van burgemeester en wethouders worden ingezet als dekking voor andere tijdelijke IM-middelen.

  • 6.

    In de onderstaande situaties worden in afwijking van het gestelde onder lid 3 de niet bestede middelen gestort in een reserve ‘budgetoverheveling’, mits de te ondernemen activiteiten dusdanig concreet zijn en te herleiden zijn naar eerdere raads- en collegebesluiten:

    • a.

      Van andere overheidslichamen ontvangen tijdelijke middelen voor een bepaald doel zonder bestedingsverplichting, maar waar wel een nadrukkelijke politieke wens van de gemeenteraad is om de middelen voor het aangegeven doel aan te wenden;

    • b.

      Door de gemeenteraad voor een of meerdere jaren tijdelijk beschikbaar gestelde middelen voor een specifiek doel, waarbij het wenselijk is dat de niet bestede middelen besteed kunnen worden aan dit specifieke doel in het volgende dienstjaar;

    • c.

      Het niet bestede deel van de in artikel 15 lid 4 bedoelde middelen voor zover hier budgettaire verplichtingen voor zijn aangegaan.

    • d.

      Het niet bestede deel van het budget Impuls Sociale Investeringen (ISI).

  • 7.

    Indien er sprake is van geoormerkte middelen die nog vragen om formele besluitvorming over de exacte inzet ervan en de daarbij behorende activiteiten wordt er afgeweken van het gestelde onder lid 6. Deze niet bestede middelen worden gestort in de reserve 'voorwaardelijke budgetoverheveling'. Deze gevallen houden een voorlopige overheveling-status tot ze worden geclaimd middels een college besluit.

  • 8.

    Bij de tussentijdse rapportage en de jaarrekening geeft het college van burgemeester en wethouders een duidelijk toelichting op de omvang en samenstelling van de reserve(s) budgetoverheveling.

  • 9.

    Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd bij de volgende reserves in de jaarrekening mutaties op te voeren zonder dat daar door de raad een toereikend bedrag in de begroting voor is goedgekeurd:

    • a.

      de reserve parkeren;

    • b.

      de reserve grondexploitatie;

    • c.

      de reserve budgetoverheveling;

    • d.

      de reserve voorwaardelijke budgetoverheveling;

    • e.

      de reserve vastgoed;

    • f.

      de reserve fonds klimaat, energie en biodiversiteit voor zover de mutatie is bedoeld ter dekking van voorbereidingskosten voor investeringsvoorstellen uit het betreffende fonds, waarbij de investeringskosten in totaal niet meer bedrag dan 2,5% van de middelen die in de reserve zijn gestort;

    • g.

      de reserve fonds maatschappelijke vernieuwing voor zover de mutatie is bedoeld ter dekking van voorbereidingskosten voor investeringsvoorstellen uit het betreffende fonds, waarbij de investeringskosten in totaal niet meer bedrag dan 2,5% van de middelen die in de reserve zijn gestort;

    • h.

      de reserve fonds strategische ontwikkeling voor zover de mutatie is bedoeld ter dekking van voorbereidingskosten voor investeringsvoorstellen uit het betreffende fonds, waarbij de investeringskosten in totaal niet meer bedrag dan 2,5% van de middelen die in de reserve zijn gestort.

Artikel 16. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken. Tevens wordt er rente toegerekend aan de grondexploitaties conform de in de BBV toegeschreven systematiek.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.(1)

  • 4.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten per taakveld van de geraamde personele inzet.

  • 6.

    De overhead wordt uitgedrukt in een opslag overhead per full time equivalent (FTE). De opslag wordt berekend door de totale kosten van het taakveld overhead te delen door het aantal FTE dat werkzaam is in het primaire proces.(1)

  • 7.

    Omdat in sommige gevallen niet de volledige overhead dienstbaar is aan bepaalde activiteiten, wordt in die gevallen een correctie toegepast op de in lid 6 berekende opslag. Deze korting wordt in ieder geval toegepast bij de doorberekening van de overhead aan dienstverlening voor derden. De hoogte van de correctie wordt jaarlijks vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders bij het vaststellen van de begroting.

  • 8.

    De onder lid 6 berekende opslag voor overhead wordt intracomptabel toegerekend aan de grondexploitatie, investeringen en dienstverlening voor derden. Het totaal toegerekende bedrag wordt in mindering gebracht op de totale kosten van het taakveld overhead als een correctie.(1)

Artikel 17. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten en werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk, na consultatie van de auditcommissie, een voorstel aan de raad, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd en door de auditcommissie namens de Raad wordt bevestigd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en er sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet.

Artikel 18. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen en rechten waaronder rioolheffingen, afvalstoffenheffing en leges. De uitgangspunten van dit voorstel staan in de paragraaf lokale heffingen van de begroting.

  • 2.

    Bij de volgende kostendekkende heffingen wordt het werkelijke saldo van lasten en baten na afloop van het jaar verrekend met een voorziening ‘Egalisatie heffingen’:

  • - Afvalstoffenheffing;

  • - Rioolheffing;

  • - Hondenbelasting (zie lid 11).

  • 3.

    In de paragraaf lokale heffingen van de begroting wordt voor de in lid 2 genoemde heffingen een voorstel gedaan op welke wijze een eventueel in de voorziening ‘Egalisatie heffingen’ aanwezig saldo geheel of gedeeltelijk ingezet wordt voor een tariefsverlaging.

  • 4.

    Gederfde opbrengsten als gevolg van het kwijtscheldingsbeleid worden als kosten meegenomen in de tariefberekening voor de gemeentelijke heffingen.

  • 5.

    In de paragraaf lokale heffingen van de begroting wordt voor de zogenaamde kostendekkende heffingen een overzicht opgesteld waarin de mate van juridische kostendekkendheid wordt berekend. Met behulp van dit overzicht kan vastgesteld worden of de wettelijk toegestane kostendekkendheid van maximaal 100% niet overschreden wordt. In dit overzicht worden behalve de intracomptabele lasten en baten ook een aantal extracomptabele posten meegenomen.

  • 6.

    Bij de intracomptabele lasten en baten in het overzicht kostendekkendheid in de paragraaf lokale heffingen worden eventuele onttrekkingen uit de voorziening egalisatie heffingen niet meegenomen.

  • 7.

    Bij de extracomptabele lasten en baten worden de volgende posten meegenomen:

    • a.

      De compensabele omzetbelasting;

    • b.

      Perceptiekosten voor heffing en invordering;

    • c.

      De kosten van oninbaarheid, voor zover deze niet in de tarieven zijn verwerkt.

    • d.

      Overhead conform de in artikel 16 beschreven werkwijze.

  • 8.

    Het college van burgemeesters en wethouders kan uit voorzichtigheidsoverwegingen bij het bepalen van de tarieven een veiligheidsmarge bij de kostendekkendheid aanhouden, zodat de maximale juridische kostendekkendheid lager is.

  • 9.

    Het college van burgemeester en wethouders biedt aan de gemeenteraad nota’s ter vaststelling aan met de kaders voor de prijzen van gemeentelijke diensten, zoals de verhuur en verkoop van onroerende zaken, prijzen voor de uitgifte van gronden en erfpachtcanons, et cetera.

  • 10.

    De besluiten voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen van prijzen worden ter kennisneming aan de gemeenteraad gezonden.

  • 11.

    Voorziening egalisatieheffingen: Deze voorziening bestaat uit de deelvoorzieningen rioolheffing, afvalstoffenheffing en hondenbelasting. Bij een negatief dan wel positief saldo (verschil werkelijke opbrengsten en werkelijke kosten) in de exploitatie van deze onderdelen wordt dit verrekend met de voorziening. Het primaire doel van de voorziening is om te voorkomen dat er door verschillen in de gecalculeerde kosten en opbrengsten en de werkelijke kosten en opbrengsten van de betrokken activiteiten grote schommelingen in het exploitatie resultaat ontstaan. De expliciete bovengrens (plafond) van de voorziening bedraagt 2% van de begrote baten. Tot aan deze grens fungeert de voorziening als buffer om eventuele nadelige exploitatie-uitkomsten op te vangen. Boven deze grens vindt terugbetaling aan de belastingplichtigen plaats via het tarief in de volgende jaren.

Artikel 19. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de gemeenteraad vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het beperken van de kosten van de leningen en het bereiken van een voldoende rendement op de uitzettingen;

    • d.

      dat in geval van uitzettingen van overtollige middelen het rendement ondergeschikt is aan het beperken van het risico;

    • e.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie voor de kasgeldlimiet de wettelijke waarde in acht en voor de renterisiconorm wordt in plaats van de wettelijke waarde van een normpercentage van 10 uitgegaan.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders informeert de raad indien de kasgeldlimiet of de renterisiconorm, bedoeld in artikel 19, lid 2 van deze verordening, dreigt te worden overschreden.

Artikel 20. Verstrekken garanties en geldleningen

  • 1.

    Uitgangspunt is dat maatschappelijke organisaties zelf hun financiering verzorgen en dat de gemeente geen garanties en geldleningen verstrekt.

  • 2.

    Van het onder lid 1 vermelde uitgangspunt wordt alleen afgeweken als sprake is van een zwaarwegend publiek belang.

  • 3.

    In het geval van verstrekken van garanties en geldleningen wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

    1. (mede)garantie verstrekken via een waarborgfonds;

    2. Garantie verstrekken door gemeente zelf;

    3. Geldlening verstrekken.

  • 4.

    Het risico van verstrekte garanties en geldleningen wordt afgedekt bij de jaarlijkse berekening van de minimaal benodigde weerstandscapaciteit. Alleen in geval van substantiële risico’s wordt een separate voorziening op de balans gevormd ten laste van de begroting ter grootte van het risico dat de gemeente met de garantie of geldlening loopt.

  • 5.

    Het college stelt een richtlijn vast voor het verstrekken en waarborgen van geldleningen.

Hoofdstuk 5. Paragrafen

Artikel 21. Lokale heffingen

  • 1.

    In de paragraaf lokale heffingen van de begroting neemt het college van burgemeester en wethouders naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      een weergave van het tarievenbeleid voor het komende jaar;

    • b.

      de wijze waarop teveel ontvangen opbrengsten uit voorgaande jaren die gestort zijn in de voorziening egalisatie heffingen verrekend worden met de tarieven in de komende jaren.

    • c.

      een overzicht waaruit de juridische kostendekkendheid blijkt van de kostendekkende heffingen.

Artikel 22. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder:

  • - netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren, vorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan: het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • - onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting: positieve uitkomst van het verschil tussen de opbrengst onroerendezaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerendezaakbelasting.

  • 2.

    Het college neemt in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • een berekening van de minimaal benodigde omvang van de algemene reserve op basis van een risicoanalyse.

  • 3.

    Het college biedt de raad, na consultatie van de auditcommissie, tenminste eens in de vier jaar een kadernota Risicomanagement aan.

Artikel 23. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Het college neemt in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval de voortgang van het geplande onderhoud aan openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, riolering en gebouwen op.

  • 2.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een kadernota openbare ruimte aan. De nota geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt de kadernota openbare ruimte vast.

  • 3.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een beheerplan riolering aan. Het plan geeft het kader weer voor het beheer van het watersysteem, waaronder het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud. De raad stelt het beheerplan riolering vast.

  • 4.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een kadernota gemeentelijk vastgoed aan. De nota bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan het gemeentelijke vastgoed. De raad stelt de kadernota gemeentelijk vastgoed vast.

  • 5.

    Voorzieningen onderhoud kapitaalgoed: Deze voorzieningen bestaan uit de onderdelen onderhoud aan water, wegen, kunstwerken, riolering en gebouwen. Om tegenvallers of onvoorziene omstandigheden op te vangen en ervoor te zorgen dat het saldo van de voorziening toereikend is, wordt er een bandbreedte gehanteerd tussen 0% en 20% van de gemiddelde storting. Indien het eindsaldo hoger is dan de bandbreedte dan kan deze worden gekwalificeerd als te hoog en kan afroming plaatsvinden tot de bandbreedte middels een afroming ineens dan wel aanpassing jaarlijkse storting.

Artikel 24. Financiering

Het college neemt in de paragraaf financiering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de kasgeldlimiet;

  • b.

    de renterisiconorm;

  • c.

    ontwikkeling gemeentelijke schuldpositie, waarbij in de jaarstukken nieuw aangetrokken geldleningen expliciet vermeld worden;

  • d.

    de renteontwikkeling;

  • e.

    de gegarandeerde geldleningen

  • f.

    betaalgedrag van de gemeente (alleen bij de jaarstukken).

Artikel 25. Bedrijfsvoering

Het college neemt in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en loonkosten;

  • b.

    omvang, ontwikkeling en kosten van externe inhuur;

  • c.

    een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen, voor zover deze de rapportagegrens, zoals bedoeld in artikel 9, lid 3 overschrijden en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen;

  • d.

    een overzicht van en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen;

  • e.

    rapportage van het veelvuldig niet naleven van normen uit de gids proportionaliteit en/of slechte documentatie of naleving hiervan, als deze voorkomen.

Artikel 26. Verbonden partijen

Het college neemt in de paragraaf verbonden partijen van de begroting en de jaarstukken in ieder geval de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 27. Grondbeleid

  • 1.

    Het college neemt in de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken in ieder geval de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 2.

    Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een nota grondbeleid ter vaststelling aan met daarin de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente.

  • 3.

    Jaarlijks vindt een hercalculatie plaats van de grondexploitaties waarvan de resultaten worden verwerkt in de begroting van het lopende jaar.

  • 4.

    De voorziening voor verliesgevende grondexploitaties wordt gewaardeerd tegen contante waarde.

Hoofdstuk 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 28. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen en schulden, contracten enzovoort;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijk effecten van het gemeentelijk beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording door het college aan de raad over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevant wet- en regelgeving.

Artikel 29. Financiële organisatie

Het college draagt in ieder geval zorg voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    het beleid voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g.

    het beleid voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • h.

    het beleid voor het voorkomen van fraude van gemeentelijke regelingen en eigendommen,

opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

  • i.

    het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties en de maatschappelijke effecten zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Artikel 30. Interne controle

  • 1.

    Het college zorgt voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert het college daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 25 onder c. Daarnaast informeert het college de raad over de genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd. Voor registergoederen en bedrijfsmiddelen worden afhankelijk van de omvang en aard van het risico specifieke beheersmaatregelen genomen. Bij afwijkingen in de administratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 31. Intrekken oude verordening

De Financiële verordening Leeuwarden 2020, vastgesteld bij raadsbesluit van 21 december 2022 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening 2022 en het jaarverslag 2022 en bijbehorende stukken en op de begroting 2022.

Artikel 32. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2023.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: “Financiële verordening gemeente Leeuwarden 2023”.

(1):Gewijzigd bij raadsbesluit d.d. 13 november 2023, artikel 2 lid 2, artikel 3 lid 1, artikel 5 lid, en artikel 16 lid 3, 6 en 8; in werking getreden op 14 november 2023