Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leeuwarden

Participatieverordening gemeente Leeuwarden 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeeuwarden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingParticipatieverordening gemeente Leeuwarden 2023
Citeertitel
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108 van de Gemeentewet
  2. artikel 147, tweede lid, van de Gemeentewet
  3. artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet
  4. artikel 8a, eerste lid, van de Participatiewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-2023Vervangen regeling

21-06-2023

gmb-2023-277536

Tekst van de regeling

Intitulé

Participatieverordening gemeente Leeuwarden 2023

De Raad van de gemeente Leeuwarden;

 

gelezen het voorstel van het college burgemeester en wethouders van 16 mei 2023, gelet op artikel 108, tweede lid juncto artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet,

 

gelet op artikel 6, tweede lid van de Participatiewet,

 

gelet op artikel 8a, eerste lid, onderdelen a, c, d en e van de Participatiewet, besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Participatieverordening gemeente Leeuwarden 2023

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden;

  • b.

    Doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Participatiewet;

  • c.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • d.

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • e.

    Klant: persoon die tot de doelgroep van deze verordening behoort;

  • f.

    Voorziening: door het college noodzakelijk geachte voorziening, gericht op arbeidsinschakeling;

  • g.

    Overige voorzieningen: voorzieningen als bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder f, van de Participatiewet;

  • h.

    Persoonlijke ondersteuning bij werk: ondersteuning als bedoeld in artikel 10, eerste en derde lid, van de wet en begeleiding op de werkplek als bedoeld in artikel 10da van de Participatiewet;

  • i.

    Ondersteuning: ondersteuning als bedoeld in artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Participatiewet, inclusief het bepalen en aanbieden van door het college noodzakelijk geachte voorzieningen, waaronder de proefplaatsing als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel h van de Participatiewet;

  • j.

    Participatie: alle activiteiten waaraan de klant in de samenleving deelneemt, onderverdeeld in arbeid, onderwijs en maatschappelijke participatie;

  • k.

    Pva: plan van aanpak waarin de door het college voor een individuele klant noodzakelijk geachte ondersteuning, alsmede de voor deze klant geldende algemene en bijzondere verplichtingen zijn vastgelegd;

  • l.

    Bab: baanafspraakbaan.

  • 2.

    Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Toepassingsbereik

Deze verordening richt zich op het bieden van ondersteuning aan klanten die tot de doelgroep behoren bij het participeren op het voor de individuele klant hoogst haalbare niveau.

Artikel 3. Opdracht college

  • 1.

    Het college biedt aan klanten ondersteuning en voorzieningen aan voor zover deze door het college noodzakelijk wordt geacht.

  • 2.

    Het college biedt de goedkoopst adequate voorziening aan, houdt bij het voorzieningenaanbod rekening met andere voorzieningen die in het kader van het sociaal domein beschikbaar zijn en stemt het aanbod, als dat nodig is, intern af zodat het optimaal bijdraagt aan een integrale ondersteuning van de persoon. Het college houdt bij de afstemming ook rekening met voorzieningen op grond van andere wettelijke regelingen en stemt dit af in het pva, bedoeld in artikel 44a van de Participatiewet.

  • 3.

    Het college maakt een afweging van de individuele mogelijkheden en capaciteiten van een klant, teneinde de ondersteuning van klanten zodanig vorm te kunnen geven dat de beoogde mate van participatie zo doelmatig mogelijk wordt gerealiseerd.

  • 4.

    Bij de toepassing van het vorige lid besteedt het college in ieder geval aandacht aan de afstand tot de arbeidsmarkt en de wijze waarop rekening wordt gehouden met de zorgtaken, waaronder begrepen de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar en het noodzakelijkerwijs verrichten van mantelzorg.

  • 5.

    Het college kan, bij het bepalen van de wijze waarop de ondersteuning wordt vormgegeven prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

HOOFDSTUK 2. PARTICIPATIE ALGEMEEN

Artikel 4. Ondersteuning van klanten

  • 1.

    Het college doet een klant een aanbod voor ondersteuning bij participatie dat in overeenstemming is met de bepalingen van deze verordening en de op deze verordening gebaseerde beleidsregels.

  • 2.

    De componenten waaruit de ondersteuning bestaat worden nader uitgewerkt in een op de specifieke situatie van een klant toegespitst pva.

  • 3.

    In geval van klanten van 27 jaar of ouder, doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd wordt het pva als bijlage toegevoegd aan de beschikking waarin het aanbod als bedoeld in het eerste lid van dit artikel wordt bekend gemaakt .

  • 4.

    In geval van klanten beneden de 27 jaar wordt het pva overeenkomstig artikel 44, vierde lid van de Participatiewet als bijlage toegevoegd aan de beschikking waarin naast de toekenning van algemene bijstand, mede het in het eerste lid van dit artikel bedoelde aanbod voor ondersteuning bij participatie bekend wordt gemaakt.

  • 5.

    Een klant heeft geen recht op ondersteuning indien er een voorliggende voorziening voorhanden is welke naar het oordeel van het college voldoende bijdraagt aan het behalen van de voor de klant hoogst haalbare participatieniveau.

Artikel 5. Ondersteuning en voorzieningen

  • 1.

    Proefplaatsing

  • a.

    Een klant kan na bemiddeling op een reguliere vacature of op een bab gedurende twee maanden op proef worden geplaatst met behoud van uitkering, op voorwaarde dat de werkgever de klant aansluitend voor minimaal zes maanden een contract aanbiedt indien de klant voldoet. Deze periode van twee maanden kan indien nodig éénmalig worden verlengd met maximaal vier maanden.

  • b.

    In geval van proefplaatsing met als doel om een loonwaarde te bepalen kan in afwijking van artikel 5, eerste lid onder a, worden gekozen voor een periode van drie maanden.

  • c.

    In beginsel wordt de proefplaatsing niet verlengd, als tijdens de proefplaatsing een loonwaardemeting heeft plaatsgevonden en dit heeft geleid tot het toekennen van loonkostensubsidie.

  • 2.

    Persoonlijke ondersteuning bij werk

  • a.

    Voor klanten die problemen ervaren op meerdere domeinen die belemmerend zijn om naar school of aan het werk te gaan, kan jobcoaching of interne werkbegeleiding worden ingezet.

  • b.

    Een aanvraag voor persoonlijke ondersteuning bij werk moet binnen 8 weken na de ingangsdatum van de dienstbetrekking zijn ontvangen, tenzij voorafgaand aan of op het moment van aanvang van het dienstverband de noodzaak voor die ondersteuning redelijkerwijs nog niet bekend kon zijn.

  • c.

    Het college besluit op basis van individueel maatwerk, de aard, omvang, duur en intensiteit van de persoonlijke ondersteuning bij werk. De in te zetten persoonlijke ondersteuning wordt bepaald op basis van de individuele behoefte en mogelijkheden van mensen met een beperking. De persoonlijke ondersteuning wordt voor maximaal twee jaar ingezet. Deze periode kan in uitzonderingsgevallen met een jaar worden verlengd.

  • d.

    Het college kan jobcoaching in de vorm van natura verstrekken door middel van de inzet van een jobcoach die werkzaam is in dienstverband bij of in opdracht van de gemeente.

  • e.

    Een jobcoach die de persoonlijke ondersteuning bij werk verzorgt moet voldoen aan de volgende kwaliteitseisen:

    • i.

      beschikken over de juiste opleiding en ervaring op het gebied van begeleiding en coaching van mensen met een arbeidsbeperking. Een relevante opleiding, zoals een sociaal- pedagogische of psychologische opleiding, is daarbij belangrijk en;

    • ii.

      op de hoogte zijn van de wet- en regelgeving die van toepassing is op mensen met een arbeidsbeperking en de Participatiewet en;

    • iii.

      beschikken over goede communicatieve vaardigheden. Hij of zij moet op een duidelijke en begrijpelijke manier kunnen communiceren met zowel de klant als werkgevers en andere betrokkenen.

  • 3.

    Vervoersvoorziening

  • a.

    Het college kan een vervoersvoorziening toekennen aan een persoon die door zijn beperking niet zelfstandig of met openbaar vervoer naar zijn werkplek, proefplaats of opleidingslocatie kan reizen. Deze vervoersvoorziening kan zowel in natura als in de vorm van een vergoeding in geld worden verstrekt.

  • b.

    De hoogte van de vergoeding in geld hangt af van het aantal dagen dat moet worden gewerkt en bedraagt het in de markt reguliere tarief voor de toegekende vervoersvoorziening. Het college kan per situatie de noodzaak van de hoogte van de vergoeding bepalen.

  • c.

    Het college brengt een eventueel bedrag voor een vervoersvoorziening van de werkgever aan de werknemer in mindering op de te verstrekken vervoersvoorziening.

  • 4.

    Noodzakelijke intermediaire activiteit bij visuele of motorische handicap

Het college kan een voorziening in de vorm van een intermediaire activiteit toekennen die gericht is op de vervanging of ondersteuning van een door ziekte of gebrek geheel of gedeeltelijk ontbrekende visuele of motorische lichaamsfunctie.

  • 5.

    Meeneembare voorzieningen

  • a.

    Het college kan een meeneembare voorziening toekennen, als dit nodig is voor de persoon om te kunnen werken.

  • b.

    Er is geen limitatieve lijst van voorzieningen. In principe kan elk product als een meeneembare voorziening worden beschouwd als de noodzaak en meerwaarde in de werksfeer aantoonbaar is.

  • c.

    De meeneembare voorziening wordt in principe in bruikleen beschikbaar gesteld. In bijzondere gevallen kan het college besluiten de voorziening in eigendom te verstrekken.

  • 6.

    Werkplekaanpassingen

Het college kan een aanpassing van de werkplek toekennen aan een persoon, als dit

noodzakelijk is om zijn werk uit te voeren. In beginsel kan daarbij elk product als een

werkplekaanpassing worden beschouwd als de noodzaak en meerwaarde in de werksfeer

aantoonbaar zijn.

  • 7.

    Integrale ondersteuning en voortgezette ondersteuning

Het college onderzoekt, voor zover nodig en gelet op de omstandigheden van de persoon, in daartoe voorkomende gevallen de mogelijkheden om door samenwerking met andere partijen, onder meer op het gebied van (publieke) gezondheid, jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning, onderwijs, schuldhulpverlening, welzijn en wonen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde integrale ondersteuning met het oog op de arbeidsinschakeling alsmede voortgezette persoonlijke ondersteuning bij de overgang van onderwijs naar werk, van werk naar onderwijs en van werk naar werk, bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder g van de Participatiewet.

  • 8.

    Het college stelt in beleidsregels vast welke niet in deze verordening opgenomen ondersteuning, voorzieningen en overige voorzieningen het college kan aanbieden.

  • 9.

    Het college stelt het aanbod en de voorwaarden in beleidsregels vast die gelden voor de in het vorige lid van dit artikel bedoelde ondersteuning, voorzieningen en overige voorzieningen.

  • 10.

    Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die zijn verbonden aan de inkomensvoorziening waar een klant aanspraak op maakt, nadere verplichtingen verbinden aan een aan deze klant aangeboden voorziening.

  • 11.

    In opdracht van het college kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op verzoek van het college advies uitbrengen met betrekking tot de medische, dan wel arbeidsmedische situatie van een persoon die van invloed zijn op de ondersteuning.

Artikel 6. Verplichtingen klant

  • 1.

    Een klant die deelneemt aan een voorziening is gehouden tenminste te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de inkomensvoorziening waar de klant aanspraak op maakt, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 2.

    Indien een klant die deelneemt aan een voorziening niet voldoet aan de verplichtingen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, kan het college de aangeboden voorziening beëindigen.

  • 3.

    Het college verlaagt de uitkering van de klant conform hetgeen hierover is bepaald in de Participatiewet of de Maatregelenverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Leeuwarden 2015, indien de klant die deelneemt aan een voorziening niet voldoet aan de verplichtingen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

HOOFDSTUK 3. BEPALINGEN MET BETREKKING TOT IN DE PARTICIPATIEWET OPGENOMEN VOORZIENINGEN

Artikel 7. Vaststelling loonwaarde doelgroep loonkostensubsidie

In beginsel wordt de loonwaarde door een persoon van het college vastgesteld. Daarnaast kan in opdracht van het college het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) het college laten adviseren met betrekking tot de vaststelling van de loonwaarde van een persoon.

Artikel 8. Aanvraagproces loonkostensubsidie

Het college neemt bij het verstrekken van loonkostensubsidie, het door gemeenten, werkgevers en cliëntenorganisaties in opdracht van het Ministerie van SZW door Divosa, VNG en de Normaalste Zaak ontwikkelde preferente werkproces in acht. Dit komt harmonisatie van loonkostensubsidie ten goede.

Artikel 9. Participatievoorziening beschut werk

  • 1.

    Een klant met een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking, dan wel een combinatie van genoemde beperkingen, die een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek vereist dat van een reguliere werkgever in redelijkheid niet mag worden verwacht dat hij deze klant in dienst neemt, wordt door het college de voorziening beschut werk als bedoeld in artikel 10b van de Participatiewet aangeboden tenzij het jaarlijks te realiseren aantal dienstbetrekkingen als bedoeld in artikel 10b, vierde lid, van de Participatiewet reeds is bereikt.

  • 2.

    Onverminderd artikel 10b, derde lid, van de Participatiewet, kan het college ter uitvoering van het eerste lid van dit artikel een voorselectie maken uit de groep klanten met een grote afstand tot de arbeidsmarkt .

  • 3.

    Het college biedt de volgende op arbeidsinschakeling gerichte voorzieningen aan om de in artikel 10b, eerste lid van de Participatiewet bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken:

  • a.

    fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving;

  • b.

    uitsplitsing van taken of aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.

  • 4.

    Het college legt in beleidsregels vast, welke voorzieningen worden aangeboden tot het moment dat de dienstbetrekking, als bedoeld in artikel 10b, eerste lid van de Participatiewet aanvangt.

HOOFDSTUK 4. INNOVATIE

Artikel 10. Innovatie

  • 1.

    Het college kan, als experiment in het kader van het onderzoeken en toepassen van mogelijkheden om de participatie te bevorderen, afwijken van het bepaalde in deze verordening en voor zover van toepassing, de Beleidsregels Participatie.

  • 2.

    De duur van een experiment als bedoeld in het eerste lid is ten hoogste twee jaar.

  • 3.

    Indien het experiment noodzaakt tot bijstelling van de Participatieverordening en de Beleidsregels Participatie, kan de periode zoals genoemd in het tweede lid worden verlengd tot aan het moment van inwerkingtreding van de bijstelling.

  • 4.

    Indien het college gebruik wil maken van de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid wordt dit voornemen voorgelegd aan de Adviesraad Sociaal Domein.

HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 11. Uitvoering

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de uitvoering van deze verordening.

  • 2.

    Het college stelt voor de uitvoering van deze verordening beleidsregels vast.

Artikel 12. Hardheidsclausule

Het college kan, indien de toepassing van bepalingen in deze verordening in de individuele situatie tot onbillijkheden van overwegende aard leidt voor zover het de bevoegdheid betreft die voortvloeit uit deze verordening, afwijken van deze verordening.

Artikel 13. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Participatieverordening gemeente Leeuwarden 2023’.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2023 onder gelijktijdige intrekking van de Participatieverordening gemeente Leeuwarden 2015.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 21 juni 2023.

,voorzitter

,griffier

Toelichting

 

Algemeen

De gemeente is verantwoordelijk voor ondersteuning bij participatie van personen die tot de doelgroepen van de Participatiewet behoren. In deze verordening bepaalt de raad het gemeentelijk beleid en legt de aanspraak van klanten op ondersteuning bij participatie vast. Het bieden van ondersteuning bij participatie is maatwerk en afhankelijk van de mogelijkheden en beperkingen in het individuele geval. De verordening is procedureel van opzet en biedt de gemeente de mogelijkheid om op flexibele wijze en over meerdere jaren nadere invulling te geven aan een adequate ondersteuning. Het college is bevoegd om in beleidsregels nader uit te werken op welke manier ondersteuning bij participatie zal worden aangeboden. Participatie staat centraal binnen de dienstverlening aan personen die tot de doelgroep behoren en de gemeente wil dat een zo groot mogelijke groep deelneemt aan de samenleving, bijvoorbeeld door betaalde arbeid of vrijwilligerswerk.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Dit artikel geeft definities voor een aantal begrippen die in deze verordening voorkomen. Als een begrip niet wordt omschreven, wordt er verwezen naar de definities in de Algemene wet bestuursrecht, de Participatiewet en de andere wetten die in deze verordening worden genoemd.

Artikel 2. Toepassingsbereik

Dit artikel beschrijft het doel van de verordening zoals door de raad is gewenst. Voor meer informatie wordt verwezen naar het algemene deel van deze toelichting.

Artikel 3. Opdracht college

Algemeen

Het college draagt zorg voor de participatie van klanten. In dit artikel wordt aangegeven waar het college rekening mee moet houden bij het geven van ondersteuning. Behalve dat het college op grond van de Participatiewet altijd verplicht is om iedere ondersteuning af te stemmen op de klant wordt een en ander door middel van de in dit artikel opgenomen criteria nogmaals gewaarborgd.

Vierde lid

In het vierde lid wordt aandacht besteed aan de aanwezigheid van zorgtaken. Dit is een aspect waarvan de wetgever expliciet aangeeft dat daar rekening mee moet worden gehouden. Het gaat daarbij niet alleen om de zorgtaken op de zorg voor kinderen, maar ook om de zogenaamde mantelzorg (zorgtaken voor huisgenoten, familieleden of andere personen) waardoor het kan zijn dat personen soms niet of in mindere mate beschikbaar zijn voor het verrichten van arbeid.

Vijfde lid

In het vijfde lid worden kaders aangegeven voor prioritering in de aangeboden ondersteuning.

Artikel 4. Ondersteuning van klanten

Algemeen

In artikel 10 van de Participatiewet is de aanspraak op ondersteuning van klanten die behoren tot de doelgroep van deze verordening geregeld. Aanspraak op ondersteuning betekent niet dat er een dergelijke klant zonder meer recht heeft op ondersteuning. Het college doet namelijk geen aanbod als zij dit niet noodzakelijk acht.

Tweede, derde en vierde lid

Iedere klant onder de 27 jaar die ondersteuning wordt aangeboden, krijgt een plan van aanpak dat specifiek is afgestemd op zijn of haar persoonlijke situatie. Een plan van aanpak is wettelijk verplicht voor jongeren beneden de 27 jaar, maar het wordt wenselijk geacht om een dergelijk plan ook op te stellen in geval van klanten die 27 jaar of ouder zijn, maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd. Het plan van aanpak moet duidelijk vastleggen op welke manier de individuele ondersteuning vorm krijgt en welke verplichtingen daarbij horen.

Vijfde lid

Het vijfde lid geeft dat een klant in geval van een toereikende voorliggende voorziening geen recht heeft op ondersteuning door het college.

Artikel 5. Ondersteuning en voorzieningen

Eerste tot en met zevende lid

Vanuit het wetsvoorstel Breed Offensief zijn een aantal wijzigingen aangebracht in de Participatiewet, zoals het vereenvoudigen en het verbeteren van het instrument loonkostensubsidie, de passende ondersteuning en voorzieningen aan klanten en ook het borgen van de kwaliteit van een jobcoach. Dit is in deze leden uitgewerkt.

Achtste, negende en tiende lid

In deze leden worden bevoegdheden aan het college verstrekt om nader te bepalen welke ondersteuningen en voorzieningen kunnen worden aangeboden. Tevens is het college bevoegd om aan een dergelijke ondersteuning en voorziening nadere verplichtingen voor de klant te verbinden.

Artikel 6. Verplichtingen klant

Eerste en tweede lid

Deze leden hebben betrekking op de algemene verplichtingen die voortvloeien uit bijvoorbeeld de Participatiewet, de IOAW en de IOAZ en de individuele verplichtingen die het college daarnaast kan aan een voorziening kan verbinden. Indien deze verplichtingen niet of onvoldoende worden nagekomen is het college bevoegd om de aangeboden voorziening te beëindigen.

Derde lid

In het derde lid is vastgelegd dat indien een klant zich niet houdt aan de verplichtingen als bedoeld in het eerste lid, hem een verlaging zal worden opgelegd conform de in de Participatiewet of de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Leeuwarden 2015. Het voorgaande is alleen van toepassing indien de klant een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ.

Artikel 7. Vaststelling loonwaarde doelgroep loonkostensubsidie

In dit artikel staat dat er in beginsel de loonwaarde door een gecertificeerde loonwaarde-expert van de gemeente Leeuwarden wordt vastgesteld. Ook kan het college zich door het UWV laten adviseren over de loonwaarde van een persoon. De loonwaarde wordt dan vastgesteld om te bepalen hoeveel loonkostensubsidie er nodig is voor deze persoon. Dit is belangrijk als iemand door een arbeidsbeperking bijvoorbeeld minder kan werken dan iemand zonder een arbeidsbeperking.

Artikel 8. Aanvraagproces loonkostensubsidie

In dit artikel staat dat het college rekening houdt met het preferent werkproces bij het verstrekken van loonkostensubsidie. Dit werkproces is ontwikkeld door Divosa, VNG en de Normaalste Zaak in opdracht van het Ministerie van SZW. Het is bedoeld om de aanvraagprocedure van loonkostensubsidie te harmoniseren. Dit maakt het voor gemeenten, werkgevers en cliëntenorganisaties makkelijker om deze subsidies aan te vragen.

Artikel 9. Participatievoorziening beschut werk

Eerste lid

Het college biedt een voorziening genaamd "beschut werk" aan voor personen uit de doelgroep die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking zodanig veel begeleiding en aanpassingen op de werkplek nodig hebben dat het redelijkerwijs niet van een reguliere werkgever verwacht kan worden om deze persoon in dienst te nemen. De verplichting houdt op te bestaan zodra het bij ministeriële regeling bepaalde aantal dienstbetrekkingen is ingevuld.

Tweede lid

Vanaf 1 januari 2017 kunnen mensen zich rechtstreeks bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) aanmelden voor een indicatie beschut werken, in plaats van dat de gemeente een voorselectie uitvoert. Het college van de gemeente bepaalt tijdens de voorselectie wie in aanmerking kan komen voor beschut werk en op welk moment. Mensen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt hebben doorgaans geen mogelijkheden voor arbeidsparticipatie in een beschutte omgeving. Maar mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, zoals personen die VSO/Pro onderwijs hebben gevolgd of personen met een WSW-indicatie, kunnen vaak alleen in een beschutte omgeving werken.

Het UWV adviseert het college over de vraag of iemand tot de doelgroep beschut werk behoort. Op basis van landelijke criteria voert het UWV een beoordeling uit, ook wanneer mensen zich zelfstandig hebben aangemeld voor een indicatie. Nadat is vastgesteld dat iemand tot de doelgroep behoort, zorgt de gemeente ervoor dat deze persoon in een dienstbetrekking onder beschutte omstandigheden aan de slag gaat. Hoe de dienstbetrekking wordt georganiseerd, valt onder de beleidsvrijheid van gemeenten. Zo kan een dienstbetrekking bijvoorbeeld worden georganiseerd via een gemeentelijke dienst, NV, BV of stichting. Ook is het mogelijk dat personen (via detachering) in een beschutte omgeving bij reguliere werkgevers werken.

Derde lid

Naast het bepalen van wie in aanmerking kan komen voor beschut zijn in deze verordening vastgelegd welke voorzieningen voor arbeidsinschakeling ingezet worden om deze dienstbetrekking mogelijk te maken.

Vierde lid

Het is niet altijd mogelijk om iemand met een indicatie direct te plaatsen op een passende dienstbetrekking. Het college legt daarom in beleidsregels vast, welke voorzieningen tot het moment van de dienstbetrekking kunnen worden ingezet.

Artikel 10. Innovatie

Op grond van dit artikel heeft het college de mogelijkheid om in een experimentele vorm een voorziening te kunnen aanbieden, zodat adequaat op nieuwe ontwikkelingen kan worden ingespeeld. Elk voornemen van het college om gebruik te maken van deze bevoegdheid zal worden voorgelegd aan de Adviesraad Sociaal Domein Leeuwarden.

Artikel 11. Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college. Het college stelt voor deze uitvoering nadere regels vast.

Artikel 12. Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 13. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.