Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Tilburg

VTH-beleidsplan 2023-2027

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTilburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVTH-beleidsplan 2023-2027
CiteertitelVTH-beleidsplan 2023-2027
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-06-2023nieuwe regeling

09-05-2023

gmb-2023-274636

Tekst van de regeling

Intitulé

VTH-beleidsplan 2023-2027

Inleiding

 

Context

Voor u ligt het vergunning-, toezicht- en handhavingsbeleid 2023-2027 (lees verder: beleidsplan) van de gemeente Tilburg. Dit beleidsplan schetst het kader waarbinnen wij uitvoering geven aan de vergunning-, toezicht- en handhavingstaken (VTH-taken) op het gebied van het Omgevingsrecht en APV. Het beleidsplan is tot stand gekomen door afstemming tussen verschillende interne en externe partijen. Het beleid is vastgesteld door het college en ter kennisname naar de gemeenteraad gestuurd.

 

Het beleidsplan geeft weer hoe wij een eenduidige werkwijze en integrale afweging van de inzet van beschikbare middelen willen bereiken. Dit beleidsplan is de belangrijkste basis voor het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma.

 

Vanwege de ontwikkelingen op het gebied van het Omgevingsrecht, zoals de inwerkingtreding van de Omgevingswet (Ow) en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb), verandert er de komende jaren veel in de werkwijze van de VTH-taken. Daarom is dit beleidsplan een dynamisch document dat wij tussentijds kunnen aanpassen indien de veranderende wet- en regelgeving hierom vraagt. Het beleidsplan en de bijbehorende bijlagebundel zijn duaal geschreven, dat houdt in dat beide documenten te gebruiken zijn nu de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de wettelijke grondslag is, maar ook op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt.

 

Waarom een VTH-beleid?

Vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) zijn voor de overheid in relatie tot inwoners en bedrijven belangrijke instrumenten. Initiatiefnemers willen hun initiatieven en ideeën kunnen realiseren, terwijl omwonenden en andere belanghebbenden willen dat hun belangen worden beschermd. Met dit beleidsplan willen wij transparant zijn over wat we doen, waarom we het doen, welke keuzes we maken bij het uitvoeren van onze VTH-taken en hoe we dit hebben georganiseerd.

 

Daarnaast is bepaald dat het college van burgermeester en wethouders beleid vaststelt voor de uitvoerings- en handhavingstaken.

 

De beleidscyclus

In dit beleid volgen we de systematiek van de beleidscyclus cyclus uit de wet VTH. De verschillende stappen in de cyclus vormen samen het beleid en de uitvoeringsprogramma’s. Ook geven de stappen richting aan de systematiek van doorwerking en evaluatie. De beleidscyclus wordt weergegeven aan de hand van iconen. Ieder icoon staat voor een bepaalde stap uit de cyclus. De afbeelding geeft de hoofdstukken van dit beleid weer.

 

Op de volgende pagina geven wij de stappen schematisch weer in een leeswijzer. Hierbij leggen wij per icoon uit waar wij in welk hoofdstuk inhoudelijk op ingaan.

 

 

 

Leeswijzer

 

Deze leeswijzer heeft als doel het duidelijk maken welk onderdeel van de beleidscyclus wij in welk hoofdstuk van dit VTH-beleid beschrijven. De dikgedrukte woorden zijn de onderdelen van beleidscyclus. De iconen komen bij elk bijbehorend hoofdstuk terug in dit beleid en in onderliggende documenten.

 

1. Omgevingsanalyse en Ontwikkelingen

  • Ten behoeve van de prioriteiten en doelen voor de komende beleidsperiode beschrijven we in dit hoofdstuk:

    • Omgevingsanalyse.

    • Ontwikkelingen.

    • Analyse van inzichten.

2. Missie, visie & doelstellingen

  • In dit hoofdstuk beschrijven we de missie en visie die richting gevend zijn voor de strategie op het gebied van VTH voor deze beleidsperiode.

  • Met de hoofddoelstellingen geven we richting aan het programma voor de komende beleidsperiode.​

  • Dit programma krijgt vorm in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s. Daar wijzen we specifieke acties toe voor dat jaar om de doelstellingen te behalen.​

3. Risicoanalyse en prioritering

  • Hier beschrijven we hoe de risicoanalyse is opgesteld en de prioritering is aangebracht.​

  • De risicoanalyse en prioritering geven vorm aan onze werkwijze voor de VTH-taken.​

4. Strategieën en werkwijzen

  • In dit hoofdstuk zijn de uitvoering strategieën beschreven die de basis zijn voor de uitvoering.​

  • De invoering van de Omgevingswet en Wkb zorgt op een aantal onderdelen voor veranderingen in de vergunningen en toezichtfase.​

5. Borging uitvoering

  • In het uitvoeringsprogramma maken we de koppeling tussen de financiële en personele middelen en de uitvoering.​

  • We monitoren de geplande activiteiten en de daaraan gekoppelde doelen uit het uitvoeringsprogramma.

6. Evaluatie​ 

  • Hier beschrijven we op welke manier we de evaluatie van het uitvoeringsprogramma en beleid uitvoeren.

 

1.1 Omgevingsanalyse

De Omgevingsanalyse richt de blik naar buiten, op de omgeving waarbinnen VTH werkzaam is en beschrijft relevante trends, gebeurtenissen en transities die een invloed hebben op de VTH-werkzaamheden in de komende beleidsperiode. Allereerst beginnen we in paragraaf 1.1. Omgevingsanalyse met een korte toelichting op de strategie en ambities voor het fysieke domein. Dit doen we aan de hand van de Omgevingsvisie Tilburg. In paragraaf 1.2 Ontwikkelingen blikken we terug én kijken we vooruit naar de ontwikkelingen op de VTH-organisatie. Dat werken we weer verder uit in de consequenties voor de VTH-werkzaamheden in de analyse van inzichten in paragraaf 1.3.

 

De gemeente Tilburg

Met ruim 224.000 inwoners is Tilburg een stad van formaat. Nog niet eens zo heel lang geleden een plek waar de textielindustrie centraal stond, nu een broedplaats voor creatief en innovatief denken. De Tilburgers zijn gewend om samen te werken. De gemeente sluit daarop aan. Dat leidt tot nieuwe initiatieven zoals de ‘community school’ en een persoonlijke aanpak waarmee we inwoners die dat nodig hebben verder op weg helpen.

 

Omgevingsvisie Tilburg 2040

De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een strategisch document en het richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. In de Ontwerp-Omgevingsvisie Tilburg 2040 is gekeken naar hoe Tilburg er over twintig, dertig jaar uit ziet, welke kant Tilburg op wil gaan en waar de stad haar pijlen op richt. In hoofdstuk 2 van de Omgevingsvisie “Analyse, trends en ontwikkelingen” staat beschreven dat de ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving niet ten koste van elkaar gaan, maar op elkaar aansluiten en elkaar versterken. People, planet en profit zijn in balans. Als dit hoofdstuk iets duidelijk maakt, is het dat Tilburg te maken heeft met een breed scala aan (inter)nationale, regionale en lokale trends en ontwikkelingen. Dat roept meteen een aantal vragen op, zoals ‘hoe zorgen we ervoor dat de leefbaarheid van wijken en buurten op orde blijft?’ en ‘hoe zorgen we ervoor dat we in 2040 klimaatbestendig en ecologisch robuust zijn?’.

 

De Omgevingsvisie Tilburg 2040 volgt drie sporen, waarin de visie en strategie van de gemeente uiteen wordt gezet:

  • 1.

    De Brabantstrategie voor een sterke internationale concurrentiepositie. Tilburg ziet vooral de kracht van samenwerkende steden, zoals BrabantStad (het stedelijk netwerk van Breda, Eindhoven, Helmond, ‘s-Hertogenbosch en Tilburg). Het is belangrijk om hier meer te profiteren van elkaars krachten, kwaliteiten en voorzieningen. Om de schaalsprong te maken naar een stedelijk netwerk, moet Tilburg aantrekkelijk, bereikbaar en concurrerend zijn.

  • 2.

    De Regiostrategie versterkt de rol van Tilburg als centrumstad. Hier draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur.

  • 3.

    De Stadsstrategie gericht op vitale, leefbare buurten, wijken, dorpen en het buitengebied. Fijn wonen, leven, werken en recreëren: het vormt het fundament van onze stad.

Zoals eerder benoemd is de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategisch document en vraagt dit op bepaalde onderdelen nadere uitwerking in bijvoorbeeld uitvoeringsprogramma’s en aanpassing en/of aanvulling van gemeentelijk beleid. Deze uitvoeringsprogramma’s en aanpassing kunnen een uitwerking zijn van hoe de Omgevingsvisie doorwerkt in de praktijk. De komende periode richt VTH zich op het afstemmen van de Omgevingsvisie en bijbehorende uitvoeringsprogramma’s op de VTH-werkzaamheden en het werken volgens de beleidscyclus van de Omgevingswet.

 

1.2 Ontwikkelingen

Terugkijken

Evaluatie meerjarenbeleidsplan Toezicht –en Handhaving Omgevingsrecht (Wabo) 2016-2019 en aanvullend beleid Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Omgevingswet (VTH-beleid) december 2020

De ambities en doelen uit dit beleid: meer aandacht voor preventie, komen tot een gemeente brede visie op handhaving en een verdere ontwikkeling van het programmatisch handhaven zijn deels gerealiseerd. Hieronder staat een korte toelichting per onderwerp.

  • Meer aandacht voor preventie

    De afgelopen jaren hebben we ingezet op communicatie in het voortraject, maar ook tijdens het toezicht. Dit hebben we gedaan in de vorm van (voor)overleggen, gesprekken en het versturen van brieven. Het communiceren over afspraken en verwachtingen staat daarbij centraal. Dit onderdeel heeft doorlopende aandacht binnen de beleidscyclus.

  • Een gemeentebrede visie op handhaving

    Wij zijn de afgelopen jaren steeds meer betrokken bij de ontwikkeling van nieuw beleid waarbij vergunningverlening, toezicht en handhaving nodig is. Dit is binnen de organisatie geborgd door een periodiek overleg op managementniveau waarin beleidsontwikkelingen onderwerp van gesprek zijn.

  • Verdere ontwikkeling van het programmatisch handhaven

    In de afgelopen beleidsperiode is een verbeterslag gemaakt met betrekking de PDCA-cyclus, met name tot het tussentijds meten en monitoren van de toezicht- en handhavingstaken onder de Wabo. Hierdoor kunnen we tussentijds beter bijsturen op het geplande jaarprogramma als dat nodig is. We realiseren ons dat we dit doel nog verder kunnen ontwikkelen. Betrouwbare data is dan van essentieel belang. Daar kunnen we als organisatie een verbeterslag maken. Voor de komende beleidsperiode is het ontwikkelen van datagedreven werken een van de SMART doelen.

In het aanvullend beleid Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Omgevingswet (VTH-beleid) december 2020 hebben we aangegeven dat we in het nieuwe beleid, naast lokale doelen, ook regionale en landelijke doelen opnemen. Echter bij het opstellen van dit nieuwe beleid, is gebleken dat dit een lastige opgave is waar we op dit moment onvoldoende handvatten voor hebben. Daarom hebben we ons in het nieuwe VTH-beleid gericht op lokale doelen.

 

Interbestuurlijk Toezicht van de provincie Noord-Brabant (IBT)

Het IBT heeft het VTH-beleid van de gemeente Tilburg geëvalueerd en heeft een aantal aandachtspunten meegegeven, namelijk het SMART formuleren van de VTH-doelstellingen, het toevoegen van de meldingen procedure aan de uitvoeringsstrategieën en het afstemmen en evalueren van het uitvoeringsprogramma voor het onderdeel handhaving met de organen die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving. In een tussentijdse beleidsaanvulling van 2020 is al een start gemaakt met het formuleren van SMART doelen. In dit nieuwe beleid is opnieuw aandacht voor SMART doelen en zijn alle andere aandachtspunten meegenomen.

 

Vooruitkijken

“Meer voor elkaar” akkoord gemeente Tilburg 2022-2026

In de periode 2022-2026 willen we samen, met de inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties werken aan een stad waar iedereen meedoet, iedereen ertoe doet en waar iedereen meetelt. Om hier invulling aan te geven, staat in het akkoord een verdere uitwerking van de gemaakte keuzes in drie opgaves en bijbehorende speerpunten. Hieronder volgt een opsomming van deze opgaves met de speerpunten die van invloed zijn op de VTH-taken:

  • Tilburg Kansrijk

    • Een prettige en veilige leefomgeving die zorgt voor een stevige sociale basis

    • Aanpak van ondermijning, criminaliteit en mensenhandel

    • Dienstverlening die de mens ziet, begrijpt en ondersteunt

  • Tilburg, Groen en Duurzaam

    • Energietransitie, klimaatadaptatie en verbeteren van luchtkwaliteit

    • Groene en duurzame woon- en werkomgeving

    • Verhogen kwaliteit van de openbare ruimte en de wijken en dorpen

  • Tilburg Groeit, Bloeit en Bruist

    • Duurzame en betaalbare woningen en voorkomen leegstand en speculatie

    • Tilburgse evenementen met een landelijke uitstraling

Vertrouwen en betrokkenheid is de basis voor onze stad. Voor de geschetste koers en aanpak geldt, maatwerk en uitvoering staan voorop. We werken wijkgericht waar het kan en gemeentebreed waar het moet waarbij inwonersparticipatie centraal staat.

 

Kadernota’s en uitvoeringskader

Kadernota “Publieke dienstverlening” – Visie op dienstverlening

De gemeente heeft een sterke visie op het gebied van dienstverlening. In de kadernota staat de ‘Reis naar klantgedreven dienstverlening’ beschreven. Klantgedreven dienstverlening is toegankelijk, efficiënt en innovatief. De klant staat centraal, wordt persoonlijk benaderd en snel en efficiënt geholpen. Hierbij is het van belang dat de verschillende afdelingen als één organisatie werken. De komende beleidsperiode moet dit meer vorm krijgen bij het uitvoeren van de VTH-taken.

 

Kadernota Integraal veiligheidsplan

Een veilige stad is cruciaal voor onze inwoners. Hoe de gemeente dit wil bereiken, staat in een Integraal Veiligheidsplan (IVP). Dit plan beschrijft waar we op willen investeren op het gebied van veiligheid. Het IVP biedt als algemeen kader de grondslag voor specifieke beleidsnota’s, projecten, dagelijkse uitvoering en de ‘going concern’ activiteiten binnen ons veiligheidsbeleid/domein. We blijven inzetten op Toezicht en Handhaving in brede zin, zowel in het openbare gebied als achter de voordeur. De aanpak van ondermijnende criminaliteit blijft ook een belangrijk speerpunt voor de komende jaren.

 

Gemeenschappelijk uitvoeringskader (GUK) VTH 2018 Regio Midden- en West-Brabant

Dit uitvoeringskader vormt het raamwerk voor het meerjaren uitvoeringsprogramma van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) voor de basistaken en de ingebrachte verzoektaken op milieugebied. Dit gemeenschappelijke uitvoeringskader beschrijft de algemene uitgangspunten en de strategieën die door de OMWB worden gehanteerd bij de uitvoering van de VTH-milieutaak (vergunningverlening, toezicht en handhaving op milieugebied). Risicogericht werken en programmeren is hierbij het centrale uitgangspunt.

 

Ontwikkelingen

Juridische ontwikkelingen

De inwerkingtreding van de Omgevingswet en de Wkb vragen de meeste aandacht. Deze twee wetten stellen de gemeente voor uitdagingen op het gebied van de werkprocessen, een andere manier van werken en financiën. Daarnaast bevat de nieuwe Alcoholwet ten opzichte van de Drank- en horecawet een aantal nieuwe onderdelen die de gemeente bij verordening kan regelen. Verder zijn de eisen rond verwerking van persoonsgegevens aangescherpt.

 

Maatschappelijke ontwikkelingen

Door een reeks ingrijpende maatschappelijke ontwikkelingen waar wij als gemeente mee te maken krijgen, zoals de polarisering en de zelfredzaamheid van burgers, klimaatverandering en klimaatadaptatie, de stikstofproblematiek en de woningbouwopgave worden de VTH-werkzaamheden complexer en wellicht daarmee ook belangrijker. Bijzondere aandacht verdienen hierbij de huisvesting van (arbeids)migranten en de aanpak van ondermijnende criminaliteit.

 

Organisatorische ontwikkelingen

Door bovengenoemde ontwikkelingen staat de gemeente voor allerlei organisatorische en financiële vraagstukken. De gemeente staat voor een integrale aanpak, de ontwikkeling van een klantgedreven dienstverlening en een wijkgerichte en datagedreven werkwijze. Dit heeft invloed op de manier van (samen)werken op het gebied van VTH.

 

1.3 Analyse van inzichten

De ontwikkelingen op de vorige pagina zijn allemaal van invloed op de gehele VTH-organisatie. In deze paragraaf richten we ons specifiek op de te verwachten ontwikkelen die direct invloed hebben op de VTH-werkzaamheden.

 

Impact juridische ontwikkelingen

Omgevingswet

De impact van de Omgevingswet voor de VTH-werkzaamheden is onder andere:

  • Alle vergunningprocedures in 8 weken.

  • Het omgevingsplan vraagt participatie en afweging bij de planvorming.

  • Meer maatwerk daarbij vergen besluiten een goede afweging en onderbouwing.

  • Bredere integrale afweging en integrale afhandeling van proces.

  • Gedrag en cultuurverandering.

  • Transparantie van informatievoorziening, omdat alle digitale informatie op één plek te vinden is.

  • Het juridisch instrumentarium voor toezicht en handhaving blijft nagenoeg hetzelfde.

  • De Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO) is de opvolger van de Landelijke Handhavingsstrategie (LHS).

Deze veranderingen vragen zowel aanpassingen in proces, beleid en competenties. Daarnaast introduceert de Omgevingswet een aantal kerninstrumenten. De exacte invulling en consequenties van deze instrumenten worden de komende jaren duidelijk en dan krijgt VTH een nadrukkelijke rol in de monitoring en evaluatie hiervan, zodat uitvoering, visie- en planvorming met elkaar in gesprek zijn om de kerninstrumenten op een passende manier in te zetten.

 

Wet kwaliteitsborging voor het bouwen

Het doel van de Wkb is het verbeteren van de kwaliteitsborging voor het bouwen en het versterken van de positie van de bouwconsument. In de praktijk zal dit betekenen dat het toetsen van bouwplannen en het toezicht houden tijdens bouwprojecten in veel gevallen door een marktpartij wordt uitgevoerd. Hierdoor vallen er op termijn werkzaamheden weg bij de gemeente. De Wkb wordt gefaseerd ingevoerd en alle vergunningen die voor inwerkingtreding van de Omgevingswet worden aangevraagd en verleend blijven onder het regime van de gemeente vallen.

 

Uiteraard betekent de Wkb niet alleen het verdwijnen van taken, maar komen er ook nieuwe (administratieve) taken bij. Daarnaast komen we met dit VTH-beleidsplan in een overgangsfase terecht, waarbij er nog zaken zullen lopen die getoetst moeten worden aan oude wetgeving. Ook kan de Omgevingswet zorgen voor nieuwe vergunningplichten en de toename van zorgplichten waar VTH op moet toezien. Daarnaast zal VTH, in het kader van de beleidscyclus, een nadrukkelijkere rol krijgen bij het opstellen van regels.

 

Impact maatschappelijke ontwikkelingen, kadernota’s en uitvoeringskader

Over de maatschappelijke ontwikkelingen uit paragraaf 1.2 maakt de gemeente Tilburg binnen andere teams beleid. Een van de doelstellingen uit dit VTH-beleid is bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving en is gerelateerd aan bestaand gemeentelijk beleid dat zich hierop richt. Voor een goede doorwerking van gemeentelijk beleid naar de VTH-uitvoering zal VTH een rol moeten innemen bij de vorming van nieuw beleid en bij de monitoring- en evaluatie van bestaand beleid. Dit vraagt capaciteit van de VTH-medewerkers.

 

Daarnaast vormen de kadernota’s een basis voor de uitvoering van werkzaamheden. Met betrekking tot de klantgedreven dienstverlening is er een doelstelling opgenomen in dit beleidsplan.

 

De evaluatie van het huidige gemeenschappelijk uitvoeringskader en het opstellen van een nieuwe uitvoeringsstrategie was gepland voor 2021. In verband met de komst van de Omgevingswet is geconcludeerd dat een herziening van het GUK beter kan worden uitgevoerd nadat er meer zicht is op de gevolgen van de Omgevingswet op het werkveld en hiermee enige ervaring is opgedaan. Het nieuwe GUK wordt in 2023 opgesteld. Hiertoe behoren het uitvoeren van een omgevingsanalyse, risicoanalyse en de bijbehorende meerjarenprogrammering.

 

Impact organisatorische ontwikkelingen

Voor de ontwikkelingen klantgedreven dienstverlening en een wijkgerichte en datagedreven werkwijze zijn doelstellingen opgenomen in dit beleid. Ook voor inwonersparticipatie, iets wat een nadrukkelijke rol krijgt als de Omgevingswet in werking treedt, is een doelstelling opgenomen. De overgang naar de Omgevingswet en een nieuw zaaksysteem heeft, in de aanloop (inrichting) evenals na implementatie, consequenties voor de werkwijze. Om organisatorische ontwikkelingen in goede banen te leiden, wordt hiervoor capaciteit vrijgemaakt.

 

2.1 Missie en visie

In dit hoofdstuk beschrijven wij de missie, visie en doelstellingen voor de komende beleidsperiode. Voor wat betreft de missie sluiten wij aan bij het “Meer voor elkaar” akkoord gemeente Tilburg 2022-2026. Aan de hand van deze missie, de verbeterpunten van het vorige beleid en de eerder benoemde ontwikkelingen geven wij in onze visie aan hoe wij hier invulling aan geven. De visie wordt in paragraaf 2.2 verder uitgewerkt in doelstellingen. Deze visie en doelstellingen geven richting aan de komende beleidsperiode.

 

Missie

 

Visie

Meer voor elkaar

 

Samen met onze inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties werken aan een stad waar iedereen meedoet, iedereen ertoe doet en waar iedereen meetelt

 

2.2 Doelstellingen

Er zijn 4 hoofddoelstellingen voor de komende beleidsperiode opgesteld. Deze hoofddoelstellingen geven invulling aan de toekomstige ontwikkelingen, zoals de inwerkingtreding van de Omgevingswet, de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen en aan onze missie en visie. Allereerst zetten we neer wat we willen bereiken (de doelstellingen), daarna geven we aan wat we daarvoor gaan doen (de hoofdactiviteiten) en wanneer we tevreden zijn (het gewenste resultaat).

De doelstellingen zullen jaarlijks in het uitvoeringsprogramma op operationeel niveau worden uitgewerkt in activiteiten met SMART doelen.

 

 

Doelstelling

Wat willen we bereiken?

 

Hoofactiviteit

Wat gaan we daarvoor doen?

 

Gewenst resultaat

Wanneer zijn we tevreden?

1.

De komende beleidsperiode dragen wij bij aan de ambities uit het “Meer voor elkaar” akkoord met betrekking tot de kwaliteit van de leefomgeving.

Jaarlijks een uitvoeringsprogramma opstellen waarbij we op operationeel niveau doelstellingen en activiteiten formuleren die bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving.​

Als we kunnen concluderen dat we in alle jaarverslagen hebben aangetoond dat we gewerkt hebben conform het vastgestelde uitvoeringsprogramma en de gestelde doelen behaald hebben, dan wel gemotiveerd hebben afgeweken. ​

2.

De komende beleidsperiode verbeteren we onze dienstverlening met betrekking tot vergunningverlening.

We monitoren jaarlijks via de klantcontactmonitor onze dienstverlening, analyseren deze cijfers en passen de werkwijze/werkprocessen aan indien nodig. Daarnaast richten we onze processen in, zodat we aangevraagde vergunningen binnen de wettelijke termijn kunnen verlenen.​

Het doel is een 8 voor onze dienstverlening en het verlenen van alle vergunningen binnen de wettelijke termijn.​

3.

Zodra de Omgevingswet ingaat, vervullen wij onze rol in de ontwikkeling van een sluitende beleidscyclus.

Aansluiten bij alle interne werkgroepen Omgevingswet waar de VTH-keten een bijdrage levert in de uitvoering. ​

Als we een proces hebben ingericht waardoor monitoring en evaluatie, met betrekking tot de kerninstrumenten van de Omgevingswet, geborgd zijn binnen de organisatie. ​

4.

De komende beleidsperiode ontwikkelen wij het data gedreven en wijkgericht werken. Zodra de Omgevingswet ingaat verwerken we inwonersparticipatie in onze werkwijzen

Jaarlijks minimaal een doelstelling voor data gedreven, wijkgericht werken en inwonersparticipatie opnemen in ons uitvoeringsprogramma.​

Als we per kalenderjaar minimaal 1 concrete verbetering kunnen benoemen ten aanzien van het data gedreven werken, wijkgerichte werken en de inwonersparticipatie. ​

 

3. Risicoanalyse en prioritering

 

Er zal nooit voldoende capaciteit zijn om alle VTH-taken uitputtend uit te voeren. Een beleidsplan opstellen, betekent dan ook keuzes maken en prioriteiten stellen. Dit gebeurt aan de hand van een prioriteitstelling waar een risicoanalyse aan ten grondslag ligt. Hiermee maakt het team vergunningen, toezicht en handhaving keuzes ten aanzien van de inzet van capaciteit en middelen.

 

Om de medewerkers zo effectief mogelijk in te zetten, is bepaald welke activiteiten binnen de gemeente prioriteit hebben en welke minder. Deze afweging vindt plaats door toepassing van een risicomodel. Het model biedt de mogelijkheid om op basis van een risico-inschatting en prioritering de inzet te bepalen. Deze inschatting wordt gezamenlijk gemaakt.

 

De inzet op activiteiten met een lage prioriteit is minder dan op activiteiten met een hoge prioriteit. Hierbij kan gedacht worden aan de diepgang van toetsing van een vergunningaanvraag of een toezichtmoment, de bezoekfrequentie van toezicht en de wijze waarop handhavingsverzoeken in behandeling worden genomen (nu doen of later inplannen).

 

Uitleg risicoanalyse en prioritering

Voor alle relevante activiteiten die worden uitgevoerd, is een risico-inschatting gemaakt. Dit risico is bepaald volgens een vaste methodiek, waarbij verschillende beoordelingscriteria in acht zijn genomen, te weten:

 

  • Gezondheidsrisico’s

  • Veiligheidsrisico’s

  • Risico’s voor de leefomgeving

  • Financiële risico’s

  • Bestuurlijke (afbreuk)risico’s

De score is bepaald door voor elk criterium een inschatting te maken van het effect van slecht naleefgedrag. Dit levert een risico inschatting op ten aanzien van de effecten van slecht naleefgedrag. Gezien het feit dat bij sommige activiteiten vaker sprake is van overtredingen en dus een grotere kans op slecht naleefgedrag, wordt aanvullend bepaald wat het risico is op slecht naleefgedrag. Afhankelijk van het algemene risico op slecht naleefgedrag, komt er nog een vermenigvuldiging van het gemiddelde risico van het effect van slecht naleefgedrag. De prioritering (hoofdstuk 9 bijlagebundel) is sturend voor onze inzet.

4. Strategieën en werkwijzen

 

De werkwijze waarop wij de doelen en prioritair werken willen bereiken is vastgelegd in de uitvoeringstrategieën. De strategieën zijn gebaseerd op landelijke strategieën (gedogen en sanctioneren) en zijn aangevuld met gemeentelijke strategieën. In de figuur hieronder is de samenhang tussen de strategieën weergegeven. In bijlagebundel zijn de strategieën nader uitgewerkt. Als de Omgevingswet en Wkb in werking treden, zullen een aantal strategieën wijzigen, de veranderingen met betrekking tot de Omgevingswet zijn al beschreven in de bijlagebundel. Voor de Wkb komt voor inwerkingtreding een aanvullend beleidsstuk, waarin de werkzaamheden die de Wkb betreffen uitgewerkt zijn.

 

5. Borging en uitvoering

 

Financiële en personele middelen

Om de VTH-taken uit te kunnen voeren en de beleidsdoelen te realiseren, zijn financiële en personele middelen nodig. Dit benodigd budget is geborgd in de begroting. In de begroting zijn verschillende kostenposten gelabeld voor de uitvoering van de VTH-taken.

 

Uitvoeringsprogramma

Het VTH-beleidsplan werken wij jaarlijks uit in een uitvoeringsprogramma voor zowel vergunningverlening, als toezicht en handhaving. In het uitvoeringsprogramma beschrijven we de doelen en de activiteiten op operationeel niveau. Daarbij geven wij ook aan hoe de (financiële en personele) middelen in het betreffende jaar worden ingezet. Gedurende het jaar monitoren we de voortgang van de activiteiten en de daaraan gekoppelde doelen en indien nodig sturen we bij. Het uitvoeringsprogramma sturen wij ter kennisname naar de raad en de provincie (het Interbestuurlijk Toezicht).

 

Uitvoeringsproces

De werkwijzen van vergunningverlening, toezicht en handhaving en afhandeling van meldingen zijn vertaald naar specifieke procesbeschrijvingen. Deze procesbeschrijvingen zijn bekend gemaakt bij alle betrokken medewerkers en zijn geborgd binnen de organisatie. Nieuwe medewerkers worden ingewerkt aan de hand van deze werkbeschrijvingen.

 

Afstemming ketenpartners

Een goede samenwerking tussen de gemeente en haar partners is van belang. In hoofdstuk 7 van de bijlagebundel is de samenwerking met ketenpartners uitgewerkt. De onderdelen van het VTH-beleid die betrekking hebben op de strafrechtelijke handhaving stemmen we op operationeel niveau af met de politie en het Openbaar Ministerie. Daarnaast hebben we met verschillende ketenpartners, zoals de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant, de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant, de GGD en woningcorporaties afspraken gemaakt over de afstemming en samenwerking op het gebied van VTH-taken.

 

Kwaliteitsverordening

Wij hebben in 2021 de “Verordening kwaliteit Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Omgevingsrecht Tilburg 2021” vastgesteld. Hierin is opgenomen welke eisen wij stellen aan de uitvoeringsorganisaties. In het jaarverslag geven we aan of we voldoen aan de kwaliteitscriteria en zo niet, een motivatie waarom wij daarvan afwijken. Zodra de Omgevingswet ingaat zal er een nieuwe kwaliteitsverordening worden vastgesteld met de Omgevingswet als grondslag. Deze vervangt dan de bestaande verordening, welke op dat moment wordt ingetrokken.

6. Evaluatie

 

De laatste stap van de beleidscyclus is de evaluatie. In dit hoofdstuk beschrijven wij de onderdelen en op welke manier wij deze evalueren.

 

Jaarverslag

Jaarlijks rapporteren wij over de uitvoering van het vastgestelde uitvoeringsprogramma in een jaarverslag. We evalueren of:

  • De voorgenomen activiteiten uit het uitvoeringsprogramma zijn uitgevoerd en de gestelde jaardoelen zijn behaald.

  • De uitvoering van deze activiteiten hebben bijgedragen aan de voortgang van de beleidsdoelen uit dit beleidsplan.

  • De resultaten van de evaluatie aanleiding geven om de werkwijze en/of het uitvoeringsprogramma van het volgende jaar aan te passen.

  • De resultaten van de evaluatie aanleiding geven om het VTH-beleid aan te passen.

Bijlagebundel

 

De losse bijlagebundel VTH-beleidsplan 2023-2027 is onderdeel van dit beleidsdocument. Het beschrijft het operationeel deel VTH-strategieën en bestaat uit de volgende hoofdstukken:

 

  • 1.

    Van Wabo naar Omgevingswet en Wet kwaliteitsborging in de bouw (Wkb)

  • 2.

    Vergunningenstrategie

  • 3.

    Nalevingsstrategie

  • 4.

    Toezichtstrategie

  • 5.

    Sanctiestrategie

  • 6.

    Gedoogstrategie

  • 7.

    Samenwerking

  • 8.

    Uitvoeringsorganisatie

  • 9.

    Risicoanalyse en prioritering

Bijlage Efectisrapport (brandveiligheid)

 

Inleiding

Voor u ligt de Bijlagebundel van het VTH-beleidsplan 2023-2027 van de gemeente Tilburg. Hierin vindt u de prioritering, strategie en werkwijze van de gemeente bij de uitvoering van vergunningen, toezicht en handhaving. Met het VTH-beleidsplan geeft de gemeente ook het beleidsmatig kader voor de uitvoering van de handhavingsbevoegdheden die niet zijn verbonden met vergunningen.

 

Het VTH-beleidsplan inclusief de bijlagebundel is duaal geschreven, dat houdt in dat beide documenten te gebruiken zijn zolang de Wabo van toepassing is, maar ook op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt.

 

In deze bijlagebundel zijn de activiteiten op basis van de verplichtingen die voorvloeien uit de Wabo/Omgevingswet (fysieke leefomgeving) beschreven. Ook de activiteiten die we uitvoeren met betrekking tot de APV en bijzondere wetten worden toegelicht.

 

VTH Beleidscyclus en procescriteria

De procescriteria voor de gezamenlijke beleidscyclus op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) voor gemeenten, provincies en omgevingsdiensten is voorgeschreven, in het besluit Omgevingsrecht (Bor) paragraaf 7.2 procescriteria. Via de Invoeringswet Omgevingswet is de huidige regelgeving over VTH uit de Wabo opgenomen in paragraaf 18.3.2 van de Omgevingswet. De procescriteria zijn opgenomen in artikel 13 van het Omgevingsbesluit.

 

Het VTH-beleidsplan kent een cyclus van vier jaar. Jaarlijks stelt de gemeente en uitvoeringsprogramma VTH op. Hierover rapporteren de betrokken teams jaarlijks aan het VTH-management en het college B&W door middel van een jaarverslag. Na verloop van deze volledige cyclus van 4 jaar zal een evaluatie van het beleidsplan plaatsvinden. Het beleidsplan is echter een dynamisch document. Er kunnen tussentijdse evaluaties van het beleid plaatsvinden als de rapportages daar aanleiding voor geven.

 

Leeswijzer

Het gemeentelijke VTH-beleid bestaat uit twee onderdelen, het VTH-beleid 2023-2027 en de bijlagebundel VTH-beleidsplan 2023-2027. Het beleid geeft kort de hoofdlijnen weer van de visie op vergunningverlening, toezicht en handhaving met daarbij de uitgangspunten, doelen en strategieën om daar te komen. In de bijlagebundel zijn de strategieën gedetailleerd uitgewerkt.

 

1. Van Wabo naar Omgevingswet en Wet kwaliteitsborging in de bouw (Wkb)

 

In dit hoofdstuk staan de algemene wijzigingen beschreven die van toepassing zijn wanneer de Omgevingswet en Wkb in werking treden. De invloed van deze wijzigingen op de vergunningen-, toezichts- en sanctiestrategie zijn verwerkt in de overige hoofdstukken.

 

Omgevingswet

De verplichtingen en beoordelingsregels uit de Wet algemene bepalingen bestuursrecht (Wabo) worden bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet ondergebracht in de Omgevingswet. De Omgevingswet kent een verbrede reikwijdte ten opzichte van de Wabo.

 

Bij inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de belangrijkste verandering voor de VTH-strategieën:

  • In totaal komen 26 wetten (deels) te vervallen en worden deze geïntegreerd in 1 wet (de Omgevingswet), 60 maatregelen van bestuur worden 4 algemene maatregelen van bestuur, 75 regelingen worden 1 omgevingsregeling;

  • Integrale beoordeling veilige en gezonde fysieke leefomgeving en waarborgen van een goede omgevingskwaliteit (middels kaders omgevingsvisie en omgevingsplan);

  • Meer ruimte om bij AMvB geregelde (milieu)onderwerpen in het omgevingsplan aanvullend te reguleren (o.a. maatwerkregels, de bruidsschat)​;

  • Flexibiliteit door beleidsregels, onderzoekslasten, uitvoerbaarheid en kostenverhaal naar de vergunningsfase te brengen.

  • Voor meer activiteiten geldt een algemene zorgplicht, een algemeen verbod of specifiek zorgplicht.

  • Uitgangspunt onder de Omgevingswet is ‘decentraal, tenzij’, waardoor doorgaans de gemeente bevoegd gezag is ten aanzien van activiteiten, of (voor wateractiviteiten) het waterschap. Slechts in uitzonderingsgevallen is de provincie of het Rijk bevoegd gezag.

  • Bij een meervoudige vergunningaanvraag wijzigt in een aantal gevallen de bevoegd gezag rol van rijkspartijen naar die van advies- en instemmingsorgaan. De dubbele handhavings- en toezichtbevoegdheid met het bevoegd gezag die ontstaat in aangewezen gevallen vraagt om goede samenwerkingsafspraken.

De Wabo en de Wet ruimtelijke ordening komen te vervallen en worden geïntegreerd in de Omgevingswet. Dat heeft de volgende gevolgen:

  • De bestemmingsplanprocedure vervalt. Het gebiedsdekkend omgevingsplan wordt geïntroduceerd;

  • De regels in het Omgevingsplan moeten leiden tot een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, met als doel het vinden van een goede balans tussen ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden en het beschermen van aanwezigen waarden in de leefomgeving;

  • De kruimelregeling komt te vervallen. Hiervoor in de plaats komt de vergunningplichtige buitenplanse omgevingsplanactivitieit;

  • Ruimtelijke beoordeling voor de verschillende gevolgklassen is vergunningvrij, meldingplichtig of vergunningplichtig afhankelijk van de keuzes gemaakt in het omgevingsplan;

  • De activiteiten die in de huidige bestemmingsplannen vergunningplichtig waren, zijn in het kader van het overgangsrecht ook vergunningplichten door middel van een binnenplanse omgevingsplanactiviteit;

  • De vergunning brandveilig gebruik komt te vervallen. Dit worden meldingen op grond van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).

In de Omgevingswet worden daarnaast de Wet Natuurbescherming, Wet milieubeheer (niet volledig) en regels met betrekking tot geluid, bodem en grondeigendom geïntegreerd (via de gelijknamige aanvullingswetten)

  • Vanuit het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) bestaat de algemene zorgplicht voor Natura 2000 gebieden en een vergunningsplicht voor het ontwikkelen van activiteiten in deze gebieden. Hiervoor is een bindend advies nodig van het bevoegd gezag (in dit geval provincie of rijk);

  • Naast de natuur zijn er ook regels voor geluid, grondeigendom en bodem in de Omgevingswet opgenomen;

  • De gemeente kan op sommige locaties zelf geluidsplafonds bepalen (geluid);

  • De gemeente kan herverkavelen in stedelijk gebied en de regels met betrekking tot grondexploitatie voor gebiedsontwikkeling zijn versoepeld (grondeigendom);

  • Daarnaast kan de gemeente eigen regels stellen over de lokale maximale waarden van de bodemkwaliteit (bodem);

  • Het begrip ‘inrichting’ verdwijnt en wordt vervangen door een regulering per milieubelastende activiteit.

 

Wet kwaliteitsborging in de bouw (Wkb)

De Wkb brengt een aantal veranderingen met zich mee in de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving bij bouwactiviteiten.

 

Met de Omgevingswet treedt de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen gefaseerd in werking. Daarvan zijn de gevolgen voor de gemeente:

  • Een deel van de kleine bouwwerken wordt bouwtechnisch vergunningvrij (gevolgklasse 0);

  • Bij bouwwerken in gevolgklasse 1 is de bouwtechnische beoordeling aan het Bbl de verantwoording van de private markt. Deze beoordeling (toetsing en toezicht) komt voor de gemeente te vervallen. Een beoordeling bouwmelding en borgingsplan, eventueel risico gericht toezicht en beoordeling van het “as built dossier” en vrijgave voor gebruik zijn werkzaamheden die daarvoor terugkomen;

  • Bij bouwwerken in gevolgklasse 2 en 3 blijft de gemeente verantwoordelijk voor de bouwtechnische boordeling aan het Bbl en het toezicht hierop.

 

De gemeente moet nog beleidskeuzes maken met betrekking tot de werkzaamheden die de Wkb betreffen. Deze keuzes zijn onderverdeeld in “voor de bouw”, “tijdens de bouw”, “na de bouw” en “afwijkend proces”. Er wordt een Wkb beleid opgesteld waarin deze keuzes en de invloed op de uitvoering worden beschreven. Dit nieuwe beleid maakt dan deel uit van dit VTH-beleid.

 

2. Vergunningenstrategie

 

Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft de vergunningenstrategie.

 

De vergunningenstrategie is opgedeeld in drie onderdelen:

  • 1.

    werkwijze Wabo

  • 2.

    werkwijze Omgevingswet

  • 3.

    strategie voor de APV (openbare orde bevoegdheden) en bijzondere wetten waaruit een vergunningsverplichting voortvloeit.

Per onderdeel wordt een algemeen inzicht gegeven in de werkwijze die vergunningverleners hanteren bij het uitvoeren van hun werkzaamheden. Daarna worden de beoordelingscriteria voor het vergunningen gebied (Wabo, Ow, APV en bijzondere wetten) en de bijbehorende vergunningen en meldingen weergegeven.

 

Tot de invoering van de Omgevingswet werken we volgens beschreven in de werkwijze Wabo. De wijzigingen in werkwijze door de invoering van de Omgevingswet staan beschreven onder werkwijze Omgevingswet.

 

Vergunningverlening onder de Wabo

Alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving staan verspreid over diverse wetten en regelingen. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) vormt de grondslag voor het verlenen van Omgevingsvergunningen. Daarnaast moeten activiteiten gemeld worden op basis van regels uit onder ander het Bouwbesluit en het Activiteitenbesluit.

 

Binnenkomst aanvragen

De gemeente Tilburg ontvangt vergunningaanvragen en meldingen met betrekking tot de Wabo vanuit het Omgevingsloket Online (OLO). Het VTH-systeem is gekoppeld aan het OLO.

 

Initiatiefnemers kunnen een vergunningcheck uitvoeren en een aanvraag vergunning of een melding indienen via het omgevingsloket online. De gemeente kan in het OLO inloggen als bevoegd gezag en waar nodig via het OLO-advies vragen aan bepaalde ketenpartners.

 

Het OLO biedt beperkt mogelijkheden om vergunningchecks aan te passen aan lokale regelgeving. Voor de volgende werkzaamheden zijn lokale vergunningchecks opgenomen in het omgevingsloket:

Alarminstallatie aanleggen

Kappen

Reclame plaatsen

Uitrit aanleggen of veranderen

 

Na het inboeken van de aanvraag in het VTH-systeem vindt de intake en werkverdeling plaats door een coördinator. Bij de intake krijgt de zaak een label. Er zijn drie labels, namelijk een label voor zeer eenvoudige aanvragen en meldingen (I), voor eenvoudige aanvragen (II) en voor de overige grotere en complexere aanvragen (III). Ieder label kent:

  • Een eigen hoofdwerkproces met kengetallen.

  • Een eigen type zaakverantwoordelijke.

  • Eigen servicenormen ten aanzien van doorlooptijd.

Zie voor verdere toelichting het bedrijfsvoeringsmodel 3.0 dat op 18 augustus 2018 door het college is vastgesteld.

 

Voortraject

Naast een vergunningaanvraag kan ook een adviesverzoek worden aangevraagd. De aanvraag wordt hiermee gedeeltelijk voorbereid. Op de website van de gemeente Tilburg is een formulier beschikbaar waarmee een adviesverzoek ingediend kan worden. Een adviesverzoek bestaat uit een advies van de Omgevingscommissie en/of een toets aan het bestemmingsplan. Als een aanvraag niet past binnen het van toepassing zijnde bestemmingsplan, wordt de aanvraag in een multidisciplinair overleg (keten Stedelijke Ontwikkeling of het bouwplanoverleg) besproken en getoetst aan de volgende aspecten:

  • 1.

    Belang voor de maatschappij

  • 2.

    Spoedeisendheid

  • 3.

    Aard van de afwijking

  • 4.

    Overlast voor de omgeving

  • 5.

    Veiligheidsrisico’s

  • 6.

    Strijdigheid met overige wet- en regelgeving

Bij een positieve uitslag wordt geadviseerd hoe aan de aanvraag verder medewerking kan worden verleend. Medewerking kan plaatsvinden door aanpassing van het betreffende bestemmingsplan, het toepassen van een (uitgebreide) afwijkingsprocedure en eventueel aanpassing van andere relevante gemeentelijke (beleids)kaders. Indien situaties regelmatig aan de orde komen stellen we voor die situaties beleidsregels vast.

 

Behandeling aanvraag omgevingsvergunning

Procedures

Reguliere procedure

Uitgangspunt is dat de reguliere procedure van toepassing is. Na het indienen van de volledige aanvraag zijn er 8 weken voor de inhoudelijke behandeling van de aanvraag. De procedure kan met 6 weken worden verlengd tot 14 weken. Wanneer de aanvraag niet compleet is, kan een verzoek om aanvulling worden gedaan, waarbij de termijn van behandeling stil komt te liggen (Algemene wet bestuursrecht) totdat de aanvulling is gedaan.

Op het moment dat de wettelijke proceduretermijn is verstreken ontstaat een vergunning van rechtswege. De gemeente mag dan geen besluit meer nemen op de aanvraag.

 

De aanvrager kan meerdere onderdelen in één keer (meervoudige aanvraag) indienen. Als één of meer onderdelen met de uitgebreide voorbereidingsprocedure uit de Awb moet worden voorbereid geldt deze uitgebreide procedure voor de behandeling van de gehele vergunning.

Als voor het realiseren van een project door één fysieke handeling 2 vergunningsactiviteiten aangevraagd moeten worden, dan hangen deze handelingen onlosmakelijk samen en moeten gelijktijdig aangevraagd worden.

 

Uitgebreide procedure

In de Wabo is bepaald dat in bepaalde gevallen de uitgebreide procedure van 6 maanden van toepassing is. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het afwijken van het bestemmingsplan als het besluit gemotiveerd wordt met een goede ruimtelijke onderbouwing, bij een vergunning voor brandveilig gebruik, bij een wijziging van een Rijksmonument of voor bepaalde milieuvergunningen.

 

Advies van gemeenteraad aan college

Als een aanvraag omgevingsvergunning betrekking heeft op het afwijken van de regels uit het bestemmingsplan en dit kan alleen als sprake is met een goede ruimtelijke onderbouwing dan is de gemeenteraad aangewezen als adviseur. We vragen de gemeenteraad dan om een verklaring van geen bedenkingen. De gemeenteraad heeft op 9 maart 2015 gevallen aangewezen waarbij geen verklaring van geen bedenkingen gevraagd hoeft te worden.

 

Beoordelingscriteria vergunningen

In paragraaf 2.3 van de Wabo staat per activiteit op welke aspecten de aanvraag beoordeeld moet worden. Als een aanvraag voldoet aan de beoordelingscriteria wordt de vergunning verleend.

 

Alle aanvragen worden volledig beoordeeld op de geldende regels. Uitzondering hierop is de toets aan het Bouwbesluit. Afhankelijk van het label en het type bouwwerk vindt een betrouwbaarheidstoets, een hoofdlijnentoets, een representatieve toets of een integrale toets plaats. Het toetsniveau is bepaald aan de hand van een risicoanalyse.

Zie hoofdstuk 9 voor een specificatie van het toetsniveau.

 

Wabo

De Wabo is een kaderwet waarmee bevoegd gezag (bij gemeente meestal het college van B&W) één integraal besluit tot vergunningverlening kan nemen waarbij in een besluit diverse aspecten aan de orde kunnen komen met betrekking tot de fysieke leefomgeving (zoals ruimte, milieu, natuur alsook aspecten met betrekking tot bouwen, monumenten en brandveiligheid). Met deze diverse deelvergunningen beoogt de wetgever diverse belangen te beschermen.

 

Besluit Omgevingsrecht

Het besluit Omgevingsrecht (Bor) wijst categorieën van activiteiten aan waarbij een omgevingsvergunning vereist is. Het gaat hierbij om inrichtingen, bepaald gebruik van bouwwerken, milieu-, natura 2000 en flora-en fauna-activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving.

Daarnaast wijst het Bor categorieën van gevallen aan waarin geen omgevingsvergunning is vereist. Het gaat hierbij om bepaalde bouw- en planologische activiteiten, veranderingen van inrichtingen, mijnbouwwerken, monumenten of sloopactiviteiten.

In het Bor is ook geregeld voor welke categorieën een vergunningen kan worden verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid onder a (ook wel kruimelgevallenregeling genoemd).

Tenslotte staan in het Bor onder andere regels over het bevoegd gezag, het doen van een aanvraag, voorschriften die aan vergunningen kunnen worden verbonden, het verplicht advies en de verklaring van geen bedenkingen.

 

Regeling Omgevingsrecht

In de regeling Omgevingsrecht staan de indieningsvereisten voor een aanvraag omgevingsvergunning genoemd. Ook staat in de regeling Omgevingsrecht welke indieningsvereisten eventueel later ingediend mogen worden.

 

Bouwbesluit 2012

Het Bouwbesluit bevat de bouwtechnische voorschriften waaraan zowel de bestaande bouwwerken alsmede de nieuw te realiseren bouwwerken dienen te voldoen. Tevens wordt in het Bouwbesluit de verplichting tot het indienen van een sloopmelding dan wel een melding brandveilig gebruik geregeld en welke procedure beide meldingen dienen te doorlopen.

 

Wet natuurbescherming

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. In deze wet zijn opgegaan de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet. Een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming kan aanhaken bij een ander vergunningsplicht. Bij alle bouwactiviteiten en sloopactiviteiten vragen wij advies aan een ecoloog van de afdeling Ruimte om dit te beoordelen.

 

Wet milieubeheer

De Wet milieubeheer (Wm) regelt een groot aantal verschillende aspecten en wordt daarom wel als een raamwet beschouwd. De wet legt in grote lijnen vast welke wettelijke instrumenten er zijn om het milieu te beschermen en welke uitgangspunten daarvoor gelden. De nadere uitwerking op detailniveau wordt geregeld via AmvB’s en ministeriële regelingen.

 

Bestemmingsplannen

In de bestemmingsplannen staan regels over de gebruiks- en bouwmogelijkheden van een bepaald gebied. Ook staat in de bestemmingsplannen zogenaamde binnenplanse afwijkingsmogelijkheden. Deze binnenplanse afwijkingsmogelijkheden regelen onder welke voorwaarden afgeweken kan worden van het bestemmingsplan.

 

Lokaal beleid en verordeningen

Naast de beoordelingscriteria vanuit de Omgevingswet zijn er ook lokale verordeningen en beleidsregels, waarin beoordelingscriteria kunnen zijn opgenomen voor de aanvraag Omgevingsvergunning. Belangrijke beleidsstukken en verordeningen zijn:

  • Welstandnota

  • Bomenverordening

  • Monumentenverordening

  • Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Tilburg

  • Parkeerbeleid

  • Huisvestingsverordening

  • Beleidsregels planologische kruimelgevallen

  • Bibob-beleid

  • Beleid intrekken Wabo Bouw

  • Richtlijn bouw- en sloopveiligheid

Bekendmaking en publicatie

Zodra het besluit over de aanvraag omgevingsvergunning genomen is wordt dit bekend gemaakt aan de aanvrager door het versturen van het besluit.

De besluiten worden digitaal gepubliceerd in het gemeenteblad. Omwonenden en andere belanghebbenden kunnen via de website www.overheid.nl een abonnement nemen om geïnformeerd te worden over nieuwe publicaties die aan bepaalde zoektermen voldoen.

 

Activiteiten omgevingsvergunning onder de Wabo

Een omgevingsvergunning kan uit één of meerder activiteiten bestaan. In artikel 2.1 en 2.2 van de Wabo staat beschreven voor welke activiteiten een omgevingsvergunning noodzakelijk is. Deze paragraaf licht de verschillende activiteiten uit omgevingsvergunningen toe.

 

Het bouwen van een bouwwerk

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het bouwen van een bouwwerk dan kan de vergunning worden verleend als wordt voldaan aan de regels van:

Het Bouwbesluit

De gemeentelijke Bouwverordening

Het bestemmingsplan

De redelijke eisen van welstand

De wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels (indien sprake is van een tunnel)

Vergunningvrije bouwwerken zijn omschreven het Besluit Omgevingsrecht.

 

Op grond van het Bouwbesluit kan in plaats van een in een algemene regel voorgeschreven maatregel toestemming worden verleend om in plaats daarvan een gelijkwaardige maatregel te treffen. Met de gelijkwaardige maatregel moet ten minste hetzelfde resultaat worden bereikt als met de voorgeschreven maatregel is beoogd.

De gemeente Tilburg beoordeelt gelijkwaardige oplossing in eerste instantie zelf. Waar nodig vragen we advies aan een (extern) adviseur.

 

Het uitvoeren van een werk (geen bouwwerk zijnde) of werkzaamheden

In de bestemmingsplannen is bepaald dat voor het uitvoeren van bepaalde werken of werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig is. Het gaat hierbij bijvoorbeeld over het graven in de grond als er sprake is van een archeologische verwachtingswaarde of wanneer het graven in de buurt van te beschermen bomen plaatsvindt.

 

Het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan

In het bestemmingsplan is bepaald welke gebruik is toegestaan op een locatie. Afwijken dit gebruik is mogelijk als op grond van artikel 2.12 van de Wabo. In het bestemmingsplan kunnen regels opgenomen zijn over wanneer afwijken is toegestaan. Dit is een zogenaamde binnenplanse afwijking. In het Besluit Omgevingsrecht staan gevallen aangewezen waarbij afwijken mogelijk is, dit zijn de zogenaamde kruimelgevallen. In deze gevallen toetsten wij de aanvraag aan het kruimelgevallenbeleid. In overige gevallen kan afgeweken worden als het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. We noemen dit een grote buitenplanse afwijking.

 

Brandveilig gebruik

In het Bouwbesluit zijn categorieën aangewezen waarvoor een vergunning voor het brandveilig gebruiken van een gebouw verplicht is. De vergunningplicht is afhankelijk van de gebruiksfunctie en het aantal personen dat gelijktijdig aanwezig kan zijn. Voor deze activiteit geldt altijd de uitgebreide procedure.

 

Het oprichten, veranderen of in werking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk

Het gaat hierbij om inrichtingen die activiteiten uitvoeren die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

De Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) is adviseur van de gemeente voor deze activiteiten.

 

Het slopen, verstoren of verplaatsen van een gemeentelijk monument

Gemeentelijke monumenten zijn monumenten die door de gemeente zijn aangewezen. Deze activiteit kan worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daar niet tegen verzet. De Omgevingscommissie van de gemeente Tilburg adviseert hierover.

 

Het slopen, verstoren of verplaatsen van een Rijksmonument

Rijksmonumenten zijn monumenten en archeologische monumenten die volgens de Erfgoedwet in het rijksmonumentenregister staan ingeschreven. Deze activiteit kan worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daar niet tegen verzet. De Omgevingscommissie van de gemeente Tilburg adviseert hierover. In bepaalde gevallen is ook advies nodig van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE).

 

Slopen in een beschermd stadsgezicht

Een gebouw dat in een beschermd stadsgezicht ligt mag op basis van regels uit het bestemmingsplan niet zonder vergunning gesloopt worden. Deze vergunning wordt geweigerd als niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

 

Een houtopstand vellen

In de bomenverordening is opgenomen wanneer een omgevingsvergunning voor het kappen van een boom noodzakelijk is. De medewerker bomen van de afdeling Ruimte toetst de aanvraag aan de bomenverordening. Op basis van de dit advies wordt de aanvraag behandeld.

 

Handelsreclame voeren

In de algemene plaatselijke verordening (APV) zijn regels opgenomen wanneer een omgevingsvergunning voor het voeren van handelsreclame nodig is. Bij de beoordeling van de aanvraag wordt advies gevraagd aan de Omgevingscommissie van de gemeente Tilburg.

 

Overige werkzaamheden in het kader van vergunningverlening

De volgende werkzaamheden zijn overige werkzaamheden die mogelijk zijn in het kader van vergunningverlening. Indien zij in grote mate voorkomen dan kunnen zij van invloed zijn op de capaciteit.

  • Verlengen tijdelijke omgevingsvergunning bouwactiviteit

  • Wijzigen omgevingsvergunning

  • Wijzigen voorschriften omgevingsvergunning

  • Intrekken omgevingsvergunning

  • Maatwerkbesluit

  • Zienswijzen, Bezwaar en beroep

  • Adviesverzoek ander bevoegd gezag

Voor het intrekken van vergunningen voor bouwactiviteiten zijn in 2015 beleidsregels opgesteld. Het doel van dit beleid is om te voorkomen dat plannen lange tijd na het onherroepelijk worden van de vergunning nog uitgevoerd kunnen worden. Tussen het moment van vergunningverlening en de uitvoering van het bouwwerk kunnen inzichten, wettelijke regels of beleid namelijk veranderd zijn. De bouwcontroleurs van de afdeling Veiligheid en Wijken maken een zaak aan voor het cluster vergunningen als de bouwwerkzaamheden niet binnen de termijnen uit de beleidsregels zijn gestart. Vervolgens start een zaakverantwoordelijke van het cluster vergunningen de intrekkingsprocedure.

 

Bij een uitgebreide procedure wordt het behandelen van zienswijzen samen met de afdeling Juridische zaken uitgevoerd. Als zienswijzen worden ingediend dan organiseren we een zienswijzegesprek waarin de zienswijzen mondeling toegelicht kunnen worden. Uitzondering hierop zijn aanvragen die gecoördineerd behandeld worden met een herziening van het bestemmingsplan.

 

Bij activiteiten waarvoor de provincie of het rijk bevoegd gezag is, zal het college van B&W om advies gevraagd worden over activiteiten waarvan zij ‘oorspronkelijk’ bevoegd gezag zouden zijn geweest.

Deze adviesverzoeken komen binnen in de VTH-applicatie en worden naar de relevante collega gestuurd.

 

Behandeling meldingen

De grondslag voor meldingen is te vinden in het Bouwbesluit en het Activiteitenbesluit. Anders dan bij vergunningaanvragen vindt bij de meldingen alleen een beoordeling op volledigheid plaats. Wanneer de melding niet volledig is, wordt deze niet beschouwd als melding. De gemeente informeert hierover de melder. Hieronder zijn een aantal belangrijk meldingsplichten toegelicht.

 

Melding milieu

In het activiteitenbesluit is bepaald wanneer een inrichting een activiteit moet melden. Een melding kan ingediend worden via de Activiteitenbesluit Internet Module (AIM). De Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) is adviseur van de gemeente voor deze meldingen.

 

Melding sloop

Met betrekking tot meldingsplichtige sloopwerkzaamheden uit het Bouwbesluit is het verplicht om minimaal 4 weken (bij uitzondering 1 week) voor het begin van de sloopwerkzaamheden de sloopactiviteit te melden bij het bevoegd gezag. Vervolgens moet uiterlijk 2 werkdagen voor aanvang en 1 dag na afronding van de feitelijke sloopwerkzaamheden het bevoegd gezag daarover geïnformeerd worden. De melding sloop met asbest wordt afgehandeld door de gemeente Tilburg. Waar nodig vragen wij advies aan de OMWB over het asbestinventarisatierapport, Het toezicht op sloopwerkzaamheden met asbest is bij de OMWB belegd.

 

Melding brandveilig gebruik

Voor bepaalde gebouwen geldt geen vergunningplicht voor het brandveilig gebruik, maar een meldingsplicht. Op grond van het Bouwbesluit moet de gebruiksmelding 4 weken voor het begin van het gebruik worden gedaan. Er moeten een aantal gegevens en bescheiden worden ingediend. Met de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant (VRMWB) zijn afspraken gemaakt over welke meldingen voor advies worden voorgelegd aan de brandweer. Zo zet de gemeente Tilburg bijvoorbeeld de melding Brandveilig gebruik kamerverhuur niet naar de VRMWB door. Als de gemeenteadvies nodig heeft, is de afspraak dat dit aan de VRMWB wordt gevraagd.

 

Vergunningverlening onder de Omgevingswet

Als de Wabo wordt vervangen door de Omgevingswet komen de vergunningplichten voor de fysieke leefomgeving voort uit Hoofdstuk 5 van de Omgevingswet. In totaal zijn er 14 verschillende type activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning verplicht is. De wet gaat uit het van het subsidiariteitsbeginsel (decentraal, tenzij). Dit betekent dat de taken en bevoegdheden in principe worden uitgevoerd door gemeenten. Daarbij staan gemeenten dus aan de basis voor de algemene zorg voor de fysieke leefomgeving. In deze paragraaf worden de werkzaamheden beschreven die veranderen door de invoering Omgevingswet.

 

Binnenkomst

Vergunningaanvragen en meldingen met betrekking tot de Omgevingswet worden ontvangen vanuit het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Het VTH-systeem wordt bij de invoering van de Omgevingswet gekoppeld aan het DSO. Via de samenwerkingsmodule kan worden samengewerkt met andere overheden bij aanvragen voor omgevingsvergunningen. We maken regionale afspraken over deze samenwerkingsruimte in het DSO.

 

Initiatiefnemers kunnen verschillende soorten verzoeken indienen via het DSO. Er zijn verschillende soorten verzoeken vastgesteld in het DSO:

  • aanvraag vergunning

  • melding

  • informatie

  • informatie ongewoon voorval

  • aanvraag maatwerkvoorschrift

  • melding gelijkwaardige maatregel

  • aanvraag toestemming gelijkwaardige maatregel

Voor zover niet wettelijk voorgeschreven kunnen vragenbomen en aanvraagformulieren door de gemeente zelf worden gemaakt middels toepasbare regels in het DSO. Zo is het mogelijk om de suggestie van het vooroverleg/omgevingsoverleg eerder in het proces onder de aandacht te brengen zodat vaker voor deze optie wordt gekozen.

 

Na het inboeken van de aanvraag in het VTH-systeem vindt de intake en werkverdeling plaats door een coördinator.

Tijdens deze beleidsperiode stellen we een nieuw bedrijfsvoeringsmodel op waarin we de kengetallen, zaakverantwoordelijkheid en servicenormen opnieuw vaststellen.

 

Voortraject

Naast een vergunningaanvraag kan ook een vooroverleg en omgevingsoverleg worden aangevraagd. De aanvraag wordt hiermee voorbereid.

 

We stimuleren het voortraject met name via de legesverordening. De leges die een aanvrager verschuldigd is voor het voortraject worden in mindering gebracht op de leges voor het behandelen van de vergunningaanvraag. Daarnaast formuleren we helder welke processtappen genomen worden in het voortraject, wat we van de aanvrager verwachten en wat het eindresultaat is van elke fase uit het voortraject.

 

Een binnengekomen aanvraag die niet past in het omgevingsplan, wordt beoordeeld of het wenselijk is hieraan mee te werken. Dit wordt besproken binnen het multidisciplinair overleg (Keten Stedelijke Ontwikkeling of het Bouwplanoverleg).

 

De vormen van voortraject zoals die onder de Wabo bestaan, blijven bestaan. Het blijft dus mogelijk om alleen een advies omtrent welstand of het omgevingsplan te vragen. De vraag of een grootschalig initiatief wenselijk is blijft lopen via de keten stedelijke ontwikkeling. Bij een klein initiatief wordt de wenselijkheid en, waar nodig, haalbaarheid beoordeeld bij het bouwplanoverleg.

Daarnaast richten we een proces in om de haalbaarheid van een grotere initiatieven te onderzoeken. In dit proces worden omgevingstafels georganiseerd waar met interne en externe adviseurs het plan beoordeeld wordt. Het eindresultaat van dit proces is dat het plan klaar is om een omgevingsvergunning aan te vragen. De aanvraag omgevingsvergunning kan dan binnen de wettelijke termijn van 8 weken behandeld worden.

 

Behandeling aanvraag omgevingsvergunning

Procedures

Reguliere procedure

De reguliere procedure verandert niet onder de Omgevingswet. Een belangrijk verschil is dat na het verstrijken van de wettelijke termijn geen vergunning van rechtswege ontstaat. Indien de gemeente geen besluit neemt kan de aanvrager de gemeente in gebreke stellen.

 

De aanvrager kan meerdere activiteiten in één keer (meervoudige aanvraag) indienen, maar is niet verplicht de benodigde activiteiten voor een project gelijktijdig aan te vragen. Het verplicht gelijktijdig aanvragen van onlosmakelijke activiteiten vervalt onder de Omgevingswet. In principe is dan voor alle aanvragen de standaardprocedure van 8 weken van toepassing (tenzij in de gevallen hieronder genoemd).

 

Uitgebreide procedure

In sommige gevallen kan een uitgebreide procedure van 6 maanden van toepassing zijn. Hiervoor zijn drie mogelijke redenen:

Er zijn een aantal gevallen waarvoor altijd de uitgebreide procedure van toepassing is (zoals activiteiten waarvoor een MER verplicht is, bij een rijksmonumentenactiviteit of bij een Natura 2000-activiteit). De gevallen daarvoor zijn opgenomen in artikel 10.24 van het Omgevingsbesluit;

De colleges van B&W kunnen een uitgebreide procedure van toepassing verklaren bij een buitenplanse omgevingsplanactiviteit als daarvoor gegronde redenen zijn (art. 16.65 Ow, lid 4). In dit artikel wordt toegelicht dat het bevoegd gezag dit kan bepalen als:

het gaat om een activiteit die aanzienlijke gevolgen heeft of kan hebben voor de fysieke leefomgeving; en

waartegen naar verwachting verschillende belanghebbenden bedenkingen zullen hebben.

Het college stelt in dat geval, voorafgaand aan het nemen van het besluit, de aanvrager in de gelegenheid zijn zienswijze daarover naar voren te brengen.

De aanvrager kan zelf verzoeken of instemmen met de uitgebreide procedure.

 

Verplichte participatie

De gemeenteraad kan gevallen van activiteiten aanwijzen waarin participatie van en overleg met derden verplicht is voordat een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit kan worden ingediend. Hierover wordt een besluit genomen door de gemeenteraad.

 

Advies van gemeenteraad aan college

De gemeenteraad is adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op de (door de gemeenteraad) aangewezen gevallen van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, waarvoor het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag is.

 

Op 14 december 2020 heeft de gemeenteraad besloten de categorieën gevallen waarin een verklaring van geen bedenkingen noodzakelijk is (raadsbesluit van 9 maart 2015) zonder wijziging om te zetten naar het instrument advies zonder instemming. In overige gevallen dan aangewezen in dit Raadsbesluit is wel advies van de raad nodig. Dit is een bindend advies aan het college.

 

Een aanvraag omgevingsvergunnning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit waarbij advies van de raad nodig is moet ook binnen een proceduretermijn van 8 weken beoordeeld worden. De proceduretermijn kan met 6 weken verlengd worden. De procedure om advies aan de raad te vragen heeft over het algemeen een langere doorlooptijd. Door dit proces aan het einde van het voortraject (zie paragraaf 2.1.2) op te starten (zodra zicht is op het indienen van een aanvraag) wordt de behandeling van een aanvraag omgevingsvergunning binnen de wettelijke termijn mogelijk. We gaan er wel van uit dat het verlengen van de besluitdatum met 6 weken noodzakelijk is.

 

Beoordelingscriteria Omgevingswet vergunningen

AMvB’s

Hieronder staan de belangrijkste beoordelingskaders van de Omgevingswet voor het verlenen van vergunningen. Het betreft de volgende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s):

Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)

Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)

Besluit kwaliteiten leefomgeving (Bkl)

 

Daarnaast zijn de Omgevingsregeling, het invoeringsbesluit met daarin de bruidsschat, het gemeentelijke omgevingsplan (tijdelijk of nieuwe stijl) en de lokale verordeningen en beleid in het kader van de fysieke leefomgeving toegelicht, welke van belang zijn in het vergunningverlening proces. In deze bronnen zijn de beoordelingscriteria per vergunning te vinden.

 

Toepassingsbereik

Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) bevat samen met het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), de algemene regels waaraan burgers en bedrijven zich moeten houden als ze bepaalde activiteiten uitvoeren in de fysieke leefomgeving. Het besluit kwaliteit leefomgeving is meer gericht op de regels waar de overheid zich aan dient te houden om een veilige en gezonde leefomgeving te kunnen garanderen. Het Omgevingsbesluit bevat regels voor alle partijen die actief zijn in de fysieke leefomgeving. Dus burgers, bedrijven en overheid. Het gaat om regels over het bevoegd gezag voor vergunningen, over procedures, handhaving en uitvoering. Het Omgevingsbesluit bevat dus geen beoordelingscriteria voor vergunningverlening.

 

 

De 4 AMvB's van de Omgevingswet.

In de onderstaande paragrafen wordt de uitwerking van de AMvB's met betrekking tot de vergunningverlening toegelicht.

 

Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)

Met de invoering van de Omgevingswet is het Bouwbesluit 2012 vervallen en zijn de technische bouwvoorschriften opgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving, kortweg het Bbl. Het Bbl bevat regels over veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en bruikbaarheid bij het (ver)bouwen van een bouwwerk, de staat van het bouwwerk, het gebruik van het bouwwerk en het uitvoeren van bouw- en sloopwerkzaamheden. Daarnaast bevat het Bbl ook regels over asbestverwijdering en mobiel puinbreken.

 

In het Bbl staat aangegeven of voor de bouwactiviteit een vergunningplicht of meldingsplicht noodzakelijk is of dat deze vergunningvrij is. De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen is onderdeel van het Bbl. Hiermee wordt dit deel van de bouwtechnische beoordeling ondergebracht bij private kwaliteitsborgers. De regels in het Bbl zijn in hoofdstukken geclusterd rondom een bepaalde activiteit die te maken heeft met het bouwwerk. De hoofdstukken geven eisen betreffende:

  • algemene bepalingen;

  • bestaande bouw;

  • nieuwbouw;

  • verbouw, verplaatsing en functiewijziging;

  • gebruik; en

  • bouw- en sloopwerkzaamheden.

Binnen deze hoofdstukken zijn de onderwerpen veiligheid, gezondheid, duurzaamheid, bruikbaarheid, toegankelijkheid en bouwwerkinstallaties, voor zover van toepassing, terug te vinden.

 

Zodra de Omgevingswet en de WKB in werking treden vervalt de bouwtechnische toets van veel kleine bouwwerken. Enerzijds omdat de bouwactiviteit onder een vergunningvrije categorie valt, anderzijds omdat de bouwtechnische toets door een private kwaliteitsborger uitgevoerd zal worden.

De bouwwerken die door de gemeente preventief getoetst worden aan het Bouwbesluit zijn over het algemeen grotere of bijzondere bouwwerken (bijvoorbeeld monumenten).

Voor de toetsing van aanvragen met een bouwactiviteit hanteren we dezelfde toetsniveau’s als zijn weergegeven in tabellen in hoofdstuk 9.

 

Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)

Met de invoering van de Omgevingswet is het activiteitenbesluit vervallen en zijn de milieuvoorschriften opgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving, kortweg het Bal. Deze AMvB bevat algemene rijksregels voor milieubelastende activiteiten in de leefomgeving. Naast de inhoudelijke algemene regels voor milieubelastende activiteiten, lozingsactiviteiten, wateronttrekkingsactiviteiten, mijnbouwactiviteiten, beperkingengebied activiteiten, het gelegenheid bieden tot zwemmen en baden, en activiteiten die cultureel erfgoed betreffen, zijn bijzondere aandachtspunten: de reikwijdte van de rijksregels, de specifieke zorgplichten, de inzet op maat van doel- en middelvoorschriften en de inzet van maatwerk en gelijkwaardigheid als instrumenten voor flexibiliteit.

 

Vergunningsplichten waarvoor de gemeente bevoegd gezag is en die voorvloeien uit het Bal zijn onderverdeeld in de volgende categorieën.

  • Activiteiten die bedrijfstakken overstijgen

  • Complexe bedrijven

  • Dienstverlening, onderwijs en zorg

  • Transport, logistiek en ondersteuning daarvan

  • Nutssector en industrie

  • Afvalbeheer

  • Agrarische sector

  • Sport en recreatie

  • Defensie en mijnbouw

De Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) is adviseur voor de milieubelastende activiteiten (MBA's). Voor de invoering van de Omgevingswet wil de gemeente Tilburg alle aanvragen voor Omgevingsvergunning die alleen uit MBA's bestaan en alle meldingen voor MBA's mandateren aan de OMWB.

 

Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)

In het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) staan regels voor het Rijk en voor decentrale overheden. De regels gaan over omgevingswaarden, instructieregels, beoordelingsregels en monitoring.

In het Bkl staan omgevingswaarden. Die zorgen voor een veilige en gezonde fysieke leefomgeving. Ook helpen ze bij het zorgen voor een goede omgevingskwaliteit. De omgevingswaarden volgen vooral uit Europese of andere internationale verplichtingen.

 

Instructieregels gaan over het uitvoeren van taken en het gebruiken van instrumenten. Decentrale overheden moeten deze instructieregels van het Rijk volgen. Per instrument is er een hoofdstuk met instructieregels, zoals voor het instrument omgevingsplan. Die instructieregels gaan dan onder meer over normen en regels voor externe veiligheid, geluid en geur van activiteiten en erfgoed.

 

In het Bkl zit een hoofdstuk met beoordelingsregels voor omgevingsvergunningen. Het gaat om activiteiten waarvoor het Rijk een vergunningplicht heeft geregeld, zoals voor omgevingsplanactiviteiten, bouwactiviteiten, milieubelastende activiteiten en rijksmonumenten activiteiten. De beoordelingsregels geven aan wanneer het bevoegd gezag de vergunning kan verlenen of weigeren. Bij het beoordelen van een aanvraag moet het bevoegd gezag deze beoordelingsregels dan ook volgen. De beoordelingsregels staan geordend per activiteit.

 

Invoeringsbesluit/Bruidsschat

Het Invoeringsbesluit zorgt voor het overgangsrecht en voor het intrekken of wijzigen van andere besluiten. Het overgangsrecht regelt de overgang van de oude regelgeving naar het nieuwe stelsel van de Omgevingswet, bijvoorbeeld wat de status is van besluiten onder het oude recht. Ook regelt het overgangsrecht hoe procedures die onder het oude recht zijn gestart, worden afgehandeld onder de Omgevingswet.

 

Een bijzonder onderdeel van het overgangsrecht is de bruidsschat. Dit is een set regels die het Rijk over heeft gedragen naar decentrale overheden bij inwerkingtreding van de Omgevingswet. Deze regels zijn onderdeel van het tijdelijke omgevingsplan (omgevingsplan van rechtswege). De gemeente kan deze regels op elk moment aanpassen of schrappen. Wanneer het omgevingsplan (nieuwe stijl) formeel is vastgesteld komt de bruidsschat te vervallen. De gemeente heeft in principe tot 2029 om een omgevingsplan op te stellen en alle keuzes met betrekking tot de bruidsschat te maken.

 

Bij het omzetten van het tijdelijk deel van het omgevingsplan naar het definitieve omgevingsplan worden de bruidsschatregels beoordeeld. Dit maakt onderdeel uit van het project Roadmap Omgevingsplan 2029.

 

Specifiek met betrekking tot vergunningen en ontheffingen uit de oude regelgeving is er overgangsrecht.

  • Als een vergunning voor een activiteit onder het nieuwe systeem verplicht blijft, wordt dit een binnenplanse omgevingsplanactiviteit op grond van de Omgevingswet.

  • Als er geen vergunningplicht meer is, worden de oude vergunningvoorschriften maatwerkvoorschriften.

Het overgangsrecht geldt zowel voor vergunningplichten uit rijksregelgeving als uit decentrale regelgeving. Het overgangsrecht voor vergunningen staat in artikel 4.13 en 4.14 van de Invoeringswet.

 

Omgevingsplan

In het tijdelijke omgevingsplan zijn onder andere de bestaande bestemmingsplannen, beheers verordeningen en wijzigings- en uitwerkingsplannen opgenomen (voor een volledig overzicht zie artikel 4.6, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet).

 

De gemeente heeft na inwerkingtreding van de wet tot 2029 de tijd om één gebiedsdekkend omgevingsplan vast te stellen (zie Figuur 4). De gemeente bepaalt deels zelf welke algemene regels, informatie- melding- of vergunningsplichten zij opneemt in het omgevingsplan (OP). De gemeente Tilburg gaat in eerste instantie beleidsneutraal over. Wanneer regels in het OP worden aangepast of geschrapt in afwijking van de huidige situatie, heeft dit uiteraard een effect op de VTH-taken. Het Invoeringsbesluit regelt welke regels er van rijk aan gemeente worden overgedragen. Verder bepaalt de gemeente zelf welke (onderdelen van) verordeningen met betrekking tot de fysieke leefomgeving worden meegenomen in het omgevingsplan.

 

Opbouw van het Omgevingsplan

 

Omgevingsregeling

In de Omgevingsregeling staat welke informatie een aanvrager van een omgevingsvergunning moet aanleveren bij zijn aanvraag. Dit zijn de aanvraagvereisten. Het hoofdstuk met aanvraagvereisten bestaat uit een algemeen deel dat geldt voor iedere aanvraag en een specifiek deel met specifieke regels per activiteit. Voorbeelden van aanvraagvereisten zijn:

  • de locatie waar de activiteit plaatsvindt;

  • de hoeveelheid te lozen koelwater van een stookinstallatie;

  • een beschrijving van het soort gas in een opslagtank.

In de Omgevingsregeling zit een praktische uitwerking van een aantal regels uit Bal en het Bbl, bijvoorbeeld met betrekking tot emissies van dierenverblijven of duurzaamheid van gebouwen.

Ook staan in de Omgevingsregeling meet- en rekenmethoden. Voor gemeenten betreft het de methoden die moeten worden gebruikt om besluiten te motiveren met betrekking tot het omgevingsplan, vergunningaanvragen en projectbesluiten. Bijvoorbeeld of een aanvraag voor omgevingsvergunning aan de luchtkwaliteitsnorm voldoet. Ook voor de aanvrager van vergunningen zijn methoden genoemd voor activiteiten die decentraal (via het omgevingsplan) worden gereguleerd. Bijvoorbeeld hoe men kan bepalen of men aan een geurnorm uit het omgevingsplan voldoet.

 

Participatie

In de omgevingsregeling is opgenomen dat participatie een motiveringsverplichting is bij een aanvraag omgevingsvergunning. Bij een aanvraag omgevingsvergunning moet aangegeven zijn of, en zo ja op welke wijze, invulling is gegeven aan participatie. Participatie kan inzicht in de belangen van omwonenden en belanghebbenden geven en kan daarmee als onderdeel van de benodigde informatie worden beschouwd door de gemeente. Participatie is in de meeste gevallen echter niet verplicht voor de aanvrager. De gemeenteraad wijst voor het in werking treden van de Omgevingswet gevallen aan waarvoor participatie verplicht is.

Daarnaast moet goed beargumenteerd worden waarom er meer dan de aanvraagvereisten uit de omgevingsregeling nodig zijn, bijvoorbeeld wanneer ambtshalve de uitgebreide procedure van toepassing wordt verklaard omdat de belangen niet goed in beeld zijn.

 

De gemeente Tilburg heeft de Richtlijn Omgevingsdialoog bij ruimtelijke plannen opgesteld. Deze richtlijn geeft informatie over de communicatie en de verschillende manieren van het houden van een omgevingsdialoog die bij diverse ruimtelijke ontwikkelingen wenselijk is. Hoe de initiatiefnemer van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling hieraan invulling geeft is afhankelijk van de grootte en/of gevoeligheid van het project in de omgeving. Voordat de Omgevingswet in werking treedt wordt deze richtlijn herzien.

 

Lokaal beleid en verordeningen

Naast de beoordelingscriteria vanuit de Omgevingswet blijven de lokale verordeningen en beleidsregels van kracht totdat deze opgenomen worden in het Omgevingsplan nieuwe stijl.

 

Bekendmaking en publicatie

Zodra het besluit over de aanvraag omgevingsvergunning genomen is wordt dit bekend gemaakt aan de aanvrager door het versturen van het besluit.

De besluiten worden digitaal gepubliceerd in het gemeenteblad. Omwonenden en andere belanghebbenden kunnen via de website www.overheid.nl een abonnement nemen om geïnformeerd te worden over nieuwe publicaties die aan bepaalde zoektermen voldoen.

 

Activiteiten omgevingsvergunningen

Met de invoering van de Omgevingswet (via artikel 5.1) is de activiteit bouwen gescheiden in een technisch en een ruimtelijk deel. Dat levert twee activiteiten op waarvoor een omgevingsvergunning aangevraagd moet worden; de omgevingsplanactiviteit en de bouwactiviteit. Deze paragraaf licht de verschillende activiteiten uit omgevingsvergunningen toe.

 

Omgevingsvergunning voor de (technische) bouwactiviteit

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in paragraaf 2.3.2 van het Besluit bouwwerken leefomgeving en of het bouwwerk behoort tot gevolgklasse 2 of 3 dan wordt de bouwtechniek van het bouwwerk, op basis van het Bbl, beoordeelt door de gemeente. Vergunningvrij bouwwerken zijn omschreven in het Bbl.

 

Omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit

Het ruimtelijke bouwen en in stand houden en gebruiken van een bouwwerk is in het omgevingsplan geregeld. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de locatie van het bouwwerk, de bebouwingsoppervlakte of het uiterlijk. De volgende paragrafen gaan in op de verschillende omgevingsplanactiviteiten.

 

Binnenplanse en buitenplanse omgevingsplanactiviteiten

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen binnenplanse en buitenplanse omgevingsplanactiviteiten. Binnenplanse omgevingsplanactiviteiten zijn die activiteiten die passen binnen de beoordelingsregels van het omgevingsplan en waarvoor in het omgevingsplan een vergunningplicht is opgenomen. Buitenplanse omgevingsplanactiviteiten wijken hier (op onderdelen) vanaf. Voor dit type is het dan nodig om een vergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit aan te vragen.

 

Vergunningen voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit betreft aanvragen die niet passen binnen het omgevingsplan (van rechtswege of nieuwe stijl). Ook voor deze aanvragen geldt in principe de standaardprocedure van 8 weken.

In sommige gevallen kan de uitgebreide procedure van toepassing worden verklaard. Verleende vergunningen moeten binnen 5 jaar in het omgevingsplan verwerkt zijn, tenzij het om een tijdelijke vergunning gaat. De alternatieve route voor het meewerken aan een buitenplanse omgevingsplanactiviteit is het wijzigen van het omgevingsplan.

 

Omgevingsplanactiviteit voor het bouwen van een bouwwerk

Een beoordeling van een aanvraag omgevingsplanactiviteit die bestaat uit bouwen ziet toe op de planologische aspecten van een bouwwerk, ofwel de beoordeling aan het omgevingsplan. Vergunningvrije omgevingsplanactiviteiten met betrekking tot het bouwen van een bouwwerk zijn omschreven in de bruidsschat (artikel 22.26). De gemeente bepaalt (deels) zelf in welke mate ze ook de omgevingsplanactiviteiten die bestaan uit bouwen vergunningsvrij, melding plichtig of vergunning plichtig maakt.

 

Omgevingsplanactiviteit voor het slopen van een bouwwerk

De sloopactiviteit heeft vaak een relatie met andere activiteiten:

  • Een sloopactiviteit gaat in veel gevallen samen met een bouwactiviteit;

  • Is het bouwwerk dat wordt gesloopt een rijksmonument? Dan gelden voor het slopen de regels voor de rijksmonumentenactiviteit;

  • De gemeente kan in het omgevingsplan extra regels stellen. Bijvoorbeeld ter bescherming van een stads- of dorpsgezicht of om te voorkomen dat open ruimten in bebouwing ontstaan.

Omgevingsplanactiviteit voor monumenten, beschermd stads-of dorpsgezichten, overig

cultureel erfgoed en werelderfgoed

Bij de beoordeling van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het in ieder opzichte wijzigen van monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten wordt beoordeeld of er geen onomkeerbare schade wordt toegebracht aan gemeentelijk cultuurhistorisch erfgoed. De gemeente Tilburg gebruikt hierbij de Monumentenverordening als beoordelingskader.

 

Daarnaast bevat de bruidsschat aanvraagvereisten met betrekking tot het ontsieren, slopen of veranderen van monumenten. Het betreft gemeentelijke, archeologische en provincie beschermde monumenten of beschermde stads-en dorpsgezichten.

 

Overige omgevingsplanactiviteiten (bruidsschat)

De bruidsschat bevat aanvraagvereisten en beoordelingsregels met betrekking tot onder andere de volgende vergunning plichtige activiteiten. Deze kunnen gekoppeld zijn aan lokale verordeningen en regelingen.

  • Omgevingsplanactiviteit: Uitvoeren van werken of werkzaamheden

  • Omgevingsplanactiviteit: Beperkingengebied leidingen

  • Omgevingsplanactiviteit: Gebruiken van locaties of bouwwerken in strijd met bestemmingsplan

  • Omgevingsplanactiviteit: Slopen van een bouwwerk

  • Omgevingsplanactiviteit: Gemeentelijk monument slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijziging of herstellen, gebruiken of laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht

  • Omgevingsplanactiviteit: Plaatsen van voorwerpen op/aan de weg

  • Omgevingsplanactiviteit: Aanleggen of veranderen weg

  • Omgevingsplanactiviteit: Slopen van een bouwwerk in een gemeentelijk stads- en dorpsgezicht

  • Omgevingsplanactiviteit: Uitweg/uitrit

  • Omgevingsplanactiviteit: Alarminstallatie

  • Omgevingsplanactiviteit: Kappen van bomen of vellen van houtopstanden

  • Omgevingsplanactiviteit: Reclame

  • Omgevingsplanactiviteit: Opslaan roerende zaken

Rijksmonumentenactiviteit

Een rijksmonumentenactiviteit is een aanvulling op de omgevingsplanactiviteit voor monumenten en betreft een activiteit ‘inhoudende het slopen, verstoren, verplaatsen of wijzigen van een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument of het herstellen of gebruiken daarvan waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht’.

 

Rijksmonumenten zijn monumenten en archeologische monumenten die volgens de Erfgoedwet in het rijksmonumentenregister staan ingeschreven. De regels over de rijksmonumentenactiviteit en over cultureel erfgoed staan in de Omgevingswet, het Omgevingsbesluit (Ob), het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), de Omgevingsregeling, het overgangsrecht van de Invoeringswet Omgevingswet en het omgevingsplan van rechtswege (via de bruidsschat).

 

Voorbeschermde rijksmonumenten zijn monumenten of archeologische monumenten die nog niet in het rijksmonumentenregister staan ingeschreven. Maar waarvoor de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) het ontwerpbesluit tot aanwijzing als rijksmonument al naar de eigenaar heeft gestuurd. Het Bal bevat de specifieke zorgplicht (artikel 13.7) om beschadiging en vernieling aan een rijksmonument te voorkomen. Een bouwactiviteit die van invloed is of een rijksmonument betreft is in dat geval ook een rijksmonumentenactiviteit. De rijksmonumentenactiviteit is vergunningplichtig op grond van de Omgevingswet.

 

De gemeentelijke adviescommissie heeft de taak om te adviseren over de aanvragen om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit, met betrekking tot een monument. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is adviseur met instemming bij een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een archeologisch monument.

 

Milieubelastende activiteiten

Een milieubelastende activiteit is een activiteit die nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken, bijvoorbeeld bij het uitbaten van een SEVESO of IPPC-installatie maar ook voor de opslag van mest, grond, baggerspecie of koolstofdioxide in de bodem, lozing van afvalwater op oppervlaktewater, geluid of de opslag van gevaarlijke stoffen. Hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) wijst de milieubelastende activiteiten aan waarvoor algemene regels gelden en in welke gevallen en daarnaast een vergunningplicht geldt. In totaal gaat het om zo’n 100 verschillende gevallen.

 

Ook bevat de bruidsschat een aantal vergunningplichtige milieubelastende activiteiten die vanzelf landen in het tijdelijke omgevingsplan. Het gaat onder andere om de volgende activiteiten:

  • verwerken polyesterhars;

  • installeren gesloten bodemenergiesysteem;

  • het kweken maden van vliegende insecten;

  • opslaan propaan of propeen;

  • tanken met LPG;

  • antihagelkanonnen;

  • biologische agens;

  • genetisch gemodificeerde organismen;

  • opslaan dierlijke meststoffen;

  • lozen in de bodem (vangnetvergunning);

  • lozen in schoonwaterriool (vangnetvergunning).

Er is een regionale werkgroep opgezet om keuzes te maken hoe onder de Omgevingswet gemeentes omgaan met deze milieubelastende activiteiten.

 

Maatwerkvoorschriften

Het Bal en Bbl bieden mogelijkheid tot maatwerkvoorschriften. Er zijn twee typen maatwerkvoorschriften:

  • -

    gekoppeld aan vergunning, dan betreft een maatwerkvoorschrift een vergunningvoorschrift;

  • -

    een separaat maatwerkbesluit (los van een vergunning).

Met een maatwerkvoorschrift kan de gemeente afwijken van algemene regels. De gemeente kan met maatwerkvoorschriften bijvoorbeeld:

  • algemene regels nader invullen of aanvullen

  • eisen opstellen die strenger of minder streng zijn dan de algemene regels

  • afwijken van een verbod in algemene regels

Het bevoegd gezag kan een maatwerkvoorschrift bijvoorbeeld gebruiken voor onvoorziene situatie, bijzondere gevallen, lokale omstandigheden of het bereiken van ambities voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Het maatwerkvoorschrift kan ambtshalve worden opgesteld of op verzoek.

 

Er zijn algemene uitgangspunten (paragraaf 4.3.2 Omgevingswet) die zaken als veiligheid en het beschermen van de gezondheid in het kader van maatwerkvoorschriften waarborgen. Verder zijn er ook meer specifieke uitgangspunten, zoals toegankelijkheid van bouwwerken voor mensen met een functiebeperking en het toepassen van de beste beschikbare technieken.

Maatwerkvoorschriften zijn niet onbeperkt mogelijk. Beoordelingsregels voor vergunningen en de eisen aan vergunningvoorschriften gelden vaak ook voor maatwerkvoorschriften. Mogelijkheden zijn aangeduid in het Bal en Bbl.

 

Gelijkwaardige maatregel

Op grond van artikel 4.7, eerste lid, van de Omgevingswet kan in plaats van een in een algemene regel voorgeschreven maatregel (zoals een technische bouw eis in het Bbl) toestemming worden verleend om in plaats daarvan een gelijkwaardige maatregel te treffen. We bedoelen hier met regels waaruit een vergunningplicht voortvloeit. Met de gelijkwaardige maatregel moet ten minste hetzelfde resultaat worden bereikt als met de voorgeschreven maatregel is beoogd. Maatregelen op het gebied van omgevingsveiligheid hebben als doel om mensen in gebouwen te beschermen tegen de effecten van een van buiten komende brand of explosie. Een voorbeeld is een opvanggeul voor uitstromende brandbare vloeistoffen die soms gelijkwaardig of beter beschermen dan een brandwerende gevel (welke de technische eis betreft).

 

De gemeente Tilburg beoordeelt gelijkwaardige oplossing in eerste instantie zelf. Waar nodig vragen we advies aan een (extern) adviseur.

 

Overige werkzaamheden in het kader van vergunningverlening

De volgende werkzaamheden zijn overige werkzaamheden die mogelijk zijn in het kader van vergunningverlening. Indien zij in grote mate voorkomen dan kunnen zij van invloed zijn op de capaciteit.

  • Verlengen tijdelijke omgevingsvergunning bouwactiviteit

  • Wijzigen omgevingsvergunning

  • Wijzigen voorschriften omgevingsvergunning

  • Intrekken omgevingsvergunning

  • Niet genoemd besluit op aanvraag

  • Zienswijzen, bezwaar en beroep

  • Adviesverzoek ander bevoegd gezag

Voor het intrekken van vergunningen voor bouwactiviteiten zijn in 2015 beleidsregels opgesteld. Deze beleidsregels worden in deze beleidsperiode aangepast zodat ze aansluiten bij de Omgevingswet.

 

Adviesverzoek ander bevoegd gezag bij magneetactiviteiten

Bij meervoudige aanvragen kan sprake zijn van magneetactiviteiten. Deze activiteiten hebben als het ware een magnetische werking en zijn bepalend voor welke bestuursorgaan bevoegd gezag is. Het gaat om de situatie waarbij één van die activiteiten niet bij de gemeente kan worden neergelegd. De andere activiteiten in de vergunningaanvraag gaan dan mee dat het andere bevoegde gezag (de provincie of het Rijk).

Bij activiteiten waarvoor de provincie of het rijk bevoegd gezag is, zal het college van B&W om advies gevraagd worden over activiteiten waarvan zij ‘oorspronkelijk’ bevoegd gezag zouden zijn geweest. Deze adviesverzoeken komen binnen in de VTH-applicatie en worden naar relevante college gestuurd.

 

Bij meervoudige aanvragen wordt het college van B&W dus om advies (art. 4.20 lid 1 Omgevingsbesluit) gevraagd. Het college krijgt hiervoor een voorgenomen beslissing toegestuurd en moet daarover binnen 4 weken een advies geven.

In bepaalde gevallen is advies met instemming van het college van B&W noodzakelijk (artikel 4.20 lid 2). Het gaat om sommige buitenplanse omgevingsplanactiviteiten en milieubelastende activiteiten.

 

Als de buitenplanse omgevingsplanactiviteit valt binnen een categorie die is aangewezen door de raad is ook advies van de raad noodzakelijk.

 

Bij enkelvoudige aanvragen geldt voorgaande niet, omdat dan het bevoegd gezag (gemeente) beslist op de enkelvoudige aanvraag. Dat sluit afstemming en samenwerking met andere bestuursorganen natuurlijk niet uit.

 

Behandeling meldingen

De grondslag voor meldingen van voormalige vergunningplichten is te vinden in het Bal en Bbl. Anders dan bij vergunningaanvragen vindt bij de meldingen alleen een beoordeling op volledigheid plaats. Wanneer de melding niet volledig is, wordt deze niet beschouwd als melding. De gemeente informeert hierover de melder. Hieronder zijn een aantal belangrijk meldingsplichten toegelicht.

 

Melding milieu

In hoofdstuk 4 van het Bal staat per milieubelastende activiteit of er een meldingsplicht geldt. Iedere melding bestaat in ieder geval uit een aantal algemene gegevens. Dat regelt artikel 2.17 van het Bal. Gegevens die de melder altijd moet aanleveren zijn:

  • de aanduiding van de activiteit, bedoeld in hoofdstuk 4;

  • de naam en het adres van degene die de activiteit, bedoeld in hoofdstuk 3, verricht;

  • het adres waarop de activiteit, bedoeld in hoofdstuk 3, wordt verricht;

  • de dagtekening.

Melding sloop

Met betrekking tot meldingsplichtige sloopwerkzaamheden uit het Bbl is het verplicht om minimaal 4 weken (bij uitzondering 1 week) voor het begin van de sloopwerkzaamheden de sloopactiviteit te melden bij het bevoegd gezag (artikel 7.10 van het Bbl). Vervolgens moet uiterlijk 2 werkdagen voor aanvang en 1 dag na afronding van de feitelijke sloopwerkzaamheden het bevoegd gezag daarover geïnformeerd worden (artikel 7.12 van het Bbl). De melding sloop met asbest wordt net als normale sloop afgehandeld door de gemeente Tilburg. Het toezicht op sloopwerkzaamheden met asbest is bij de OMWB belegd.

 

Tijdens de sloopwerkzaamheden moet volgens artikel 7.13 van het Bbl de volgende informatie aanwezig zijn:

  • de sloopmelding en bijbehorende informatie;

  • gegevens over hoe de veiligheid en gezondheid in de directe omgeving wordt geborgd;

  • indien van toepassing maatwerkvoorschriften, het besluit tot oplegging van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom en het asbestinventarisatierapport of de eindbeoordeling asbestverwijdering; en

  • andere voor het slopen van belang zijnde informatie zoals bijvoorbeeld de inzet van een mobiele puinbreker (op grond van afdeling 7.2 van het Bbl staat hier ook een meldingsplicht op).

Melding brandveilig gebruik

Onder de Omgevingswet is de omgevingsvergunning brandveilig gebruik vervallen, maar geldt voor bepaalde gebouwen nog wel een meldingsplicht. In artikel 6.6 Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) is een tabel opgenomen waarin per gebruiksfunctie is aangegeven vanaf welk aantal mogelijk aanwezige personen sprake is van een meldingsplicht voor brandveilig gebruik van het bouwwerk.

Op grond van artikel 6.7 Bbl moet de gebruiksmelding 4 weken voor het begin van het gebruik worden gedaan. Er moeten een aantal gegevens en bescheiden worden ingediend. Deze zijn genoemd in artikel 6.8 va het Bbl.

 

Met de VRMWB zijn afspraken gemaakt over welke meldingen voor advies worden voorgelegd aan de brandweer. Zo zet de gemeente Tilburg bijvoorbeeld de melding Brandveilig gebruik kamerverhuur niet naar de VRMWB door. Als de gemeente advies nodig heeft, is de afspraak dat dit aan de VRMWB wordt gevraagd.

 

Vergunningverlening APV en Bijzondere Wetten

 

Binnenkomst

Aanvragen voor toestemmingen op basis van de APV, Alcoholwet en de Huisvestingsverordening komen binnen via webformulieren op de website van de gemeente Tilburg. Deze aanvragen worden ingeboekt in het VTH-systeem en vervolgens vindt de intake en werkverdeling plaats.

 

In 2023 wordt een nieuwe VTH-systeem in gebruik genomen. Door technische redenen kunnen de webformulieren dan niet meer gebruikt worden. Hiervoor wordt een nieuw softwarepakket in gebruik genomen. Met dit pakket kunnen vergunningchecks en aanvraagformulieren beschikbaar gesteld worden. Dit pakket biedt ook de mogelijkheden om de digitale dienstverlening te verbeteren.

 

De aanvragen voor een evenement worden bij binnenkomst gelabeld. Aan de hand van de risicoscan Evenementenveiligheid krijgen de aanvragen het label A, B of C.

 

Voortraject

Bij een B- en C-aanvraag vindt altijd een vooroverleg plaats voordat de aanvraag wordt ingediend. Dit incidenteel bij een A-evenement. Een aanvraag voor een evenement kan gecombineerd gaan met bijvoorbeeld een tapontheffing, kansspelvergunning, parkeerontheffing, tijdelijke verkeersmaatregel, ontheffing Zondagswet, ontheffing geluid, tijdelijk afwijking omgevingsplan, ontbrandingstoestemming vuurwerk (melding bij provincie), helikopterlanding (TUG-ontheffing van provincie) en Bibob-toets.

 

Een B- en C-evenement wordt eerst als initiatief behandelend in de commissie Evenementen om hiermee geplaatst te kunnen worden op de Evenementenkalender.

Dit is een proces van de afdeling Economie & Arbeidsmarkt en daarom niet in dit uitvoeringsprogramma opgenomen. Wel wordt de capaciteit voor Vergunningen weergegeven die met deze taak belast is. Hetzelfde geldt voor de evaluatie van B- en C-evenementen (en incidenteel A-evenementen). Ook dit proces is de verantwoordelijkheid van de afdeling Economie & Arbeidsmarkt. De Evenementenkalender wordt in voorgaande jaar vastgesteld. Daarop staan alle aangemelde B- en C-evenementen.

 

Bij initiatieven waarbij een alcoholwetvergunningen en samenhangende exploitatievergunningen of een terrasvergunning nodig zijn krijgt een aanvrager desgewenst uitleg over de procedures en in te dienen stukken.

 

Voor overige aanvragen (bijvoorbeeld op basis van de APV en de Huisvestingsverordening) is geen vooroverleg proces ingericht. Vragen die daarover binnenkomen worden binnen de reguliere klantcontactsystemen behandeld.

 

Behandeling

Aanvragen voor vergunning of ontheffing op basis van de APV, Alcoholwet en de Huisvestingsverordening worden behandeld conform de procedures zoals beschreven in de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB). Bij een melding geldt dat de melding alleen beoordeeld wordt op volledigheid.

Bij alle aanvragen waarbij het gebruik van de gronden moet passen in het bestemmingsplan vindt een toets aan het bestemmingsplan plaats.

 

APV

Vergunnings- en meldplichten rondom het gebruik van de weg, anders dan voor terrassen, en het opslaan van roerende goederen worden door de afdeling Ruimtelijke Uitvoering behandeld. In deze beleidsperiode zullen deze toestemmingen overgedragen worden naar het cluster vergunningen van de afdeling Dienstverlening.

 

Evenementen

Indien de ingediende vergunningaanvraag een B of C-evenement betreft die niet op de evenementenkalender staat, kan de burgemeester de aanvraag buiten behandeling stellen.

 

In de APV is opgenomen dat voor het organiseren van kleine evenementen, zoals een buurt-barbecue en/of straatfeest een meldingsplicht geldt. Deze melding wordt getoetst aan de hiervoor geldende algemene voorwaarden. Een klein evenement valt onder het begrip evenement, maar onder voorwaarden is er geen vergunning vereist. Hiervoor is gekozen in het kader van de vermindering van administratieve lasten.

 

Bij de beoordeling van de evenementenvergunning of -melding wordt ook beoordeeld of een gebruiksmelding in het kader van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen (Bgbop) nodig is. Een melding Bgbop is niet nodig als een evenementenvergunning is vereist en in het kader daarvan de benodigde gegevens (indieningsvereisten als bedoeld in artikel 2.3 Bgbop) moeten worden aangeleverd.

 

Een vergunningaanvraag kan door de burgemeester buiten behandeling worden gesteld als de aanvraag minder dan 12 weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

 

Op basis van artikel 35 van de Alcoholwet kan bij een evenement een tapontheffing worden gevraagd. Deze tapontheffing wordt vaak meegenomen bij de behandeling van een evenementenvergunning.

 

Alcoholwet

Op basis van de Alcoholwet hebben horeca- en slijtersbedrijven, maar ook paracommerciële rechtspersonen (zoals sportkantines en buurt- en dorpshuizen), een vergunning van de burgemeester nodig voor het verstrekken van alcoholhoudende drank.

 

De Alcoholwet bepaalt welke stukken bij de vergunningaanvraag ingediend moeten worden en geeft het wettelijke toetsingskader aan. Elke aanvraag wordt volledig getoetst en zo nodig worden er voorschriften aan de vergunning verbonden.

Vanuit het wettelijke toetsingskader is er een beoordeling van het levensgedrag. Bij relevante antecedenten van (toekomstige) leidinggevenden van het horecabedrijf of het slijtersbedrijf vindt altijd afstemming met de politie plaats.

In de Alcoholwet staat in artikel 4 dat bij verordening regels kunnen worden gesteld t.a.v. paracommerciële rechtspersonen. In artikel 6 staat dat op de voorbereiding van een beslissing tot verlening van een vergunning aan een paracommerciële rechtspersoon de uitgebreide procedure van toepassing is als bedoeld in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Verder staan er nog inhoudelijke beoordelingsregels in artikel 8, lid 6 en artikel 9, regels over aanvraagformulieren in artikel 26 en strafrechtelijke bepalingen in artikel 45.

 

In de APV van de gemeente Tilburg zijn regels over paracommercie opgenomen, vooral om daarmee oneerlijke concurrentie tegen te gaan. Deze regels hebben betrekking op schenktijden, bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de betreffende rechtspersoon betrokken zijn. Voor het afwijken van de schenktijden zijn meldingen vereist.

Naast een Alcoholwetvergunning is voor horeca- en slijtersbedrijven ook een exploitatievergunning op grond van de APV verplicht. Deze vergunning geldt ook voor een publiek toegankelijk ruimte waar al dan niet bedrijfsmatig, eetwaren of alcoholvrije dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt. Beoordelingskader hiervoor is of de woon- of leefsituatie in de omgeving van de horecagelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. Daarnaast kent de gemeente Tilburg een terrasvergunning in de APV (artikel 13 Voorwerpen of stoffen op, aan, in of boven de weg).

 

Wet Bibob

Op basis van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren of daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies als bedoeld in artikel 9 van de Wet Bibob bij het Landelijk Bureau Bibob aan te vragen. In het BIBOB-beleid gemeente Tilburg staat aangegeven in welke gevallen de Wet Bibob wordt toegepast.

De eerste controle wordt uitgevoerd door medewerkers bijzondere wetten. Op basis van de uitkomst van deze controle wordt bepaald of uitgebreidere controle nodig is door een Bibob-coördinator van de afdeling Veiligheid en Wijken.

 

Beoordelingscriteria

De volgende wetten en (gemeentelijke) regelingen zijn van toepassing op de beoordeling van de vergunningen in het kader van de APV en Bijzondere Wetten.

 

APV

De APV gemeente Tilburg bevat bepalingen die dienen ter bescherming van zaken als de openbare orde, de veiligheid en het milieu. In de APV kunnen mogelijkheden worden gecreëerd tot het verlenen van vergunningen en ontheffingen van verboden. De keuze tussen vergunning en ontheffing wordt in het algemeen bepaald door de aard van de activiteiten. Zijn die onder bepaalde voorwaarden aanvaardbaar (of zelfs gewenst), dan ligt een vergunningenstelsel voor de hand. Gaat het in de regel om ongewenst gedrag, dat onder bepaalde omstandigheden bij wijze van uitzondering aanvaardbaar is, dan valt te denken aan een systeem van ontheffingen. Daarbij zal het vaak gaan om het inperken van de gevolgen van de activiteit. In een APV kunnen ook bepalingen worden opgenomen die ten dienste staan van mobiliteitsmanagement.

 

Voor bepaalde vergunningsplichtige activiteiten is specifiek beleid opgesteld.

 

Voor het plaatsen van terrassen zijn de Terrasregels Tilburg 2018 vastgesteld. Daarnaast is het mogelijk om een tijdelijk terras aan te vragen tijdens de Tilburgse kermis.

 

Een aanvraag voor een exploitatievergunning wordt altijd getoetst aan het bestemmingsplan (na invoering van de Omgevingswet, het omgevingsplan). Daarnaast maken wij gebruik van het volgende beleid:

  • Beleidsregels exploitatievergunning shisha gemeente Tilburg (10 februari 2020)

  • Horecabeleid Samen Gastvrij 2017

  • Beleidsnota prostitutie en seksbranche Gemeente Tilburg 2019

Het horecabeleid wordt op dit moment vernieuwd. Zodra het nieuwe beleid in werking treedt toetsen we hieraan. Het beleid over prostitutie en de seksbranche wordt in 2023 vernieuwd.

 

Vergunningen op grond van de APV Tilburg:

Artikel 11 Openbare manifestaties:

 

  • Melding evenement - manifestatie

Artikel 13 Voorwerpen of stoffen op, aan, in of boven de weg.

 

  • Terrasvergunning

  • Terrasvergunning - kermis

Artikel 26 Evenementen

 

  • Evenementenvergunning

  • Kennisgeving evenement

Artikel 38 Exploitatievergunning

 

  • Exploitatievergunning – horeca inrichting

Artikel 45b Exploitatievergunning Smart & Headshops

 

  • Exploitatievergunning – Smart & Headshops

Artikel 45bb Exploitatievergunning waterpijpcafé/shishalounge

 

  • Exploitatievergunning - waterpijpcafé

Artikel 51 APV speelautomaten

 

  • Vergunning – Aanwezigheid speelautomaten

Artikel 92 ter beschikking stellen consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen

 

  • Vuurwerkverkoopvergunning/afleververgunning

Artikel 97 Seksinrichting en dergelijke

 

  • Exploitatievergunning – seksinrichting

Artikel 114a Omgevingsvergunning reclame op of aan onroerende zaken.

 

  • Omgevingsvergunning – activiteit reclame

Artikel 126 Inzameling van geld of goed

 

  • Collectevergunning

Artikel 134 verbod op vuur stoken

 

  • Stookmelding

Evenementen

Zowel bij plaatsing op de kalender als op het moment dat een aanvraag evenementenvergunning is ingediend wordt getoetst aan het Evenementenbeleid ‘Prettig geregeld’ en aan het Locatie gebonden evenementenbeleid (LEB). In de LEB is voornamelijk opgenomen hoeveel evenement dagen er op een locatie zijn, welke geluidsnormen op die locatie gelden en welke eindtijden van toepassing zijn.

Bij een evenement wordt een duurzaamheidstoets uitgevoerd op basis van gegevens die door de aanvrager aangeleverd worden.

 

Alcoholwet

Vanaf 1 juli 2021 is de Drank- en Horecawet overgegaan in de Alcoholwet. In deze wet staan (vergunning)regels met betrekking tot bedrijven en werkzaamheden waarin of in het kader waarvan alcoholhoudende drank worden verstrekt. Op basis van de Alcoholwet kennen we de volgende vergunningen en meldingen:

  • Alcoholwetvergunning

  • Tapontheffing (Ontheffing schenken van zwak alcoholhoudende dranken).

Wet op de Kansspelen

In de Wet op de Kansspelen staan regels omtrent vergunningen met betrekking tot kansspelen, zoals loterijen, gokken en casino’s.

 

Winkeltijdenwet

Wanneer winkels open mogen of dicht moeten zijn, is geregeld in de Winkeltijdenwet. Het uitgangspunt van de Winkeltijdenwet is dat de winkels op zon- en feestdagen en voor 6.00 uur en na 22.00 uur gesloten zijn. Maar gemeenten kunnen zelf bepalen of (en in hoeverre) zij vrijstelling of ontheffing verlenen van deze verboden. De gemeente heeft in de Winkeltijdenverordening Tilburg 2017 nadere regels gesteld t.a.v. deze bepalingen.

 

Ontheffing winkeltijden

Aanvraag incidentele ontheffing buiten winkeltijden:

  • Op maandag t/m zaterdag, de werkdagen, is openstelling van winkels toegestaan tussen 06.00 en 22.00 uur. Gemeenten mogen gedurende deze uren geen beperkingen opleggen aan de openstelling van winkels.

  • Gedurende de nachturen van 22.00 tot 06.00 uur is winkelopening op werkdagen niet toegestaan. Gemeenten kunnen evenwel vrijstellingen en ontheffingen van deze verplichte winkelsluiting verlenen. Op 24 december, 4 mei en op Goede Vrijdag gaat dit nachtregime in om 19.00 uur.

  • Op zon- en feestdagen is winkelopening niet toegestaan. De gemeente kan hiervan vrijstelling verlenen door dit te regelen in een verordening. Als feestdagen worden hierbij aangemerkt Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag en eerste en tweede Kerstdag.

Huisvestingswet

De Huisvestingswet biedt de mogelijkheid om in een huisvestingsverordening regels vast te leggen over de toewijzing van huurwoningen en over het bepalen van de urgentievolgorde voor woningzoekenden. De gemeente Tilburg heeft de Huisvestingsverordening Tilburg 2022 vastgesteld. Daarnaast kunnen wijzigingen in de woningvoorraad vergunningplichtig worden gesteld. Bijvoorbeeld bij het onttrekken of samenvoegen van woonruimte, het overgaan tot kamergewijze verhuur, het splitsen van woonruimte en het opkopen van woningen voor verhuur. Het stellen van regels op basis van de Huisvestingswet is schaarste op (delen van) de woningmarkt het uitgangspunt.

 

Vergunningen en meldingen m.b.t. de huisvestingswet

  • Vergunning onttrekken woonruimte

    het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning voor het onttrekken van woonruimte aan de bestemming tot bewoning als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder a, van de Huisvestingswet 2014

  • Vergunning omzetten zelfstandige in onzelfstandige woonruimte

    het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning voor het omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder c, van de Huisvestingswet 2014

  • Melding

  • Splitsingsvergunning

    het in behandeling nemen van een aanvraag om een splitsingsvergunning als bedoeld in artikel 22 van de Huisvestingswet 2014

  • Huisvestingsvergunning

    het in behandeling nemen van een aanvraag om huisvestingsvergunning:

    • 1.

      een huisvestingsvergunning als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014

    • 2.

      indeling in een urgentiecategorie als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Huisvestingswet 2014

  • Vergunning opkoopbescherming

    Het in gebruik geven van een binnen de opkoopbescherming aangewezen woonruimte zonder vergunning of ontheffing als bedoeld in artikel 12 lid van de Huisvestingswet.

Leegstandswet

De Leegstandswet is bedoeld om onwenselijke leegstand van woningen en gebouwen tegen te gaan. De gemeente Tilburg heeft op basis van deze wet de Leegstandsverordening Tilburg 2012 vastgesteld. De wet maakt het mogelijk om gebouwen (scholen/kantoren) en te verkopen en/of te slopen woning tijdelijk te verhuren al woonruimte. Op grond van artikel 15 van de Leegstandwet kan je aan het college van burgermeester & wethouders (B&W) van de gemeente waarin de woning staat een ontheffingsvergunning vragen (leegstandsvergunning). In deze wet zijn regels opgenomen ten aanzien van die vergunning.

 

Staanplaatsverordening

De Staanplaatsenverordening 1997 is bedoeld om regels en criteria te stellen voor het verlenen van een vergunning voor een staanplaats. Er is een externe partij die de markten verder organiseert. In het Instellingenbesluit staan locaties aangewezen waar de markten plaatsvinden en in overeenstemming met de externe stichting is geregeld dat zij de markten organiseren. Hiervoor is een bruikleenovereenkomst gesloten. In de staanplaatsverordening is geregeld op welke locaties (buiten de markten) staanplaatsen mogelijk zijn en onder welke voorwaarden. Bij een aanvraag om een staanplaatsenvergunning vindt ook altijd een bestemmingsplantoets plaats.

 

Wet op de kansspelen

Op basis van de wet op de kansspelen kan een vergunning gevraagd worden voor het houden van een loterij of bingo of voor het plaatsen van een kansspelautomaat. Deze aanvragen worden getoetst aan de regels uit de Wet op de kansspelen.

 

Verkeersontheffing

De aanvraag voor een verkeersontheffing wordt beoordeeld aan de hand van de beleidsregels Verkeersontheffingen 2018 (d.d. 1 november 2018) met bijbehorende bijlagen.

 

Verordening kwaliteitskeurmerk Straattaxi’s Tilburg 2019

Een aanvraag voor een taxivergunning op basis van de Verordening kwaliteitskeurmerk Straattaxi’s Tilburg 2019 controleren we op volledigheid. Een aanvraag wordt voor 5 jaar toegekend als de aanvraag voldoet aan de indieningsvereisten.

 

Milieuzoneontheffing

In Tilburg is een milieuzone ingesteld. Aanvragen voor een ontheffing worden beoordeeld op basis van het onheffingenbeleid milieuzones. Er zijn 4 type ontheffingen:

  • Milieuzone ontheffing

  • Milieuzone dagontheffing

  • Milieuzone ontheffing hardheidsclausule

  • Milieuzone ontheffing langere levertijd

3. Nalevingsstrategie

 

Inleiding

De gemeente is verplicht om een toezicht- en sanctiestrategie te hebben. Daarnaast verplicht de wet ook om te beschrijven wat de gedoogstrategie van de gemeente is en hoe zij omgaat met overtredingen door de eigen organisatie of door andere overheden. Het geheel van deze strategieën tezamen vormt de nalevingsstrategie. In de komende hoofdstukken worden de verschillende strategieën beschreven, waarbij de kanttekening moet worden gemaakt dat deze niet los van elkaar kunnen worden gezien en in de praktijk elkaar vaak overlappen.

 

In de toezichtstrategie, hoofdstuk 4, wordt eerst ingegaan op de activiteiten m.b.t. de Wabo, daarna de activiteiten met betrekking tot de Omgevingswet. Tot slot wordt de toezichtstrategie m.b.t. APV en Bijzondere wetten beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 de sanctiestrategie beschreven. De genoemde landelijke handhavingsstrategie in onderstaande figuur, is uitgewerkt in bijlage 2 en 3 van deze bundel. Tot slot beschrijft hoofdstuk 6 de gedoogstrategie.

 

Landelijke handhavingsstrategie

 

Preventie

Preventie is erop gericht het naleven van wetten en regels door burgers en bedrijven te bevorderen, op die terreinen waar de risico’s het grootst zijn of waar de burger de meeste hinder ondervindt. Door een betere naleving van regels zal ook de toezichtdruk afnemen. Er is de komende jaren blijvende aandacht voor preventie. Waar mogelijk zetten we in op preventieve acties om een overtreding te voorkomen.

 

4. Toezichtstrategie

 

Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de toezichtstrategie toegelicht. Eerst wordt ingegaan op de algemene werkwijze van toezicht. Daarna volgt het toezicht onder de Wabo en het toezicht onder de Omgevingswet. Vervolgens toezicht op de APV en Bijzondere Wetten en tot slot het toezicht op basis van meldingen.

 

Algemene werkwijze van toezicht

Onze toezichthouders en BOA’s zijn de ‘oren en ogen’ in de wijken. Zij zijn begripvol waar het kan en handhaven waar nodig, we handhaven met “charme”.

 

Toezichtvormen

De verschillende toezichtvormen worden hieronder toegelicht.

 

Toezicht op vergunningen

Wanneer er een vergunning is afgegeven kan er toezicht plaatsvinden door middel van een oplevercontrole. Tijdens die controle worden de (specifieke) voorwaarden die in de vergunning staan gecontroleerd.

 

Toezicht tijdens de gebruiksfase

Tijdens de gebruiksfase kan er een structurele controle plaatsvinden door middel van een periodieke controle. Dan wordt er tijdens de gebruiksfase bekeken of er op dat moment wordt voldaan aan de voorwaarden in de eerder afgegeven vergunning. Tijdens deze controle wordt vaak breed gecontroleerd door de toezichthouder, dat houdt in dat er ook wordt gekeken naar andere thema’s beschreven in dit VTH-beleid.

 

Toezicht openbaar gebied

De Boa’s zijn zichtbaar aanwezig in het openbaar gebied. Het zijn de ‘oren en ogen’ van de gemeente Tilburg en het aanspreekpunt voor burgers. Tijdens deze buitendiensten wordt er preventief toezicht gehouden. Dit richt zich op overlast gevende situaties die de leefbaarheid en veiligheid in de stad en de dorpen hinderen.

 

Gebiedsgericht toezicht.

We kennen de volgende vormen van gebiedsgerichte aanpak:

  • Handhavingsweek

    Dit zijn intensieve en integrale actiedagen in een (woon)wijk gepland in samenwerking met interne en externe partners.

  • Woonwagencentra

    Tijdens deze controles wordt bij een woonwagencentra gekeken naar veranderingen in bouwwerken ten opzichte van de laatste controle en wordt opgetreden tegen eventueel illegale bouw. Ook wordt er gekeken naar illegaal grond gebruik, dit wordt aangepakt in samenwerking met RUV, Wijken en Vastgoed.

  • Biketeam

    Dit is een kleinschalig team bestaande uit gemeente en politie dat laagdrempelig controles uitvoert en vooral RO en ondermijningsgericht is.

  • Garageboxen

    Integrale (onaangekondigde) controle bij garageboxen, gericht op het gebruik.

Reactief toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming

Het afhandelen van overlast meldingen is een essentieel onderdeel van de werkzaamheden van de Toezichthouders. In Paragraaf 6 is de meldingen strategie van gemeente Tilburg beschreven.

Een toezichthouder heeft naast het houden van toezicht op zijn of haar eigen beleidsterrein ook een signalerende functie. Zo kunnen toezichthouders ook de ogen en oren zijn voor andere specialismen en kunnen zij indien noodzakelijk een signaal afgeven als er een overtreding wordt geconstateerd dat buiten hun eigen specialisme valt.

 

Cameratoezicht

Cameratoezicht is een instrument dat in een mix aan maatregelen bijdraagt aan vergroting van de veiligheid. Het speelt een belangrijke rol bij de overlast- en criminaliteitsbestrijding. De extra ‘ogen’ in de stad vergroten de efficiëntie en effectiviteit van het optreden van politie en boa’s op straat en dragen bij aan preventie van openbare-ordeproblemen en strafbare feiten.

 

Toezicht op jeugd

Er zijn jeugdtoezichthouders. Zij richten zich op het aanpakken van onveiligheid en criminaliteit veroorzaakt door jeugd en jeugdgroepen in de openbare ruimte. Dat betekent zoveel mogelijk voorkomen, door te weten wat er speelt en contact maken met jeugd in de wijken, en repressief optreden waar dat nodig is. Zij werken actief samen met collega's en ketenpartners in de wijk en via de jongerentafels. Via die weg kunnen zij signalen opschalen en komt een integrale aanpak op gang.

 

Toezicht op basis van wet politiegegevens (Wpg)

De buitengewoon opsporing ambtenaar (Boa) is bevoegd om een strafrechtelijke controle uit te voeren. Zij worden ingezet met betrekking tot strafbare feiten in domein 1. Zij kunnen een constatering doen op basis van een aantal wetsartikelen. Ze geven jongeren tussen de 12 en 18 jaar, die zich schuldig hebben gemaakt aan een strafbaar feit, de keuze tussen een geldboete of een doorverwijzing naar Halt.

 

Voorbereiding van toezicht

De gemeente Tilburg draagt zorg voor de kwaliteit van de uitvoering van toezicht. Er wordt voor gezorgd dat de controles door toezichthouders op een uniforme wijze worden uitgevoerd. Dit is onder andere mogelijk door een goede voorbereiding. Voordat een toezichtcontrole wordt uitgevoerd, worden de relevante informatie beoordeeld.

 

Als toezicht plaatsvindt naar aanleiding van een vergunning zijn deze zaken samengevoegd in de VTH-applicatie. De volledigheidstoets op de stukken is in dat geval al gedaan door vergunningverlening. Uitgezonderd hiervan zijn de documenten die nog aangeleverd moeten worden tijdens het proces.

 

Als het een andere toezichtzaak betreft, maakt de toezichthouder een dossier aan in de VTH-applicatie. Alle relevante documenten worden verzameld en vervolgens worden de stukken beoordeeld op volledigheid. De vergunningsvoorwaarden, indien van toepassing, worden doorgenomen. Indien gewenst vindt vooroverleg plaats met collega’s binnen het team, de afdeling of met teams van andere afdelingen.

 

Prioritair werken

Het is niet wenselijk en niet mogelijk om alle regels voor 100% te handhaven. Er moeten keuzes worden gemaakt. De wet verplicht om voor bepaalde taken inzicht te geven in de prioriteitstelling met betrekking tot de uitvoering van activiteiten. Wij hebben vrijwel alle activiteiten uit de toezicht en handhaving keten geprioriteerd. Om te komen tot een prioritering is een risicoanalyse uitgevoerd. De risicoanalyse en de daaraan verbonden prioritering zijn terug te vinden in hoofdstuk 9.

Voor brandveiligheid is een externe partij ingeschakeld om een prioritering op te stellen, deze is terug te vinden in hoofdstuk 10.

 

De prioriteit van de activiteit bepaalt de wijze waarop het toezicht wordt uitgevoerd. Zo wordt er bij toezichttaken met een hoge prioriteit en dus een hoger risico, anders gecontroleerd dan bij taken met een lagere prioriteit.

 

Niet alle werkzaamheden zijn te plannen, voorbeelden hiervan zijn meldingen en calamiteiten. Beide hebben we niet in de prioritering meegenomen. Bij calamiteiten komen we altijd meteen in actie. Meldingen verwerken we conform de meldingenstrategie (zie paragraaf 6 toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming).

 

De prioritering ten aanzien van structureel toezicht (gepland) is beschreven in de onderstaande tabel. Reactief toezicht (ongepland) vindt plaats op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Prioriteit = Hoog

Prioriteit = Midden

Prioriteit = Laag

Structureel toezicht

Toezicht door geplande oplever-, periodieke controles.

Toezicht door geplande projectmatige of steekproefcontroles.

Geen gepland toezicht, alleen toezicht op het moment dat hier aanleiding voor is.

Tabel 1 Prioritering voor structureel toezicht

 

Als er vanuit bestuurlijke wensen of calamiteiten bepaalde thema’s, objecten en/of gebieden een hoge prioriteit krijgen en projectmatig opgepakt gaan worden, wordt dit uitgewerkt in het jaarverslag en het uitvoeringsprogramma. In het jaarverslag wordt opgenomen met welke (onvoorziene) ontwikkelingen het VTH-domein te maken heeft gekregen en in het uitvoeringsprogramma worden de werkwijze en de beschikbare middelen voor dit toezicht opgenomen.

 

Rapportage

Zaakrapportage

Om de uitvoering te kunnen monitoren moeten zaken geregistreerd worden. De doorlopen stappen, de genomen beslissingen en verdere relevante documenten worden daarom door de toezichthouders verifieerbaar en transparant opgeslagen in de VTH-applicaties. De volgende gegevens worden geregistreerd:

  • Uitgevoerde (her)controles

  • Geconstateerde overtredingen

  • Opgelegde bestuurlijke sancties

  • Processen verbaal

  • Verzoeken tot handhaving

  • Klachten of meldingen over mogelijke overtredingen waar actie op is genomen

Communicatie rapportage

Het controlerapport wordt niet actief gedeeld met betrokkenen en wordt alleen openbaar gemaakt op verzoek van belanghebbenden of in het kader van juridische procedures. Persoonlijke gegevens van derden en/of toezichthouders kunnen daarbij geanonimiseerd worden.

 

Beleidscyclus

De gegevens in de zaakrapportage leveren informatie over het effect van de handelingen die de gemeente uitvoert op het naleefgedrag van wet- en regelgeving. Als een activiteit niet het gewenst effect oplevert, volgt een analyse die input is voor een gewijzigde aanpak om het naleefbedrag te verbeteren. Op die manier draagt zaakrapportage op langer termijn bij aan de strategievorming. Daarnaast kan de analyse van de zaakrapportage gebruikt worden om onderwerpen voor toekomstige projectmatig(e) toezicht te bepalen.

 

Toezicht op de Wabo

Hieronder staan alle toezichtactiviteiten op het gebied van vergunningentoezicht en toezicht in de gebruiksfase met betrekking tot Wabo-taken.

 

Toezicht op omgevingsvergunningen bouw, reclames, afwijken bestemmingsplan en monumenten

Structureel

Er wordt toezicht gehouden op de uitvoering van werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning voor de Bouwactiviteit noodzakelijk is. Dit gebeurt door tijdens de uitvoeringsfase van werken door controles te waarborgen dat o.a. een bouwkundige, (brand)veilige, milieukundige basiskwaliteit van de bebouwde en onbebouwde omgeving wordt bereikt. De vergunningen voor bouwwerkzaamheden worden tijdens de bouw gecontroleerd op basis van landelijke toezichtprotocollen (iTP) per bouwcategorie en de daarin opgenomen controlepunten per bouwfase tijdens oplevercontroles. De nadruk ligt bij deze controles op de constructie- en brandveiligheidseisen van een bouwwerk. Als er sprake is van een omgevingsvergunning reclame, afwijken bestemmingsplan of monument, dan wordt deze controle, indien mogelijk, gelijk met het toezicht op bouwactiviteiten uitgevoerd. Zo waarborgen we dat een ruimtelijke en cultuurhistorische basiskwaliteit van de bebouwde en onbebouwde omgeving wordt bereikt.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Toezicht op omgevingsvergunning kap/het vellen van een houtopstand

Structureel

Er is geen oplevercontrole bij een omgevingsvergunning kap. Er wordt wel toezicht gehouden op het onderdeel herplantplicht. Dit toezicht vindt niet plaats in de VTH-keten.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming. Wanneer er een melding of eigen waarneming is over kappen zonder vergunning, wordt deze meteen opgepakt.

 

Toezicht op geweigerde en buiten behandeling gelaten vergunningen

Structureel

Locaties waar vergunningen geweigerd zijn/buiten behandeling zijn gelaten, worden steekproefsgewijs gecontroleerd. Dit geldt zowel voor een omgevingsplanactiviteit als een bouwactiviteit (mogelijke illegale bouw).

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Toezicht op tijdelijke vergunningen

Structureel

Een tijdelijke vergunning wordt na afloop van de instandhoudingtermijn gecontroleerd zowel wat betreft een omgevingsplanactiviteit als een bouwactiviteit.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Toezicht op bouwconstructies bij evenementen

Structureel

Als er een vergunning is afgegeven voor bouwconstructie bij een evenement wordt een oplevercontrole uitgevoerd.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Toezicht op RVS-constructies zwembaden

Structureel

Alle zwembaden moeten een periodieke controle laten uitvoeren met betrekking tot RVS-constructies. De rapporten van deze controles worden administratief gecontroleerd. We controleren of de geconstateerde tekortkomingen uit het rapport zijn opgelost.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Toezicht op nieuwe ministeriële regelingen

Als er een nieuwe ministeriële regeling komt die betrekking heeft op bestaande bouw, wordt daar de benodigde capaciteit voor vrijgemaakt om dit projectmatig op te pakken.

 

Toezicht op sloopactiviteiten

Structureel

Toezicht op de bedrijfsmatige verwijdering van asbest is een (milieu)taak die door de OMWB wordt uitgevoerd. Bij een deel van de gemelde asbestsaneringen vindt risicogericht veldtoezicht plaats. Na het beëindigen van de asbestsaneringen voert de OMWB tevens administratief toezicht uit. Ook dit gebeurt risicogericht. Daarnaast handelt de OMWB de meldingen af over illegale asbestsaneringen. Het toezicht op de fysieke sloop (na verwijdering asbest) is een taak waarvoor de gemeente nog steeds verantwoordelijk is. Dit betreft met name een controle op het daadwerkelijk slopen van het pand en de administratieve verwerking van gegevens in de gemeentelijk systemen.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Toezicht op de activiteit bouw- en sloopveiligheidsplan

Structureel

Als er een bouwveiligheidsplan ingediend is, wordt deze beoordeeld. Het doel is inzichtelijk krijgen of het beoogd initiatief veilig en verantwoord, in relatie tot de directe omgeving en de openbare ruimte, gerealiseerd wordt. Zolang het bouwveiligheidsplan niet is goedgekeurd mogen de bouw- en/of sloopactiviteiten niet starten. Toezicht op de bouw- en sloopactiviteiten vinden plaats zoals al eerder is beschreven.

 

Toezicht op de activiteiten brandveilig gebruik

Structureel omgevingsvergunning en melding

Voor een omgevingsvergunning brandveilig gebruik wordt een oplevercontrole uitgevoerd. Een melding brandveilig gebruik kamergewijze verhuur wordt getoetst op de indieningsvereisten. Ook vindt een oplevercontrole op locatie plaats. Voor de overige meldingen brandveilig gebruik wordt alleen bij hoog geprioriteerde activiteiten een oplevercontrole uitgevoerd.

Structureel gebruiksfase

De inzet op het gebied van brandveiligheid richt zich met name op het verbeteren van het brandveilig gebruik van bestaande gebouwen. Gezien de grote hoeveelheid en diversiteit aan gebouwen in Tilburg is het onmogelijk om alle gebouwen integraal te controleren op brandveiligheid. Dit is ook niet nodig. Bij bepaalde doelgroepen is immers sprake van een groter risico dan bij andere. Het risico op slachtoffers bij brand is bijvoorbeeld veel groter in een ziekenhuis met bed gebonden patiënten of een kamerverhuurpand, dan in een kantoorgebouw. Dit betekent dat er structureel aandacht wordt besteed aan de brandveiligheid van gebouwen met een hoog risico. Op basis van een risicoanalyse, welke is opgesteld in samenwerking met Efectis Nederland (zie bijlage), zijn prioriteiten gesteld met betrekking tot de doelgroepen.

 

We hebben de onderstaande keuzes gemaakt met betrekking tot de frequentie van toezicht bij de verschillende doelgroepen (categorie A en B) uit het Efectisrapport:

  • Brandveiligheidscontrole en kamerverhuurvergunning

    • -

      Panden met < 5 bewoners worden een keer in de tien jaar gecontroleerd.

    • -

      Panden met >= 5 bewoners worden een keer in de vijf jaar gecontroleerd.

    • -

      Panden met > 10 bewoners worden een keer in de drie jaar gecontroleerd.

  • Tijdens deze brandveiligheid controle wordt ook de kamerverhuurvergunning meegenomen. Er wordt bij deze controles ook gekeken naar gezondheid, verpaupering en eventuele overlast.

  • Integrale veiligheidscontrole met brandweer

    • -

      Dit betreft de controles bij hoog risico gebouwen welke jaarlijkse worden gecontroleerd. Dat zijn de ziekenhuizen, politiebureau met cellen en psychiatrische inrichting en Universiteit Tilburg.

    • -

      De bijzondere objecten, dat zijn panden met een hoog afbreukrisico, worden met een frequentie van 3 jaar gecontroleerd. Deze lijst is gezien de ontwikkelingen in de stad dynamisch.

  • Brandveiligheidscontrole speciale objecten

    • -

      Speciale objecten zijn gebouwen welke een hoge prioriteit hebben, ondanks het feit dat de doelgroep een lage prioriteit heeft. De zijn: peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, zorgcentra, dagbesteding, zorgwoningen, uitgaansgelegenheden binnenstad, basisscholen en hotels/logiesgebouwen. Deze worden met een frequentie van drie jaar gecontroleerd.

Bij alle overige doelgroepen, categorie C tot en met E uit het Efectisrapport, is alleen reactief toezicht van toepassing. In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma staat beschreven welke controles in dat kalender jaar worden uitgevoerd en wat de werkwijze is.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Toezicht op leefbaarheid

Een van de doelen van het college is het vergroten van de leefbaarheid voor de burgers in Tilburg. Een bijdrage aan het vergroten van leefbaarheid in de directe woonomgeving wordt geleverd door onder meer oplossingen te vinden voor overlast situaties en verpaupering in de directe woonomgeving. De Omgevingswet kan aanknopingspunten bieden om overlast situaties mee aan te pakken.

Structureel

Er wordt op dit moment in een projectteam onderzocht hoe we structurele aanpak met betrekking tot de activiteit: instandhouden van een bouwwerk: verpaupering/ redelijkheid van welstand vorm (verloedering) vorm kunnen geven. De eerste fase van dit project betreft het opstellen van de Tilburgse definitie van verloedering. Welke vervolgens wordt vertaald in een praktische handreiking, die in de praktijk gebruikt kan worden.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming met betrekking tot:

  • verspreiden rook/stof

  • overlast voor gebruikers/omgeving (o.a. geluidsoverlast en stankoverlast)

  • instorting/omval of ander gevaar (o.a. vervuiling)

  • verpaupering / redelijkheid van welstand

  • handelen in strijd met bestemmingsplan

  • herhaaldelijk veroorzaken ernstige hinder

  • geluidshinder woningen

  • parkeren drie voertuigen op de weg in een straal van 100 meter

  • lachgas

Toezicht op milieubelastende activiteiten

De Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) voert de milieutaken uit voor de gemeente Tilburg. Naast het verplichte basistakenpakket heeft de gemeente Tilburg ook de overige milieutaken (de zogenaamde verzoektaken) bij de OMWB belegd. In de taken is onderscheid gemaakt in inrichting gebonden taken en niet-inrichting gebonden taken. Inrichting gebonden taken bestaan uit toezicht en handhaving bij bedrijven op milieuwetgeving en klachtenafhandeling. Hieronder valt ook het toezicht op het treffen van energiebesparende maatregelen. Onder de niet-inrichting gebonden taken vallen onderwerpen zoals ketengericht milieutoezicht, asbest, mobiel breken, gesloten bodemenergiesystemen en toezicht op bodemsaneringen en het toepassen van grond en bouwstoffen.

 

In de regio Midden- en West-Brabant zijn afspraken gemaakt over de uitvoering van deze taken. De afspraken zijn vastgelegd in diverse documenten. De MWB-norm (Midden- en West-Brabantnorm), het Uitvoeringsniveau niet-inrichting gebonden taken en het Gemeenschappelijk Uitvoeringskader vormen de basis hiervoor. In brancheplannen en andere themagerichte notities doet de OMWB voorstellen voor een regionale aanpak.

Dit geldt bijvoorbeeld voor de thema’s energie, asbest en externe veiligheid. Bij branches gaat het om hoog geprioriteerde bedrijven zoals tankstations en risicorelevante bedrijven.

Op basis van deze voorstellen en uitgangspunten en gemeentelijke prioriteiten wordt jaarlijks een werkprogramma vastgesteld met daarin de werkzaamheden die de OMWB voor de gemeente Tilburg uitvoert. De gemeente voert de regie op de totstandkoming van het werkprogramma en betrekt andere afdelingen om ervoor te zorgen dat ook zaken zoals het Schone Luchtakkoord en het Energieakkoord goed in het werkprogramma terechtkomen. De OMWB voert de toezicht- en handhavingstaken milieu onder mandaat uit. Bestuurlijk gevoelige zaken bespreekt de OMWB met de gemeentelijke organisatie en indien nodig met de portefeuillehouder.

 

Structureel

  • Basistaakbedrijven (inrichtingen categorie B2 tot en met D1).

    • -

      Inrichtingen categorie D1 zijn grote milieuvervuilende bedrijven waar in de vergunning de best beschikbare technieken op het gebied van milieu zijn voorgeschreven.

    • -

      Inrichtingen categorie C2 zijn de risicovolle bedrijven die werken met gevaarlijke stoffen en daarom vergunningplichtig zijn.

    • -

      Inrichtingen categorie C1 zijn vergunningplichtige bedrijven niet zijnde C2 en D1.

    • -

      Inrichtingen categorie B2 zijn bedrijven die meldingsplichtig zijn in het kader van het Besluit activiteiten leefomgeving en die vallen onder het basistakenpakket.

  • Niet-basistaakbedrijven (inrichtingen categorie A tot en met B1)

    • -

      Inrichtingen categorie B1 zijn bedrijven die meldingsplichtig zijn in het kader van het Activiteitenbesluit en die niet vallen onder het basistakenpakket.

    • -

      Inrichtingen categorie A zijn bedrijven die geen meldingsplicht hebben maar wel moeten voldoen aan de voorschriften van het Besluit activiteiten leefomgeving.

  • NIG-taken

    • -

      Dit gaat om de niet-inrichting-gebonden basistaken met betrekking tot asbest, ketengericht milieutoezicht, mobiel breken, gesloten bodemenergiesystemen, Aanvullingswet Bodem en Aanvullingsbesluit Bodem.

  • Thema’s

    • -

      Toezicht op thema’s, zoals afvalwaterlozing en energiebesparingcontroles.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen met betrekking tot o.a. geluid- en stankoverlast van bedrijven en opleveringscontroles (omgevingsvergunning met onderdeel milieu en melding Activiteitenbesluit).

 

Toezicht op de Omgevingswet

Om alle regels in de fysieke leefomgeving te bundelen werkt het Rijk aan de Omgevingswet. In dit hoofdstuk wordt het toezicht onder de Omgevingswet beschreven.

 

Toezicht op omgevingsplanactiviteiten.

Structureel

Er wordt toezicht gehouden op de uitvoering van werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning noodzakelijk is. Dit gebeurt door tijdens de uitvoeringsfase van werken, door controles te waarborgen dat o.a. een ruimtelijke en cultuurhistorische basiskwaliteit van de bebouwde en onbebouwde omgeving wordt bereikt. Bij vergunningen voor omgevingsplan-activiteiten wordt gecontroleerd op de vergunningvoorschriften tijdens oplevercontroles. Als er sprake is van een gevolgklasse 2 en 3 wordt deze controle gelijk met het toezicht op bouwactiviteiten uitgevoerd.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming in zowel uitvoeringsfase als gebruiksfase.

 

Toezicht op bouwactiviteiten

Structureel

Er wordt toezicht gehouden op de uitvoering van werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning voor de Bouwactiviteit noodzakelijk is (gevolgklasse 2 en 3). Dit gebeurt door tijdens de uitvoeringsfase van werken door controles te waarborgen dat o.a. een bouwkundige, (brand)veilige, milieukundige basiskwaliteit van de bebouwde en onbebouwde omgeving wordt bereikt. De vergunningen voor bouwwerkzaamheden worden tijdens de bouw gecontroleerd op basis van landelijke toezichtprotocollen per bouwcategorie en de daarin opgenomen controlepunten per bouwfase tijdens oplevercontroles. De nadruk ligt bij deze controles op de constructie- en brandveiligheidseisen van een bouwwerk. Gevolgklasse 1 is onderdeel van de Wkb, hier wordt een Wkb beleid voor opgesteld waarin vastgelegd is welk toezicht in deze categorie worden uitgevoerd.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Toezicht op afwijken bestemmingsplan/buitenplanse omgevingsplanactiviteit

Structureel

Wanneer er een vergunning is afgegeven, wordt er een oplevercontrole uitgevoerd.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Toezicht op omgevingsvergunning kap/het vellen van een houtopstand

Structureel

Er is geen oplevercontrole bij een omgevingsvergunning kap. Er wordt wel toezicht gehouden op het onderdeel herplantplicht. Dit toezicht vindt niet plaats in de VTH-keten.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming. Wanneer er een melding of eigen waarneming is over kappen zonder vergunning, wordt deze meteen opgepakt.

 

Toezicht op geweigerde en buiten behandeling gelaten vergunningen

Structureel

Locaties waar vergunningen geweigerd zijn/buiten behandeling zijn gelaten, worden steekproefsgewijs gecontroleerd. Dit geldt zowel voor een omgevingsplanactiviteit als een bouwactiviteit (mogelijke illegale bouw).

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Toezicht op tijdelijke vergunningen

Structureel

Een tijdelijke vergunning wordt na afloop van de instandhoudingtermijn gecontroleerd zowel wat betreft een omgevingsplanactiviteit als een bouwactiviteit.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Toezicht op bouwconstructies bij evenementen

Structureel

Als er een vergunning is afgegeven voor bouwconstructie bij een evenement wordt een oplevercontrole uitgevoerd.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Toezicht op RVS-constructies zwembaden

Structureel

Alle zwembaden moeten een periodieke controle laten uitvoeren met betrekking tot RVS-constructies. De rapporten van deze controles worden administratief gecontroleerd. We controleren of de geconstateerde tekortkomingen uit het rapport zijn opgelost.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Toezicht op nieuwe ministeriële regelingen

Als er een nieuwe ministeriële regeling komt die betrekking heeft op bestaande bouw, wordt daar de benodigde capaciteit voor vrijgemaakt om dit projectmatig op te pakken.

 

Toezicht op sloopactiviteiten

Structureel

Toezicht op de bedrijfsmatige verwijdering van asbest is een (milieu)taak die door de OMWB wordt uitgevoerd. Bij een deel van de gemelde asbestsaneringen vindt risicogericht veldtoezicht plaats. Na het beëindigen van de asbestsaneringen voert de OMWB tevens administratief toezicht uit. Ook dit gebeurt risicogericht. Daarnaast handelt de OMWB de meldingen af over illegale asbestsaneringen. Het toezicht op de fysieke sloop (na verwijdering asbest) is een taak waarvoor de gemeente nog steeds verantwoordelijk is. Dit betreft met name een controle op het daadwerkelijk slopen van het pand en de administratieve verwerking van gegevens in de gemeentelijk systemen.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Toezicht op de activiteit bouw- en sloopveiligheidsplan

Structureel

Als er een bouwveiligheidsplan ingediend is, wordt deze beoordeeld. Het doel is inzichtelijk krijgen of het beoogd initiatief veilig en verantwoord, in relatie tot de directe omgeving en de openbare ruimte, gerealiseerd wordt. Zolang het bouwveiligheidsplan niet is goedgekeurd mogen de bouw- en/of sloopactiviteiten niet starten. Toezicht op de bouw- en sloopactiviteiten vinden plaats zoals al eerder is beschreven.

 

Toezicht op de activiteiten brandveilig gebruik

Structureel omgevingsvergunning en melding

Voor een omgevingsvergunning brandveilig gebruik wordt een oplevercontrole uitgevoerd. Een melding brandveilig gebruik kamergewijze verhuur wordt getoetst op de indieningsvereisten. Ook vindt een oplevercontrole op locatie plaats. Voor de overige meldingen brandveilig gebruik wordt alleen bij hoog geprioriteerde activiteiten een oplevercontrole uitgevoerd.

Structureel gebruiksfase

De inzet op het gebied van brandveiligheid richt zich met name op het verbeteren van het brandveilig gebruik van bestaande gebouwen.

Gezien de grote hoeveelheid en diversiteit aan gebouwen in Tilburg is het onmogelijk om alle gebouwen integraal te controleren op brandveiligheid. Dit is ook niet nodig. Bij bepaalde doelgroepen is immers sprake van een groter risico dan bij andere. Het risico op slachtoffers bij brand is bijvoorbeeld veel groter in een ziekenhuis met bed gebonden patiënten of een kamerverhuurpand, dan in een kantoorgebouw. Dit betekent dat er structureel aandacht wordt besteed aan de brandveiligheid van gebouwen met een hoog risico. Op basis van een risicoanalyse, welke is opgesteld in samenwerking met Efectis Nederland (zie bijlage), zijn prioriteiten gesteld met betrekking tot de doelgroepen.

 

We hebben de onderstaande keuzes gemaakt met betrekking tot de frequentie van toezicht bij de verschillende doelgroepen (categorie A en B) uit het Efectisrapport:

  • Brandveiligheidscontrole en kamerverhuurvergunning

    • -

      Panden met < 5 bewoners worden een keer in de tien jaar gecontroleerd.

    • -

      Panden met >= 5 bewoners worden een keer in de vijf jaar gecontroleerd.

    • -

      Panden met > 10 bewoners worden een keer in de drie jaar gecontroleerd.

Tijdens deze brandveiligheid controle wordt ook de kamerverhuurvergunning meegenomen. Er wordt bij deze controles ook gekeken naar gezondheid, verpaupering en eventuele overlast.

  • Integrale veiligheidscontrole met brandweer

    • -

      Dit betreft de controles bij hoog risico gebouwen welke jaarlijkse worden gecontroleerd. Dat zijn de ziekenhuizen, politiebureau met cellen en psychiatrische inrichting en Universiteit Tilburg.

    • -

      De bijzondere objecten, dat zijn panden met een hoog afbreukrisico, worden met een frequentie van 3 jaar gecontroleerd. Deze lijst is gezien de ontwikkelingen in de stad dynamisch.

  • Brandveiligheidscontrole speciale objecten

    • -

      Speciale objecten zijn gebouwen welke een hoge prioriteit hebben, ondanks het feit dat de doelgroep een lage prioriteit heeft. De zijn: peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, zorgcentra, dagbesteding, zorgwoningen, uitgaansgelegenheden binnenstad, basisscholen en hotels. Deze worden met een frequentie van drie jaar gecontroleerd.

Bij alle overige doelgroepen, categorie C tot en met E uit het Efectisrapport, is alleen reactief toezicht van toepassing. In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma staat beschreven welke controles in dat kalender jaar worden uitgevoerd en wat de werkwijze is.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Toezicht op leefbaarheid

Een van de doelen van het college is het vergroten van de leefbaarheid voor de burgers in Tilburg. Een bijdrage aan het vergroten van leefbaarheid in de directe woonomgeving wordt geleverd door onder meer oplossingen te vinden voor overlast situaties en verpaupering in de directe woonomgeving. De Omgevingswet kan aanknopingspunten bieden om overlast situaties mee aan te pakken.

Structureel

Er wordt op dit moment in een projectteam onderzocht hoe we structurele aanpak met betrekking tot de activiteit: instandhouden van een bouwwerk: verpaupering/redelijkheid van welstand vorm (verloedering) vorm kunnen geven. De eerste fase van dit project betreft het opstellen van de Tilburgse definitie van verloedering. Welke vervolgens wordt vertaald in een praktische handreiking, die in de praktijk gebruikt kan worden.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming met betrekking tot:

  • verspreiden rook/stof

  • overlast voor gebruikers/omgeving (o.a. geluidsoverlast en stankoverlast)

  • instorting/omval of ander gevaar (o.a. vervuiling)

  • verpaupering / redelijkheid van welstand

  • handelen in strijd met bestemmingsplan

  • herhaaldelijk veroorzaken ernstige hinder

  • geluidshinder woningen

  • parkeren drie voertuigen op de weg in een straal van 100 meter

  • lachgas

Toezicht op milieubelastende activiteiten

De Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) voert de milieutaken uit voor de gemeente Tilburg. Naast het verplichte basistakenpakket heeft de gemeente Tilburg ook de overige milieutaken (de zogenaamde verzoektaken) bij de OMWB belegd. In de taken is onderscheid gemaakt in inrichting gebonden taken en niet-inrichting gebonden taken. Inrichting gebonden taken bestaan uit toezicht en handhaving bij bedrijven op milieuwetgeving en klachtenafhandeling. Hieronder valt ook het toezicht op het treffen van energiebesparende maatregelen. Onder de niet-inrichting gebonden taken vallen onderwerpen zoals ketengericht milieutoezicht, asbest, mobiel breken, gesloten bodemenergiesystemen en toezicht op bodemsaneringen en het toepassen van grond en bouwstoffen.

 

In de regio Midden- en West-Brabant zijn afspraken gemaakt over de uitvoering van deze taken. De afspraken zijn vastgelegd in diverse documenten. De MWB-norm (Midden- en West-Brabantnorm), het Uitvoeringsniveau niet-inrichting gebonden taken en het Gemeenschappelijk Uitvoeringskader vormen de basis hiervoor. In brancheplannen en andere themagerichte notities doet de OMWB voorstellen voor een regionale aanpak. Dit geldt bijvoorbeeld voor de thema’s energie, asbest en externe veiligheid. Bij branches gaat het om hoog geprioriteerde bedrijven zoals tankstations en risicorelevante bedrijven.

 

Op basis van deze voorstellen en uitgangspunten en gemeentelijke prioriteiten wordt jaarlijks een werkprogramma vastgesteld met daarin de werkzaamheden die de OMWB voor de gemeente Tilburg uitvoert. De gemeente voert de regie op de totstandkoming van het werkprogramma en betrekt andere afdelingen om ervoor te zorgen dat ook zaken zoals het Schone Luchtakkoord en het Energieakkoord goed in het werkprogramma terechtkomen. De OMWB voert de toezicht- en handhavingstaken milieu onder mandaat uit. Bestuurlijk gevoelige zaken bespreekt de OMWB met de gemeentelijke organisatie en indien nodig met de portefeuillehouder.

 

Structureel

  • Basistaakbedrijven (inrichtingen categorie B2 tot en met D1).

    • -

      Inrichtingen categorie D1 zijn grote milieuvervuilende bedrijven waar in de vergunning de best beschikbare technieken op het gebied van milieu zijn voorgeschreven.

    • -

      Inrichtingen categorie C2 zijn de risicovolle bedrijven die werken met gevaarlijke stoffen en daarom vergunningplichtig zijn.

    • -

      Inrichtingen categorie C1 zijn vergunningplichtige bedrijven niet zijnde C2 en D1.

    • -

      Inrichtingen categorie B2 zijn bedrijven die meldingsplichtig zijn in het kader van het Besluit activiteiten leefomgeving en die vallen onder het basistakenpakket.

  • Niet-basistaakbedrijven (inrichtingen categorie A tot en met B1)

    • -

      Inrichtingen categorie B1 zijn bedrijven die meldingsplichtig zijn in het kader van het Activiteitenbesluit en die niet vallen onder het basistakenpakket.

    • -

      Inrichtingen categorie A zijn bedrijven die geen meldingsplicht hebben maar wel moeten voldoen aan de voorschriften van het Besluit activiteiten leefomgeving.

  • NIG-taken

    • -

      Dit gaat om de niet-inrichting-gebonden basistaken met betrekking tot asbest, ketengericht milieutoezicht, mobiel breken, gesloten bodemenergiesystemen, Aanvullingswet Bodem en Aanvullingsbesluit Bodem.

  • Thema’s

    • -

      Toezicht op thema’s, zoals afvalwaterlozing en energiebesparingcontroles.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen met betrekking tot o.a. geluid- en stankoverlast van bedrijven en opleveringscontroles (omgevingsvergunning met onderdeel milieu en melding Activiteitenbesluit).

 

Toezicht op de APV en bijzondere Wetten

In deze paragraaf staat het toezicht op de APV (openbare orde bevoegdheden) en bijzondere wetten beschreven.

 

Toezicht op evenementen

Structureel

De aard en omvang van het evenement bepaalt de wijze en intensiteit van het toezicht.

Bij de risicovolle evenementen (klasse B en C) vinden afhankelijk van de risico’s en de duur van het evenement een of meerdere fysieke controles plaats voorafgaand aan het evenement. Tijdens deze controle kijken we, samen met de organisator, of alles conform de vergunning is uitgevoerd.

Bij B- en C-evenementen wordt tijdens het evenement gecontroleerd of aan de vergunningsvoorwaarden wordt voldaan. De A-evenementen worden steekproefsgewijs gecontroleerd.

Reactief

Meldingen en eigen waarnemingen over A-, B- en C- evenementen.

 

Meer informatie over het toezicht en de handhaving bij evenementen is te vinden in het onderdeel “Prettig geregeld” van het evenementenbeleid.

 

Toezicht op verleende parkeerontheffing

Reactief

Meldingen en eigen waarnemingen

 

Toezicht op dierenactiviteit

Reactief

Toezicht met betrekking tot overlast huisdieren vindt plaats op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Toezicht op huisvestingswet

In het kader van de huisvestingswet zijn burgemeester en wethouders belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde.

 

Onttrekken bestaande woonruimte

Om de woningvoorraad op peil te houden is het niet toegestaan om zonder vergunning woonruimte te onttrekken uit de bestaande woningvoorraad. Niet alle vormen van onttrekking zijn legaal en te vergunnen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan illegale hennepteelt in een woning.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Omzetten woonruimte zelfstandig naar onzelfstandig

Structureel

Het omzetten van woonruimte van zelfstandig naar onzelfstandig (bijvoorbeeld het splitsen van een woning) is vergunning plichtig. Als een vergunning is verleend, vindt er een oplevercontrole plaats. Als er bouwkundige wijzigingen aan de brandcompartimentering zijn, is een omgevingsvergunning bouw nodig, die door middel van een oplevercontrole gecontroleerd wordt.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Verhuurvergunning/opkoopbescherming

Door de blijvende druk op de woningmarkt is de verhuurvergunning opkoopbescherming opgenomen in de Huisvestingsverordening. Doelstelling hiervan is om in de diverse wijken van de stad de mogelijke overlast van kamerverhuurpanden te beperken en starters meer kansen te geven op de woningmarkt.

Structureel

Aanvragen van de verhuurvergunning opkoopbescherming worden gecontroleerd. Daarnaast gaan we met behulp van gemeentelijke systemen (gegevens uit kadaster/BAG/BRP) controles uitvoeren bij panden die geen vergunning hebben aangevraagd, maar verhuurd worden.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming doormiddel van controles bij panden die voldoen aan de vereisten van een beschermde woonruimte, maar geen aanvraag hebben gediend.

 

Meer informatie over de werkwijze bij opkoopbescherming is te vinden in de beleidsnota ‘Toezicht en handhavingsbeleid Opkoopbescherming 2023’.

 

Goed verhuurderschap

Op dit moment is Goed verhuurderschap nog in ontwikkeling. Het doel is om verhuurders te bewegen zich als goed verhuurder te gedragen en daarmee een beter leef- en woonklimaat te realiseren voor huurders. Om dit te bewerkstelligen, hebben wij als lokale overheid meer mogelijkheden nodig om te kunnen handelen. In deze beleidsperiode wordt het Goed verhuurderschap uitgewerkt en geïmplementeerd.

 

Overbewoning / illegale kamerverhuur

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Toezicht op exploitatievergunningen

Er zijn verschillende exploitatievergunningen, hieronder staat beschreven welk toezicht van toepassing is op een exploitatievergunning.

 

Toezicht op horeca

Structureel

Bij een nieuwe of gewijzigde exploitatievergunning wordt een oplevercontrole uitgevoerd.

Bij een oplevercontrole Alcoholwet en de verleende vergunningen en andere wet- en regelgeving, wordt ook bekeken of is voldaan aan de inrichtingseisen. Daarnaast is het een ideale gelegenheid om de spelregels, uit te leggen wat hopelijk het naleefgedrag verbetert. Ook is het een aanleiding om in gesprek te komen met nieuwe ondernemers. Als er aanleiding is wordt de controle integraal opgepakt.

Tijdens weekendavonddiensten wordt regelmatig, als de andere werkzaamheden het toelaten, een ronde gemaakt door toezichthouders, waarbij gecontroleerd wordt op sluitingstijd. Het toezicht op de geldende sluitingstijden binnen het horecaconcentratiegebied (HCG) en in de Spoorzone wordt verricht door de politie. Bij een overtreding ontvangen we een mutatierapport, die we gebruiken om een bestuursrechtelijke maatregel op te leggen. Buiten bovengenoemde gebieden is er vanuit de politie veel minder toezicht op de sluitingstijden.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming, o.a. met betrekking tot aanwezigheid leidinggevende, ondersteunde horeca en sluitingstijden.

 

Toezicht op seksinrichtingen

Structureel vergunde seksinrichtingen

Tijdens deze controle waarborgen we dat vergunde seksinrichtingen (nog steeds) voldoen aan de voorschriften uit de vergunning.

Structureel

Iedere maand controleren we 1 avond, samen met politie, locaties waarbij mogelijk sprake is van illegale seks-werkzaamheden op basis van actieve advertenties.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Meer informatie over de werkwijze bij vergunde seksinrichtingen is te vinden in de ‘’Beleidsnota prostitutie en seksbranche’’.

 

Toezicht op Shishalounges

We hebben weinig tot geen zicht op wat zich afspeelt binnen de shisha-lounges. De vraag is of bezoekers weten wat de gezondheidsrisico’s zijn. Het rookwaar bestaat veelal uit tabak en er wordt in de inrichting gerookt. Dit is sinds de invoering van de tabaks- en rookwarenwet verboden. Het gebruik van bepaalde koolsteentjes is wel toegestaan.

Structureel

We voeren integrale periodieke controles uit samen met verschillende partners (Douane, NVWA, Belastingdienst, Enexis en politie), waarbij wij de gestelde eisen in de exploitatievergunning controleren. Er is op dit moment geen lokaalbeleid voor Shisha lounges, er wordt wel gekeken of dit mogelijk is, waardoor we meer handvatten krijgen voor toezicht.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Toezicht op terrassen

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Toezicht op speelhal/speelautomatenhal

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Toezicht op afhaalgelegenheden

Structureel

Controles bij afhaalgelegenheden worden, samen met team Toezicht Sociaal Domein, eens in de 4 – 6 weken uitgevoerd. Middels preventieve interventies worden ondernemers gemotiveerd om aan de benodigde vergunningen te voldoen.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Toezicht op de alcoholwet

Structureel

Controles met betrekking tot leeftijdsgrenzen vinden plaats op basis van een prioritering die is toegewezen aan de betreffende inrichtingen. De meest risicovolle horeca (veel jeugd of een overtreding bij eerdere controle), worden meerdere keren per jaar gecontroleerd. Andere horeca-inrichtingen zullen minder vaak aan een controle onderhevig zijn. Aan de hand van constateringen kan de prioritering wijzigen. Bij een overtreding wordt handhavend opgetreden.

Wanneer een aankooppoging mislukt, doordat de jongere niet kan aantonen 18 jaar of ouder te zijn, wordt preventief een OK-brief aan de ondernemer gestuurd. Zo willen we goed gedrag stimuleren.

Als een 18-minner wordt aangehouden op basis van het voorhanden hebben van alcoholhoudende drank, heeft een opstarten van een HALT-traject voorkeur boven een geldboete.

Preventief

Om het naleefgedrag te meten en verbeteren, laten we mysteryshops uitvoeren. Een sanctie is hierbij niet aan de orde. Ondernemers krijgen direct een terugkoppeling, waardoor zij in de gelegenheid worden gesteld om hun beleid waar nodig aan te passen. Ondernemers waar een aankooppoging slaagt, kunnen een hercontrole verwachten.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Meer informatie over de werkwijze bij de Alcoholwet is te vinden in het ‘’Preventie en Handhavingsplan Drank en Horecawet”. Dit beleid wordt momenteel herzien.

 

Toezicht op De Tilburgse Kermis

Tijdens de Tilburgse Kermis wordt een kermishandhavingsteam ingezet. Hierbij is het doel, de overlast te beperken en de veiligheid te waarborgen. Er wordt toezicht gehouden op een breed scala aan onderwerpen bij evenementenorganisatoren, horecaondernemers, kermisexploitanten en de bereikbaarheid voor de hulpdiensten op het kermisterrein. De onderwerpen met de hoogste prioriteit zijn opgenomen in de vastgestelde handhavingsscenario’s, welke staan in het jaarlijks vast te stellen Veiligheidsplan van de Tilburgse Kermis. Flexibiliteit en snel schakelen zijn vanwege bestuurlijke gevoeligheden en onvoorziene omstandigheden essentieel.

 

Toezicht op gokken (Wet op de kansspelen)

Illegaal gokken vindt voornamelijk plaats in het criminele circuit. Er gaat veel geld in om en controle, in samenwerking met de politie, is van belang om ondermijnende criminaliteit tegen te gaan. Vanwege de vergunningen die met betrekking tot het online gokken zijn afgegeven, zullen de gokzuilen in aantallen afnemen.

Structureel

We voeren gepland toezicht uit, waarbij we controleren of er kansspelautomaten aanwezig zijn zonder vergunning.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Wet Kinderopvang

Structureel

De GGD voert het toezicht uit op de Wet Kinderopvang en brengt de gemeente op de hoogte via een rapport van bevindingen. In de beleidsregels handhaving Wet Kinderopvang 2019 staat beschreven welke bestuurlijke maatregelen we treffen bij bepaalde bevindingen. De bevindingen worden geregistreerd in het programma 'GIR handhaven' van het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Meer informatie over de werkwijze bij de Wet op de kinderopvang is te vinden in de ‘’Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang 2019’’.

 

Toezicht op reclame activiteiten

Structureel

Er is een vergunningplicht voor reclame-uitingen (artikel 13 APV (openbaar gebied) of artikel 114 (algemene regeling vergunningplicht). Het toezicht is van toepassing op welstandsniveau 1 gebieden. Maatwerk is mogelijk op basis van een hardheidclausule in de Welstandnota 2017.

Reactief

Toezicht op basis van klachten, meldingen en eigen constateringen gerelateerd aan de vergunningplicht reclames.

 

Toezicht gebruik openbare ruimte

Structureel bouwplaats

Voor het gebruik van de openbare ruimte dient een melding gedaan te worden. Het kan bijvoorbeeld gaan om een steiger, container, hekken. Als dit bij een bouwplaats is, wordt de controle van de verleende vergunning meegenomen in het bouwtoezicht.

Reactief

Toezicht op basis van klachten en meldingen.

 

Toezicht op Digitaal Opkopers Register

Structureel

Om heling terug te dringen is er een landelijk DOR (digitaal opkoop register) ingevoerd. Alle winkeliers en handelaren in tweedehands goederen zijn verplicht om hun aankopen in het DOR te registreren. Er wordt gecontroleerd of een winkel/detailhandel geregistreerd staat in het DOR register en/of de tweedehands spullen geregistreerd staan.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Toezicht op gevaarlijke honden

Reactief

Bij meldingen van bijtincidenten, vanuit politie of burgers, gaan handhavers indien nodig bij de eigenaar van de hond en het slachtoffer langs, om een rapport van bevindingen op te maken. Op basis van deze bevindingen of politie rapportages/aangiftes worden er bestuurlijke maatregelen aan de hond-eigenaar opgelegd. Deze bestuurlijke maatregelen variëren van een kort aanlijngebod, verplichte muilkorf of hondentraining en in extreme situaties kan worden overgegaan tot in beslagname van de hond. Er wordt actief gehandhaafd op het naleven van deze bestuurlijke maatregelen.

 

Toezicht op taxivignetten

Structureel

Er wordt actief op taxivignetten gecontroleerd, de handhavers nemen de taxistandplaatsen mee in hun controlerondes en handhaven actief op overtredingen.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Toezicht Afvalstoffen

Reactief

Toezicht op basis van meldingen (o.a. fixi, BAT of wijkreinigers) en eigen waarneming.

 

Toezicht op staanplaatsverordening

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Toezicht op Havenverordening

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Toezicht op fietsenruimen

Structureel

De gemeente is opdrachtgever voor fietsenruimen in het door het college aangewezen ruimgebied. Het daadwerkelijk ruimen van fietsen is uitbesteed aan Diamant-groep en geruimde fietsen worden in het Algemene Fiets Afhandel Centrale (AFAC) opgeslagen.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Toezicht op de illegale opslag van vuurwerk

Structureel

In december van elk kalender jaar wordt een hercontrole uitgevoerd op locaties waar het jaar eerder een illegale vuurwerkopslag is geconstateerd.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Toezicht hennep en drugs

Er zijn verschillende hennep en drugsgerelateerde activiteiten, welke hieronder worden toegelicht.

 

Exploitatie activiteit bedrijven: smart en headshops

Reactief

Controle op smart-en headshops vindt op dit moment alleen plaats op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Exploitatie activiteit bedrijven: coffeeshop

Structureel

De inhoud van deze controle is momenteel inhoudt van gesprek. Het landelijke wietexperiment en de invulling daarvan heeft impact op de manier hoe we de structurele controles vormgeven.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Ondermijningsactiviteit: (voorbereidingshandelingen) soft & harddrugs

Structureel

Integrale controles met betrekking tot hennepteelt en productie van synthetische drugs vindt plaats op basis van meldingen en eigen waarneming. Deze controles worden uitgevoerd met politie en overige partners.

 

Ondermijningsactiviteit: dealpanden

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

 

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming

Een burger kan een melding via verschillende kanalen indienen: fixi app, telefonisch (klant contact center), mail, meldingsformulier website, meld misdaad anoniem (MMA) of social media. De meldingen worden, uitgezonderd van een MMA-melding, in het gemeentelijk klachtensysteem gezet. De melder heeft de keuze om anoniem te melden of contact gegevens achter te laten.

Er komen ook meldingen van externe partners, die komen niet via bovenstaande kanalen binnen, maar worden rechtstreeks aan de coördinatoren en/of handhavers doorgezet.

 

De meldingen worden door de toezichthouders op basis van onderstaande meldingenstrategie opgepakt:

 

Melding openbaar gebied in fixi

Alle inkomende meldingen in fixi voor het openbaar gebied worden opgepakt op volgorde van binnenkomst, deze worden binnen de servicenorm afhandeltermijn afgehandeld. De melding wordt in het gemeentelijk klachtensysteem afgesloten met een toelichting aan de melder over de afhandeling van zijn melding. Bij een anonieme melding is terugkoppeling aan de melder niet mogelijk.

 

Meldingen niet openbaar gebied in fixi

Melding in fixi wordt inhoudelijk beoordeeld, is er sprake van:

  • 1.

    Acuut gevaar voor veiligheid en/of gezondheidsrisico, dan wordt toezicht meteen opgepakt, er wordt vooraf contact gezocht met de melder als er meer informatie nodig is.

  • 2.

    Een melding over een thema waarvoor de gemeente bevoegd gezag is, dan wordt de melding opgepakt. Er wordt vooraf contact gezocht met de melder als er meer informatie nodig is. Als de activiteit hoog geprioriteerd is (zie hoofdstuk 9), heeft de afhandeling voorrang ten opzichte van een activiteit die de prioriteit midden of laag heeft. Als de activiteit een prioriteit midden of laag heeft, maar er zijn meerdere meldingen van verschillende melders, dan heeft de afhandeling van deze melding ook voorrang.

  • 3.

    Een melding over een thema waarvoor de gemeente geen bevoegd gezag is, dan wordt de melding meteen afgehandeld met een (standaard) toelichting.

  • 4.

    Een anonieme melding, deze wordt alleen opgepakt wanneer er sprake is van acuut gevaar voor veiligheid en/of gezondheidsrisico. In alle andere gevallen wordt deze afgehandeld zonder verdere actie.

De melding wordt in het gemeentelijk klachtensysteem (fixi) afgesloten binnen de afgesproken servicenorm met een toelichting aan de melder over de afhandeling van zijn melding en/of het vervolgtraject. Bij een anonieme melding is terugkoppeling aan de melder niet mogelijk.

Bij iedere melding wordt bepaald of een fysiek bezoek aan de locatie nodig is. Na een fysiek bezoek wordt de klachtmelding opgevoerd in het zaaksysteem, zodat de constateringen vastliggen. Indien:

    • a.

      Overtreding geconstateerd: handhavend optreden

    • b.

      Geen overtreding geconstateerd: dossier sluiten

Meldingen niet openbaar gebied vanuit externe partners

Meldingen vanuit externe partners zoals de politie, woningcorporaties, arbeidsinspectie, Enexis, etc. komen vaak voort uit een constatering van deze partner. De melding komt binnen via mail of telefonisch en wordt inhoudelijk beoordeeld. Toezicht wordt, in overleg met de partner, in de meeste gevallen direct opgepakt. Er is contact met de partner als er meer informatie nodig is.

 

Als de activiteit hoog geprioriteerd is, heeft het oppakken van het signaal voorrang t.o.v. een activiteit die de prioriteit midden of laag heeft. Bij een prioriteit midden of laag waarbij de externe partner aangeeft dat de situatie ernstig is, zal er met voorrang een controle uitgevoerd worden.

 

Bij een signaal vanuit een externe partner waarvoor de gemeente geen bevoegd gezag is, wordt teruggekoppeld aan deze partner dat de melding bij een andere instantie gemeld moet worden.

 

De meldingen en constateringen worden in het zaaksysteem vastgelegd met een toelichting en de relevante gegevens. Wanneer er een overtreding is, wordt er handhavend opgetreden.

 

Eigen waarneming toezichthouder

Een eigen waarneming kan aanleiding zijn om een controle uit te voeren.

 

Klachten en meldingen OMWB

Geluidklachten over evenementen mogen overigens niet alleen bij de gemeente Tilburg maar ook bij de MilieuKlachtenCentrale (applicatie: S@men) van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant gemeld worden. De gemeente Tilburg heeft toegang tot het digitale klachtenregistratiesysteem van de OMWB en kan de informatie digitaal ophalen. In dit systeem staan ook de meldingen over milieuoverlast van bedrijven die de OMWB in behandeling heeft genomen. Denk hierbij aan geur-, geluid-, stof-, licht- of trillinghinder, bodem- of luchtverontreiniging.

Klachten die bij de MilieuKlachtenCentrale binnenkomen, maar waarvoor de gemeente bevoegd gezag is, worden in fixi gezet.

 

Handhavingsverzoek

Belanghebbenden kunnen schriftelijk een verzoek tot handhaving indienen. Vervolgens wordt er een afweging gemaakt of het handhavingsverzoek in behandeling wordt genomen. Hiervoor moet de indiener als belangende worden aangemerkt en moet het verzoek voldoende concreet zijn. Vervolgens wordt bepaald of er sprake is van een overtreding. Als er een overtreding wordt geconstateerd, wordt er handhavend opgetreden. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan afzien van handhaving.

 

Wanneer een handhavingsverzoek wordt ingediend voor een onderwerp waaraan een lage prioriteit is toegekend in het VTH-beleid, dient bovenstaande afweging ook gemaakt te worden. Een lage prioriteit is namelijk geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan mag worden afgezien van handhaving.

Bij een handhavingsverzoek wordt de wettelijke termijn van acht weken na ontvangst gehanteerd voor het nemen van een beslissing. Een melding in het gemeentelijk klachtensysteem waarin wordt gevraagd om handhaving, wordt niet gezien als een officieel handhavingsverzoek.

 

5. Sanctiestrategie

 

Inleiding

De sanctiestrategie is bepalend voor de wijze waarop de gemeente optreedt bij geconstateerde overtredingen. Het opleggen en uitvoeren van sancties draagt eveneens bij aan preventie bij anderen en zorgt ervoor dat regels beter worden nageleefd. De sanctiestrategie van de gemeente Tilburg sluit aan bij de Landelijke Handhavingsstrategie.

 

De aanpak van milieucriminaliteit door omgevingsdiensten is gekoppeld aan de inzet van bestuurs- en strafrechtelijke interventies van de Landelijke Handhavingsstrategie (LHS), de inzet van de Boa’s van de omgevingsdiensten en de tipfunctie als bedoeld in de Wet Bibob (art. 26).

 

Programmatisch handhaven

Goede handhaving verloopt volgens een plan in de vorm van een handhavingsprogramma. Door

programmatisch handhaven kunnen de middelen daar ingezet worden waar de risico's het grootst zijn. Daarmee wordt voorkomen dat 'de waan van de dag' regeert en dat Handhaving enkel met meldingen en incidenten bezig is. Programmatisch handhaven:

  • neemt het gedrag van mensen als uitgangspunt: waarom houden mensen zich niet aan de regels?

  • is informatie gestuurd: gaat uit van kennis en ervaring over risico's van niet-naleving en mate van naleving

  • is probleemgericht in plaats van taakgericht: minder symptoombestrijding, meer structurele aanpak.

Programmatisch handhaven

 

Bij programmatisch handhaven worden samen met in- en externe belanghebbenden de risico’s ingeschat van het niet naleven van regels. Op basis hiervan ontstaat een goed overzicht van de handhavingstaken die prioriteit moeten krijgen.

Vervolgens wordt aan de hand van de uitkomsten van een doelgroepenanalyse de meest geëigende interventiestrategie bepaald. Door de effecten van maatregelen uit de interventiestrategie te meten en te evalueren kan bepaald worden in hoeverre de gemaakte keuzes effectief zijn.

 

Dit proces van risicoanalyse, prioriteitstelling, doelgroepenanalyse, vormgeving van interventiestrategieën, beleggen van acties en effectmeting is een cyclisch en interactief proces waarbij voor het bereiken van naleving nieuwe kennis en inzichten worden gebruikt om de handhaving te verbeteren en te verfijnen.

 

Bestuursrecht en strafrecht

Bij professionele handhaving worden de wijze waarop bestuurlijke sancties en termijnen die bij het opleggen en ten uitvoer leggen daarvan worden gehanteerd en de strafrechtelijke handhaving onderling afgestemd.

In de interventiematrix wordt aangegeven met welk sanctie-instrumentarium gehandhaafd moet worden indien er sprake is van een te handhaven overtreding:

  • -

    Alleen bestuursrechtelijk,

  • -

    Alleen strafrechtelijk of

  • -

    Een combinatie van bestuurs- en strafrechtelijk handhaven.

De keuze van inzet van sanctie-instrumentarium hangt af van factoren die samenhangen met de overtreding en de overtreder. Centraal uitgangspunt is dat het bestuursrecht vooral gericht is op herstel, terwijl het strafrecht vooral op straffen is gericht. Indien een overtreding en de gevolgen ervan niet meer ongedaan te maken zijn, is het bestuursrecht niet effectief. Indien daar wel sprake van is, hangt het van een aantal aspecten af of het strafrecht ook een rol zou moeten spelen. Deze zijn:

  • -

    Acuut gevaar

  • -

    Ernstige milieuschade

  • -

    Economisch voordeel van ten minste € 50.000,-

  • -

    Een malafide, calculerende, recidiverende of belemmerende dader

Instrumenten

Bij het uitoefenen van toezicht kunnen overtredingen van regels worden geconstateerd waarbij handhavend opgetreden moet worden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van repressieve of sanctionele instrumenten. De meest voorkomende bestuursrechtelijke en strafrechtelijke instrumenten worden in de volgende paragrafen toegelicht.

 

Bestuursrechtelijke instrumenten

Last onder dwangsom

Na constatering van een overtreding kan een last onder dwangsom worden opgelegd. Dat betekent dat eerst het voornemen tot het opleggen daarvan wordt geuit richting de overtreder. Daarop kan een zienswijze worden ingediend. Na beoordeling daarvan (belangenafweging) kan besloten worden een last onder dwangsom op te leggen. In dat besluit staat dat voor een bepaalde termijn de overtreding beëindigd moet worden. Als dat niet gebeurt, moet de overtreder een dwangsom betalen. Die dwangsom wordt van rechtswege verbeurd. Via een invorderingsbeschikking wordt de verbeurde dwangsom geïnd.

 

Last onder bestuursdwang

Bij het instrument last onder bestuursdwang wordt hetzelfde proces doorlopen als bij de last onder dwangsom, met als verschil dat de gemeente zelf fysiek ingrijpt en de herstelmaatregelen treft als de overtreder dit niet doet of wil doen. De overtreder krijgt een termijn gegund om zelf de overtreding te beëindigen. Als de overtreding niet binnen die gestelde termijn is beëindigd, dan neemt de gemeente, op kosten van de overtreder, zelf de benodigde acties om de overtreding ongedaan te maken. Na afloop van de handhavingsactie worden de daarvoor gemaakte kosten via een kostenverhaalbeschikking op de overtreder verhaald. Het opleggen van een last onder bestuursdwang is een complexe procedure die grote financiële risico’s voor de gemeente met zich kan brengen als de gemaakte kosten niet kunnen worden verhaald. Het is daarnaast het meest ingrijpende middel dat ons bestuursrechtelijk ter beschikking staat. Bij de toepassing van bestuursdwang grijpen de gemeente zelf in door bijvoorbeeld voorzieningen te treffen of illegaal gestort afval te verwijderen. Dit instrument wordt daarom alleen in spoedeisende en bij ernstige overtredingen toegepast die directe dreiging vormen voor veiligheid, openbare orde of de volksgezondheid en waarbij een last onder dwangsom naar verwachting niet de gewenste financiële prikkel zal geven.

 

Spoedeisende bestuursdwang

De gemeente kan, bij acuut gevaar, onmiddellijk herstelmaatregelen treffen. Dit zonder dat de overtreder een termijn krijgt zelf de overtreding te beëindigen. De gemeente handelt direct omdat er geen tijd is de overtreder zelf de tijd te gunnen. De overtreder ontvangt hiervoor achteraf de kostenverhaalbeschikking. Dit proces is hetzelfde als bij de last onder bestuursdwang, met het verschil dat de gemeente direct handelt. Bij zeer spoedeisende bestuursdwang volgt achteraf het bestuursdwangbesluit. De volgorde van besluiten en handelen is omgekeerd.

 

Dit instrument wordt onder andere ingezet bij bouwen of slopen zonder de daartoe vereiste vergunning, bij bouwmeldingen, starten met de bouw zonder kwaliteitsborger of bij gevaarzetting. Om te voorkomen dat verder wordt gegaan met bouwen of slopen, en daarmee de overtreding wordt vergroot, wordt bij constatering van de overtreding door de toezichthouder mondeling opdracht gegeven de activiteiten stil te leggen. Dit wordt daarna zo snel mogelijk schriftelijk bevestigd. Indien voor de activiteit vergunning kan worden verleend zal de overtreder worden aangeschreven om alsnog een vergunning aan te vragen. Indien geen vergunning kan worden verleend zal de situatie, voor zover mogelijk, naar de oude situatie moeten worden hersteld. Daarbij wordt alsnog de procedure van last onder dwangsom of bestuursdwang gevolgd.

 

In het openbaar gebied wordt spoedeisende bestuursdwang ingezet op de thema’s illegale stort van afval, campers en aanhangers.

 

Intrekken vergunning

Wanneer een vergunning is verleend en de vergunninghouder houdt zich niet aan de daarin gestelde voorwaarden kan de vergunning worden ingetrokken. Van dit instrument kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt als de vergunninghouder in afwijking van een verleende vergunning handelt of de voorschriften niet naleeft. Door het intrekken van een vergunning kan een illegale situatie ontstaan. Daartegen kan handhavend worden opgetreden middels een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang.

 

Strafrechtelijke instrumenten

Als er sprake is van een strafbaar feit, kan een proces-verbaal (PV) worden opgemaakt van de overtreding door een boa (buitengewoon opsporingsambtenaar) of door de politie. Het Openbaar Ministerie kan strafvervolging instellen. Daarnaast zijn er bestuurlijke strafsancties, te weten de bestuurlijke boete en de bestuurlijke strafbeschikking.

 

Bestuurlijke boete

De bestuurlijke boete is een bijzonder instrument. Het is een bestuurlijk handhavingsinstrument met een bestraffend karakter. Op de toepassing van dit instrument zijn naast de bepalingen uit de Awb, ook bepalingen uit het wetboek van Strafrecht en wetboek van Strafvordering van toepassing. Met dit instrument kunnen buitengewoon opsporingsambtenaren (Boa’s) van de gemeente en handhavers– zonder tussenkomst van de rechter – straffen opleggen voor overtredingen.

 

In de Omgevingswet wordt het gebruik van de bestuurlijke boete vergroot. In hoofdstuk 18 van de Omgevingswet staan artikelen over de situaties waarin het bevoegd gezag een bestuurlijke boete kan opleggen. Het gaat hier om:

  • Milieuregels Seveso-richtlijn (artikel 18.11 Ow), nieuw

  • Regels over bouwen, slopen gebruik en in stand houden van bouwwerken (artikel 18.12 Ow)

  • Erfgoedregels (artikel 18.13 Ow) nieuw

  • Beperkingengebied luchthaven (artikel 18.14 Ow)

  • Beperkingengebied spoor (artikel 18.15 Ow)

  • Regels over handel in dieren, planten, hout of producten daarvan (artikel 18.15a Ow)

In deze beleidsperiode wordt verkend of de bestuurlijke boete gebruikt kan worden om de overlast van illegale stort adequaat te kunnen aanpakken.

 

Bestuurlijke strafbeschikking

Het opleggen van een bestuurlijke strafbeschikking is minder arbeidsintensief dan de bestuurlijke boete. De boa die een bestuurlijke strafbeschikking uitvaardigt, gaat met zijn bon naar het gemeentehuis en voert daar zelf de gegevens en feitcode in het gemeentelijke systeem. Vervolgens stuurt hij dit door naar het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), dat voor de inning van de boete zorgt. Als de overtreder niet betaalt, geeft het CJIB (na aanmaning) de zaak in handen van de deurwaarder voor uitvoering van de strafbeschikking. Is de ‘bestrafte’ persoon het er niet mee eens, dan moet hij zelf in actie komen en verzet instellen bij het Openbaar Ministerie.

 

Strafbaarstelling op grond van de Wet op de economische delicten (Wed)

In de Wet wordt het overtreden van voorschriften strafbaar gesteld die vanuit sectorale wetten worden overgeheveld naar de Omgevingswet. Overtreders worden vervolgd door het Openbaar Ministerie en krijgen hun staf opgelegd door de strafrechter. Dit geldt vooral bij overtredingen van de milieuregelgeving. Het strafrecht biedt ook de mogelijkheid om eigen dwangmiddelen en opsporingsbevoegdheden in te zetten.

 

Bestuurlijk strafrechtelijk traject/Combinatie

Bijzondere sanctiestrategieën zijn van toepassing op situaties waarin naast bestuursrechtelijke overtredingen ook strafbare feiten zijn gepleegd. In deze gevallen vindt overleg plaats met politie en het Openbaar Ministerie over de in die situatie wenselijke sanctiestrategie. Dit wordt per situatie afgewogen. Wij zoeken daarom in voorkomende gevallen altijd samenwerking en afstemming op.

In bepaalde gevallen van (zware) overtredingen of zelfs misdrijven kan een combinatie van bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden effectief zijn. Een voorbeeld hiervan is het aantreffen van een hennepkwekerij in een pand. In dat geval zullen politie en Openbaar Ministerie overgaan tot opsporing en vervolging binnen het strafrechtelijk regime, maar in het belang van bescherming van de openbare orde en veiligheid kan gelijktijdig de burgemeester binnen het bestuursrechtelijk regime besluiten tot sluiting van het pand. Ook bij illegale stort van huishoudelijke afval kan met spoedeisende bestuursdwang het afval worden geruimd en worden de kosten verhaald. De overtreder ontvangt daarnaast ook een strafbeschikking.

 

Landelijke handhavingsstrategie

We werken conform de landelijke handhavingsstrategie (LHS), welke beschrijft wanneer en hoe opgetreden wordt bij overtredingen. Voor de een aantal handhavingstaken is deze strategie uitgewerkt in maatwerk protocollen, die gebied, doelgroep of thema specifiek zijn. Deze protocollen zijn niet statisch, op basis van de evaluaties kan blijken dat ze bijstelling behoeven.

 

De LHS is een instrument om eenduidig te interveniëren naar aanleiding van tijdens het toezicht gedane bevindingen. De sanctie wordt bepaald op basis van de ernst van de overtreding en het gedrag van de overtreder met behulp van een beslismatrix.

 

Bij in werking treden van de Omgevingswet, wordt de LHS vervangen door de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO). Vanaf dat moment is de LHSO van toepassing voor zowel de verplichte basistaken als andere taken waarvoor geen maatwerkprotocollen zijn.

 

In de kern is de strategie nagenoeg niet veranderd. Wat anders is, is dat de aansluiting op de Omgevingswet goed wordt gelegd, terminologie is geactualiseerd en de bestuurlijke boete is toegevoegd. De LHS is terug te vinden in bijlage 2 en de LHSO in bijlage 3.

 

Afwegingsruimte

In het kader van handhaving hechten wij eraan om duidelijk te maken welke feiten, omstandigheden en belangen wij meewegen in onze beslissingen om al dan niet handhavend op te treden. Het gaat bijvoorbeeld om de volgende aspecten:

 

Duur van de overtreding

Hoe lang bestaat de overtreding? In jurisprudentie is bepaald dat enkel tijdsverloop geen reden is om van handhavend optreden af te zien. Hiervoor zijn aanvullende omstandigheden noodzakelijk. Dit neemt niet weg dat het een aspect is dat wij in onze afweging betrekken. Bij de uiteindelijke besluitvorming of in de bepaling van aanpak of begunstigingstermijn kan hiermee rekening worden gehouden.

 

Aard van de overtreding

Bij dit aspect wordt gekeken om welke overtredingen het gaat. Gelet op onze prioriteiten en de beschikbare capaciteit kan niet alles gezien worden. Onze aandacht gaat uit naar de omschreven beleidsprioriteiten (zie hoofdstuk 9). De aard van de overtreding kan hierdoor een factor zijn in de belangenafweging.

 

Persoonlijke omstandigheden

Persoonlijke omstandigheden zijn aspecten om mee te wegen in de belangenafweging. Ziekte of sterftegevallen kunnen reden zijn om ruimere termijnen te hanteren. Dit is afhankelijk van de omstandigheden en mate waarin deze op de situatie doorwerken. Ook kunnen er andere persoonlijke omstandigheden zijn (zoals leeftijd) die een plek kunnen krijgen in de belangenafweging. Onwetendheid is in principe een aspect dat niet doorslaggevend is (‘ik wist niet dat…’).

 

Waardemindering, kapitaalvernietiging en schade

Bij handhavingszaken komt het voor dat overtredingen ongedaan gemaakt moeten worden, die schade opleveren en tot waardevermindering leiden. In principe is de overtreder zelf verantwoordelijk voor deze schade. De overtreder heeft immers zelf het risico aanvaard om de overtreding te begaan of in stand te laten. Het voorgaande neemt niet weg dat in de belangenafweging wel wordt betrokken dat schade een aspect is dat meeweegt.

 

Ruimtelijke aspecten, natuur en beleid

De gemeente dient het algemeen belang en zet de kaders uit voor het ruimtelijk beleid. In onze afweging bekijken wij welke ruimtelijke aspecten in het geding zijn en hoe zwaar deze op de kwestie drukken.

 

Legaliseringsmogelijkheden

Legalisering (op dit moment of in de toekomst) is een aspect dat wij meewegen in de belangenafweging. Het zou bijvoorbeeld onredelijk zijn om een overtreding te handhaven, indien deze binnen redelijke termijn gelegaliseerd kan worden.

 

Gevolgen voor derden

Ondervinden derden negatieve gevolgen door de overtreding of is er sprake van overlast? Overtredingen, die overlast veroorzaken aan derden moeten worden beëindigd en zijn van belang in de belangenafweging.

 

Precedentwerking

In de belangenafweging wordt betrokken of een overtreding precedentwerking tot gevolg heeft. Precedentwerking houdt in dat derden een geslaagd beroep kunnen doen op een situatie of gebeurtenis, die het gemeentebestuur eerder heeft toegestaan. Dit moet worden voorkomen. In onze afweging wordt dit dan ook altijd meegewogen.

 

Eerdere overtreding (recidive)

In de afweging kan worden betrokken of er sprake is van recidive (herhaalde overtreding). Dit is een belangrijk aspect om in de afweging te betrekken.

 

Gelijkheidsbeginsel

In de afweging wordt meegenomen dat gelijke gevallen op een gelijke manier behandeld worden.

 

Evenredigheidsbeginsel

In de afweging houden we er rekening mee dat de nadelige gevolgen van een of meer belanghebbenden niet onevenredig mogen zijn tot de met het besluit te dienen doelen.

 

Rapportage

Zaakrapportage

De doorlopen stappen en genomen beslissingen worden verifieerbaar en transparant vastgelegd volgens de binnen de handhavingsinstantie geldende administratieprocedures en –systemen, zodanig dat hieruit kan worden afgeleid dat is voldaan aan: het motiveringsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het verbod van willekeur en het verbod van misbruik van bevoegdheid.

 

Beleidscyclus

De gegevens in de zaakrapportage leveren informatie over het effect van de handelingen die de gemeente uitvoert op het naleefgedrag van wet- en regelgeving. Als een activiteit niet het gewenst effect oplevert vormt dit input om de interventiestrategie aan te passen. Op die manier draagt zaakrapportage op langer termijn bij aan de strategievorming. Daarnaast kan de analyse van de zaakrapportage gebruikt worden om onderwerpen voor toekomstige projectmatig(e) toezicht en handhaving te bepalen.

 

Overtredingen (eigen)overheidsinstantie

Overtredingen eigen organisatie

De gemeente heeft een voorbeeldfunctie naar inwoners. De geloofwaardigheid van het beleid komt in het geding indien de locaties en eigendommen die onder het beheer van de gemeente vallen niet aan de eisen van de wet- en regelgeving voldoen.

 

Het toezicht en de handhaving op gemeentelijke eigendommen en locaties wordt op dezelfde wijze uitgevoerd als in reguliere gevallen. Als een overtreding na handhaving niet is opgeheven wordt de situatie voorgelegd aan het college.

 

Overtredingen andere overheden

Op overtredingen van overheden volgt inhoudelijk dezelfde reactie als op overtredingen van burgers en bedrijven. Overheden of publieke ondernemingen die overtredingen blijken te plegen worden bestuursrechtelijk op precies dezelfde wijze behandeld als private ondernemingen of burgers.

 

6. Gedoogstrategie

 

Inleiding

De gemeente heeft een beginselplicht tot handhaving. Dit houdt in dat de gemeente tegen een overtreding moet handhaven, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. Alleen in zeer uitzonderlijke situaties is het gedogen van een overtreding een alternatief voor handhavend optreden. Gedogen kan vervolgens op verschillende manieren. Als eerste kan het bestuursorgaan beslissen om letterlijk niets te doen aan de overtreding. Ten tweede kan worden gemotiveerd dat er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor kan worden afgezien van handhaving. Er is dan meestal sprake van schriftelijk gedogen met voorwaarden, waarbij een gedoogbrief wordt gestuurd. Als laatste kunnen er ook afspraken worden gemaakt met de overtreder zonder dat er echt wordt gesproken over ‘gedogen’ en beoordeeld kan worden of er sprake is van bijzondere omstandigheden. Er moet altijd een belangenafweging worden gemaakt. Het uitgangspunt blijft echter dat een gedoogbeslissing met terughoudendheid moet worden genomen.

 

Bijzondere omstandigheden

In de onderstaande alinea’s wordt toegelicht onder welke bijzondere omstandigheden er kan worden afgezien van handhaving. Bestuursrechtelijk optreden is dan niet aan de orde.

 

Concreet zicht op legalisatie

Een van de uitzonderingen op de beginselplicht tot handhaving is als de activiteit binnenkort legaal zal worden. Per soort overtreding zijn er andere eisen om te kunnen spreken van concreet zicht op legalisatie. Bij een bestemmingsplan overtreding betekent dit dat er al een ontwerp bestemmingsplan ter inzage moet zijn gelegd, of een omgevingsvergunning moet zijn aangevraagd die de overheid wil vergunnen. Als er is gebouwd zonder vergunning, dan moet de overheid zelf beoordelen of het bouwwerk vergund kan worden door middel van een legalisatieonderzoek. Bij het zonder vergunning uitvoeren van een vergunningplichtige milieubelastende activiteit moet er niet alleen een aanvraag liggen, maar deze moet ook ontvankelijk zijn verklaard.

 

Evenredigheidsbeginsel

Er kan ook worden afgezien van handhaving als handhaven in strijd is met het evenredigheidsbeginsel (artikel 3:4 Awb). Als dit beginsel in het geding is wil dit zeggen dat handhaving onevenredig, dan wel onredelijk, zou zijn. Hiervan kan sprake zijn als een overtreding van geringe aard en ernst is. Handhavend optreden zou dan niet in verhouding staan tot de overtreding. Het gaat hierbij meestal om zeer kleine overtredingen waar niemand last van kan hebben.

 

Gelijkheidsbeginsel

Een andere reden om niet handhavend op te treden kan zijn omdat handhaving in strijd zou zijn met het gelijkheidsbeginsel. Het gelijkheidsbeginsel is in het geding als er in een gelijk geval anders (gunstiger) is gehandeld door het bestuursorgaan dan nu wordt voorgesteld. Er is dan dus sprake van een onredelijke behandeling. Voor een succesvol beroep op het gelijkheidsbeginsel gelden drie eisen. Ten eerste moet er sprake zijn van een gelijk geval. Ten tweede moet er ongelijk zijn gehandeld. Ten derde mag er geen objectieve rechtvaardiging zijn voor het verschil in behandeling.

 

Vertrouwensbeginsel

Een laatste reden om af te zien van handhaving is als een inwoner heeft gehandeld naar aanleiding van een toezegging van een ambtenaar of bestuurder. Dit kan handhaven in de weg staan. De Afdeling doorloopt voor de beoordeling van een beroep op het vertrouwensbeginsel drie stappen. Allereerst moet worden vastgesteld dat de uitlating of gedraging van de ambtenaar of bestuurder kan worden gekwalificeerd als een toezegging. De tweede stap is dat wordt nagegaan of de toezegging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Dit is het geval als de betrokkene op goede gronden kon veronderstellen dat degene die de toezegging heeft gedaan, de opvatting van het bevoegde bestuursorgaan vertolkte. Als laatste stap wordt gekeken of er zwaarder wegende belangen zijn die het honoreren van de gewekte verwachtingen in de weg kan staan.

 

7. Samenwerking

 

In de onderstaande tabellen is voor zowel onze interne als onze externe partners aangegeven bij welke onderwerpen de samenwerking wordt opgezocht en op welke manier dit gebeurt.

 

Interne samenwerking

 

Interne partners

Standpunt Gemeentebestuur

Afdeling Veiligheid en Wijken

Uitvoering van Stadstoezicht, Toezicht & Handhaving en juridische advisering voor alle taken behalve milieutoezicht.

Afdeling Dienstverlening (vergunningverlening)

Uitvoering van Vergunningverlening en het leveren van juridische advisering voor alle taken behalve milieutoezicht. Sparringpartner in overleggen, afstemming beleid.

Afdeling Ruimte

Leveren van advies op het gebied van ruimtelijke ordening, huisvesting, natuur, duurzaamheid, externe veiligheid, milieu, verkeer, parkeren en bodem. Sparringpartner in overleggen, afstemming beleid.

Afdeling Economie en Arbeidsmarkt

Sparringpartner m.b.t. evenementen, afstemming beleid

Afdeling Juridische zaken

Leveren juridische advisering en behandelen van bezwaar & beroep.

Afdeling Vastgoed

Afstemming gemeentelijke panden.

Afdeling Communicatie

Advisering op het gebied van communicatie.

Afdeling Sociaal

Advisering en afstemming casussen met betrekking tot de wet Kinderopvang.

Zorg- en veiligheidshuis

Advisering op het gebied van een casus met een zorgaspect.

 

Externe samenwerking

Externe partners

Doel samenwerking

Hoe

Brandweer/Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant

De Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant adviseert en ondersteunt de gemeente in het kader van de vergunningverlening (bouwen, milieu, gebruik) op het gebied van brandveiligheid, bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen, brandveiligheid en gezondheidsaspecten bij evenementen en ruimtelijke ordening inclusief externe veiligheid van brandveilig gebruik. Ook voert de veiligheidsregio op deze gebieden toezicht uit. Daarnaast ondersteunen zij de gemeente bij diversie projecten.

De samenwerkingsafspraken tussen de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant en de gemeente liggen vast in een deelnemersovereenkomst. De veiligheidsregio rapporteert jaarlijks over de uitgevoerde werkzaamheden en stelt jaarlijks in overleg met de gemeente een uitvoeringsprogramma op.

Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB)

De OMWB voert door de gemeente Tilburg de wettelijke én enkele aanvullende (milieu)taken uit. Zo adviseert de OMWB de gemeente bij vergunningverlening en meldingen op het gebied van milieuaspecten. Ook voeren zij toezicht uit op de milieuaspecten. Hieronder valt onder andere structureel milieutoezicht, ketentoezicht en bedrijfsmatige saneringen.

De gemeente Tilburg heeft een dienstverleningsovereenkomst met de OMWB voor leveren van advies en het uitvoeren van milieutoezicht. Deze taken worden jaarlijks in een uitvoeringsprogramma vastgelegd.

Politie

De politie sluit regelmatig aan bij controles. Daarnaast is het cameratoezicht van de gemeente geïntegreerd in politiebureau Stationsstraat.

Met betrekking tot gezamenlijke controles is afstemming met politie op operationeel niveau, waarbij prioriteiten en capaciteit worden afgestemd. Als we een trend signaleren, waarbij we politie-inzet nodig hebben voor controles, zoeken we op dat moment afstemming op operationeel niveau.

Een individuele afstemming per gemeente (over alle VTH-documenten) met politie en het OM op strategisch niveau is niet reëel. Een regionale afstemming zou een oplossing kunnen zijn. Gemeentes kunnen dan krachten bundelen en met betrekking tot actuele thema's afstemming zoeken met politie en het OM. In het driehoeksoverleg worden, indien nodig, gezamenlijke afspraken gemaakt met politie, OM en gemeente met betrekking tot specifieke casussen.

OM

Afstemming over strafrechtelijke handhaving.

Inspectie SZW

SZW is verantwoordelijk voor de arbeidsomstandigheden van werknemers. Daarnaast sporen ze fraude, uitbuiting en georganiseerde criminaliteit binnen de keten werk en inkomen op. Gezamenlijk optrekken om misstanden integraal aan te pakken.

Door samen actief integrale controles uit te voeren maar ook casussen te bespreken op voorhand. Tevens hebben we onderling nauw contact om signalen door te geven zodat ieder vanuit zijn eigen expertise hierop kan handelen.

UWV

Aanpakken van uitkeringsfraude.

Actieve deelname aan het bestuurlijk interventieteam (BIT) door aanwezig te zijn tijdens de overleggen plaatsvinden.

Andere gemeenten

Kennisoverdracht & consultatie via werkgroepen en overlegvormen.

Kennis delen bv. op het gebied van woonoverlast in de werkgroep die door het CCV georganiseerd wordt.

Tevens direct contact met gemeenten wanneer er vragen zijn op verschillende thema’s.

Enexis

Kennisdelen en aanpakken van energiefraude.

Deelname van Enexis bij integrale controles, in het bijzonder bij de aanpak van hennepkwekerijen. Hierbij dragen ze tevens zorg voor een veilige werkomgeving van de partner op locatie.

Woningcorporaties

Vergroten van de leefbaarheid binnen de woonwijken.

Deelname van de woningbouwcorporaties aan de buurtregie, korte lijntjes tussen de toezichthouders en leefbaarheidsconsulenten.

Buurtregie

Afstemming

De toezichthouders sluiten aan bij de buurtregie overleggen in de gebieden waar ze verantwoordelijk voor zijn.

GGD

GGD is belast met het houden van toezicht (inspectie) op de Wet op Kinderopvang.

Beschermen, bewaken en bevorderen van de gezondheid van de inwoners van Tilburg.

GGD inspecteert, gemeente handhaaft indien nodig. Hierbij is het delen van voornamelijk inspectierapporten van toepassing.

Integrale controles uitvoeren wanneer er sprake is van bv. vervuilde woningen.

Bureau HALT

Doorverwijzen van minderjarigen om recidive (alcohol- en drugsgebruik) te voorkomen.

Contact met HALT te intensiveren, afspraken met HALT, politie en gemeente te maken.

Gemeentelijke adviescommissie

Deze commissie is belast met het beoordelen van initiatieven en aanvragen die betrekking hebben op Rijksmonumenten.

Deze commissie (en zijn leden) wordt benoemd door de gemeenteraad. Tweewekelijks komt de commissie in een openbare vergadering bijeen en worden de zaken behandeld.

Provincie Noord-Brabant

Bij een aantal ruimtelijke afwegingen (Omgevingsbesluit Hoofdstuk 4) dient afstemming gezocht te worden met de provincie.

Over de afstemming met de provincie zijn werkafspraken gemaakt. Is advies noodzakelijk dan is wordt de zaak rechtstreeks doorgestuurd aan de beleidsafdeling.

Waterschap Brabantse Delta

Waterschap de Dommel

Bij een aantal ruimtelijke afwegingen (Omgevingsbesluit Hoofdstuk 4) dient afstemming gezocht te worden met het waterschap.

Met het waterschap zijn werkafspraken gemaakt. Eventuele adviezen worden rechtstreeks opgevraagd.

 

8. Uitvoeringsorganisatie

 

Inleiding

De gemeente is verplicht haar uitvoeringsorganisatie zo inrichten te dat het aan bepaalde eisen voldoet. Kort gezegd komt dit neer op het regelen van een scheiding van functies, de bereikbaarheid en beschikbaarheid van de organisatie ook buiten kantooruren en de beschrijving van werkprocessen, procedures en bijbehorende informatievoorziening. Omdat wij er waarde aan hechten dat onze werknemers beschikken over de meest actuele kennis wordt ook aandacht besteed aan opleidingen. In dit hoofdstuk worden al deze zaken toegelicht.

 

Scheiding van functies

Het verlenen van omgevingsvergunningen en het toezicht op het naleven hiervan wordt gescheiden uitgevoerd. Hierdoor zijn vergunningverleners niet betrokken bij het toezicht op vergunningen waarvan zij de voorschriften hebben opgesteld.

 

Bereikbaarheid en beschikbaarheid van de organisatie

De gemeentelijke organisatie en de uitvoeringsdiensten moeten ook buiten de gebruikelijke kantooruren bereikbaar en beschikbaar zijn voor toezicht en handhaving. Bereikbaar voor het melden van acute klachten en beschikbaar voor het behandelen van incidenten. Om dit te waarborgen zijn er verschillende (piket)regelingen.

 

Milieu, evenementen en bedrijven

De OMWB is 24 uur per dag bereikbaar via het telefoonnummer van de MilieuKlachtenCentrale. Tijdens kantoortijd zet de MilieuKlachtenCentrale de klacht direct door naar de klachtenmedewerker van de OMWB. Buiten kantoortijd wordt het klachtenteam opgeroepen:

  • wanneer een bedrijf een vermelding heeft dat een klachtenmedewerker buiten kantoortijd moet worden opgeroepen. Bijvoorbeeld bij een horecabedrijf waar eerder klachten over zijn geweest.

  • bij een melding over een ongewoon voorval.

  • bij 3 milieuklachten binnen 1 uur of bij 5 milieuklachten gedurende 24 uur met vermoedelijk dezelfde oorzaak.

De MilieuKlachtenCentrale verzorgt ook de intake van de meldingen over geluidsoverlast van evenementen. Medewerkers van het team Toezicht en handhaving, die tijdens een evenement aan het werk zijn, kunnen deze klachten online inzien en de klachten direct afhandelen. Bij een evenement waar geen toezicht plaatsvindt, neemt het team Toezicht en handhaving de melding de volgende werkdag in behandeling.

 

Bouwen

Er is 24 uur per dag een medewerker met de expertise bouwen beschikbaar. De bereikbaarheid loopt via de meldkamer. In de praktijk wordt een medewerker bouwen met name buiten kantooruren opgeroepen bij brand in verband met eventueel instortingsgevaar. De brandweer heeft dan bouwkundig advies nodig. Indien nodig wordt contact gelegd met een medewerker met constructieve kennis van de afdeling Dienstverlening, cluster vergunningen.

 

Klachten en meldingen

Klachten over onveilige of kapotte zaken in de openbare ruimte kunnen 24 uur per dag gemeld worden aan het Klant Contact Centrum (KCC) via website en telefoonnummer of direct in de fixi app. Hierbij kan gedacht worden aan gaten in de weg, omgewaaide bomen, kapotte lantaarnpalen, kapotte speeltoestellen, etc. Ook meldingen van woonoverlast of eenvoudige verkeersproblemen kunnen gemeld worden. Bij woonoverlast kan gedacht worden aan: burenlawaai, overbevolking en bouwvallige, onveilige en/of sterk vervuilde percelen/ woningen.

 

Grote incidenten en rampen

Voor rampen, crises en grote incidenten heeft de gemeente een crisisplan (regionaal crisisplan vanuit de Veiligheidsregio). Vanuit de meldkamer dan wel de plaats incident kan ervoor gekozen worden om op te schalen naar de GRIP structuur. Er zijn collega’s (Officier van Dienst/ Adviseur Openbare Orde) op hard piket (Piket Veiligheid) die 24 uur per dag en 7 dagen per week opgeroepen kunnen worden. Samen met andere operationele diensten kan de collega beslissen dat er wordt opgeschaald en op dat moment kunnen lokale en/of districtelijke collega’s uit de crisisorganisatie worden opgeroepen. Dit zijn interne collega’s dan wel collega’s van omliggende gemeenten die getraind zijn om hun functie tijdens een crisis uit te oefenen. Ook vanuit het RUV en crisiscommunicatie is er een piketgroep, ook zij staan op hard piket.

 

Beschrijving werkprocessen, procedures en informatievoorziening

Processen en procedures zijn vastgelegd en geïntegreerd in de VTH applicatie. Voor de invoering van nieuwe wetten en regelgeving worden deze aangepast. Ook de informatievoorziening op de website wordt hierop aangepast.

 

Opleidingen

In de kwaliteitscriteria is vastgelegd welke kennis en vaardigheden VTH-medewerkers moeten bezitten om de gewenste kwaliteit van uitvoering te leveren. Er is blijvende aandacht om medewerkers te laten voldoen aan de kwaliteitscriteria. Hiervoor is opleidingsbudget beschikbaar. Voor de Omgevingswet is een separaat opleidingsplan gemaakt om de medewerkers van voldoende kennis en vaardigheden te voorzien.

 

9. Risicoanalyse en prioritering

 

Toelichting risicoanalyse vergunningverlening

Bij de intake krijgt iedere aanvraag een label. Er zijn drie labels, namelijk een label voor zeer eenvoudige aanvragen en meldingen (I), voor eenvoudige aanvragen (II) en voor de overige grotere en complexere aanvragen (III).

 

Producten die onder label I vallen zijn onder andere de gebruiksmelding brandveiligheid, de sloopmelding, vergunning kamerverhuur, de splitsingsvergunning, de onttrekkingsvergunning en vergunning tijdelijke verhuur leegstaande woning.

Producten die onder label II vallen zijn enkelvoudige aanvragen voor vellen van houtopstand, strijdig gebruik planologische regels en (ver)bouwen van particuliere relatief eenvoudige bouwwerken.

De overige aanvragen vallen in label III. Het gaat in label III om grotere, complexere, meervoudige en/of politiek gevoelige aanvragen.

 

Alleen voor de toets aan het Bouwbesluit is een risicoanalyse gemaakt waarop het toetsniveau is gebaseerd. Deze toets komt alleen voor bij aanvragen voor de activiteit bouwen met label II of label III.

 

1.1 Label II

De toetsing aan het Bouwbesluit vindt bij de volgende type bouwwerken plaats:

  • Dakkapel;

  • Dakopbouw;

  • Interne verbouwing;

  • Bijbehorend bouwwerk;

  • Zwembad.

Op basis van een risicoanalyse is bepaald dat slechts beoordeling op een aantal thema’s van belang is, namelijk:

  • Constructieve veiligheid;

  • Brandveiligheid;

  • Gebruiksveiligheid;

  • Ventilatie;

  • Daglichttoetreding;

  • Verblijfsruimten en –gebieden;

  • Energiezuinigheid;

  • Afvoer hemelwater.

1.2 Label III

Het toetsniveau voor bouwwerken in label III is afhankelijk van de bouwwerkcategorieën uit het Bouwbesluit:

  • Woonfunctie.

  • Bijeenkomstfunctie;

  • Celfunctie;

  • Gezondheidszorgfunctie;

  • Industriefunctie;

  • Kantoorfunctie;

  • Logiesfunctie;

  • Onderwijsfunctie;

  • Sportfunctie;

  • Winkelfunctie;

  • Overig;

  • Bouwwerk geen gebouw zijnde.

Toetsniveau vergunningverlening

De toetsniveaus zijn in onderstaande tabellen weergegeven.

 

Niveau

Werkniveau

Omschrijving

0

Geen

Er vindt geen beoordeling van aangeleverde stukken plaats.

1

Betrouwbaarheidstoets

Bevatten de aangeleverde stukken voldoende samenhangende informatie om het betreffende aspect te kunnen toetsen (globale uitgangspuntentoets). De toetser bladert diagonaal door de stukken en bepaalt op ervaring zijn oordeel aangaande het betreffende aspect. Het gaat om controle op aanwezigheid tekeningen / berekeningen.

2

Hoofdlijnentoets

Van een te toetsen aspect wordt bezien of de uitgangspunten kloppen en de uitkomsten plausibel zijn (zonder de onderbouwing ervan inhoudelijk te toetsen). Van het aspect worden de uitgangspunten gecontroleerd en bekeken wordt of de uitkomsten realistisch zijn voor het gekozen ontwerp. Ook de tekeningen worden opengeslagen en op basis van ervaring wordt gekeken of het ontwerp voldoet aan de gestelde uitgangspunten.

3

Representatieve toets

Het toetsen van een aspect op niveau 2 aangevuld met een inhoudelijke toets van de belangrijkste representatieve onderdelen door middel van een controle van de berekening of het zelfstandig narekenen ervan. Als eerste wordt het aspect getoetst op Hoofdlijnen, volgens niveau 2. Vanuit deze toets wordt vanuit vakmanschap bepaald welk onderdeel representatief is voor het gehele aspect en dit onderdeel wordt inhoudelijk getoetst. Dit toetsen kan gebeuren door of een schaduwberekening, of door het stap voor stap doorlopen van de ingediende berekening

4

Integrale toets

Het toetsen van een aspect op niveau 2 aangevuld met een inhoudelijke toets van alle representatieve onderdelen door middel van een controle van uitgangspunten en resultaten van de berekening of het zelfstandig narekenen ervan. Van een aspect worden alle documenten bestudeerd en compleet getoetst door of een schaduw berekening, of door de documenten van a tot z door te lopen.

Toelichting toetsniveaus

 

Toets-tabel Bouwbesluit 2012 categorie II

Afdeling

Omschrijving voorschrift

Dakkapel

Dakopbouw

Interne verbouwing

Bijbehorend bouwwerk

Zwembad

Hfdst.2 - Veiligheid

2.1

advies bouwconstructies

2.3

afscheiding van vloer, trap en hellingbaan

  • aanwezigheid

1

1

1

  • hoogte

2

2

2

  • openingen

2

2

2

  • overklauterbaarheid

2

2

2

2.4

overbrugging hoogteverschillen

  • aanwezigheid

1

1

1

1

2.5

trap

  • afmetingen

2

2

2

  • trapbordes

2

2

2

2.7

beweegbare constructieonderdelen

  • hinder openbare weg / vluchtweg

2

2

1

Hfdst.3 - Gezondheid

3.6

luchtverversing

  • aanwezigheid

1

1

1

1

  • plaats opening

1

2

2

1

3.7

spuivoorziening

  • aanwezigheid

1

1

1

1

3.8

toevoer verbrandingslucht / afvoer rookgas

  • aanwezigheid

1

1

1

1

  • plaats opening

1

2

2

1

3.11

daglichtoppervlakte

  • aantal en oppervlakte daglichtopeningen

2

2

2

Hfdst.4 – Bruikbaarheid

4.1

verblijfsgebieden en -ruimten

  • aanwezigheid

1

1

1

  • afmetingen

2

2

2

Hfdst.5 – Energiezuinigheid

5.1

energiezuinigheid

  • isolatie scheidingsconstructie

2

2

2

2

Hfdst.8 – Installaties

6.4

afvoer huishoudelijk afvalwater / hemelwater

  • aanwezigheid voorzieningen hwa

1

1

1

6.5

tijdig vaststellen van brand

  • aanwezigheid en soort rookmelders

2

2

2

 

Toetsniveaus aanvragen label II

 

Toetsniveaus label III

 

Toetsniveaus label III constructieve veiligheid

 

Toelichting risicoanalyse toezicht

Voor alle relevante activiteiten die worden uitgevoerd, is een risico inschatting gemaakt. Dit risico zijn bepaald volgens een vaste methodiek, waarbij verschillende beoordelingscriteria in acht zijn genomen, te weten:

 

Fysieke veiligheid

De mate waarin sprake kan zijn van menselijk en dierlijk letsel, al dan niet met dodelijk gevolg.

Kwaliteit van de sociale leefomgeving

De mate waarin de omgevingskwaliteit wordt aangetast.

Financieel economische schade

De hoogte van de kosten voor de gemeente.

Natuur & Stadsschoon

De mate waarin de natuur-/cultuurhistorische waarden worden aangetast.

Volksgezondheid

De mate waarin sprake kan zijn van aantasting van de menselijke gezondheid.

Bestuurlijk imago

De te verwachten afbreuk en/of schade aan het bestuurlijk imago.

 

De score is bepaald door voor elk criterium een inschatting te maken (op een schaal van 0 tot 5) van het effect van slecht naleefgedrag. Dit levert een risico inschatting op ten aanzien van de effecten van slecht naleefgedrag.

 

Fysieke veiligheid

Sociale kwaliteit: toename onveiligheidsgevoel

Financieel economische schade

Natuur en schoon

Volksgezondheid

Bestuurlijk imago

0

geen effect

geen effect

geen effect

geen effect

geen effect

geen effect

1

pijn of letsel bij een individu

Nauwelijks

€ 1- 1.000

enige verstoring van het aanzien

gering gevaar voor de gezondheid

nauwelijks aantasting

2

pijn of letsel bij meer individuen

Enige

€ 1.000 -10.000

aanzienlijke aantasting van het aanzien

gevaar voor de volksgezondheid

Kleine aantasting

3

zwaar letsel bij een enkeling of gering letsel bij velen

Gemiddelde

€ 10.000 – 100.000

aantasting leefomgeving van enige duur

groot gevaar voor de volksgezondheid e/o enige ziekte gevallen

Gemiddelde aantasting

4

dood van een enkeling of ernstig letsel bij velen

Grote

€ 100.000 –1.000.000

aantasting leefomgeving van lange duur

veel ziekte gevallen e/o een enkel sterfgeval

Grote aantasting

5

meer doden

Zeer grote

> € 1.000.000

vernietiging leefomgeving

meer sterfgevallen

zeer grote aantasting

Uitleg risico score

 

Gezien het feit dat bij sommige activiteiten vaker sprake is van overtredingen en dus een grotere kans op slecht naleefgedrag, wordt aanvullend bepaald wat het risico is op slecht naleefgedrag. Afhankelijk van het algemene risico op slecht naleefgedrag, komt er nog een vermenigvuldiging op het gemiddelde risico van het effect van slecht naleefgedrag.

 

Score

Naleefgedrag in %

Standpunt Gemeentebestuur

1

80-100%

Zeer goed

2

60-80%

Goed

3

40-60%

Gemiddeld

4

20-40%

Slecht

5

0-20%

Zeer slecht

Uitleg kans score

 

De prioriteit die wordt gegeven aan een activiteit is gebaseerd op het uiteindelijke gemiddelde risico. Deze prioritering is sturend voor onze inzet. De werkwijze voor het prioritair werken is te vinden in hoofdstuk 3 paragraaf werkwijze prioritair werken.

 

Prioritering toezicht

 

Hieronder geven we per onderwerp in tabellen de ingeschatte risico’s per criteria, de ingeschatte kans op slecht naleefgedrag, het gemiddelde risico en de daaraan gekoppelde prioriteit weer voor alle activiteiten. De gekoppelde prioriteit is bepaald op basis van onderstaande tabel.

 

Gemiddeld risico

Prioriteit in woorden

1 tot 3

Laag

3 tot 6

Midden

6 en hoger

Hoog

Uitleg prioriteit

 

 

Toelichting uitzonderingen

Er is een aantal activiteiten uit bovenstaande tabel dat we hieronder toelichten:

De activiteit Wet Kinderopvang is niet geprioriteerd. De afdeling sociaal is verantwoordelijk voor het beleid en het toezicht. Binnen de VTH-keten vindt alleen de handhaving plaats.

 

De activiteiten: verleende verkeerontheffing, gebruik openbare ruimte, digitaal opkopersregister, gevaarlijke honden, taxivignetten, afvalstoffen en fietsenruimen zijn ook niet geprioriteerd. Dit zijn allemaal activiteiten die zich voordoen in het openbaar gebied. Ze zijn niet te plannen en hebben daarom ook geen prioritering.

Het toezicht is grotendeels op basis van meldingen en eigenwaarneming. Deze worden op volgorde van binnenkomst afgehandeld.

 

De exploitatie activiteit: horeca (oplevering) is geprioriteerd als midden. Toch kiezen we ervoor om alle oplevercontroles uit te voeren. Het is een goed moment om kennis te maken met een nieuwe ondernemer. Investeren in de relatie met horeca-ondernemers heeft een preventief effect op het naleefgedrag.

 

Onder de huisvestingsactiviteit zijn twee onderdelen, verhuurvergunning/opkoopbescherming en goedverhuurderschap, op midden geprioriteerd. Dit betreft nieuwe wetgeving en het naleefgedrag is daardoor niet goed in te schatten. Daarnaast hebben deze onderwerpen bestuurlijke hoge prioriteit. Dat is de reden dat we hier structureel op inzetten.

 

Tot slot wordt bij de invoering van de Omgevingswet de Wabo activiteit: omgevingsvergunningen bouw, reclames, afwijken bestemmingsplan en monumenten vervangen door onderstaande losse activiteiten. De prioritering van deze losse activiteiten staat in onderstaande tabel.

 

 

Bijlage 1: Efectisrapport (brandveiligheid)

Bijlage 2: Landelijke Handhavingsstrategie

Bijlage 3: Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht

Deze bijlages zijn hier te vinden.