Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haaren

Beleidsregels scholing

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaaren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels scholing
CiteertitelBeleidsregels scholing
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Dit is gedelegeerde regelgeving van de Re-integratieverordening.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht art. 4:81
  2. Re-integratieverordening art. 9, lid 2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

N.V.T.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200601-04-2009Vervallen regeling

08-11-2005

Nieuwsbode, 28-12-2005

B&W voorstel 08-11-2005

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels scholing

Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente HaarenOverwegende dat op grond van de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Haaren burgemeester en wethouders nadere regels kunnen stellen,B E S L U I Tvast te stellen de hierna volgende 'Beleidsregels noodzakelijke scholing'

Artikel 1 Scholing

  • 1

    De volgende opleidingen worden aangemerkt als scholing:

    • a.

      a. het Nederlandse taalonderwijs voor nieuwkomers; of

    • b.

      b. opleidingen die gericht zijn op het verwerven van kennis en vaardigheden als onderdeel van traject dat beoogt de afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen.

  • 2

    Scholing vindt plaats binnen het kader van een traject.

  • 3

    Indien de opleiding op aanvraag van een belanghebbende wordt verzocht, beslist het college of de gevraagde opleiding als een noodzakelijke scholing kan worden aangemerkt in het kader van het doel van zijn traject.

Artikel 2 Voorwaarden voor toekenning van scholing

  • 1

    Burgemeester en wethouders kunnen aan belanghebbende een vorm van scholing aanbieden indien de noodzaak daarvan in de specifieke situatie van een belanghebbende vast staat, gelet op het doel van zijn traject.

  • 2

    Bij de beoordeling van de noodzaak van de scholing wordt rekening gehouden met de voor belanghebbende geldende kortste weg naar duurzame arbeid, zijn arbeids- en opleidingsverleden alsmede gelet op de duur van zijn werkloosheid.

  • 3

    Voor de scholing die wordt aangeboden gelden de navolgende voorwaarden:

    • a.

      de goedkoopste en adequate scholingsmogelijkheid moet worden benut;

    • b.

      de duur van de scholing mag maximaal één jaar bedragen; voor leerwerktrajecten geldt een maximale duur van twee jaar.

  • 4

    Burgemeester en wethouders nemen eerst een beslissing over scholing als reïntegratievoorziening nadat het trajectplan voor een belanghebbende is vastgesteld waarbinnen scholing als een noodzakelijke voorziening is aangemerkt ter verwezenlijking van (een deel van) het doel van het traject.

  • 5

    Voor niet-uitkeringsgerechtigden en Anw-ers geldt als aanvullende voorwaarde dat belanghebbende zich beschikbaar dient te stellen voor de arbeidsmarkt voor tenminste 16 uur per week.

Artikel 3 Niet-noodzakelijke scholing

  • 1

    Ongeacht de toekenningsvoorwaarden die gelden voor noodzakelijke scholing als bedoeld in artikel 1 en 2, wordt de volgende scholing als niet-noodzakelijk aangemerkt in verband met de arbeidsinschakeling:

    • a.

      scholingen die gericht zijn op het zelfstandig ondernemen;

    • b.

      een opleiding die primair gericht is op individuele zelfontplooiing en een zinvolle vrije tijdsbesteding;

    • c.

      een opleiding die primair gericht is op algemene vorming;

    • d.

      een opleiding waarvoor belanghebbende de kosten redelijkerwijs vergoed kan krijgen dan wel had kunnen krijgen op grond van een voorliggende voorziening.

Artikel 4 Specifieke kosten in verband met scholing

Voor de scholing die met toepassing van artikel 1 of 2 wordt gevolgd komen de volgende kostensoorten voor vergoeding of subsidie in aanmerking:

  • a.

    Opleidingskosten en cursusbijdragen;

  • b.

    Boeken en leermiddelen die door het opleidingsinstituut verplicht zijn gesteld;

  • c.

    Examengeld.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op het tijdstip dat de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Haaren in werking treedt

1 BELEIDSREGELS NOODZAKELIJKE SCHOLING

AlgemeenDeze beleidsregels vormen een uitwerking van artikel 9 derde lid van Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Haaren.Bij de reïntegratie van bijstandsgerechtigden dient de kortste weg naar duurzame arbeid voorop te staan. Scholing kan hierbij een passend reïntegratie-instrument vormen. Indien dat het geval is en ook in het specifieke geval van een belanghebbende de scholing noodzakelijk is, dan kan deze opleiding gevolgd worden met behoud van uitkering.Bij de beoordeling van de vraag of scholing als reïntegratie-instrument dient te worden ingezet, verdient het aanbeveling dat de klantmanager namens het college hierover overleg pleegt met de reïntegratiedeskundige van het reïntegratiebedrijf dat betrokken is bij de verwezenlijking van het traject. Bij de motivering van besluiten vormt dit een belangrijk element.Wanneer een belanghebbende gaat deelnemen aan een scholingstraject en hiervoor algemene kosten maakt, zoals reiskosten, dan wordt voor de beoordeling van de vraag of deze algemene kosten vergoed worden verwezen naar de beleidsregels onkostenvergoeding.Artikel 1. ScholingIn dit artikel worden de kenmerken beschreven in verband met de afbakening van opleidingen die kunnen worden aangemerkt als scholing. In verband met deze beoordeling zijn in het eerste lid twee categorieën opleidingen onderscheiden, namelijk enerzijds het Nederlandse taalonderwijs voor nieuwkomers anderzijds scholing om de afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen.In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat scholing moet plaats vinden in het kader van een traject. Met deze bepaling is beoogd duidelijk te stellen dat de beoordeling van de noodzaak van het volgen van scholing te allen tijde plaats dient te vinden, gelet op de verwezenlijking van het doel van het traject, in het bijzonder de kortste weg naar duurzame arbeid.Denkbaar is ook dat een belanghebbende zélf verzoekt om scholing. Hoe met deze verzoeken om te gaan, is geregeld in het derde lid.Dergelijke eigen iniatieven van een belanghebbende zijn belangrijk doch het is uiteindelijk het college dat de noodzakelijkheid van de scholing dient te beoordelen in verband met de verwezenlijking van het doel van het traject.Scholing is immers slechts een instrument om een doel te bereiken, waarvan op voorhand duidelijk moet zijn dat scholing bijdraagt aan de kortste weg naar duurzame arbeid voor belanghebbende, zoals omschreven in het trajectplan. Zonder trajectplan kunnen burgemeester en wethouders dus nimmer een scholingsaanvraag toekennen.Wanneer een scholingsverzoek van een belanghebbende niet inpasbaar is in een traject, dan dient aan belanghebbende duidelijk gemaakt te worden dat het volgen van de opleiding wellicht een zinvolle tijdsbesteding kan opleveren maar op generlei wijze in de weg mag staan aan de verplichte activiteiten in het kader van het traject.Artikel 2. Voorwaarden voor toekenning van scholingDit artikel regelt de inhoudelijke en de procedurele aspecten in verband met de beoordeling of scholing als een voorziening wordt ingezet in verband met de arbeidsinschakeling van een belanghebbende.Bij de beoordeling van een aanvraag om een opleiding te mogen volgen met behoud van uitkering dient naast de toets of er sprake is van scholing en of deze als een noodzakelijke voorziening kan worden aangemerkt in het kader van het doel van het traject (de zogenaamde object-toets), tevens onderzocht te worden of in het specifieke geval van een belanghebbende scholing voor hem, haar noodzakelijk is (de zogenaamde subject-toets). Alvorens scholing wordt opgenomen in een trajectplan, is de klantmanager verplicht deze beoordeling te maken. Dit is geregeld in het eerste lid.De inhoudelijke toetsingscriteria zijn vermeld in het tweede lid, namelijk: de kortste weg naar duurzame arbeid, gelet op zijn arbeids- en opleidingsverleden evenals de duur van de werkloosheid. Op basis van deze criteria dient een duidelijke belangenafweging plaats vinden. Een alles-of-niets-redenering in de zin van dat scholing in beginsel sowieso niet noodzakelijk is omdat een belanghebbende te alle tijde nog productiewerk kan gaan doen, snijdt rechtens geen hout evenmin als de stelling dat scholing eigenlijk altijd noodzakelijk is omdat scholing bijdraagt aan een verdieping van de kennis en vaardigheden van een belanghebbende.Gelet op de kortste weg naar duurzame arbeid voor een belanghebbende dient gemotiveerd te worden op welke wijze scholing direct aan de verwezenlijking van dit doel bijdraagt waarbij de duurzaamheid van de te verwerven arbeid voorop staat. Zeker bij werkloze jongeren die een afgebroken middelbare schoolopleiding hebben, kan scholing een belangrijke reïntegratievoorziening vormen in verband met de duurzaamheid van de te verwerven arbeid in de toekomst.In het derde lid worden inhoudelijk aanvullende voorwaarden gesteld aan het scholingsproject wanneer eenmaal is vastgesteld dat het noodzakelijk is dat een belanghebbende scholing gaat volgen.Bij de keuze van het scholingsproject geldt dat de klantmanager die opleiding dient in te kopen die het goedkoopst en adequaat is.Ook dit criterium vooronderstelt dat de klantmanager een belangenafweging maakt. Denkbaar is immers dat de goedkoopste opleiding tegelijkertijd niet de meest adequate opleiding behoeft te zijn voor en belanghebbende; omgekeerd de meest adequate opleiding zal veelal niet de meest goedkope opleiding zijn.Ook voor deze belangenafweging geldt dat uiteindelijk beslissend dient te zijn de kortste weg naar duurzame arbeid in samenhang met het gestelde doel binnen het trajectplan voor een belang- hebbende. De scholing die daar adequaat en ook kostentechnisch het beste inpast, dient gevolgd te worden.Daarnaast is in het derde lid bepaald dat de duur van de scholing maximaal één jaar mag bedragen tenzij het een leerwerktraject betreft; deze trajecten mogen maximaal twee jaar duren. Deze duurbepaling is noodzakelijk omdat scholing ook daadwerkelijk dient bij te dragen aan een snelle arbeidsinschakeling.Het vierde lid vormt een belangrijke procedurele bepaling en vormt de keerzijde van de inhoudelijke bepaling van artikel 1 tweede lid van deze beleidsregels, namelijk dat scholing plaats vindt binnen een traject. Als dat het geval is dan volgt hier logisch uit dat het college eerst een beslissing neemt over scholing als reïntegratievoorziening nadat het trajectplan voor een belanghebbende is vastgesteld waarbinnen scholing als een noodzakelijke voorziening is aangemerkt ter verwezenlijking van (een deel van) het doel van het traject.In het vijfde lid is voor Nuggers bepaald dat niet-uitkeringsgerechtigden en Anw-ers zich beschikbaar dienen te stellen voor de arbeidsmarkt voor tenminste 16 uur per week. Deze voorwaarde is gesteld omdat ook voor hen de kortste weg naar duurzame arbeid geldt.Onderdeel hiervan is dat een scholingstraject ook relatief snel doorlopen moeten kunnen worden; daartoe is noodzakelijk dat een Anw-er of Nugger ten minste 16 uur in de week beschikbaar moet zijn.Artikel 3. Niet-noodzakelijke scholingMet dit artikel is beoogd om de discussie over noodzakelijke of niet-noodzakelijke scholing te begrenzen. Namelijk, dat ongeacht de toekenningsvoorwaarden die gelden voor noodzakelijke scholing als bedoeld in artikel 1, de volgende scholingsopleidingen sowieso als niet-noodzakelijk worden aangemerkt in verband met de arbeidsinschakeling. Deze opsomming is limitatief.Voor de uitvoeringspraktijk betekent dit dat bij de beoordeling van de noodzakelijkheid van de scholing niet alleen onderzoek dient plaats te vinden op basis van de in artikel 1 en 2 genoemde criteria maar ook op basis van de uitsluitingscriteria zoals beschreven in dit artikel.Met betrekking tot scholingen die gericht zijn op zelfstandig ondernemen geldt dat deze zijn uitgesloten omdat hiervoor de financiële mogelijkheden op grond van het Bijstandsbesluit zelfstandigen (het Bbz) onderzocht dienen te worden. Het Bbz geldt in die zin als een passende en toereikende voorliggende voorziening.De uitsluiting van vrije tijdscursussen spreekt voor zich; het gaat niet aan dat hiervoor gemeenschapsgelden in het kader van reïntegratie worden aangesproken. Als het college deze cursussen wil ondersteunen dan zullen hiervoor binnen het budget van Welzijn mogelijkheden gezocht dienen te worden.Hetzelfde geldt voor de uitsluiting van opleidingen die gericht zijn op algemene vorming (bij voorbeeld MAVO/HAVO-opleidingen en andere gelijksoortige opleidingen) en opleidingen op het niveau van Hoger Beroepsonderwijs. Hiervoor geldt dat een belanghebbende die hiervoor kosten vergoed wil krijgen, de mogelijkheden dient te onderzoeken binnen het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. Het gaat niet aan dat via bijstandsverlening het beleid van een voorliggende voorziening doorkruist wordt.Artikel 4. Specifieke kosten in verband met scholingMet dit artikel worden regels gesteld ten aanzien van de overige kosten die in verband met scholing voor vergoeding in aanmerking komen. Duidelijk is dat indien er een voorliggende voorziening is dat er geen kosten vergoed worden.Artikel 5 InwerkingtredingDe regels betreffen een uitwerking van de Reïntegratie verordening Wet Werk en bijstand gemeente Haaren. De beleidsregels treden daarom gelijktijdig in werking met de verordening.