Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haaren

Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten + toelichting en bijlage

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaaren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten + toelichting en bijlage
CiteertitelBesluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet voorzieningen gehandicapten art. 5, lid 2 t/m 4
  2. Wet voorzieningen gehandicapten art. 6
  3. Verordening voorzieningen gehandicapten art. 5.1
  4. Verordening voorzieningen gehandicapten art. 5.2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-12-200401-01-2007Intrekking

16-11-2004

De Meierij, 01-12-2004

B&W voorstel 16-11-2004

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten + toelichting en bijlage

BESLUIT FINANCIELE TEGEMOETKOMINGEN VOORZIENINGEN GEHANDICAPTEN GEMEENTE HAAREN.Burgemeester en wethouders van de gemeente Haaren;gelet op artikel 5 lid 2 t/m 4 en artikel 6 van de Wet voor­zieningen gehandicapten en de hierbij behorende nadere regelen en de artikelen 5.1. en 5.2. van de Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Haaren;B E S L U I T :vast te stellen het volgende:

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    Ruimte in inkomen: het verschil tussen 1,5 x het norminkomen, zoals bedoeld in artikel 1 onder c van de Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen WVG en het inkomen van de gehandicapte vastgesteld overeenkom­stig het bepaalde in artikel 1.1 onder b van de Veror­dening voorzieningen gehandicapten;

  • b.

    Draagkrachtpercentage WVG: het draagkrachtpercentage WVG is maximaal een kwart van het draagkrachtpercentage zoals gebruikt in het gemeentelijke beleid ten aanzien van de draagkrachtregeling gemeente Haaren;

  • c.

    Draagkracht WVG: het draagkracht percentage van de ruimte in inkomen;

  • d.

    Vervallen;

  • e.

    Onder netto‑huurstijging wordt verstaan de stijging van de huur die optreedt ten gevolge van het doorberekenen in de huur van het niet voor subsidie in aanmerking komende deel van de aanpassingskosten, overeenkomstig artikel 10 Huurprijzenwet woonruimte, minus de toename van de indi­viduele huursubsidie ten gevolge van deze huurstijging;

  • f.

    Onder stijging van de woonlasten van eigenaar-bewoners wordt verstaan de extra lasten die per jaar ontstaan als gevolg van de meest voordelige financiering van het niet door subsidie gedekte deel van de aanpassingskosten.

  • g.

    Overige vervoersvoorzieningen: alle vervoersvoorzieningen waarvoor in het kader van de Verordening voorzieningen gehandicapten een financiële tegemoetkoming kan worden verleend met uitzondering van de voorzieningen bedoeld onder artikel 3.1 lid 1 onder c sub 2 t/m 4 van de Verordening voorzieningen gehandicapten.

  • h.

    Onder eigen betalingen wordt verstaan het ten eigen laste van de gehandicapte blijvende deel van de kosten van een voorziening waarvoor een financiële tegemoetkoming wordt verleend.

  • i.

    Een forfaitaire vergoeding is een bijdrage ineens die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens.

  • k.

    Een gemaximeerde vergoeding is een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van een inkomensgrens.

  • l.

    Een normbedrag is een geforfaiteerde of een gemaximeerde vergoeding.

  • m.

    Een eigen bijdrage is een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura betaald moet worden en op welk bedrag de bepalingen van de Rege­ling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdrage WVG van toepassing zijn.

Artikel 2 Beperkingen

  • 1

    Voor voorzieningen waarvan de kosten minder dan € 45,-- bedragen, wordt geen financiële tegemoetkoming verleend;

  • 2

    Indien de WVG‑draagkracht van de gehandicapte wordt overschreden als gevolg van hetgeen in het eerste lid is bepaald, wordt dit drempelbedrag van € 45,-- door burgemeester en wethouders zodanig verlaagd dat de WVG‑draagkracht niet wordt overschreden.

Artikel 3 Overige kosten

  • 1

    Bij de vaststelling van de WVG‑draagkracht wordt rekening gehouden met overige aantoonbare kosten voortvloeiend uit de handicap. Het betreft kosten die:

    • a.

      niet vanuit andere regelingen geheel of gedeeltelijk worden vergoed;

    • b.

      niet algemeen gebruikelijk zijn;

    • c.

      gemaakt zijn in het kalenderjaar waarop de WVG‑draagkracht betrekking heeft.

Paragraaf 2 Financiele tegemoetkomingen woonvoorzieningen

Artikel 4 Woningaanpassingen

  • 1a

    De hoogte van de door burgemeester en wethouders vast te stellen financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1 onder b van de Verordening voorzieningen gehandicapten bedraagt bij inkomens tot en met 1,5 het norminkomen (WVG‑inkomens­grens) 100% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten.

  • 1b

    De hoogte van de door burgemeester en wethouders vast te stellen financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1 onder b van de Verordening voorzieningen gehandicapten bedraagt bij inkomens boven 1,5 x het norminkomen 75% van de aanpas­singskosten, rekening houdend met de aanwezige draag­kracht.

  • 1c

    Indien de stijging van de huur‑ of woonlasten als gevolg van hetgeen in het eerste lid onder b is bepaald de WVG-­draagkracht van de gehandicapte te boven gaat, wordt de financiële tegemoetkoming zodanig verhoogd dat de WVG-­draagkracht niet wordt overschreden.

Artikel 5 Roerende woonvoorzieningen

De hoogte van een door het college van burgemeester en wethouders te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1 onder c van de Verordening voorzieningen gehandicapten wordt bepaald door de WVG‑draagkracht in mindering te brengen op de voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

Artikel 6 Onderhoud, keuring en reparatie woonvoorzieningen

  • 1a

    De hoogte van een door het college van burgemeester en wethouders te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud en keuring van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1 onder d en artikel 2.18 onder a en b van de Verordening voorzieningen gehandicapten zal het bedrag als bedoeld in bijlage II van dit besluit niet te boven gaan.

  • 1b

    De hoogte van een door het college van burgemeester en wethouders te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van reparatie van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.2 onder 3b van de Verordening voorzieningen gehandicapten wordt bepaald door de WVG‑draagkracht in mindering te brengen op de kosten van reparatie.

Artikel 7 Vergoeding verhuis‑ en (her)inrichtingskosten

  • 1a

    De financiële tegemoetkoming, als bedoeld in artikel 2.17 tweede lid van de Verordening, bedraagt voor een alleen­staande € 1.248,-- en voor meerpersoonshuishoudens € 1.475,--.

  • 1b

    De financiële tegemoetkoming, als bedoeld in artikel 2.17 derde lid van de Verordening, bedraagt respectievelijk € 2.383,-- en € 3.064,--.

Artikel 8 Vergoeding tijdelijke huisvesting

De hoogte van een door het college van Burgemeester en wethou­ders te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoor­ziening als bedoeld in artikel 2.1 onder e van de Verordening bedraagt:

  • a.

    de werkelijke kosten met een maximum van € 454,-- per maand als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte en het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte;

  • b.

    de werkelijke kosten met een maximum van € 227,-- per maand ter tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een niet‑zelfstandige woonruimte.

Artikel 9 Vergoeding kosten huurderving

De hoogte van de financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in artikel 2.20 eerste lid van de Verordening is gelijk aan de subsidiabele maandhuur zoals bedoeld in de Wet Individuele Huursubsidie.

Paragraaf 3 Financiële tegemoetkomingen, forfaitaire en/of gemaximeerde vergoedingen en eigen bijdrage vervoersvoorzieningen

Artikel 10 Collectief vervoer, taxi‑ en autokostenvergoe­dingen

Collectief vervoer, gebruik bruikleenauto en autokostenvergoeding (art. 3.1 lid 1 onder a en onder c sub 2 en c sub 3)De hoogte van een door het college van burgemeester en wethou­ders te verlenen financiële tegemoetkoming voor vervoersvoor­zieningen als bedoeld in artikel 3.2 lid 4 wordt op jaarbasis als volgt vastgesteld:

  • a.

    de hoogte van de eigen bijdrage voor vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 3.1 onder a van de Verordening is per te reizen zone (inclusief een instapzone) gelijk aan het blauwe zonetarief zoals dat jaarlijks voor het reguliere openbaar vervoer wordt vastgesteld. Het per 31 december 2004 geldende forfaitaire bedrag behorende bij het toekennen van de vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 3.1 onder a van de Verordening, wordt in 2005 gehalveerd en is vanaf 1 januari 2006 niet langer van toepassing.

  • b.

    het normbedrag voor artikel 3.1 lid 1 onder c sub 2 bedraagt € 553,76;

  • c.

    het normbedrag voor artikel 3.1 lid 1 onder c sub 3 bedraagt voor WVG‑geindiceerden € 580,-- indien de geindiceerde zelf, dan wel een gezinslid of een lid van de gezamelijke huishouding, waarvan de geindiceerde deel uitmaakt, eigenaar van de auto is. Aan nieuwe aanvragers vanaf 1 januari 2005 wordt dit normbedrag slechts verleend indien de aanvrager om medisch aantoonbare redenen geen gebruik kan maken van het collectief vervoer.

  • d.

    (vervallen).

Artikel 11 Vervoersvoorzieningen

Indien het inkomen, zoals bedoeld onder artikel 1.1 onder b van de Verordening voorzieningen gehandicapten, hoger is dan 1,5 x het norminkomen wordt geen financiële tegemoetkoming verstrekt in de kosten van een vervoersvoorziening, als bedoeld in artikel 3.1 lid 1 onder a en in natura als bedoeld in artikel 3.1 lid 1 onder b sub 1, dan wel een vervoersvoorziening als bedoeld onder artikel 3.1 lid 1 onder c sub 3 van de Verorde­ning voorzieningen gehandicapten.

Artikel 12 Hoogte van financiële tegemoetkomingen overige vervoersvoorzieningen

De hoogte van een door het college van Burgemeester en wethou­ders te verlenen financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 3.1 lid 1 onder c sub 1 en 5 van de Verordening voorzienin­gen gehandicapten wordt bepaald door de WVG‑draagkracht in mindering te brengen op de voor vergoeding in aanmerking komende kosten van de te verstrekken voorzieningen.

Paragraaf 4 Rolstoelen

Artikel 13 Sportrolstoelen

De hoogte van een door het college van Burgemeester en wethou­ders te verlenen financiële tegemoetkoming voor de aanschaf en onderhoud gedurende drie jaar van een sportrolstoel zoals bedoeld in artikel 4.1 onder b c.q. artikel 4.2 onder 2 van de Verordening voorzieningen gehandicapten is een forfaitaire vergoeding en bedraagt € 2.767,72.

Artikel 14 Onderhoud, keuring, reparatie en accessoires rolstoelen

De hoogte van een door het college van Burgemeester en wethou­ders te verlenen financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4.1 onder c en d wordt bepaald door de WVG‑draagkracht in mindering te brengen op de voor vergoeding in aanmerking komende kosten van de te verstrekken voorziening.

Paragraaf 5 Slotbepalingen

Artikel 15 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten.

Aldus besloten in de vergadering van het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Haaren op 2 november 2004,de secretaris, de burgemeester

1  

Aantal vierkante meter waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning.

 

 

 

 

Woonkamer

30

6

Keuken

10

4

Eenpersoonsslaapkamer

10

4

Tweepersoonsslaapkamer

18

4

Toiletruimte

2

1

Badkamer

2

1

Doucheruimte

3

2

Entree, gang, hal

5

2

Berging

6

4

  

Overzicht subsidiabele kostenpost woningaanpassingen.De aanneemsom, inclusief de loon- en materiaalkosten.De risicoverrekening van loon en materiaalkosten (indien de voorziening in zelfredzaamheid wordt getroffen, dan vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten als subsidiabel aangemerkt).Het architectenhonorarium, echter uitsluitend in die gevallen dat de aanneemsom meer bedraagt dan € 908,- en het noodzakelijk is dat een architect voor de aanpassing wordt ingeschakeld. Het architectenhonorarium komt voor vergoeding in aanmerking tot ten hoogste 10% van de aanneemsom, met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA.De kosten van het toezicht op de uitvoering, indien de aanneemsom meer bedraagt dan € 908,- en het toezicht noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom.De leges, voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening.De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting.Renteverlies in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden, tot de datum van gereedmelding, voor zover dit verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen.De prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk, en de daarmee behorende notariskosten tot maximaal € 730.De door het college schriftelijk goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming redelijkerwijs niet voorzienbaar waren.De kosten van noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen tot het verrichten van de aanpassing.De kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening.De administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de gehandicapte, voor zover de kosten van alle hiervoor genoemde punten meer dan € 908,- zijn. In dat geval komt 10% van die kosten in aanmerking met een maximum van € 341,-.

2  

Kosten van onderhoud, keuring en reparatie.Alleen de hieronder vermelde voorzieningen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming, met de daar bij vermelde maximumbedragen en frequentie.StoelliftenRolstoelplateauliftenStaplateauliftenWoonhuisliftenHefplateauliftenBalansliftenDe mechanische inrichting van een in hoogte verstelbaar keukenblok of wastafelElektromechanische openings- en sluitingsmechanisme van deuren.Maximale vergoeding (exclusief BTW) voor keuring van liften.Stoellift € 206,- 1 x per 4 jaarRolstoelplateaulift € 206,- 1 x per 4 jaarStaplateaulift € 206,- 1 x per 4 jaarWoonhuislift € 250,- 1 x per 1,5 jaarHefplateaulift € 255,- 1 x per 1,5 jaarBalanslift € 74,- 1 x per 1,5 jaar.Nota bene: de prijs van de beginkeuring van woonhuisliften en hefplateauliften zit in de nieuwprijs van de lift. Balansliften worden niet meer gemaakt, maar kunnen nog wel onderhouden en gekeurd worden.Maximale vergoeding (exclusief BTW) voor onderhoud van liften.Stoellift € 145,- 1 x per jaarRolstoelplateaulift € 145,- 1 x per jaarStaplateaulift € 145,- 1 x per jaarWoonhuislift € 206,- 2 x per jaarHefplateaulift € 145,- 2 x per jaarBalanslift € 145,- 1 x per jaarMaximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:50% voor installaties geplaatst buiten de woning50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en of afrijdbeveiliging respectievelijk wegklapbare raildelen.

1 BESLUIT FINANCIELE TEGEMOETKOMINGEN VOORZIENINGEN GEHANDICAPTEN.

Inleiding.Op grond van artikel 5 lid 2 van de WVG is de gemeente bevoegd de financiële tegemoetkomingen (bijvoorbeeld in de kosten van vervoersvoorzieningen en woonvoorzieningen), die op basis van de WVG aan de gehandicapte worden verstrekt, af te stemmen op het inkomen van de gehandicapte of zijn (pleeg)ouders. Voor hetgeen onder inkomen van de gehandicapte wordt begrepen, zij hierbij verwezen naar artikel 1.1 onder b van de Verordening voorzieningen gehandicapten en de toelichting daarop. Indien de gemeente hiertoe besluit, neemt het ten eigen laste blij­vende deel van de kosten van een voorziening toe naarmate het inkomen hoger is.Indien de gemeente van deze bevoegdheid gebruik wil maken, zal de gemeente haar beleid hieromtrent moeten vastleggen in de verordening. In artikel 1.3 is aangegeven dat de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen, vervoers­voorzieningen en rolstoelen en de hoogte van de eigen bijdrage voor voorzieningen in natura aan de hand van het door burgemeester en wethouders vast te stellen "Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten" zullen worden bepaald.De wijze waarop de hoogte van financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen wordt bepaald, is door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgelegd in de Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen WVG (Staatscou­rant van 25 november 1993, nummer 227, gewijzigd in Staatscou­rant van 25 januari 1996, nummer 18). De minister heeft vast­gelegd dat de WVG‑draagkracht voor gehandicapten met een inkomen tot en met 1,5 x het norminkomen ten hoogste f 100,-- bedraagt. Voorts is vastgelegd dat de gemeenten ten hoogste 25% van het in de gemeente geldende Abw‑draagkrachtpercentage van de ruimte in inkomen in acht kunnen nemen. Het totaal aan eigen bijdragen voor voorzieningen in natura dat per kalender­jaar verschuldigd kan zijn, is ten hoogste f 100,--.Voor rolstoelen kan geen eigen bijdrage worden gevraagd. Indien gemeenten een financiële tegemoetkoming verstrekken voor de aanschaf van een rolstoel, moet de hoogte van de financiële tegemoetkoming de kosten van de rolstoel volledig dekken.Voor wat betreft de categorie woonvoorzieningen wordt een onderscheid gemaakt tussen de voormalige RGSHG woonvoorzienin­gen (onroerend) en de voormalige AAW woonvoorzieningen (roe­rend), respectievelijk genoemd in artikel 2.1 onder b en c van de verordening. Een belangrijk verschil tussen deze twee categorieën is dat voor het in aanmerking komen van woonvoor­zieningen als genoemd in artikel 2.1 onder c (roerende woon­voorzieningen) geen sprake hoeft te zijn van ondervonden ergonomische beperkingen bij het normale gebruik van de wo­ning. Het betreft hier voorzieningen als woningsanering i.v.m. CARA of rolstoelvaste tapijten.Paragraaf 1. Algemene bepalingen.Artikel 1. Begripsomschrijvingen.In artikel 1 worden de algemene bepalingen gegeven. Het gaat daarbij allereerst om de begripsomschrijving. Hierin worden begrippen gedefinieerd die noch in de wet, noch in de nadere regels van het Kabinet, noch in de model‑verordening reeds zijn omschreven.a. Ruimte in inkomen.Draagkracht is een deel van de ruimte in inkomen. Teneinde WVG‑draagkracht te bepalen moet duidelijk zijn wat in het kader van WVG‑draagkrachtbepaling onder "ruimte in inkomen" wordt begrepen. In artikel 1 onder a is aangegeven dat in het kader van dit besluit de ruimte in inkomen wordt bepaald op het verschil tussen het in artikel 1 van de Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen WVG aangegeven norminkomen en het (werkelijke) inkomen van de gehandicapte zoals dat in artikel 1 onder b van de verordening is gedefi­nieerd.In deze benadering wordt ervoor gekozen geen extra aftrekpos­ten in mindering te brengen op het inkomen danwel extra inkom­sten bij het inkomen op te tellen alvorens de ruimte in inko­men wordt bepaald. Hiervoor is gekozen teneinde de uitvoering van de WVG doorzichtig te houden en de draagkrachtvaststelling in het kader van de WVG niet meer ingewikkeld dan noodzakelijk te maken.Bovendien, en dit is een meer principiële reden om voor deze benadering te kiezen, zijn wij van mening dat de gemeente op grond van de WVG geen bijstandsbeleid zou moeten gaan voeren, voorzover dit gezien de nadere regels inzake financiële tege­moetkomingen en eigen bijdragen te vermijden is. Met "het voeren van een bijstandsbeleid" wordt in dit verband bedoeld: het rekening houden met alle bijzondere inkomsten en uitgaven van betrokkene alvorens ruimte in inkomen en draagkracht wordt vastgesteld. Indien de WVG‑draagkracht van de gehandicapte door deze benadering uiteindelijk te zeer belast wordt dan staat de mogelijkheid open op grond van de bijzondere bijstand aanvullende voorzieningen te treffen. Bij de draagkrachtvast­stelling bijzondere bijstand zal de gemeente dan met een aantal van deze factoren rekening kunnen houden, overeenkom­stig het beleid dat de gemeente voert in het kader van de bijzondere bijstand. Het belangrijkste onderdeel van dit eerste artikel is de omschrijving van het begrip WVG‑draag­kracht en de wijze waarop de WVG‑draagkracht wordt vastge­steld.b. Draagkrachtpercentage WVG.In het kader van de WWB zijn gemeenten vrij zelf te bepalen welk deel van de ruimte in inkomen als draagkracht van betrok­kene wordt genoemd.Het deel van de ruimte in inkomen dat in het kader van de WVG als draagkracht kan worden benoemd, is ingevolge de Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen WVG benoemd op maximaal een kwart van het draagkrachtpercentage dat de gemeente in het kader van de WWB hanteert. De gemeente Haaren hanteert een systematiek waarbij het draagkrachtpercentage afhankelijk is van de ruimte in het inkomen.Ruimte in het inkomen per jaar:a. tot € 910,--: geen draagkracht;b. € 910,-- tot € 2.270,--: een eigen bijdrage van 25 procent van de draagkracht boven de € 910,-- opleggen (de eigen bijdrage is maximaal 25 procent van € 1.360,--);c. bij een draagkracht van € 2.270,--: een eigen bijdrage van 25 procent van € 1.360,-- vermeerderd met 50 procent van de draagkracht boven de € 2.270,--.De W.V.G.‑draagkrachtpercentages bedragen een kwart van deze percentages dus:a. 0%b. 6 1/4%c. 12 1/2%c. WVG‑draagkracht.Draagkracht is een bepaald deel van de ruimte in het inkomen. Bij inkomens tot en met het norminkomen is de draagkracht € 45,--. Voor inkomens boven 1,5 x het norminkomen is de draagkracht een bepaald percentage van de ruimte in het inko­men. Indien gemeente het draagkrachtpercentage op het maximum van 25% (een kwart) van het draagkrachtpercentage WWB vast­stellen, wordt de WVG‑draagkracht bij inkomens hoger dan 1,5 x het norminkomen berekend door 0%‑, 6 1/4% en 12 1/2%‑ van de ruimte in inkomen te nemen.In de Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen WVG heeft de minister vastgelegd dat gemeenten de eigen betaling AWBZ en overige kosten voortvloeiend uit de handicap van de WVG‑draagkracht moeten aftrekken. In de toe­lichting op die regeling geeft de minister aan dat het bij de AWBZ‑eigen betalingen gaat om vaste bedragen die bij het verstrekken van een AWBZ‑voorziening of een categorie van voorzieningen verschuldigd zijn. Het gaat niet om eventuele ten eigen laste blijvende kosten bij forfaitaire bedragen. De eigen betalingen die gehandicapten voor voorzieningen in het kader van de Wet financiering volksverzekeringen moeten beta­len, worden ook van de WVG‑draagkracht afgetrokken. Voorts moeten overige kosten voortvloeiend uit de handicap op de WVG-­draagkracht in mindering worden gebracht.In artikel 2 "beperkingen" is aangegeven dat voor alle voor­zieningen waarvan de hoogte van de financiële tegemoetkoming in dit besluit wordt geregeld een drempelbedrag van € 45,-- van toepassing is.Dit drempelbedrag is per 1 april 1996 verlaagd tot f 100,-- als gevolg van de wijziging in de Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdrage WVG. In die regeling is de WVG‑draagkracht voor de lagere inkomens vastgesteld op f 100,--.In artikel 3 onder a wordt aangegeven dat gemeenten bij de vaststelling van de WVG‑draagkracht rekening kunnen houden met overige kosten die voortvloeien uit de handicap. Het betreft noodzakelijke kosten die de gehandicapte ten behoeve van zichzelf heeft gemaakt. Burgemeester en wethouders kunnen gehandicapten verplichten die kosten aannemelijk te maken.Gehandicapten met een inkomen tot en met 1,5 x het norminkomen hebben een WVG‑draagkracht van € 45,--. Het totaal aan AWBZ eigen bijdragen en overige kosten voortvloeiend uit de handi­cap, zal in zeer veel gevallen meer dan € 45,-- bedragen.In de praktijk zal het zeer zelden mogelijk zijn bij inkomens tot en met 1,5 x het norminkomen een WVG‑draagkracht in aan­merking te nemen. In de toelichting op dit artikel moet de gemeente de kostenpost benoemen, die op de draagkracht in mindering worden gebracht. Gemeenten kunnen een relatie leggen met hun beleid inzake de bijzondere bijstand.Voorbeelden hiervoor:Het betreft kosten die niet op grond van een voorliggende voorziening (geheel of gedeeltelijk) voor vergoeding in aan­merking komen. Kosten voor geneesmiddelen worden bijvoorbeeld niet op de draagkracht in mindering gebracht, omdat dergelijke kosten geheel of gedeeltelijk vergoed worden vanuit de Rege­ling farmaceutische hulp. Indien de kosten vanwege extra premies voor een verzekering van een aangepaste auto, een opstalverzekering en een hogere onroerend zaak belasting vanwege een aanpassing in de vorm van een aanbouw van de wo­ning, niet in het kader van de WVG vergoed worden, kan de gemeente dergelijke kosten op de WVG‑draagkracht in mindering brengen. Datzelfde geldt voor de kosten van onderhoud en reparatie van WVG‑hulpmiddelen. Thermo‑isolerende kleding, in sommige gevallen noodzakelijk vanwege slechte doorbloeding van ledematen, wordt niet vergoed. Kostensoorten die de gemeente van de WVG‑draagkracht zou kunnen aftrekken zijn bijvoor­beeld kostensoorten waarvoor een toekenning in het kader van de bijzondere bijstand mogelijk is. Deze groep gehandicapten zal gezien het inkomen (boven 1,5 x het norminkomen) zeer waarschijnlijk niet voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.Artikel 3 b.In het kader van de WVG wordt het begrip "algemeen gebrui­kelijk" ook gehanteerd om meerkosten te definiëren ten opzich­te van kosten die (vrijwel) iedereen in soortgelijke omstan­digheden maakt. De kosten van het lidmaatschap van een kruis­vereniging kunnen als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt, omdat zeer veel huishoudens uit preventieve overwegingen lid zijn van een kruisvereniging. Het zwemmen in extra warm water levert geen extra entreekosten op. Een bibliotheekabonnement is algemeen gebruikelijk, eventuele meerkosten van een abonne­ment op een blindenbibliotheek zouden op de draagkracht in mindering gebracht kunnen worden. Indien gemeenten overwegen de kosten van warme maaltijdvoorzieningen aan te merken als "overige kosten voortvloeiend uit de handicap", is het voor­stelbaar dat gemeenten de gemiddelde kosten van een warme maaltijd aftrekken van de te betalen eigen bijdrage voor een warme maaltijdvoorziening. In sommige gevallen maakt men kosten om meer dan adequate hulpmiddelen aan te schaffen. In dergelijke gevallen, waarin de gehandicapte voor een zekere mate van "luxe" kiest, worden die kosten niet als overige kosten voortvloeiend uit de handicap beschouwd.In het modelbesluit worden in artikel 4 lid 1 onder a ten aanzien van de vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van een woningaanpassing twee situaties onderscheiden.Indien het inkomen van de gehandicapte lager is dan wel gelijk is aan 1, 5 x het norminkomen raden wij u aan de kosten volle­dig te subsidiëren. In theorie kan de gemeente rekening houden met een WVG‑draagkracht van € 45,--. Dat zou vastgesteld moeten worden volgens een formule waarbij rekening wordt gehouden met het belastbaar inkomen, de in de IHS geldende inkomensgrenzen, de hoogte van de huur, de kwaliteitskorting en de hoogte van subsidiëring. Bovendien moeten eigen bijdra­gen AWBZ en overige kosten voortvloeiend uit de handicap van de draagkracht worden afgetrokken.Artikel 4 lid 1 onder b.Voor de vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor woningaanpassingen bij inkomens boven 1,5 x het norminkomen. Indien de gemeente be­sluit om een vast percentage van de aanpassingskosten te subsidiëren zal zij enig inzicht moeten hebben wat hiervan de woonlastenconsequenties zijn voor de gehandicapte. In eerste instantie kan bezien worden in hoeverre het mogelijk is om met verhuurders hierover afspraken te maken. Als afspraken gemaakt kunnen worden met verhuurders en met eigenaar bewoners over de wijze waarop met het niet door subsidie gedekte deel van de investering kan worden omgegaan (doorberekening in de huur of een lening met rente en aflossing) kan de gemeente op basis daarvan bepalen in hoeverre de draagkracht van de gehandicapte al dan niet wordt overschreden. Indien het niet lukt om af­spraken met verhuurders te maken dan kan de gemeente, gezien het gestelde in de wet er vanuit gaan dat het niet door subsi­die gedekte deel in de huur wordt doorberekend, uitgaande van economisch‑gangbare‑afschrijvingstermijnen, conform artikel 10 Huurprijzenwet woonruimte. Aan de hand van deze aanname kan de gemeente bepalen of de stijging van de woonlasten zich in redelijke mate verhoudt tot de kosten van het niet door subsi­die gedekte deel van de woning. Dit vormt dan het toetsingska­der voor de gemeente bij het vaststellen van het subsidieper­centage, hetgeen in verband met de financiële bereikbaarheid van de voorziening van belang is. Op deze wijze kan worden voorkomen dat de financieringswijze die huurder en verhuurder onderling overeenkomen mede bepalend, of zelfs beslissend is, voor de hoogte van de financiële tegemoetkoming die de gemeen­te gehouden is te verstrekken op grond van de zorgplicht die de gemeente heeft.(zie ook toelichting op artikel 1 onder e en f).Als gehandicapte en verhuurder geen overeenstemming hebben over de financiering van het niet door subsidie gedekte deel van de investering wordt niet voldaan aan de voorwaarde van artikel 2.12. Op grond hiervan zal de gemeente geen positieve beschikking afgeven.Het afwijzen van de aanvraag wil niet zeggen dat de gemeente niet aan haar zorgplicht voldoet, ze geeft immers een redelij­ke andere mogelijkheid. Het hebben van de zorgplicht ontneemt de gemeente namelijk niet de mogelijkheid om voorwaarden te stellen voordat subsidie wordt verleend.De gehandicapte heeft op dat moment echter nog niet de ge­vraagde voorziening. De gemeente en/of de gehandicapte kunnen dan de volgende stappen ondernemen:1. Als de verhuurder een sociale verhuurder is kan de gemeente, als toezichthouder, deze wijzen op de verantwoorde­lijkheid voor het huisvesten van gehandicapten en het treffen van voorzieningen, een van de verantwoordingsvelden van het Besluit Beheer Sociale Huursector (BBSH). Indien dit geen soelaas biedt dan kan de gemeente aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer vragen de desbetreffende corporatie een aanwijzing te geven.2. Als de verhuurder geen sociale verhuurder is dan kan de gemeente de verhuurder aanschrijven op grond van artikel 15a van de woningwet, deze mogelijkheid kan overigens ook voor sociale huurders worden aangewend.3. Indien de gehandicapte het niet eens is met het voorstel van de verhuurder kan hij op grond van artikel 10, tweede lid of artikel 10a tweede lid Huurprijzenwet, de huurcommissie verzoeken een met redenen omkleed advies uit te brengen over de redelijkheid van de huurverhoging.4. Indien de gehandicapte het niet met de beslissing van de gemeente eens is kan bezwaar en vervolgens beroep aangetekend worden tegen deze beslissing.In de koopsector zal de gehandicapte in voorkomende gevallen een financiering voor het niet door subsidie gedekte deel moeten zien te krijgen. Afhankelijk van de hoogte van het bedrag en de aanwezigheid van hypothecaire ruimte kan een (tweede) hypotheek dan wel een lening afgesloten worden. Bij het afsluiten van een hypotheek moet rekening gehouden worden met de hierbij komende notariskosten etc. De gemeente kan ook overwegen om zelf een lening aan te bieden of garantie te verstrekken. De risico's die met deze garantie gelopen worden komen geheel te laste van de gemeente aangezien de gemeentega­rantie hier niet in voorziet. Indien hiermee voorkomen kan worden dat anders meer subsidie verstrekt moet worden kan dit een punt van overweging zijn.Artikel 4 lid 1 onder c.In artikel 1 onder e wordt aangegeven wat de gemeente in het kader van dit besluit verstaat onder stijging van huurlasten. Deze toelichting is relevant in die gevallen waarin het inko­men van de gehandicapte hoger is dan 1,5 x het norminkomen. Te allen tijde geldt dat de stijging van huurlasten, ook al is deze niet relevant voor de draagkrachtvaststelling, in een redelijke verhouding tot de kosten van de investering moet staan. Door de toevoeging van zinsnede "overeenkomstig artikel 10 Huurprijzenwet woonruimte" wordt aangegeven dat de gemeente artikel 10 Huurprijzenwet woonruimte als uitgangspunt hanteert bij het bepalen van de stijging van de huurlasten. In dit artikel wordt gesteld dat de stijging van de huur in redelijke verhouding dient te staan tot de door verhuurder besteedde kosten van de ingreep.Ten einde te berekenen hoe hoog de stijging van huurlasten zal zijn als gevolg van het niet subsidiëren van een deel van de kosten van de woningaanpassing, kan de gemeente aldus uitgaan van de gebruikelijke afschrijvingstermijnen. Indien de gemeen­te de gebruikelijke afschrijvingstermijnen in deze berekenin­gen hanteert, kan de gemeente op grond daarvan aangeven wat de gevolgen van het niet subsidiëren van een deel van de kosten van de woonvoorziening voor de stijging van huurlasten zal zijn en of deze stijging zich in redelijke mate verhoudt tot de investering die door de verhuurder moet worden gedaan. Het is dus zeker niet zo dat, indien gemeenten deze afschrijvings­termijnen bij deze berekeningen hanteren, de gemeente voor­schrijft op welke wijze de huurder en verhuurder invulling dienen te geven aan de wijze waarop het niet voor subsidie gedekte deel wordt gefinancierd. Dit is immers een zaak van verhuurder en huurder. Het definiëren van het begrip stijging van de huurlasten voorkomt dat de gemeente afhankelijk wordt van afspraken tussen huurder en verhuurder bij de bepaling van de financiële tegemoetkoming. Indien de gemeente met de ver­huurder vooraf afspraken kan maken op welke wijze de verhuur­der met het niet door subsidie gedekte deel van de investering om zal gaan dan zal de gemeente uiteraard van deze afspraken uitgaan bij het bepalen of de WVG‑draagkracht van de gehandi­capte niet wordt overschreden. Het maken van afspraken zal de samenwerking tussen verhuurder en gemeente ten goede komen.In artikel 1 onder f wordt gesproken over de meest voordelige financiering. Hiermee wordt de gehandicapte aangestuurd een financieringsregeling af te sluiten die zo min mogelijk netto­lasten met zich meebrengt. De gemeente geeft met deze definiëring aan dat zij bij de WVG‑draagkrachtbepaling uitgaat van de meest voordelige financiering. De gehandicapte is uiteraard vrij om de niet voor subsidie gedekte kosten op een andere manier te financieren. Deze andere, mogelijk duurdere, financiering zal er dan niet toe leiden dat de gemeente een hogere financiële tegemoetkoming verstrekt.Artikel 5 Roerende woonvoorzieningen.In artikel 2.1 onder c van de WVG is aangegeven dat een financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechni­sche ingreep in of aan de woonruimte wordt verleend aan de eigenaar van de woonruimte (onroerende woonvoorzieningen). Naast deze woningaanpassingen, die oorspronkelijk op basis van de RGSHG werden verstrekt, kan op grond van de WVG ook een fi­nanciële tegemoetkoming worden gegeven voor woonvoorzieningen van niet‑bouwkundige of woontechnische aard (roerende woon­voorzieningen) . Het gaat hierbij om een relatief zeer klein aantal woonvoorzieningen die oorspronkelijk op basis van de AAW werden verstrekt (woningsanering als gevolg van CARA, rol­stoeltapijt e.d.) . In dit besluit worden deze woonvoorzieningen ondergebracht in artikel 5. In artikel 1 onder i van dit besluit geeft aan dat wanneer in dit besluit wordt gesproken over financiële tegemoetkomingen voor woningaanpassingen be­doeld wordt de financiële tegemoetkoming voor onroerende woningaanpassingen die kan worden verstrekt als omschreven in de Verordening voorzieningen gehandicapten in artikel 2.1. onder c.Artikel 6Dit artikel heeft betrekking op de vergoeding voor onderhoud, keuring en reparatie van woonvoorzieningen die verleend zijn in het kader van de WVG, de RGSHG of de BGSHG. In de bij lage is een overzicht gegeven van vergoedingen voor onderhoud en keuringen van liften.De vergoeding voor reparatie van woonvoorzieningen (artikel 6 lid 1 onder b) is in overeenstemming gebracht met de wijze waarop de vergoeding in het vorige modelbesluit al was vastge­steld.Artikel 7De financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en herinrichting kan in de vorm van een vast of een variabel bedrag verstrekt worden. Terwille van de eenvoud van uitvoe­ring verdient het aanbeveling een vast bedrag te hanteren.De bedragen zijn opgenomen in het financiële besluit.Artikel 8In artikel 8 staat onder a en b de hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting ver­meld. Bij de bedragen die hier moeten worden ingevuld kan men denken aan bedragen van respectievelijk € 454,-- en € 227,--.Artikel 9Door het verstrekken van een tegemoetkoming in de kosten van huurderving deelt de gemeente in de risico's van de verhuur­der. Het zou niet redelijk zijn als een van beide partijen het risico voor de volle 100% zou moeten lopen. Beide partijen hebben er belang bij dat de woning op zo kort mogelijke ter­mijn weer verhuurd kan worden. De in dit artikel genoemde mogelijkheid tot subsidiëring is bedoeld als stimulans om de bereidheid van de woningeigenaar te vergroten zijn medewerking aan het aanpassen van de woonruimte te verlenen. Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 6 maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetko­ming in aanmerking komt.Artikel 10 Eigen bijdragen en de hoogte van de financiële tegemoetkomingen voor vervoersvoorzieningen.De hoogte van de eigen bijdrage voor voorzieningen in natura bedraagt, krachtens de gewijzigde Regeling inzake financiële tegemoetkoming en eigen bijdrage WVG, maximaal f 100,--.Bij de verlening van een aantal vervoersvoorzieningen zal het gaan om een financiële tegemoetkoming in de meerkosten. Zo worden bij voorbeeld de subsidiabele kosten van een driewiel­fiets bepaald op de werkelijke kosten van de driewielfiets minus de kosten van een gewone fiets; kosten die een ieder geacht wordt zelf te kunnen dragen.In dit Besluit is daarom opgenomen dat de WVG‑draagkracht in mindering wordt gebracht op de "voor een financiële tegemoet­koming in aanmerking komende kosten van de voorziening". In sommige gevallen zullen die kosten gelijk zijn aan de werke­lijke kosten van de voorziening, in andere gevallen gaat het dus om de meerkosten. Tijdens de parlementaire behandeling is over de hoogte van het forfaitaire bedrag voor vervoerskosten gezegd dat f 1.625,-- een adequate vergoeding is voor gehan­dicapten die zich uitsluitend met eigen auto kunnen verplaat­sen. Aangepast aan het CBS prijsindexcijfer wordt het normbe­drag in 1998 f 2.000,--. Indien een bruikleenauto wordt verstrekt ligt het normbedrag lager, omdat in de verstrekking­van de bruikleenauto door de bedrijfsvereniging de kosten van groot onderhoud, de autoverzekering en de wegenbelasting is inbegrepen. Het primaat ligt echter bij een (al dan niet) aanvullend collectief vervoerssysteem (deeltaxi).In artikel 11 is vastgelegd dat er boven een bepaalde inkomen­grens geen vervoerskostenvergoeding voor (bruikleen)auto's of (rolstoel)taxi's wordt verstrekt. Ook de verstrekking van een bruikleenauto valt hieronder. Ook in de AAW gold een inkomens­grens waarboven deze voorzieningen niet meer werden vergoed op grond van het uitgangspunt dat boven de inkomensgrens mensen in het algemeen de kosten van een auto of een taxi geacht worden zelf te kunnen dragen. Voor het gemeentelijk beleid kan uitgegaan worden van de in de Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen genoemde grens van 1,5 x het norminkomen. Deze inkomensgrens komt voor gehuwden onge­veer overeen met de oude AAW‑inkomensgrens. Voor alleenstaande en eenoudergezinnen en jongeren, ligt deze inkomensgrens aanzienlijk lager. De motivatie daarvoor is dat het ijkpunt voor het gemeentelijk beleid voor wat betreft de mate waarin gehandicapten geacht worden zelf (een deel van de) kosten van vervoer en andere voorzieningen te kunnen dragen op het norm­inkomen is gelegd. Dit houdt in dat er door de wetgever bewust is gekozen de mate waarin beroep op de eigen financiële moge­lijkheden van de gehandicapte kan worden gedaan, te relateren aan de leefsituatie. Een alleenstaande gehandicapte die een­zelfde inkomen heeft als een gehuwde gehandicapte zal meer mogelijkheden hebben zelf in de kosten van zijn vervoer en andere voorzieningen te voorzien en dus kan er eerder een beroep op zijn eigen financiële mogelijkheden worden gedaan.Artikel 13In dit artikel is de hoogte van de forfaitaire vergoeding voor een sportrolstoel aangegeven. De vergoeding wordt eens in de drie jaar verstrekt en is inclusief de kosten van onderhoud.Artikel 14Bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding voor onderhoud, reparatie en accessoires voor rolstoelen kan de gemeente de WVG-draagkracht in aanmerking nemen.