Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Molenlanden

Beleidskader kleinschalige windturbines gemeente Molenlanden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMolenlanden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidskader kleinschalige windturbines gemeente Molenlanden
Citeertitelbeleid kleinschalige windturbines
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpruimte en infrastructuur

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Beleidskader kleine windturbines

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-06-2023nieuwe regeling

18-04-2023

gmb-2023-276910

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidskader kleinschalige windturbines gemeente Molenlanden

 

De gemeenteraad van Molenlanden besluit:

  • 1.

    Het beleidskader kleinschalige windturbines Molenlanden vast te stellen;

  • 2.

    Een algemene verklaring van geen bedenkingen af te geven voor initiatieven passend

binnen het onder 1 genoemde beleidskader;

  • 3.

    De uitvoering van het beleidskader na 1 jaar te evalueren.

1 Aanleiding en achtergrond

 

Molenlanden heeft de ambitie om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Een belangrijk deel van de energievoorziening in de gemeente wordt daarbij idealiter lokaal en duurzaam opgewekt. Om daaraan te voldoen, is spreiding van bronnen verstandig. Elektriciteit wordt in steeds grotere mate uit zon opgewekt. Door ook elektriciteit uit wind beschikbaar te maken, wordt de spreiding van elektriciteitsopwekking verbeterd, wat de noodzaak voor en mate van opslag vermindert en het elektriciteitsnet minder belast.

De afgelopen periode ziet de gemeente Molenlanden het aantal vragen over de plaatsing van kleinschalige windturbines zowel bij agrariërs, bedrijven als particulieren toenemen. De gemeente staat in principe positief tegenover de realisatie van kleinschalige duurzame energieopwekking. Om onze klimaatdoelstellingen te behalen hebben we een goede mix van energiebronnen nodig. Ook de meer kleinschalige energieproductie draagt bij aan onze duurzaamheidsdoelstellingen en een bewuster energiegebruik bij initiatiefnemers. In vergelijking met grootschalige windturbines is de bijdrage qua opgesteld vermogen gering. De bijdrage aan de verduurzaming van de energiehuishouding van de lokale initiatiefnemers echter groot zijn.

Bij de vaststelling van de Regionale Energiestrategie Alblasserwaard op 13 april 2021 heeft de gemeenteraad een motie ruimtelijk kader kleinschalige windturbines aangenomen. In de motie is het college opgedragen een ruimtelijk kader te presenteren, waarin de mogelijkheden om kleinschalige windturbines te plaatsen ten opzichte van de huidige planologische mogelijkheden worden vergroot.

Het voorliggend beleidskader is tot stand gekomen na een participatieproces van het

Gebiedsplatform Alblasserwaard-Vijfheerenlanden. De gemeenteraad heeft op 24 januari 2023 de uitgangspunten van het beleid vastgesteld. Daarna zijn met behulp van de input uit de participatiebijeenkomst van 6 februari 2023 de uitgangspunten geconcretiseerd tot het voorliggende beleidskader.

 

2. Doel van het beleidskader

 

Met dit beleidskader heeft de gemeente een samenhangend afwegingskader voorhanden wat toegepast wordt bij indiening van een aanvraag voor plaatsing van een kleinschalige windturbine. Het biedt initiatiefnemers en omwonenden duidelijkheid over voorwaarden waarbinnen de gemeente Molenlanden kleinschalige windturbines aanvaardbaar en wenselijk vindt. De benodigde, procedure voor een omgevingsvergunning kan met behulp van dit beleid makkelijker doorlopen worden.

Het beleidskader geeft duidelijkheid over:

  • waar plaatsing van kleinschalige windturbines is toegestaan;

  • welke eisen gesteld worden aan de windturbine(s) en de locatie(s);

  • wat een initiatiefnemer moet (laten) onderzoeken voordat hij zijn aanvraag kan doen.

Ook kan de benodigde procedure voor een omgevingsvergunning met behulp van dit beleid gemakkelijker doorlopen worden, omdat het meer duidelijkheid geeft over benodigde informatie in de aanvraag en de afwegingen die gemaakt worden bij de behandeling van een aanvraag. Zeker wanneer een initiatiefnemer – aan de hand van dit beleidskader - vooroverleg voert met de gemeente.

Het doel is om op termijn – na invoering van de Omgevingswet – de beleidsregels over de kleinschalige windturbines op te nemen in het gemeentelijk Omgevingsplan. Tot die tijd worden de aanvragen voor een omgevingsvergunning beoordeeld op basis van deze beleidsregels.

Zodra de Omgevingswet in werking is getreden worden vergunningen verleend als buitenplanse omgevingsplanactiviteitvergunning (Bopa), waarop de reguliere procedure van toepassing is.

 

3. Definitie kleinschalige windturbines

 

Kleinschalige windturbines worden – zoals de naam al aangeeft - gebruikt voor kleinschalige opwekking van elektriciteit achter de meter. ‘Achter de meter’ betekent dat de opgewekte elektriciteit ter plekke wordt verbruikt, het eventuele overschot wordt geleverd aan het openbare net.

Voor de definitie van kleinschalige windturbines volgen we het provinciale omgevingsbeleid, waarin windturbines met een ashoogte tot 45 meter vallen onder de categorie ’klein tot middelgroot’. Turbines met een ashoogte vanaf 45 meter vallen onder de definitie van ‘grootschalige

windturbines.’

In ons beleid maken we voor wat betreft de aanvaardbaarheid en wenselijkheid onderscheid tussen windturbines met een ashoogte van 15 meter en windturbines met een ashoogte vanaf 15 tot 45 meter. Hiervoor verwijzen we naar hoofdstuk 5.

Er worden verschillende termen gebruikt om windmolens en onderdelen van windmolens mee aan te duiden. Hieronder worden deze termen uiteengezet en wordt ingegaan op de twee hoofdtypen windmolens; molens met een horizontale (HAT) en verticale as (VAT).

 

Afbeelding 1: twee typen windmolens met benaming verschillende onderdelen (bijlage 1)

 

Windmolens zijn globaal uit vier onderdelen opgebouwd: fundering, mast, gondel (waarin meestal de turbine is gevestigd) en wieken. De ashoogte is de hoogte van de mast tot het middelpunt van de bladen. Dit wordt ook de masthoogte genoemd. De rotor (of wiek) wordt dus vaak als apart onderdeel van de molen aangeduid. De rotorradius is de lengte van een enkel rotorblad (wiek). De rotordiameter is de doorsnede van de volledige cirkel die de ronddraaiende wieken maken. In dit beleidskader gaan we uit van de masthoogte, omdat die in het provinciale beleid ook uitgangspunt is.

 

4. Bestaande wet- en regelgeving en beleid

 

Dit beleidskader bevat geen allesomvattende beschrijving van alle bestaande wet- en regelgeving en andere randvoorwaarden. Bovendien worden normen en richtlijnen regelmatig vernieuwd. Toch worden hier wel enige kaders benoemd, omdat deze impact hebben op de omgeving en inwoners. Het is de volledige verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer om te zorgen voor een haalbaar en uitvoerbaar plan met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving en de hieronder genoemde richtlijnen en normen en passend binnen de in dit beleidskader genoemde voorwaarden.

Enkele aandachtpunten ten aanzien van wet- en regelgeving zijn:

  • externe veiligheid (voldoende afstand tot objecten en infrastructuur, denk aan hoogspanningsleidingen, spoor en hogedrukgasleidingen);

  • kleinwind- of een daarmee gelijk te stellen keurmerk (richtlijnen technisch ontwerp);

  • Bouwbesluit (landelijke regels voor bouwwerken);

  • Activiteitenbesluit milieubeheer, waaronder normen voor geluid en slagschaduw;

  • Wet Natuurbescherming (Flora en Fauna).

 

Europese en nationale normen

Windturbines moeten voldoen aan een aantal Europese en nationale normen en richtlijnen. Op het

moment van schrijven zijn de belangrijkste:

  • het ontwerp moet voldoen aan de NEN-EN-IEC norm 61400-Deel 2, ontwerp eisen van kleinschalige windturbines dan wel de eisen uit de ‘Handreiking miniwind en kleinschalige windturbines’ van de Nederlandse Wind Energie Associatie (NWEA);

  • De draagconstructie dient ontworpen te zijn volgens de NEN-norm NEN-EN 1991-1-4+A1+C2:2011 nl en Eurocode 1: Belastingen op constructies - Deel 1-4;

  • De geluidsbelasting vanwege windturbines moet worden bepaald conform bijlage 4 bij de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, zijnde het Reken- en meetvoorschrift windturbines.

Deze normen en richtlijnen zijn aan verandering onderhevig en kunnen dus wijzigen. Initiatiefnemers moeten ten alle tijde uitgaan van de meest recente versies.

Om initiatiefnemers tegemoet te komen, zorgt de gemeente Molenlanden op haar website voor de links de informatie waarmee initiatiefnemers toegang kunnen krijgen tot de meest actuele Europese, nationale en provinciale normen en uitgangspunten. Initiatiefnemers noemen in hun aanvraag de versie die ze gebruikt hebben bij hun aanvraag.

 

Provinciaal beleid

Het beleid van de provincie Zuid-Holland bepaalt dat ‘een omgevingsplan voor een gebied buiten het bestaand stads-en dorpsgebied kleinschalige windturbines met een ashoogte tot 15 meter kan toelaten en een omgevingsplan voor een gebied binnen het bestaand stads- en dorpsgebied kan kleine en middelgrote windturbines met een ashoogte tot 45 meter toelaten, voor zover dat passend is bij de lokale situatie.’ De provincie onderzoekt daarbij de mogelijkheden om voor kleinschalige windturbines in het buitengebied een grotere hoogte dan 15 meter ashoogte toe te staan. De provincie kan een zienswijze indienen indien te weinig rekening is gehouden met het omringende landschap en de cultuurhistorische, ecologische en recreatieve kwaliteiten.

De begrenzing van het ‘bestaand stads- en dorpsgebied' is opgenomen op een kaart: (https://staatvan.zuid-holland.nl/portfolio_page/bestaand-stads-en-dorpsgebied).

De regels die de provincie Zuid-Holland voor kleinschalige windturbines hanteert, vormen de bandbreedte waarbinnen dit beleidskader is opgesteld.

 

5. Uitwerking beleidskader

 

Dit beleidskader geldt voor het grondgebied van de gehele gemeente Molenlanden. Aanvragen om een omgevingsvergunningen voor kleinschalige windturbines worden getoetst aan dit beleidskader en niet meer aan de huidige afwijkingsregel in het bestemmingsplan buitengebied van voormalige gemeente Molenwaard.

Windturbines op andere bestemmingen of locaties, behoudens die opgenomen onder 5.2 en 5.3, zijn uitgesloten, met dien verstande dat plaatsing van windturbine(s) bij een maatschappelijke of sportbestemming binnen en buiten de bebouwde kom bespreekbaar is onder dezelfde voorwaarden als genoemd onder de in dit artikel genoemde voorwaarden en artikel 5.3, mits de ashoogte maximaal 25 meter bedraagt;

De begrenzing van het ‘bestaand stads- en dorpsgebied' is opgenomen op een kaart: (https://staatvan.zuid-holland.nl/portfolio_page/bestaand-stads-en-dorpsgebied).

5.1 Algemene voorwaarden

  • a.

    Initiatiefnemers zijn lokale (agrarische)bedrijven, ondernemers op een bedrijventerrein, lokale energiecoöperaties en grondeigenaren die de molens op eigen terrein of het terrein van hun leden kunnen plaatsen.

  • b.

    Een combinatie van zon en wind op het perceel van de initiatiefnemer of het werkgebied van initiatiefnemers (in geval van energiecoöperaties) is gewenst. De mogelijkheden voor zon op daken moeten zijn verkend. Indien het voorzien in de eigen energiebehoefte door middel van zonnepanelen niet mogelijk dan wel niet toereikend is, is het in beginsel toegestaan een windmolen te plaatsen;

  • c.

    In lijn met het provinciale beleid zijn op locaties buiten het bestaand stads-en dorpsgebied alleen kleinschalige windturbines met een ashoogte tot 15 meter toegestaan.

  • d.

    Kleinschalige windturbines in woongebieden binnen de bebouwde kom zijn niet toegestaan.

  • e.

    De windturbine(s) voldoen aan het Activiteitenbesluit milieubeheer. Bij een rotordiameter van meer dan 2 meter is een melding Activiteitenbesluit milieubeheer verplicht en moet een akoestisch onderzoek en slagschaduw onderzoek aangeleverd worden.

  • f.

    De mogelijke gevolgen voor ecologie en natuur worden inzichtelijk gemaakt en er wordt voldaan aan de regelgeving die hiervoor geldt. Voor de uitvoering van de ecologische toets kan gebruik worden gemaakt worden van de gebiedseigen kennis en expertise van Natuur en Vogelwacht Alblasserwaard.

  • g.

    Indien de windturbine nabij een Rijks- of gemeentelijk monument wordt geplaatst, dient het plan te worden voorgelegd aan de adviescommissie omgevingskwaliteit.

  • h.

    De windturbines moeten ingepast worden in de bestaande omgeving en passen bij de landschappelijke structuur. De inpassing bestaat uit de keuze voor de meest passende plek en grootte. Er dient rekening gehouden te worden met zichtlijnen in het landschap vanuit huizen, wegen, paden en monumentale gebouwen.

  • i.

    De windturbine dient een onderdeel te vormen van het ruimtelijk ensemble van het erf. Bebouwing op het erf en windturbine(s) vormen een ruimtelijke eenheid. Ook moet rekening gehouden worden met de maat en kleurstelling van de windturbine in relatie tot de bestaande bebouwing en/of begroeiing.

  • j.

    De kleurstelling van de windturbine is ingetogen en afgestemd op het landschap. In zijn algemeenheid stellen we dat de windturbine geen onnatuurlijke kleur, maar een in de omgeving passende kleur moet hebben. Er wordt geen gebruik gemaakt van reflecterende materialen en reclame-uitingen op de turbine. Bij plaatsing van een extra windturbine op een later tijdstip moet de inpasbaarheid in de omgeving opnieuw beoordeeld worden.

  • k.

    De afstand van een windturbine tot:

  • a.

    gasinfrastructuur bedraagt niet minder dan 25 meter;

  • b.

    hoogspanningsinfrastructuur bedraagt niet minder dan de maximale werpafstand bij twee keer het nominaal toerental van de windturbine;

  • c.

    de gevel van de woningen van derden of een andere bestemming waar mensen permanent verblijven, niet zijnde een bedrijfswoning, bedraagt minimaal 4 maal de ashoogte van de windturbine;

  • d.

    openbaar gebied is zodanig dat de wieken of de constructie van de windturbine niet overhangt boven openbaar gebied.

  • l.

    De initiatiefnemer heeft met direct belanghebbenden overleg gevoerd over de plannen. Bij de aanvraag wordt een verslag van de participatie gevoegd en de resultaten daarvan worden aan de gemeente ter beschikking gesteld;

  • m.

    De plaatsing van een kleinschalige windturbine blijft altijd maatwerk. De gemeente Molenlanden kan daarom in voorkomende situaties nadere eisen stellen aan de plaats, omvang, het gebruik en de landschappelijke inpassing van windturbines of besluiten de aanvraag te weigeren, ten behoeve van:

  • i.

    de bezonningssituatie;

  • ii.

    lichttoetreding in nabijgelegen bebouwing;

  • iii.

    zichtlijnen of visuele hinder;

  • iv.

    het voorkomen van slagschaduw;

  • v.

    risico's voor gevoelige of kwetsbare objecten en gebieden zoals weidevogelgebieden, kroonjuweel Kinderdijk, beschermde bomen, beschermde stads- en dorpsgezichten, molenbiotoop etc;

  • vi.

    de mogelijkheid tot voortzetting dan wel uitbreiding van een bestaand bedrijf;

  • vii.

    een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

5.2 Plaatsing bij (agrarische) bedrijven buiten bestaand stads- en dorpsgebied

Voor het plaatsen van een windturbine bij agrarische en niet-agrarische bedrijven buiten bestaand stads- en dorpsgebied gelden ten opzichte van 5.1 de volgende aanvullende voorwaarden:

  • a.

    Uitgangspunt is plaatsing van de windturbine binnen het bouwvlak. Pas indien aantoonbaar is dat dit niet tot de mogelijkheid behoort (ook bij het ontbreken van een bouwvlak) en er geen zwaarwegende bezwaren zijn, kan overwogen worden de windturbine buiten het bouwvlak te plaatsen, mits direct grenzend aan het bouwvlak en dit niet leidt tot aantasting van de landschappelijke waarden. Indien niet binnen het bouwvlak geplaatst, moet de windturbine binnen het bestemmingsvlak geplaatst worden met een afstand tot het ruimtelijk ensemble van maximaal de tiphoogte.

  • b.

    Plaatsing van de turbine achter het hoofdgebouw en bij voorkeur aan de achterzijde van het erf (achtererf) te worden geplaatst (ten opzichte van de openbare weg en erfentree).

  • c.

    Bij meerdere kleinschalige windturbines op één erf worden de windturbines bij voorkeur in een lijnopstelling geplaatst, op gelijke afstand van elkaar. De lijnopstelling wordt afgestemd op het verkavelingspatroon, waardoor de landschappelijke (hoofd)structuur c.q. afleesbaarheid van het landschap versterkt wordt.

  • d.

    De maximaal toelaatbare ashoogte van windturbines bij bedrijven gelegen buiten bestaand stads- en dorpsgebied is 15 meter.

5.3 Plaatsing op bedrijventerreinen binnen bestaand stads- en dorpsgebied

Voor het plaatsen van een windturbine op een bedrijventerrein binnen bestaand stads- en dorpsgebied gelden ten opzichte van 5.1 de volgende aanvullende voorwaarden en kanttekeningen:

  • a.

    Een gezamenlijk initiatief van bedrijven op een bedrijventerrein voor een opstelling van meerdere windturbines heeft de voorkeur boven individuele aanvragen;

  • b.

    De opstelling van de windturbines dient de ruimtelijke structuur van het bedrijventerrein te versterken.

  • c.

    Uitgangspunt is plaatsing van de windturbine op of direct grenzend aan het eigen bestemmingsvlak.

  • d.

    De maximaal toelaatbare ashoogte van windturbines op bedrijventerreinen gelegen binnen bestaand stads- en dorpsgebied is 45 meter.

  • e.

    Een landschappelijk inpassingsplan en een plaatsingsadvies worden toegevoegd aan de aanvraag.

 

6. Toelichting

Zon en wind

De gemeente ziet graag eerst zonnepanelen op daken, om de druk op het landschap en de leefomgeving te beperken. Over het algemeen blijkt dat zon en wind beiden nodig zijn om een gelijkmatige stroomproductie te leveren verdeeld over dag-nacht en zomer-winter bij (agrarisch) bedrijven, zodat optimaal in eigen stroom kan worden voorzien. Het beleid voor windturbines brengt op lokaal niveau dat evenwicht in. Indien het voorzien in de eigen energiebehoefte door middel van zonnepanelen niet mogelijk dan wel niet toereikend is, is het in beginsel toegestaan een windmolen te plaatsen;

Geluid en slagschaduw

Een kleinschalige windturbine valt in veel gevallen onder de werking van het Activiteitenbesluit

met bijbehorende regeling. In het Activiteitenbesluit en de regeling zijn onder andere

normen voor geluid en slagschaduw opgenomen. Hiermee wordt hinder voor omwonenden zoveel

mogelijk voorkomen.

Uit de onderzoeksresultaten van een akoestisch onderzoek en een slagschaduw onderzoek zal moeten blijken dat voldaan wordt aan de gestelde geluidsvoorschriften en voorschriften voor slagschaduw in het Activiteitenbesluit milieubeheer voor windturbines. Wanneer hieraan voldaan wordt is de kans op hinder beperkt. Wanneer de bovengenoemde wettelijke geluidsnormen overschreden worden, kan de gemeente handhaven door bijvoorbeeld het laten stilzetten van windturbines bij bepaalde windsnelheden of gedurende bepaalde tijdsperiodes. Ook kan een maatwerkvoorschrift voor de windturbine opgelegd worden

Landschappelijk inpassingsplan en plaatsingsadvies

Om de inpasbaarheid te beoordelen en voor een snelle behandeling van de aanvraag om omgevingsvergunning raden wij aan in alle gevallen de aanvraag te voorzien van een landschappelijk inpassingsplan en plaatsingsadvies waarin overzichtelijk de volgende informatie is opgenomen: welke locatie, bouwvlak en bestemmingsvlak, bestaande bebouwing, verschillende mogelijkheden voor plaatsing, zichtlijnen, aanwezigheid monumenten, zicht vanaf tiendwegen, afstand tot woningen van derden, slootpatronen en groenstructuren op het erf en in de directe omgeving, ondersteund met situatiefoto’s. Voor kleinschalige windturbines op een bedrijventerrein, bij woningen in de lintbebouwing en voor dorpsmolens is een inpassingsplan en plaatsingsadvies noodzakelijk.

Windturbines bij bedrijventerreinen binnen bestaand stads- en dorpsgebied

Ook op bedrijventerreinen zijn kleinschalige grondgebonden windturbines kansrijk, omdat ze hier minder storend zijn in het straatbeeld en er doorgaans minder woningen aanwezig zijn die hinder van de molens kunnen ondervinden. Wel is maatwerk geboden voor de plaatsing van een kleinschalige grondgebonden windturbine en een goede ruimtelijke inpassing is belangrijk. Een gezamenlijk initiatief van bedrijven op een bedrijventerrein voor de plaatsing van een kleinschalige windturbine heeft de voorkeur, waarbij de opstelling van de windturbine(s) de ruimtelijke structuur van het bedrijventerrein versterkt of bijvoorbeeld de begrenzing van het bedrijventerrein markeert.

De reden om op bedrijventerreinen binnen de begrenzing van bestaand stads- en dorpsgebied kleinschalige windturbines met een ashoogte tot 45 meter toe te staan ligt in het gegeven dat op bedrijventerreinen doorgaans meer (en hogere) bouwwerken aanwezig zijn die de wind

belemmeren. Voor een goed rendement is het daardoor wenselijk hogere molens te plaatsen. Grotere turbines sluiten bovendien aan op de hogere elektriciteitsvraag op bedrijventerreinen en de daarbij behorende grotere netaansluitingen.

Draagvlak en participatie

Initiatiefnemer heeft een inspanningsverplichting voor het creëren van draagvlak; dit dient aantoonbaar (en verifieerbaar) gemaakt te worden. De initiatiefnemer kan dit aantonen met (aan te leveren) verslagen van bijeenkomsten met direct belanghebbenden, door inzicht te geven in hoe het plan is verrijkt met hun inbreng en wensen en/of door middel van handtekeningen van direct belanghebbenden onder een verklaring van geen bezwaar.

Draagvlak moet gezocht worden, maar het betreft nadrukkelijk geen resultaatverplichting. Als er geen of onvoldoende draagvlak is, maar het initiatief voldoet wel aan alle randvoorwaarden, dan kan er alsnog medewerking worden verleend.

 

7. Overzicht aan te leveren aanvullende stukken bij de aanvraag omgevingsvergunning

 

Indien de volgende stukken compleet aangeleverd worden kan de aanvraag sneller in behandeling genomen worden:

  • De in de NWEA Afvinklijst (https://www.nwea.nl/wp-content/uploads/2019/03/Afvinklijst-miniwind-en-kleinschalige-windmolens.pdf) genoemde aspecten van de aanvraag, te weten: situatietekening, tekening windturbine, constructieberekeningen windturbine, constructieberekeningen fundering, grondonderzoek en de milieumelding: geluidsproductie informatie.

  • Toelichting waaruit blijkt dat de windturbine noodzakelijk is om te voorzien in de eigen energiebehoefte, (verbruik voorgaande jaren, verwachte energieopbrengst windturbine);

  • Indien van toepassing: toelichting waarom zonnepanelen niet aangebracht kunnen worden;

  • Indien van toepassing: (landschappelijk) inpassingsplan en plaatsingsadvies (wij raden aan dit bij iedere aanvraag te voegen, zie toelichting hierboven);

  • Bij een rotordiameter van meer dan 2 meter: akoestisch onderzoek;

  • Participatieverslag.

 

Wij raden initiatiefnemers uitdrukkelijk aan om vooraf met de gemeente in overleg te treden.

 

 

 

 

Aldus besloten tijdens de openbare raadsvergadering van de gemeente Molenlanden, gehouden op 18 april 2023.

de griffier,

Marjolein Teunissen

de voorzitter,

Theo Segers

Bijlage 1 voorbeelden van inpassing kleine windturbines