Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Veere

LANDBOUWVISIE VEERE, DE AGRARIËR CENTRAAL!

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVeere
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingLANDBOUWVISIE VEERE, DE AGRARIËR CENTRAAL!
CiteertitelLandbouwvisie Veere
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpLandbouwvisie Veere

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-06-2023Nieuwe regeling

23-03-2023

gmb-2023-273123

23B.01393

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDBOUWVISIE VEERE, DE AGRARIËR CENTRAAL!

Stip op de horizon…

…..het Veerse agrarisch bedrijf in 2035

 

De trend van afname van het aantal agrarische bedrijven heeft doorgezet, terwijl het areaal cultuurgrond nauwelijks is verminderd. Dit heeft geleid tot minder en grotere bedrijven. De schaalvergroting liet zich goed combineren met extensivering van de agrarische bedrijfsvoering. Om circulair te worden, zijn veel akkerbouwbedrijven uitgebreid met veeteelt en omgekeerd. Daarmee is de mestbalans op het eigen bedrijf goed in evenwicht te houden. Ook is dat een aantal intensieve veehouderijen gelukt door grondgebonden te werken of intensief samen te werken met akkerbouwbedrijven in de directe omgeving. De collectieve mestopslagen hebben daarbij geholpen, want de mest kan nu worden aangewend op het moment dat er vraag naar is.

Het stikstofbeleid uit de jaren ‘20 in combinatie met de inzet van de Grondbank Zeeland heeft dat proces versneld. Al deze ontwikkelingen hebben een positief effect gehad op onze stikstofgevoelige natuurgebieden waardoor de biodiversiteit sterk is verbeterd. Het streven naar een gezonde bodem heeft ook het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest sterk verminderd. Ook dat kwam te goede aan de biodiversiteit.

Extensivering en circulariteit is vooral ook ontstaan door meer en betere samenwerking tussen agrarische bedrijven. Dit geldt niet alleen voor de mestbalans, maar ook voor de afzet van agrarische producten. De productie voor de wereldmarkt, met relatief lage prijzen, is steeds meer verschoven naar productie voor de lokale markt. Niet alleen heeft het agrarische initiatief om samen te werken met horeca, detailhandel en recreatie een grotere lokale afzetmarkt opgeleverd. Het heeft met haar streekproducten een boost gegeven aan de bekendheid van Walcheren als kwaliteitsregio met gezond en duurzaam geproduceerd voedsel. Daar heeft ook de toerisme- en recreatiesector van geprofiteerd.

Alle agrarische bedrijven voorzien nu in hun eigen energiebehoefte door zon op dak, aangevuld met kleinschalige windmolens en energieopslag. Door de verschillende experimenten is ook de zoetwatervoorziening sterk verbeterd. Zo is de aanleg van natuurlijk ingepaste waterbassins goed op gang gekomen. Samen met de waterbassins op en grenzend aan het bouwvlak, het ingestelde fijnmazige waterbeheer en het gebruik van rassen die beter tegen verzilting kunnen, is de zoetwaterproblematiek sterk verminderd. Bijkomend voordeel is dat de natuurlijke waterbassins een verrijking zijn voor natuur en landschap.

De agrarische betrokkenheid bij natuur- en landschapsbeheer is breed ingezet. Het uitbesteden van betaalde onderhoudstaken door gemeente en waterschap heeft hier stevig aan bijgedragen. Samen met de landschappelijke inpassing die tijdens de schaalvergroting heeft plaats gevonden, heeft dat het Walcherse landschap veel goed gedaan. Dat onderhoud, in combinatie met de aanleg van nieuwe fietsverbindingen en routes, heeft ook de veiligheid en bereikbaarheid van het agrarische middengebied verbeterd. Daar profiteren zowel de boer als de recreant en toerist van.

Ook de samenwerking tussen de boeren en de verschillende overheden heeft bijgedragen aan waar we nu staan. Meer begrip, duidelijke kaders in combinatie met meer flexibiliteit zijn belangrijk geweest en hebben geleid tot de eerste stappen. Vooral het met elkaar in gesprek gaan en blijven, bleek de sleutel tot succes.

Het Veerse agrarisch bedrijf staat anno 2035 midden in de maatschappij. De landbouw is zowel financieel en bedrijfseconomisch als qua circulariteit toekomstbestendig, ook voor nieuwe generaties boeren. De landbouw heeft haar rol in het buitengebied opgeëist. Zowel de burgers van Veere als de vele toeristen weten weer waar hun voedsel vandaan komt. Zij dragen direct (als lokale markt) als indirect (via belastingen die worden aangewend voor natuur- en landschapsbeheer) bij aan een aantrekkelijk Veere!

1. INLEIDING

 

Landbouw speelt een belangrijke rol in Veere. Niet alleen vanwege haar primaire functie als voedselproducent. De landbouw in Veere is multifunctioneel. Naast het produceren van voedsel, beheert ze ongeveer de helft van het grondgebied, waar de gemeente het aantrekkelijke landschap van het middengebied aan te danken heeft.

Tegelijkertijd spelen er allerlei ontwikkelingen waar de landbouw mee te maken heeft. Zo heeft ze de laatste jaren de nodige stappen gezet naar een meer duurzame landbouw. Zowel vanuit de markt als vanuit de verschillende overheden blijft die vraag actueel en zijn vervolgstappen binnen de landbouwketen onderwerp van gesprek.

De samenleving stelt steeds hogere eisen aan gezondheid en een veilige voedselvoorziening. Ook dat heeft zijn weerslag op de landbouw. En ook op andere thema’s, zoals klimaatadaptatie, bodem en water, biodiversiteit en energie zal de landbouw haar rol pakken. En dan kennen we ook nog de opgaven van vrijkomende agrarische bebouwing en arbeidsmigranten die in de landbouw nodig zijn en gehuisvest moeten worden. Deze opgaven staan niet op zichzelf maar beïnvloeden elkaar. Soms botsen verschillende opgaven met elkaar, soms versterken ze elkaar. Deze ontwikkelingen vragen om een integrale afweging met als gevolg een heldere koers voor een toekomstbestendige landbouw in Veere.

De gemeente wil met deze visie een helder kader stellen, zodat er voor de agrarische ondernemers duidelijkheid ontstaat voor de verdere ontwikkeling van hun bedrijf. Dit klinkt als een passieve rol. Soms gaat de rol van de gemeente verder dan dat en zal zij ontwikkelingen die de ambities uit deze visie dichter bij brengen, ook proactief ondersteunen door inzet van geld en menskracht.

 

1.1 Aanleiding

Een belangrijke aanleiding voor het opstellen van een landbouwvisie komt voort uit de wens van de gemeenteraad om richting te kunnen geven aan de ontwikkelingen in de landbouw, voordat de omgevingsvisie Veere 2047 wordt vastgesteld. De visie op de landbouw is een bouwsteen voor de omgevingsvisie en krijgt uiteindelijk ook haar doorwerking in het Omgevingsplan. In 2009 hadden we onze gedachten al neergelegd in een landbouwvisie. Gezien de huidige trends en de nieuwe thema’s, is die visie achterhaald, ook wat betreft de rol van de gemeente. In het programma op hoofdlijnen 2022-2024 ‘Veere breed verbinden’ speelt het college in op de wens van de raad en wil zij aan de landbouw ruimte bieden om in te spelen op deze nieuwe ontwikkelingen.

 

1.2 Doel landbouwvisie

  • 1.

    Richting geven voor de toekomst

    Het doel van de landbouwvisie is richting geven aan de toekomstige ontwikkelingen van de landbouw, binnen de sturingsmogelijkheden die de gemeente daartoe heeft.

  • 2.

    Bouwsteen voor de Omgevingsvisie Veere 2047

    Daarnaast is de landbouwvisie een bouwsteen voor de omgevingsvisie, waarmee de landbouwvisie een toetsingskader vormt voor de landbouwkundige ontwikkelingen in Veere.

  • 3.

    Verbinding faciliteren tussen partijen in het buitengebied

    Vanuit de gedachte dat de grote opgaven die spelen in het landelijk gebied, en in de landbouw in het bijzonder, is van begin af aan duidelijk dat niet alleen de gemeente richting kan geven aan deze ontwikkelingen. Er is bewust voor gekozen om belanghebbenden in het buitengebied bijeen te brengen in een klankbordgroep, om op die manier kennis te bundelen over de ontwikkelingen die op de landbouw afkomen. Tegelijkertijd genereert dat draagvlak voor een gezamenlijke koers. Daarmee is het verbinden van deze partijen eveneens een doel van de landbouwvisie.

  • 4.

    Aanknopingspunten bieden voor het Omgevingsplan

    Tot slot biedt de landbouwvisie ook de nodige aanknopingspunten om de visie verder te vertalen in het omgevingsplan, waarmee het beleid omgezet kan worden in concrete regelgeving. Het uitvoeringsprogramma in hoofdstuk 4 geeft daar verdere invulling aan.

 

1.3 Reikwijdte landbouwvisie

De landbouwvisie gaat niet alleen over de landbouw, maar ook over de context waarbinnen de landbouw opereert. Beleidsvelden die invloed hebben op de ontwikkeling van de landbouw in Veere komen aan bod en maken onderdeel uit van een integrale afweging. Denk aan de kwaliteit van het landschap, natuur, gezondheid, klimaat, energie, biodiversiteit, bodem en water, economie, recreatie en dergelijke.

 

1.4 Het gevolgde proces

Veere zoekt naar een gedeelde en gedragen visie op de landbouw. Hiermee is gestart met een brede verkenning. Naast het feitelijk in kaart brengen van de landbouw in Veere, hebben verkennende gesprekken met vertegenwoordigers van verschillende doelgroepen plaatsgevonden. Uiteraard hebben we gesproken met agrariërs, de ZLTO, het Agrarisch Jongeren Kontakt, maar ook met andere stakeholders in het buitengebied zoals waterschap, provincie, Recron-HISWA, Vekabo en Zeeuws landschap. Daarnaast zijn inwoners en mensen die actief zijn in Veere op het gebied van natuur, landschap, duurzame energie en gezondheid betrokken.

Op basis van de input uit de gespreksrondes met bovengenoemde stakeholders, is een eerste concept van de landbouwvisie opgesteld. Vervolgens is via twee sporen gewerkt:

  • 1.

    Het concept is ter inzage gelegd, waarop een ieder kon reageren. De reacties zijn vastgelegd in de Nota Inspraakreacties, die als bijlage 6 is opgenomen;

  • 2.

    Met de klankbordgroep is een vervolgsessie georganiseerd om de landbouwvisie verder te concretiseren.

 

Beide sporen zijn verwerkt in de landbouwvisie die op 23 maart 2023 door de raad is vastgesteld.

 

2. VISIE OP DE VEERSE LANDBOUW

 

De agrariër staat met beide benen midden in het afwisselende Veerse landschap dat inwoners en bezoekers hoog waarderen. Zuivere zilte lucht, rust en ruimte.

 

2.1 Veerse thema’s:

Ondernemend, Toekomstbestendig & Aantrekkelijk

In het agrarisch middengebied is de landbouw een belangrijke speler. Wij waarderen de landbouw daarbij vanuit een economisch perspectief. De waarde van de landbouw voor de gemeente Veere zit ook in het samen oplossen van maatschappelijke opgaven die op ons afkomen en het beheer van ons landschappelijk kapitaal. Wij willen, samen met de sector, komen tot een integraal beeld van onze landbouw. Dat integraal beeld hebben we daarom verankerd in drie thema’s:

  • 1.

    Ondernemend

  • 2.

    Toekomstbestendig

  • 3.

    Aantrekkelijk

In hoofdstuk 3 gaan we in op de rol die de gemeente daarin wil pakken. In hoofdstuk 4, het uitvoeringsprogramma, geven we vervolgens een beeld van de verdere uitwerking in de toekomst.

 

2.2 Ondernemend

Landbouw is in verschillende opzichten een belangrijke factor in Veere. De landbouw is van belang voor de lokale economie en de werkgelegenheid.

Tegelijkertijd wordt de landbouw met een veelheid aan ontwikkelingen geconfronteerd waar in de bedrijfsvoering rekening mee gehouden moet worden. Denk aan de eisen die op het gebied van milieu en dierenwelzijn worden gesteld. Verduurzaming van de landbouw en de route naar circulariteit speelt steeds meer een rol. Ook de samenleving stelt eisen aan bijvoorbeeld gezonde voeding. Innovatie speelt een belangrijke rol om in te kunnen spelen op deze ontwikkelingen. De agrariër moet meegaan met de tijd om een renderende en duurzame bedrijfsvoering te kunnen blijven voeren.

Dit stelt hoge eisen aan het ondernemerschap. Het is in hoofdzaak de ondernemer die de koers van zijn bedrijf bepaalt. Een koers die verschillende accenten en richtingen kent, zoals een koers die;

  • vooral gericht is op agrarische productie (op verschillende schaalniveaus);

  • gericht is op (voedsel)productie voor de wereldmarkt of meer op lokale markten;

  • zich mede richt op verbrede landbouw ;

  • voorsorteert op circulariteit en duurzaamheid of biologische landbouw.

 

De agrariër centraal

Er is niet één koers te onderscheiden. Vaak zal een combinatie aan de orde zijn die mede bepaald wordt door de ambities en capaciteiten van de ondernemer, de huidige bedrijfssituatie en de omstandigheden in de markt. Voor elke koers speelt ontwikkeling en innovatie een belangrijke rol. Hiervoor is experimenteerruimte nodig om stappen te kunnen maken naar een toekomstbestendige landbouw. Daarnaast heeft de agrarische ondernemer te maken met beleid van de overheid, wet- en regelgeving en andere externe factoren die van invloed zijn op de koers van de ondernemer. Het bepalen van de koers die past bij het agrarisch bedrijf is aan de agrariër; de agrariër centraal.

 

Nieuwe markten

Het agrarisch bedrijf kent kosten en opbrengsten. De kostenkant wordt enerzijds beheerst door goed ondernemerschap, anderzijds spelen externe factoren een rol waar de agrariër nauwelijks of geen invloed op heeft. Denk bijvoorbeeld aan stijgende kosten voor o.a. brandstof, meststoffen, gewasbeschermings-middelen etc. Aan de opbrengstenkant is de agrariër in belangrijke mate afhankelijk van prijsvorming op de markt. Ook hier speelt goed ondernemerschap een rol. Zo vullen vele agrariërs in Veere hun inkomsten uit de landbouw aan met het aanbieden van verblijfsrecreatie op hun bedrijf. Een andere mogelijkheid is om lokale producten zodanig in de markt te zetten dat deze een meerwaarde genereren. Een goed voorbeeld is Texel, waar ‘branding’ van lokale producten heeft geleid tot een hogere prijs voor de boer. Dit vergt niet alleen goed ondernemerschap, dit vraagt ook om initiatief en samenwerking met andere partijen.

 

Visie

Omdat de landbouw een belangrijke rol vervult in de voedselproductie, de economie van Veere en het behoud en de ontwikkeling van het landschap, dient de landbouw niet alleen in stand te blijven maar moet die zich ook blijvend kunnen ontwikkelen.

In de visie van de gemeente Veere staat het ondernemerschap van de agrariër daarom centraal. De gemeente wil de agrariër zoveel mogelijk ruimte bieden om te kunnen ondernemen. Tegelijkertijd zijn er randvoorwaarden verbonden aan die ondernemers-ruimte. Die randvoorwaarden hebben betrekking op de toekomstbestendigheid van de landbouw waarop in de volgende twee thema’s verder wordt ingegaan.

 

Rol

De gemeente heeft een beperkte rol als het gaat om het ondernemerschap van de agrariër. De ondernemer moet de ruimte krijgen. De rol van de gemeente is tweeledig:

  • 1.

    waar dit kan, zal de gemeente de ondernemersruimte zoveel mogelijk faciliteren, bijvoorbeeld op planologisch vlak. Indien extra (fysieke) ruimte nodig is om innoverende maatregelen te treffen die van belang zijn voor een toekomstbestendige landbouw, zal de gemeente hier zoveel mogelijk aan meewerken door middel van uitnodigingsplanologie (‘ja, mits…’ in plaats van ‘nee, tenzij…’)

  • 2.

    De gemeente stelt ook kaders, die randvoorwaarden koppelen aan ondernemen. De thematiek (ondernemend, toekomstbestendig, aantrekkelijk) laat zien dat er meer nodig is dan alleen ondernemerschap. Deze kaders stellen we samen met de samenleving op (zoals de omgevingsvisie, maar ook aan deze landbouwvisie die met inbreng van belangenorganisaties tot stand is gekomen). Met oog voor de opgaven die spelen, maar ook voor de dagelijkse praktijk, zodat de kaders werkbaar blijven.

 

Concreet betekent dit dat….

  • we bestaande bedrijven de ruimte bieden om zich als toekomstbestendig bedrijf verder te ontwikkelen;

  • we nieuwvestiging alleen toestaan aan toekomstbestendige grondgebonden bedrijven die een positieve bijdrage leveren aan de kwaliteiten van het Veerse landschap.

  • we waar mogelijk innovaties en proeftuinen stimuleren die leiden tot vernieuwing, toekomstbestendigheid en een aantrekkelijk landschap.

 

2.3 Toekomstbestendig

De gemeente wil ruimte bieden voor een toekomstbestendige landbouw en daarin de agrarische ondernemer de ruimte bieden. De volgende onderwerpen zijn daar (mede) bepalend voor:

  • bodem en water

  • klimaatbestendig

  • duurzaam/circulair

  • biodiversiteit

  • gezondheid

  • veiligheid

Deze onderwerpen zijn niet uniek voor Veere.

Het betreft onderwerpen die in deze tijd de grote maatschappelijke opgaves vormen, waar ook de landbouw een bijdrage aan levert. We gaan op de verschillende onderwerpen nader in en benoemen de consequenties die ze hebben voor de ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw.

 

Bodem en water

We zien het agrarisch gebied op Walcheren als een ruimte waarin agrarische cultuur en natuur elkaar aanvullen en in elkaar overlopen. Toekomstbestendige landbouw is niet per definitie natuurinclusief of biologisch, maar zet wel in op verbetering van de vitaliteit van bodem en waterhuishouding, waardoor deze weerbaarder wordt; een bodem met voldoende beschikbaar zoetwater, die in optimale conditie is en zodoende stoffen opneemt die zo minder uitspoelen naar het oppervlakte water (minder emissies).

Een soortenrijke bodem is meer in balans en zorgt voor een natuurlijke plaagonderdrukking, waardoor de inzet van beschermingsmiddelen kan verminderen. Innovaties op het gebied van productiemethoden (bijv. strokenteelt) kunnen een positieve invloed hebben op het voorkomen van uitputting, lager gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en bemesting.

Het verbeteren van de kwaliteit van bodem en water is basisvoorwaarde voor een toekomstbestendige landbouw. Wij bieden daarom alle ruimte om met alternatieve productiemethoden te experimenten die bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit van bodem en water. Op dit vlak worden in Nederland (diverse pilots die door de provincie Friesland worden gecoördineerd) en in Zeeland (bijvoorbeeld Waterhouderij Walcheren, GoFresh) al diverse experimenten uitgevoerd.

 

Concreet betekent dit dat…

  • we experimenten en demonstratieprojecten stimuleren die een verbetering van de bodem- en zoetwatersituatie teweeg brengen, bijvoorbeeld door het verlenen van tijdelijke vergunningen.

 

Klimaatbestendig

Klimaatproblemen in het buitengebied hebben met name betrekking op verdroging en de beschikbaarheid van zoet water voor de landbouw. Tegelijkertijd is de verzilting een probleem. Hier ligt vooral een taak voor de agrarische sector en het waterschap om in te spelen op deze problematiek. De gemeente biedt ondernemers ruimte voor experimenten die bijdragen aan oplossingen voor deze problematiek. Kaderstellend zal de gemeente terughoudend zijn met het toestaan van verhard oppervlak en is afvoer van hemelwater via het rioolstelsel verboden in het buitengebied. Infiltratie van regenwater in de bodem is voorwaarde om deze problematiek te verminderen. Daarnaast kunnen (al of niet natuurlijke) zoetwaterbassins een mogelijke oplossing zijn in tijden van zoetwaterschaarste.

Concreet betekent dit dat…

  • wij experimenten zullen stimuleren die verzilting tegengaan en een verbetering van de zoetwaterbeschikbaarheid bewerkstelligen.

Duurzaam /circulair

Duurzaamheid is een containerbegrip, dat nadere toelichting vraagt. Verduurzaming van de landbouw heeft betrekking op:

  • het verminderen van de uitstoot van schadelijke stoffen (nutriënten, gewasbeschermingsmiddelen, stikstof);

  • verminderen van het gebruik van grondstoffen;

  • dierenwelzijn;

  • energiegebruik.

Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft in haar visie ‘Landbouw, Natuur en Voedsel: Waardevol en Verbonden’ een pleidooi gehouden voor zogenaamde kringlooplandbouw. Bij kringlooplandbouw (of circulaire landbouw) komt zo min mogelijk afval vrij, is de uitstoot van schadelijke stoffen zo klein mogelijk en worden grondstoffen en eindproducten met zo min mogelijk verliezen benut. Dit beleid wordt ook op Europees niveau uitgedragen.

De duurzaamheid van kringlooplandbouw is gebaat bij het zo lokaal mogelijk sluiten van de kringloop van meststoffen. Dat betekent dat de behoefte en beschikbaarheid van natuurlijke meststoffen in een gebied in balans moet zijn. In Veere is dat niet het geval; er is een tekort aan meststoffen. Deze worden nu onder meer uit Brabant aangevoerd. Dergelijke transportbewegingen laten zich niet rijmen met het concept van gesloten ketens op een zo lokaal mogelijk niveau. Tegelijkertijd stuit het toestaan van niet-grondgebonden veehouderijen op landschappelijke bezwaren (zie 2.1 en 2.3).

Op langere termijn kan de trend van afname van het aantal bedrijven bij (nagenoeg) gelijkblijvend oppervlak cultuurgrond bijdragen aan een oplossing. Dit leidt tot minder en grotere bedrijven. Dat biedt mogelijkheden voor extensivering en gemengde bedrijfsconcepten waar leveranciers en gebruikers van mest in één bedrijf verenigd zijn.

Wij onderzoeken enerzijds op welke wijze de balans in behoefte en beschikbaarheid van mest op duurzame wijze kan worden bereikt. Tegelijkertijd zullen wij ruimte bieden aan experimenten die bedrijfsvergroting combineren met extensivering en een circulaire bedrijfsvoering waarbij mestproductie en –gebruik op bedrijfsniveau in balans zijn.

 

Concreet betekent dit dat…

  • we agrarische bedrijven die zich richten op circulariteit en verduurzaming stimuleren door planologische ruimte te bieden voor hun ontwikkeling;

  • we nieuwvestiging alleen toestaan aan toekomstbestendige grondgebonden bedrijven die een positieve bijdrage leveren aan de kwaliteiten van het Veerse landschap.

  • we bestaande agrarische bedrijven ontwikkelruimte bieden, als die bedrijven bijdragen aan het verminderen van de uitstoot van schadelijke stoffen, vermindering van grondstoffen- en energiegebruik en het verbeteren van het dierenwelzijn;

  • we erkennen dat behoefte en beschikbaarheid van mest in Veere onvoldoende in balans zijn en we daarom samen met de sector onderzoeken op welke wijze deze balans kan worden bereikt. Tegelijkertijd bieden wij ruimte aan experimenten die op vernieuwende wijzen met de mestvoorziening omgaan.

Ook zal de gemeente bedrijven stimuleren om zelf duurzame energie op te wekken. Ook hier is een afweging op zijn plaats. Zo kunnen zonnepanelen op de daken van agrarische bedrijven worden geplaatst. Het onderzoek naar de toepassingsmogelijkheden van kleine (tiphoogte maximaal 21m) windmolens is aan de gemeenteraad aangeboden. Op basis van dit onderzoek, zal het college voor 1 oktober 2023 een uitgewerkt voorstel over windmolens in het Middengebied aan de raad aanbieden.

Concreet betekent dit dat…

  • afhankelijk van de raadsbehandeling nemen we vervolgmaatregelen op het gebied van kleinschalige windenergie

Biodiversiteit

Het is een gegeven dat de biodiversiteit in Nederland nog steeds achteruit gaat. De inzet op circulaire landbouw kan bijdragen aan het verbeteren van de biodiversiteit, evenals biologische landbouw. Maar met name agrarisch natuurbeheer kan hierin een stevige rol vervullen. Het is voor de versterking van de biodiversiteit daarom goed te constateren dat het aantal agrarisch bedrijven dat aan agrarische natuurbeheer doet, de laatste jaren is toegenomen (zie ook de factsheet).

De rol om dit verder op te pakken ligt met name bij de agrarische ondernemer en de provincie, die verantwoordelijk is voor het agrarisch natuurbeheer.

De gemeente stimuleert het versterken van biodiversiteit door eisen te stellen aan landschappelijke inpassingen als voorwaarde voor ontwikkelingen en door subsidie beschikbaar te stellen voor bloemenrandenbeheer. Een gevarieerd en streekeigen plantenassortiment draagt bij aan de biodiversiteit (zie ook het thema ‘Aantrekkelijk’). Ook stimuleert de gemeente die vormen van landbouw die bijdragen aan het versterken van de biodiversiteit.

Ook op Europees niveau wordt ingezet op versterken van de biodiversiteit. Zo zetten de voorstellen voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) in 2023 in op verlaging van het basisbedrag voor agrarische productie en op extra subsidies voor agrarisch natuurbeheer (ANLb) en Ecoregelingen.

 

Concreet betekent dit dat…

  • bij nieuwe, zowel agrarische- als andere, ontwikkelingen, niet alleen land-schappelijke inpassing wordt gevraagd , maar ook eisen worden gesteld aan het beplantingsassortiment met het oog op haar bijdrage aan de biodiversiteit;

  • de gemeente gaat onderzoeken of extra middelen ingezet kunnen worden voor het stimuleren van streekeigen beplanting als landschappelijke inpassing wordt vereist.

 

Gezondheid

We zien het agrarisch middengebied als een omgeving die ruimte biedt voor landbouw, natuur, wonen en recreatie. Een omgeving waarin partijen samen het maximale doen om zorg te dragen voor een goede kwaliteit van bodem, lucht en water. Een omgeving die aantrekkelijk is en uitnodigt tot beleven en genieten.

Gezondheid is een belangrijk aspect voor de samenleving van Veere in het algemeen en speelt ook binnen de landbouw een rol. Raakvlakken tussen gezondheid en landbouw hebben betrekking op intensieve veehouderij (en in het bijzonder op de geitenhouderij), gewasbescherming, geur en geluid. De landbouw kan zich enerzijds verder ontwikkelen met inachtneming van de bestaande milieunormering, anderzijds zal de gemeente het thema gezondheid nadrukkelijk meenemen in de beoordeling van initiatieven die niet passen binnen het omgevingsplan.

 

Concreet betekent dit dat…

  • we het thema gezondheid nadrukkelijk meenemen in de beoordeling van initiatieven die niet passen binnen het omgevingsplan;

  • we ontwikkelingen die nadrukkelijk bijdragen aan een betere gezondheid, extra ontwikkelruimte krijgen;

  • we alleen nieuwvestiging van grondgebonden agrarische bedrijven toestaan;

  • we nieuwvestiging van grondgebonden geitenhouderij pas toestaan na positief advies van de GGD.

 

Veiligheid

Schaalvergroting in de landbouw heeft voor een toenemend gebruik van zware machines gezorgd. Het wegennet is daar niet altijd geschikt voor, terwijl het aantal fietsende recreanten in de afgelopen jaren fors is toegenomen. Het landbouwroutenetwerk en het fietsnetwerk is inmiddels met elkaar verweven en dat levert knelpunten op in het verkeer. Ook de onderhoudssituatie van wegen en beplanting speelt hierbij een rol. Verbetering van de verkeersveiligheid is een belangrijk aandachtspunt bij het toestaan van nieuw ontwikkelingen en vraagt om creatieve oplossingen in het gebruik van bestaande voorzieningen.

 

Concreet betekent dit dat…

  • we verkeersveiligheid nadrukkelijk betrekken hij de afweging om nieuwe ontwikkelingen toe te staan;

  • we bij dergelijke afwegingen het landbouwroutenetwerk en het fietsnetwerk hanteren;

  • we nader onderzoeken in hoeverre beter onderhoud van bestaande beplanting de verkeersveiligheid kan verbeteren.

 

2.4 Aantrekkelijk Veere

Dat Veere een aantrekkelijke gemeente is,

wordt bewezen door het grote aantal toeristen dat ons jaarlijks bezoekt. De kustgebieden zijn daarin een belangrijke factor, maar ook het aantrekkelijke landschap draagt daar aan bij. Dat aantrekkelijke landschap willen we graag behouden en versterken. De agrarische sector speelt daarin, als beheerder met het grootste areaal, een cruciale rol.

 

Tegelijkertijd verandert het landschap voortdurend als

gevolg van allerlei ontwikkelingen die zich in dat landschap voordoen. Dat betreft ontwikkeling van de agrarische sector, maar ook andere ontwikkelingen, zoals de recreatie en functies die ontstaan als agrarische bedrijven stoppen. In dat laatste geval ontstaan de zogenaamde Vrijkomende Agrarische Bedrijven, kortweg VAB’s genoemd.

Ook zien we dat het areaal cultuurlandschap in de loop der jaren kleiner is geworden, om plaats te maken voor onder meer woningbouw, infrastructuur en voorzieningen.

 

We kunnen en willen ontwikkelingen in het agrarisch middengebied niet stop zetten. Tegelijkertijd willen we ons landschap koesteren, niet in de laatste plaats omdat dit ook economisch van groot belang is; Veere wil aantrekkelijk blijven voor recreatie en toerisme.

Dit vraagt om een goede balans tussen het toestaan van ontwikkelingen in het agrarisch middengebied enerzijds en het behoud en versterking van ons fraaie landschap anderzijds. Dat betekent dat we voorwaarden moeten stellen aan die ontwikkelingen. Hiervoor wordt getoetst aan de landschapsvisie 2009 (zie afbeelding pagina 17).

 

Visie

De gemeente Veere stelt voorwaarden aan nieuwe ontwikkelingen. Uitbreiden van agrarische activiteiten en bouwen gaat altijd gepaard met een goede landschappelijke inpassing, als dit buiten het bestaande bouwvlak plaats vindt.

 

Concreet betekent dit dat….

  • nieuwe ontwikkelingen de kenmerken van het Veerse landschap op zijn minst niet mogen aantasten en bij voorkeur versterken;

  • we niet alleen landschappelijke inpassing vragen, indien ontwikkelingen buiten het bouwvlak plaats vinden, maar ook eisen stellen aan de situering van nieuwe bebouwing en het streekeigen plantassortiment dat bijdraagt aan de biodiversiteit.

  • we goede voorbeelden gaan verzamelen van beplanting en andere mogelijkheden die de biodiversiteit bevorderen, zodat initiatiefnemers daar gebruik van kunnen maken.

 

 

 

De afname van het aantal agrarische bedrijven is een trend die de afgelopen decennia heeft gezorgd voor een halvering van het aantal agrarische bedrijven in Veere. Het is waarschijnlijk dat die trend verder zal doorzetten, hoewel niet is te voorspellen of die zich versterkt of juist afneemt. In ieder geval betekent dit dat er voortdurend agrariërs zijn die stoppen met hun bedrijfsvoering. Wij werken mee aan nieuwe functies in deze VAB’s onder een aantal voorwaarden.

 

Concreet betekent dit dat….

  • de nieuwe functie geen belemmering mag opleveren voor omliggende agrarische bedrijven;

  • bij de zoektocht naar nieuwe functies we maatwerk willen bieden en gebruik maken van en inspelen op de mogelijkheden en kansen van de locatie.

  • functieverandering alleen plaats kan vinden als een meerwaarde voor het landschap kan worden gecreëerd. Dit betekent dat de bouwmassa niet toeneemt en bij voorkeur afneemt (door sloop van bebouwing);

  • de VAB op een adequate manier landschappelijk wordt ingepast met een streekeigen assortiment dat bijdraagt aan het versterken van de biodiversiteit;

  • we de mogelijkheden onderzoeken voor een gemeentelijk fonds waar ontwikkelingen in het agrarisch middengebied aan bijdragen en waar sloop van gebouwen of versterking van het landschap uit gefinancierd kan worden;

  • we experimenteerruimte willen bieden aan agrarische ondernemers en aan projecten in randen rondom kernen die het mogelijk maakt dat onze inwoners en met name de jeugd meer in aanraking komt met het proces van voedselproductie (educatie, recreatie, beleving, zorg). We onderzoeken hoe we dit vervolgens vorm kunnen geven in regels in het omgevingsplan;

  • we onderzoeken in hoeverre VAB’s een rol kunnen spelen bij de woningbouwopgave.

 

3. VERVOLGSTAPPEN

 

De gemeente is zich ervan bewust dat investeringen in en door de landbouw vaak voor langere termijn zijn. Juist daarom schetsen we in deze visie het perspectief voor de landbouw op de langere termijn. Vernieuwing van het economisch verdienmodel en het blikveld op de toegevoegde waarde voor Veere heeft impact op de hele keten en is daarmee ook een proces van de lange adem.

Tegelijkertijd spelen er op korte termijn ontwikkelingen die hun weerslag op de landbouw hebben. Denk bijvoorbeeld aan de forse reductieopgave in verband met stikstofdepositie op Natura-2000 gebieden. Voor Veere speelt dit met name voor de Manteling op Walcheren. De provincie bereidt een gebiedsgerichte aanpak voor die zij samen met de gemeente(n) en andere stakeholders wil oppakken.

Ook spelen er nog zaken die om nadere uitwerking vragen en die samenhangen met de rol die de gemeente met betrekking tot de ontwikkeling van de landbouw op zich wil nemen. Deze verschillende perspectieven vragen om verschillende rollen van de gemeente. Daar gaan we in de volgende paragraaf verder op in.

 

3.1 Rol van de gemeente

De gemeente wil een proactieve stimulerende rol pakken om Veere nog mooier te maken en zij voelt urgentie en verantwoordelijkheid voor de landbouw in brede zin. Deze landbouwvisie zien we als eerste stap om samen verder vorm en inhoud te geven aan de uitdagingen voor de toekomst.

Daarbij zoeken we nadrukkelijk aansluiting bij de grote en kleine initiatieven en innovaties waarmee partijen nu al stappen in de goede richting zetten. Het is zaak om samen deze initiatieven en innovaties te duiden en te kijken welke acties nodig zijn om deze positieve ontwikkelingen verder te brengen. Wij nemen als gemeente het voortouw om dit proces op gang te brengen en zijn bereid om in afstemming met andere partijen de regie te voeren.

Onze rol in de gebiedsgerichte aanpak voor de Manteling is een andere. Hier voert de provincie immers de regie. De gemeente zal in dit proces haar inbreng leveren vanuit de doelen en ambities voor de landbouw zoals die in hoofdstuk 2 zijn beschreven.

Daarbij staat voorop dat de gebiedsgerichte aanpak leidt tot perspectief voor de landbouw. Vooruitlopend op dat proces kan dat perspectief als volgt worden beschreven:

  • indien het gebiedsproces leidt tot mogelijke beperkingen voor de landbouw, dan moeten daar reële vergoedingen tegenover staan;

  • Indien het gebiedsproces leidt tot bedrijfsbeëindiging, zal perspectief moeten worden geboden voor hervestiging elders (bij voorkeur binnen de gemeente), dan wel een volledige schadeloosstelling worden geboden als de ondernemer zelf zijn bedrijf wil beëindigen. De gemeente Veere gaat daarbij uit van vrijwilligheid.

 

We werken nu veel vanuit een controlerende en regulerende rol. Meer dan anders zullen we nu inzetten op de stimulerende en faciliterende rol, waarbij wij alle relevante partijen met elkaar willen verbinden om gezamenlijk tot nieuwe ideeën en oplossingen te komen.

We hebben daarbij meer aandacht voor communicatie en vooral ook voor de participatie van en met de omgeving. We willen handelen in de geest van de Omgevingswet die in 2024 in werking treedt. Doel is een proactieve en sterke communicatie, gericht op dialoog met de ‘buitenwereld’: het gemeentehuis uit en (letterlijk) ‘de boer op’ dus.

 

Daarbij onderscheiden we drie belangrijke rollen voor de gemeente:

 

1. Een proactieve procesrol.

waarbij we relevante partijen en initiatiefnemers met elkaar verbinden en ‘het gesprek’ op gang houden. We onderscheiden daarbij twee varianten:

  • onze rol binnen de gemeente met betrekking tot initiatieven die een toekomstbestendige landbouw versterken. In deze variant nemen we een actieve procesrol op ons, waarbij we partijen met elkaar verbinden en processen op gang brengen en houden en gaat de bestuurder maandelijks op pad om bij agrariërs op werkbezoek te gaan;

  • onze rol in de regio, waar we niet zelf de regie voeren, maar wel op pro-actieve wijze onze inbreng leveren, geredeneerd vanuit onze landbouwvisie.

 

2. Een kaderstellende rol

Onze kaderstellende rol is wettelijk bepaald. Zo is de gemeente verplicht een omgevingsvisie en een omgevingsplan op te stellen. De omgevingsvisie geeft onze integrale koers op hoofdlijnen voor de langere termijn weer. De landbouwvisie is daarvoor een bouwsteen.

Het omgevingsplan is de opvolger van het bestemmingsplan en bevat regels die toezien op een veilige en gezonde fysieke leefomgeving. De landbouwvisie geeft handvatten voor regels in het omgevingsplan. Daarin streeft de gemeente naar meer flexibiliteit als dat bijdraagt aan een toekomstbestendige landbouw.

Naast de verplichte kaders, kan en zal de gemeente nog andere kaders opstellen, als de maatschappelijke veranderingen en/of het coalitieakkoord daar aanleiding voor geven.

 

3. Een initiërende rol.

Vanuit onder andere de landbouwsector wordt gevraagd of de gemeente in haar stimulerende rol ook middelen beschikbaar kan stellen om bij te dragen aan experimenten en aan bepaalde voorwaarden uit de kaderstelling (zoals landschappelijke inpassing). Op die manier krijgt de gemeente ook meer handvatten om zelf initiatieven te ontplooien. Daar is zeker iets voor te zeggen, al was het alleen maar dat de hele Veerse gemeenschap baat heeft bij een fraai Veers landschap. De gedachte om gemeenschapsgeld voor bijvoorbeeld landschapsherstel te reserveren, is daarmee niet onlogisch. De gemeente gaat deze rolopvatting daarom nader onderzoeken en uitwerken.

Deze rollen hebben als doel om tot een toekomstbestendige landbouw te komen. De mogelijkheden van de gemeente om deze rollen verder in te vullen liggen bij:

  • 1.

    Het planologisch faciliteren van de geschetste doelen uit hoofdstuk 2;

  • 2.

    Experimenten gericht op de geschetste doelen uit hoofdstuk 2 te ondersteunen door hier actief menskracht voor ter beschikking te stellen.

  • 3.

    Het beschikbaar stellen van extra financiële middelen om de toekomst-bestendigheid van de landbouw te bevorderen. Dit wordt nader onderzocht.

 

De procesrol en de kaderstellende rol lopen in elkaar over. De gemeente heeft de samenleving nodig om gezamenlijk de kaders te bepalen. Omgekeerd heeft de samenleving in zijn algemeenheid, en de agrarische sector in het bijzonder, behoefte aan duidelijke kaders om zich verder te kunnen ontwikkelen en om te kunnen ondernemen.

En de gemeente vertegenwoordigt de boeren en de samenleving van Veere in het regionale debat. Ook dat vraagt om een proactieve houding om de belangen van Veere daar optimaal tot zijn recht te laten komen.

Uiteindelijk is het onze inzet om te komen tot een toekomstbestendige landbouw in Veere. Toekomstbestendig voor de boer en toekomstbestendig voor de samenleving.

 

Dit is een gezamenlijk inspanning waarvoor geldt: samen gaat het beter!

4. UITVOERINGSPROGRAMMA

 

In hoofdstuk 2 is de landbouwvisie op hoofdlijnen weergegeven. In hoofdstuk 3 is ingegaan op de rol die de gemeente kan en wil oppakken bij de verdere ontwikkeling van de agrarische sector. In dit hoofdstuk werken we een aantal opgaven verder uit. Zowel de uitwerking van de opgave als de rol van relevante partijen worden in beeld gebracht.

 

4.1 Verbinding, communicatie en relatie

Bedrijfscontactfunctionaris Agrarische bedrijven

De gemeente vindt het belangrijk om structureel in contact te blijven met de agrarische sector. We geven daar op verschillende manieren vorm aan. Zo zetten wij een bedrijfscontactfunctionaris agrarische zaken in, die als eerste aanspreekpunt contact onderhoud met de sector. Dit contact kan zowel gericht zijn op individuele ontwikkelingsvraagstukken van agrarische ondernemers als over meer algemene en beleidsmatige onderwerpen.

Daarnaast legt de portefeuillehouder regelmatig werkbezoeken af om voeling te houden met de sector. Hij wordt daarbij ondersteund door de bedrijfscontactfunctionaris en zo nodig met aanvullende ambtelijke ondersteuning.

 

Promotie van de agrarische sector/branding

De gemeente Veere hecht veel belang aan een gezonde toekomstbestendige landbouw en vindt het daarom belangrijk de agrarische sector goed op de kaart te zetten. In hoofdstuk 2 is al ingegaan op branding. Het is de moeite waard om samen met de sector te onderzoeken in hoeverre bijvoorbeeld streekproducten kunnen bijdragen aan branding van de agrarische sector op Walcheren. Daarvoor bestaan verschillende mogelijkheden. Allereerst kunnen we onderzoeken of de huidige mogelijkheden voor verkoop van streekproducten, zoals dat in het bestemmingsplan Buitengebied is geregeld, afdoende zijn. Daarnaast denken we aan andere afzetmogelijkheden zoals een boerenmarkt (inspiratie: boerenmarkt in Rotterdam), afhaalpunten van streekproducten in winkels in de kernen, of in samenwerking met de horeca, ‘het serveren van een Veers ontbijtje’. Hiervoor is samenwerking met de Veerse detailhandel en horeca nodig om dit een boost te geven.

Het op poten zetten van branding is alleen zinvol als hier vanuit de sector voldoende belangstelling voor is. De bedrijfscontactfunctionaris Agrarische bedrijven gaat de belangstelling voor branding verkennen tijdens een startoverleg met relevante partijen.

 

4.2. Ruimere mogelijkheden op/grenzend aan het bouwblok

 

Kleine windturbines

In paragraaf 2.3 is aangegeven dat we een proeftuin willen starten voor een locatie waar kleinschalige windenergie kan plaats vinden. De gemeente heeft al een onderzoek uitgevoerd naar de fysieke mogelijkheden van kleinschalige windturbines in het buitengebied. Daarnaast is door agrariërs belangstelling getoond om te investeren in kleinschalige windturbines. Op basis van dit onderzoek zal het college voor 1 oktober 2023 een voorstel voor kleinschalige windenergie in het agrarisch middengebied doen aan de gemeenteraad.

 

Mestopslag / Mesttekort

In paragraaf 2.3 is geconstateerd dat de behoefte aan- en de beschikbaarheid van natuurlijke meststoffen op dit moment in Veere niet in balans is; er is een tekort aan meststoffen. Om dit tekort te compenseren, wordt nu mest uit Noord Brabant aangevoerd. Het transport dat hiervoor nodig is, staat haaks op het idee van korte kringlopen.

Tegelijkertijd gaat het bij verduurzaming ook om het verminderen van de uitstoot van nutriënten en het gebruik van grondstoffen. Dit kan helpen om de balans weer enigszins te herstellen. Wij zien verschillende mogelijkheden om de balans tussen behoefte en beschikbaarheid van meststoffen meer in evenwicht te brengen:

  • 1.

    Verhogen van de mestproductie op Walcheren.

    Dit is beperkt tot uitbreiding van bestaande veehouderijen (zowel grondgebonden- als intensieve veehouderijen) of nieuwvestiging van grondgebonden veehouderijen. Dit is in het huidige bestemmingsplan buitengebied als zodanig geregeld.

  • 2.

    Mest langer in het gebied vasthouden.

    Zolang niet voorzien kan worden in mestopslag, zal de mest uitgereden moeten worden als de mestkelders vol zitten. In de winterperiode kan er helemaal geen mest uitgereden worden. De gemeente kan planologisch meewerken aan extra mestopslag. In het vigerende bestemmingsplan is mestopslag binnen het bouwvlak toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 5 meter en een inhoud van 2.500m3. Een andere mogelijkheid is om collectieve regionale mestopslag te realiseren waar meerdere agrarische bedrijven hun mest kunnen opslaan. Dit is in het bestemmingsplan niet specifiek mogelijk gemaakt. Maar ook een ondergrondse mestopslag behoort tot de te onderzoeken oplossingsrichtingen. In overleg met de sector zal worden onderzocht of het bieden van meer planologische ruimte voor collectieve mestsilo’s bijdraagt aan de oplossing van dit vraagstuk. De uitkomst van dit onderzoek wordt vertaald in het bestemmingsplan Buitengebied. Belangrijk is dat met het gebruik van dierlijke mest het gebruik van kunstmest kan worden verminderd. Indirect wordt daarmee bijgedragen aan klimaatdoelstellingen, gezien de milieueffecten van de productie van kunstmest.

  • 3.

    Met de trend van het afnemend aantal agrarische bedrijven en een nagenoeg gelijkblijvend oppervlak cultuurgrond, wordt het gemiddelde bedrijfsoppervlak per bedrijf groter.

    Hierdoor ontstaat meer ruimte voor nieuwe circulaire bedrijfs-concepten, zoals extensievere gemengde bedrijven die voorzien in hun eigen mestkringloop. De Grondbank Zeeland kan hier mogelijk een rol in spelen als het gaat om grondverwerving en efficiënte kavelverdeling.

  • 4.

    Wij onderzoeken samen met de sector of er vernieuwende wijzen zijn om met de mestvoorziening om te gaan.

    Dit kan gaan om productievormen waarvoor minder mest nodig is, waarbij tevens wordt bijgedragen aan het verminderen van zowel de uitstoot van nutriënten als het gebruik van grondstoffen. Mogelijk kan transport van mest over kortere afstanden of anderszins duurzamer plaats vinden, dan nu het geval is (transport vanuit Oost Brabant). Ook dit is het onderzoeken waard.

 

Acties:

  • Overleg met de sector over planologische mogelijkheden en experimenten om op vernieuwende wijze met mestvoorziening om te gaan.

 

 

 

 

4.3. Ruimere mogelijkheden buiten het bouwblok

 

Zoet water beheer/tegengaan verzilting/waterbassins

De verzilting/gebrek aan zoet water is een probleem voor de huidige landbouw op Walcheren. Om dit probleem tegemoet te treden zijn er twee oplossingsrichtingen:

  • 1.

    Zorgen dat er voldoende zoet water beschikbaar blijft/komt;

  • 2.

    Zorgen dat de landbouw minder van zoet water afhankelijk is.

 

Beschikbaarheid van voldoende zoet water.

Met name in droge periodes verdampt er veel zoet water, waardoor de verzilting toeneemt. De waterbeheerder is bekend met dit fenomeen en tracht door beheersmaatregelen het effect te beperken, door bijvoorbeeld water zoveel mogelijk vast te houden in het gebied. Ook het aanvoeren van zoet water van elders kan bijdragen aan een oplossing. De gemeente heeft voor experimenten met natuurlijk zoetwaterbeheer € 100.000,- beschikbaar gesteld.

 

Een vorm van water vasthouden betreft het aanleggen van waterbassins in het agrarisch gebied. Dit is conform het huidige bestemmingsplan Buitengebied buiten het bouwvlak vooralsnog verboden (art 3.5.1. BP Buitengebied). Op basis van de Landschappelijke Visie Waterbassins (gemeente Veere, oktober 2022) kan medewerking worden verleend aan bassins buiten het bouwvlak, via een buitenplanse omgevingsvergunning. Deze mogelijkheid zal in de komende herziening van het bestemmingsplan Buitengebied worden meegenomen en past binnen het provinciale beleid. Ook zal in deze herziening een ruimere maatvoering voor waterbassins binnen het bouwvlak worden opgenomen.

 

Wij stellen voor om bij de aanleg van waterbassins te zoeken naar koppelkansen met andere doelen die we nastreven. Zo kunnen waterbassins bijdragen aan het vergroten van de biodiversiteit, als deze landschappelijk worden ingepast, of voorzien in bluswater in geval van brand. De gemeente stelt hiervoor subsidies beschikbaar.

De aanleg van waterbassins is een investering, waarvan de individuele ondernemer moet afwegen of deze opweegt tegen de productiederving bij grote droogte. Het Stowa heeft hier onderzoek naar gedaan (waterreservoirs op bedrijfsniveau, zie link). In Nederland zijn diverse experimenten uitgevoerd, waaronder op Walcheren (Waterhouderij). We willen deze experimenten omzetten naar demonstratieprojecten, zodat de voorbeeldwerking breder verspreid kan worden. Ook hiervoor stelt de gemeente subsidies beschikbaar.

 

Vormen van landbouw die minder afhankelijk zijn van zoet water

Verzilting speelt in grote delen van Nederland, uiteraard met name in de kustregio’s. Er zijn experimenten gaande die niet de insteek kiezen van voldoende zoet water, maar van vormen van landbouw die minder afhankelijk zijn van zoet water. Zo wordt er op Texel geëxperimenteerd met plantenrassen die beter bestand zijn tegen zilt water. Dit gebeurt in combinatie met andere watermaatregelen (ander waterbeheer in de sloot, spaar-waterplan). De gemeente wil graag de verbindende schakel zijn tussen huidige experimenten elders in Nederland en de agrariërs in Veere. We onderzoeken in hoeverre dergelijke experimenten ook binnen de gemeente kunnen worden toegepast. We vragen andere stakeholders hierbij aan te sluiten.

 

Voor experimenten die bijdragen aan deze waterproblematiek is een subsidiebudget beschikbaar van € 100.000,-.

 

Mogelijkheden dierenwelzijn (schuilmogelijkheden)

In paragraaf 2.3 is al aangegeven dat ruimte wordt geboden voor initiatieven die bijdragen aan dierenwelzijn. Vaak heeft dat betrekking op wettelijke eisen die gesteld worden aan bijvoorbeeld stalsystemen. De mogelijkheden moeten dan gevonden worden in de bebouwing op het agrarisch bouwvlak.

Een effect van klimaatverandering betreft droge en warmere zomers. Dit pleit voor schaduwvoorzieningen voor vee, die gedurende de zomer in het open veld verblijven. Een permanente schuilgelegenheid buiten het bouwvlak is op basis van de provinciale verordening mogelijk indien dat noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. Het bouwen van bouwwerken buiten het bouwvlak is volgens het huidige bestemmingsplan Buitengebied niet toegestaan. Wij stellen voor om tijdelijke schaduwdoeken en/of overkappingen in de zomerperiode toe te staan. Bij voorkeur zijn dat verplaatsbare voorzieningen, zodat het vee hier ook in andere weiden van kan profiteren.

 

Een andere vorm van schaduw kan geleverd worden door opgaande beplanting. Voordeel is dat dit ook ten goede komt aan natuur en landschap. Nadeel is dat er niet direct voldoende schaduwwerking optreedt bij jonge aanplant. Agrariërs beschouwen deze mogelijkheid ook als inflexibel en omslachtig. Voor de aanleg is mogelijk een aanlegvergunning nodig en voor het te zijner tijd kappen van de beplanting een kapvergunning. We onderzoeken, samen met de klankbordgroep, hoe we dergelijke mogelijkheden kunnen meenemen in de volgende herziening van het bestemmingsplan Buitengebied. Daarbij kijken we vooral naar flexibiliteit in de toe te passen voorwaarden (noodzakelijk voor dierenwelzijn, landschap, eventueel ‘omzeilen’ van het aanleg-vergunningenstelsel en kaperordening).

 

4.4. Tijdelijke opslag buiten het bouwblok

Bietenopslag kan niet altijd op het agrarisch bouwvlak plaats vinden. Opslag bij de betreffende akker kan veel transportbewegingen besparen. Ook het verwijderen van de modder op wegen tijdens de bietencampagne (verplichting) neemt hierdoor substantieel af. Kortom, tijdelijke opslag buiten het bouwvlak bespaart de agrariër tijd en kosten.

Opslag van bieten kan plaatsvinden op Stelconplaten, die na de opslag verwijderd kunnen worden en het jaar daarop op een andere locatie gebruikt kunnen worden. De wenselijkheid van gezamenlijke opslag moeten nader worden onderzocht.

Het opslaan van agrarische producten buiten het bouwvlak is nu alleen aan de randen mogelijk. Wij stellen voor om de opslag van agrarische producten in het hele Middengebied mogelijk te maken. Voor de aanleg van verhardingen groter dan 100 m2 is een vergunning voor werken en werkzaamheden nodig. Het toestaan van dergelijke opslag voor het hele Middengebied blijft daarmee afweegbaar. Wij stellen voor deze aanpassing in de eerst volgende herziening van het bestemmingsplan Buitengebied mogelijk te maken.

 

4.5. Stoppers in de sector

Het beleid rondom voormalige agrarische bedrijven (VAB’s) en in samenhang daarmee het beleid over Nieuwe Economische Dragers (NED) is vastgelegd in het bestemmingsplan Buitengebied en de herzieningen die op het moederplan zijn gevolgd. Over dit beleid heeft recent een evaluatie plaats gevonden. De resultaten ervan worden verwerkt in de eerst komende herziening van het bestemmingsplan Buitengebied.

 

 

4.6. Gebiedsontwikkelingen in het agrarisch middengebied

 

Gebiedsgerichte aanpak

In hoofdstuk 3 is beschreven dat de provincie de gebiedsgerichte aanpak voor de Manteling aanstuurt en dat de gemeente actief deelneemt aan dit gebiedsproces. Inmiddels is uit het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) en de Wet Stikstofreductie en Natuurverbetering (WSN) gebleken dat voor heel Zeeland een reductiedoelstelling is opgenomen van 631 ton Ammoniak. De provincie zal hiervoor een gebiedsplan opstellen dat voor 1 juli 2023 aan het Rijk moet worden aangeboden.

 

Voor dit onderwerp heeft de gemeente geen initiërende rol. Wel zal de gemeente de provincie ondersteunen en met hen samenwerken om met alle betrokken sectoren deze reductiedoelstelling waar te maken.

 

Grondbank

De stip op de horizon geeft aan dat op weg naar een toekomstbestendige landbouwsector de trend van schaalvergroting niet alleen doorzet, maar ook noodzakelijk is om tot toekomstbestendige landbouw te komen. Deze schaalvergroting zal mogelijk niet alleen op ‘organische’ wijze verlopen als het gaat om verwerving van gronden rond het bedrijf. Kavelruil kan daarbij oplossingen bieden.

 

De Grondbank Zeeland kan in voorkomende gevallen mogelijk uitkomst bieden. De provincie is bevoegd gezag voor de inzet van dit instrument. In haar Nota Grondbeleid 2022 ziet de provincie dit instrument als belangrijk hulpmiddel om de transitie van het landelijk gebied vorm te geven en zo tot volhoudbare landbouw te komen. Hiervoor is het kavelruilbureau voor in het leven geroepen.

 

De gemeente wil zich op haar beurt inspannen om de mogelijkheden van de Grondbank Zeeland onder de aandacht te brengen door hierover zowel met het kavelruilbureau als met agrarische ondernemers in gesprek te blijven. Mogelijk kan Veere participeren in de pilot (± 50 ha) die door de provincie wordt gestart.

 

Veiligheid

Op dit moment speelt veiligheid een rol bij de afweging van belangen als er zich nieuwe ontwikkelingen aandienen. Met betrekking tot verkeersveiligheid wordt de wegbeheerder (i.c. het waterschap) bij deze afweging betrokken.

 

Om daadwerkelijk iets te kunnen doen aan de verkeersveiligheid in het buitengebied, spelen het landbouwroutenetwerk en het fietsnetwerk een belangrijke rol. Beide netwerken zijn speciaal voor die doelgroepen ingericht, maar zijn elkaar in de loop der jaren steeds meer gaan doorkruisen. Dat leidt tot knelpunten tussen zwaar landbouw-verkeer en (toeristische) fietsers. Er zijn echter ook agrarische bedrijven die gebaat zijn bij fietstoerisme. Ook het groenbeheer langs wegen en fietspaden zorgt soms voor onveilige situaties.

 

De gemeente neemt het initiatief om met alle relevante partijen (agrarische- en recreatiesector, waterschap) de belangrijkste knelpunten en (on)mogelijkheden te inventariseren. Op basis daarvan wordt onderzocht welke maatregelen genomen kunnen worden en wie daarin het voortouw neemt (de wegen zijn in beheer bij het waterschap).

 

Andere veiligheidsaspecten in de context van de landbouw liggen met name op het vlak van gezondheidsrisico’s van specifiek agrarisch gebruik. Het beleid op dit vlak is nog steeds actueel. Als gezondheidsrisico’s aan de orde zijn is advies van de GGD altijd een voorwaarde. Andere veiligheidsrisico’s zijn niet specifiek gebonden aan de agrarische sector. Daarvoor is ander beleid opgesteld (zoals in de omgevingsvisie).

 

 

 

 

Bijlage 1: Analyse landbouw Veere 2000 – 2022

 

Inleiding

Op basis van gegevens van het CBS (Statline) is een analyse uitgevoerd van de landbouw in Veere. Het betreft in eerste instantie algemene cijfers over het aantal en soort bedrijven, cijfers over werkgelegenheid in de landbouw t.o.v. andere sectoren. Vervolgens is ingegaan op de werksessies en wat daarin naar voren is gekomen.

 

Algemene gegevens gemeente Veere

Bevolking: 21.953 inwoners (2021) - afgelopen 10 jaar gestagneerd

 

Gemeentelijk grondgebied

Grondgebruik 2021, bron: CBS

Grondgebruik oppervlaktes

 

Grondgebruik cultuurgrond oppervlaktes (hectare)

2000

2022

 

totaal cultuurgrond

8400

7648

-8,9%

 

 

 

 

Akkerbouw

5708

4364

-23,5%

Tuinbouw open grond

275

309

12,1%

Glastuinbouw

8

5

-43,5%

Grasland en groenvoedergewassen

2409

2971

23,3%

 

 

Aantal bedrijven per grondgebruik

 

Aantal bedrijven per grondgebruik

2000

2022

 

totaal

453

271

-40,2%

 

 

 

 

Akkerbouw

388

205

-47,2%

Tuinbouw open grond

92

75

-18,5%

Glastuinbouw

15

4

-73,3%

Grasland en groenvoedergewassen

277

207

-25,3%

Graasdieren

212

83

-60,8%

Hokdieren

17

11

-35,3%

 

De som van de subcategorieën is groter dan het totaal van de groep in verband met bedrijven met meerdere activiteiten

 

Intensieve veehouderijen

In tegenstelling tot de cijfers die het CBS hanteert, zijn er in Veere 9 intensieve veehouderijen actief, waarvan 6 kippenbedrijven en 3 varkenshouderijen.

 

Biologische bedrijven

Het aantal biologische bedrijven is niet goed per gemeente uit de CBS-cijfers af te leiden. In Veere zijn 5 biologische bedrijven actief. Voor heel Zeeland waren er in 2021

71 biologische bedrijven actief.

 

 

Verdeling per perceel van het agrarisch grondgebruik in Veere

(bron: CBS, PDOK, Waterschap Zeeuwse Stromen, eigen bewerking).

 

 

Inkomen in de landbouw

In Veere hebben de meeste boeren een meervoudig inkomen. Het inkomen uit het boerenbedrijf wordt vaak aangevuld met werken buitenshuis en nevenactiviteiten, zoals recreatie, huisverkoop, zorg, etc.

 

Dat verklaart ook het hoge relatief hoge percentage werkgelegenheid in de landbouw in Veere. Niet alle werkgelegenheid en het daarbij behorende inkomen kan worden toegerekend aan de landbouw.

Het aantal banen in de landbouw in Veere is verhoudingsgewijs hoog in vergelijking met andere Nederlandse gemeenten. In de loop der jaren is dit verhoudingsgewijs afgenomen. In 2010 bedroeg het percentage banen in de landbouw in de gemeente Veere 11,9%, in 2010 10,6% en in 2020 was dit 9,5%.

 

Banen in de landbouw

 

 

 

Nuancering: het verhoudingsgewijze hoge aantal banen in de landbouw, wordt mede veroorzaakt door het gegeven dat veel Veerse agrariërs naast hun agrarische activiteit nevenactiviteiten ontplooien in een andere sector.

 

Bijlage 2: Opbrengst werksessies

 

Analyse werksessies

 

Werksessie 1

Klimaatopgave wordt verschillend ervaren, de ene groep ervaart geen echte overlast en de andere groep voelt een grote urgentie. Over het algemeen is klimaatverandering te merken in de dagelijkse praktijk. Voornaamste taak qua waterbeheer ligt bij waterschap.

Jaarlijks een zonnepark van 10 ha om een energieneutraal Veere in 2050 te bereiken zou een behoorlijke ruimtelijke impact hebben volgens de deelnemers.

Werksessie 2 – kringlooplandbouw, carbon farming en natuurinclusief boeren

Wijze waarop gemeente Veere beleid moet invullen om duurzame toekomstbestendige landbouw te behouden en verder te versterken volgens deelnemers:

• Faciliteren en inspireren

• Geef heldere kaders/voorwaarden voor ontwikkeling en formuleer heldere visie

• Verruim mogelijkheden voor de aanleg van waterbassins

• Stimuleer grondgebonden landbouw

• Motiveer keuze, leg uit waarom je wat doet

• Hou rekening met de mestkringloop

• Gebruik de eigen grondbank om boeren betere landbouwgrond aan te bieden zodat slechtere gronden voor natuur kunnen worden ingezet

• Maak beleid voor tijdelijke migranten en werknemers. Deze zijn nodig voor de landbouw

• Help verruiming beleid teeltondersteunende maatregelen. Vb kassen 3 maanden in het jaar toelaten ipv verbieden

• Pas juiste teelten toe op juiste plekken, open ruimte behouden

• Geef ruimte aan ondernemerschap

• Help bij saneren asbestdaken

• Gemeente moet haar gronden verpachten aan jonge boeren. Eventueel daar als tegenprestatie aan koppelen eigen grond inzetten voor weidevogels

• Streven naar harmoniemodel

• Streven naar een praktische landbouwnota

• Ga als gemeente langs bij de bedrijven

• Schrijven in kansen, geef ruimte voor zowel gangbare, als voor intensieve veehouderij als biologische landbouw

 

Werksessie 3 – Recreatie

160 minicampings en het aantal appartementen dat wordt gerealiseerd in leegstaande boerenschuren neemt toe. Meer vergunningen maar sommige mensen maken er (nog) geen gebruik van.

Toename in minicampings niet wenselijk, gebied zit aan haar taks. Minicampings worden als passend gezien en dienen als reddingsboei voor veel landbouwbedrijven.

De totale oppervlakte van reguliere campings bedraagt ca. 200 ha. Dat is 1,5% van het agrarisch middengebied.

 

Werksessie 4 – Energie

Tijdens de werksessie is zichtbaar geworden dat er een grote voorkeur is voor het leggen van zonnepanelen op daken van woningen, bedrijven en parkeerplaatsen. Een uitzondering geldt voor zonnepanelen op zoetwatervoorraden op zoetwaterbassins voor de landbouw. Daarnaast worden er kleinschalige zonneparken rondom dorpen voorgesteld. Aquathermie wordt gezien als een goede ingreep met potentie en een kleine ruimtelijke impact. Kleine windmolens (tiphoogte 21m) bij boerderijen. Op Neeltje Jans worden kansen gezien voor drijvende zonnepanelen en zonneparken.

 

 

Conclusies uit Landbouwnota 2009 in vergelijking met deze analyse

• het aantal landbouwbedrijven nam de afgelopen 10 jaar met 20% af;

Sinds 2010 nam het aantal landbouwbedrijven in Veere met 19,7% af.

• die daling zet niet door (vermoedelijk door de verbeterde inkomenssituatie);

Deze daling is wel doorgezet.

 

Openstaande aspecten

• Bedrijfsovernames in de familie

• Cijfers over de verhuurde/verpachtte landbouwgronden in Veere

• Cijfers over verbrede landbouw?

 

Bijlage 3: Trends en ontwikkelingen

 

In dit hoofdstuk beschrijven we trends en ontwikkelingen die zijn waar te nemen op het gebied van de landbouw in brede zin (zie inleiding). Naast een algemeen beeld van trends en ontwikkelingen en de onderbouwing ervan met cijfers, gaan we in op beleid van verschillende hogere overheden. Met name het Europese landbouwbeleid heeft grote invloed op de ontwikkelingen in de landbouw.

 

Trends en ontwikkelingen algemeen

1. Technologische vernieuwing in de voedselketen/precisielandbouw  robotisering, datagestuurde technologie, 3D-printen, drones, sensoren;

2. Circulariteit  samenwerking ketenpartners, toekomstbestendig;

3. Gezondheid  Grotere vraag gezonde voeding toenemende aandacht voedingswaarden, labeling, gebruiksgemak;

4. Duurzaamheid  efficiënt gebruik van grondstoffen, bodem en natuur ontlasten, overstap naar kringlooplandbouw, biologische teelt, gestimuleerd vanuit Europees landbouwbeleid, precisielandbouw;

5. Kwaliteit  vraag naar Nederlandse producten groot vanwege kwaliteit, vooraanstaande positie, innovaties en technologische vernieuwing.

Bron: https://www.ing.nl/zakelijk/kennis-over-de-economie/uw-sector/food-en-agri/trends-en-ontwikkelingen-agrarische-sector.html en https://www.risicosinbeeld.nl/sectoren/agrarisch/akkerbouw/trends-en-ontwikkelingen/

 

Cijfersmatige onderbouwing

1. Afname land- en tuinbouwbedrijven: 1% in 2020, voorgaande jaren 3%;

2. Toename biologische bedrijven: 3% in 2020, in 2019 was dat 6%, totale oppervlakte steeg met 7%; kleinste biologisch areaal in Limburg en Zeeland, beide 3% (2.250 ha)

3. Beweging richting diervriendelijkere producten in de supermarkt, consument is niet de aanjager;

4. Toename duurzame producten maar lichte afname in 2020 i.v.m. corona: 1% afname in 2020 door wegvallen afzet in foodservice;

5. Opvolging: 40% van de bedrijven met een bedrijfshoofd ouder dan 50 jaar heeft een opvolger;

6. Verbreding: in Zeeland doet circa 1 op de 2 bedrijven aan verbreding, landelijk gezien was in 2020 op 3.800 bedrijven (17%) het aandeel van de omzet uit verbredingsactiviteiten meer dan 50% van de totale omzet. Bij 56% van de bedrijven met verbreding was de bijdrage uit verbreding aan de omzet op het bedrijf minder dan 10%.

Bron: https://www.cbs.nl/-/media/_pdf/2022/03/staat-van-landbouw-en-voedsel.pdf

 

Bijlage 4: Bestaand overheidsbeleid

 

4.1 Europa

Europese Green Deal

In 2030 moet een CO2-reductie worden behaald van minstens 55% ten opzichte van 1990. Om dit te behalen, wordt door de Europese Unie ingezet op een sterke, groene, digitale en veerkrachtige economie, waarin economische groei los moet komen te staan van het gebruik van hulpbronnen

 

Gemeenschappelijk landbouwbeleid

Het Europese landbouwbeleid wordt gevat in het GLB (Gemeenschappelijk landbouwbeleid) en is volledig gericht op verduurzaming van de landbouw en het ontwikkelen en toepassen van nieuwe landbouwtechnieken. Deze twee componenten gaan volgens Europa hand in hand. Door in te zetten op precisielandbouw en kringlooplandbouw kunnen boeren duurzamer en efficiënter gaan produceren. Het is de bedoeling dat in de sector wordt ingezet op het verminderen van uitstoot van broeikasgassen, behoud van biodiversiteit, bodemverbetering en anticiperen op klimaatverandering zodat de sector bij kan dragen aan het halen van de duurzaamheidsdoelstellingen en de duurzame productie kan verhogen. In bepaalde gevallen zijn hier subsidies aan gekoppeld.

Bron: https://www.europa-nu.nl/id/vg9pir5eze8o/landbouwbeleid_glb

 

4.2 Rijk

Nationale Omgevingsvisie

Eén van de prioriteiten die door het rijk wordt genoemd in de Nationale Omgevingsvisie luidt ‘Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied. (…) Ingezet wordt op een duurzaam en vitaal landbouw- en voedselsysteem. Met het Realisatieplan Visie Landbouw, Natuur en Voedsel wordt gewerkt aan de transitie naar kringlooplandbouw.’ De Novi zet onder deze prioriteit tevens in op de ontwikkeling van instrumenten voor de volgende thema’s: behoud en versterking van landschappen, de aanleg van bossen, het versterken van biodiversiteit, het reduceren van stikstof, waterbelangen en de toekomstbestendigheid van functies in het landelijk gebied.

Bron: https://novistukken.nl/uitvoeringsagenda/we+stellen+opgaven+centraal/default.aspx#prioriteit_4

 

Visie landbouw natuur en voedsel waardevol en verbonden

De visie LNV beschrijft hoe Nederland de komende jaren zal moeten omschakelen naar kringlooplandbouw dit houdt onder andere verband met de ambitie van het Rijk om de toonaangevende positie van Nederland op het gebied van land- en tuinbouw en visserij te behouden, het tegengaan van verlies van biodiversiteit, het tegengaan van bodemuitputting en wordt tevens ingegeven door de commitment die Nederland heeft gegeven aan het Klimaatakkoord. Precisielandbouw, sensortechnologie en robotica worden genoemd als kansrijke methodes om kringlooplandbouw te realiseren. De landbouw moet hand in hand gaan met de natuur en de kringloop van voedingsstoffen moet door regionale samenwerking verkort worden.

 

Beleidsvoornemens, plannen en voorstellen kunnen aan de volgende vragen getoetst worden:

1. Dragen ze bij aan het sluiten van kringlopen, het terugdringen van emissies en het verminderen van verspilling van biomassa in het gehele voedselsysteem?

2. Dragen ze wat betreft visserij bij aan een duurzaam bestandsbeheer zonder schade aan de natuurlijke omgeving?

3. Versterken ze de sociaaleconomische positie van de agrarisch ondernemer in de keten?

4. Leveren ze een bijdrage aan de klimaatopgave voor landbouw en landgebruik?

5. Bevorderen ze de aantrekkelijkheid en vitaliteit van het platteland en dragen ze bij aan een bloeiende regionale economie?

6. Leveren ze winst op voor ecosystemen (water, bodem, lucht), biodiversiteit en de natuurwaarde van het boerenlandschap?

7. Is het dierenwelzijn meegewogen?

8. Leveren ze een bijdrage aan de erkenning van waarde van voedsel en het versterken van de relatie tussen boer en burger?

9. Versterken ze de positie van Nederland als ontwikkelaar en exporteur van integrale oplossingen voor klimaatslimme en ecologisch duurzame voedselsystemen?

Bron: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/beleidsnota-s/2018/09/08/visie-landbouw-natuur-en-voedsel-waardevol-en-verbonden

 

4.3 Provincie

Zeeuwse Omgevingsvisie

In de Zeeuwse Omgevingsvisie worden de ambities van de provincie Zeeland tot 2050 weergegeven. De ambities voor Zeeland algemeen wordt als volgt beschreven: Je leeft gezond: wandelen, fietsen, gezond eten, ontmoeten en ontspannen. De woonomgeving draagt bij aan biodiversiteit en is ingericht op langere droogte en op overtollig regenwater. Voorzieningen zijn klimaatneutraal voor iedereen bereikbaar, ook wanneer je geen auto hebt. Mobiliteit is snel, slim, veilig, schoon en betaalbaar voor zowel reiziger als overheid.

 

Eén van de ‘sub’-ambities heeft betrekking op het landelijk gebied ‘Balans in grote wateren en landelijk gebied: In 2050 zijn bodem, grondwater en alles wat daarin te vinden is van robuuste, hoogwaardige kwaliteit. Weersextremen schaden de bodem niet. Door aanwezigheid van meer organische stoffen draagt de bodem bij aan CO2-opslag en een betere bodemstructuur. Planten, mensen en dieren worden nauwelijks meer bedreigd door risicovolle milieufactoren, doordat het landbouwsysteem functioneert in evenwicht met de natuurlijke omgeving, op basis van marktvraag en kringlopen op een zo laag mogelijk niveau. (…) Het gebruik en de draagkracht van landelijke gebieden en de grote wateren zijn duurzaam in balans gekomen. Door het stabiele beheer kunnen ze tegen een stootje. In 2050 is de biodiversiteit rond de grote wateren, in het landelijk gebied en in de steden hersteld. De stikstofproblematiek is iets van vroeger. Het natuurnetwerk is voltooid en de milieukwaliteit is er in de hele provincie op vooruit gegaan. Het is heerlijk recreëren en werken in het mooie, gezonde en waardevolle Zeeuwse landschap!’.

 

Daarbij zijn voor de periode tot aan 2030 een aantal doelen bepaald die betrekking hebben op of raakvlakken met het landelijke gebied en de landbouw:

● 9. Bodem - Een robuuste bodem met een goede kwaliteit die zich leent voor verscheidene grondgebruikers en die duurzaam wordt beheerd.

● 12. Landbouw - Een volhoudbaar landbouwsysteem dat functioneert in evenwicht met de omgeving, waarbij kringlopen op een zo laag mogelijk niveau gesloten zijn en er sprake is van een adequaat verdienmodel.

● 13. Landschap - Een karakteristiek en gewaardeerd Zeeuws landschap dat veerkrachtig en aantrekkelijk is en waarin natuur verweven is met andere (economische) functies.

● 14. Milieu - Een schoon en veilig Zeeland: de milieukwaliteit van de fysieke leefomgeving is beschermd en versterkt.

● 15. Natuur - De Zeeuwse biodiversiteit ontwikkelt zich positief. Specifiek wordt daarbij ingezet op het bereiken van een 70% doelbereik van stikstofgevoelige binnendijkse Natura 2000-gebieden.

● 16. Watersysteem - Gezond water: Grond- en oppervlaktewater zijn van goede kwaliteit en aanvulling en onttrekking zijn blijvend in balans.

 

Specifiek voor de landbouw is het doel: een volhoudbaar landbouwsysteem dat functioneert in evenwicht met de omgeving, waarbij kringlopen op een zo laag mogelijk niveau gesloten zijn en er sprake is van een adequaat verdienmodel.

Met als subdoelen:

1. Ondernemers worden ondersteund en beloond in een transitie naar volhoudbare landbouw;

2. De bodem is gezond en wordt duurzaam beheer;

3. De uitvoering van de (zoet)wateropgave en klimaatopgave uit het klimaatakkoord voor landbouw en landgebruik ligt op schema;

4. Het oppervlak met agrarische natuurbeheer is vergroot en de biodiversiteit in het landelijk gebied vertoont een stijgende lijn.

 

In het kader van de Bouwsteen Natuur, herstel van de biodiversiteit wordt als actie benoemd om overgangs- of multifunctionele zones rondom bestaande overbelaste natuurgebieden aan te leggen om zo te zorgen voor stikstofreductie (actie 6.2). In het kader van Bouwsteen Landschap wordt als actie genoemd: Stimuleren van een volhoudbare landbouw waar landschapsversterking en biodiversiteit onderdeel van uitmaken. In het kader van de Bouwsteen Energietransitie als subdoel: Binnen de landbouw, industrie, gebouwde omgeving en mobiliteit is de landelijke reductiedoelstelling gerealiseerd.

Bron: https://www.commissiemer.nl/projectdocumenten/00008232.pdf

 

Omgevingsverordening

In de omgevingsverordening worden de doelen, ambities en acties uit de Zeeuwse Omgevingsvisie vertaald naar concrete regels. De provincie stelt in haar omgevingsverordening wat wel en niet wordt toegelaten in o.a. het agrarisch middengebied.

● Bufferzones rondom woonwijken en recreatieverblijven: milieugevoelige en milieubelastende functies scheiden.

● De provincie Zeeland wil verduurzaming van de intensieve veehouderij mogelijk maken door uitbreidingsmogelijkheden te beiden onder de voorwaarde dat substantiële verduurzaming plaatsvindt.

● Agrarische onderzoeksbedrijven kunnen zich vestigen binnen bedrijventerreinen of op gronden waar al agrarische of glastuinbouwbedrijven worden toegelaten.

● Concentratie van glastuinbouw wordt nagestreefd.

● Agrarische beheergebieden aangewezen met bijbehorende beheerpakketten.

 

Algemene uitgangspunten bij ruimtelijke ontwikkelingen rondom het Veerse Meer

Behoud de vitaliteit van het landelijk gebied - Grote waarde wordt gehecht aan behoud van de karakteristieke openheid van het agrarische landschap rondom het Veerse Meer en de vitaliteit van het landelijk gebied. Bestaande agrarische bedrijven behouden de ontwikkelingsmogelijkheden die ze hebben op grond van hoofdstuk 5 deze verordening.

Deelname aan maatschappelijke opgaven of kwaliteitsimpulsen m.b.t. groen- en landschapsontwikkelingen gebeurt op basis van vrijwilligheid.

Bron: Omgevingsverordening Provincie Zeeland

 

Provinciaal Uitvoeringsprogramma voor het Landelijk Gebied

Het Uitvoeringsprogramma Landelijk Gebied 2021-2030 (Uitvoeringsprogramma) omvat de programmering van acties, maatregelen en voorbeelden van projecten die vallen onder het bredere provinciale programma “Balans in het Landelijk gebied” voor de komende 10 jaar. Het programma stuurt daarbij op doelen en ambities zoals deze zijn verwoord in het ambitiedocument “Samenwerken aan het Zeeuwse Platteland”, de Natuurvisie 2017-2022, de Zeeuwse klimaatadaptatiestrategie en de rijksopgaven “landelijke structurele aanpak stikstof” en “landelijke Bossenstrategie”. Deze laatste opgaven zijn in 2020 op provinciaal niveau vertaald naar een Zeeuwse strategische aanpak stikstof en een Zeeuwse Bosvisie. Aanvullend daarop is het Uitvoeringsprogramma gericht op doelen en ambities zoals deze in de provinciale Omgevingsvisie (voorontwerp) zijn opgenomen.

Het programma richt zich primair op het versterken van de verbinding tussen de landbouw en de natuur, inclusief het landschap.

Het uitvoeringsprogramma verloopt via 4 sporen:

Spoor 1: Het bevorderen van de transitie naar een volhoudbare landbouw. Bij volhoudbare landbouw gaat het om voldoende experimenteerruimte voor uitwerking van economische uitdagingen, verdienmodellen, innovatie, de aanpak in en samenwerking met de keten, het sluiten van kringlopen, grond en financiering, voedselveiligheid, e.d. En ook om fysieke uitdagingen als de bodem, het beheer van (zoet) water en de (functionele) biodiversiteit in relatie met spoor 2.

Spoor 2: Het bevorderen van de biodiversiteit. Naast het tijdig voltooien van het Zeeuwse Natuurnetwerk gaat het om gedragen maatregelen buiten het Zeeuwse Natuurnetwerk ter bevordering van de Zeeuwse biodiversiteit. Daarbij ligt de nadruk op versterking van de groenblauwe dooradering, natuurherstel van Natura 2000-gebieden en de versterking van landschap binnen agrarische gebieden. Dit in combinatie met spoor 1. Ook bodemgesteldheid en beschikbaarheid van kwalitatief (zoet)water zijn hierbij van essentieel belang.

Spoor 3: Het realiseren van de klimaatopgave uit het klimaatakkoord voor landbouw, landgebruik en natuur Met de Regionale Energie Strategie (RES) wordt uitwerking gegeven aan de meeste doelen en ambities uit het klimaatakkoord. Voor de onderdelen landbouw en landgebruik volgt deze uitwerking via het Uitvoeringsprogramma.

Spoor 4: Samen het verschil maken in het landelijk gebied. Het realiseren van doelen en ambities voor landbouw, biodiversiteit en klimaat vergt vergaande samenwerking tussen diverse betrokken partijen in landelijk gebied. Met het Uitvoeringsprogramma willen we inzetten op (nieuwe) uitvoeringscoalities van samenwerkende partijen die bijdragen aan het realiseren van integrale oplossingen.

 

Strategische aanpak stikstof Zeeland (2020)

In 2020 hebben Provinciale Staten de ‘strategische aanpak stikstof Zeeland’ vastgesteld, waarin drie pijlers met acties zijn opgenomen:

1. Monitoring, informatie en communicatie;

2. Stikstofreductie

3. Naar een robuuste natuur

Dit heeft geleid tot de Zeeuwse aanpak waarin concrete maatregelen worden voorgesteld om de stikstofdepositie op N-2000 gebieden te reduceren. Daarin wordt niet alleen naar de landbouw gekeken, maar ook naar andere veroorzakers van stikstofdepositie zoals industrie en scheepvaart.

 

Actualisatie

In 2022 zijn van het Rijk de startnotitie Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) en de Wet stikstofreductie en Natuurverbetering (WSN) verschenen. Ondanks dat de Zeeuwse aanpak nog steeds in lijn is met het Rijksbeleid, is actualisatie nodig omdat de provincie verplicht is voor 1 juli 2023 een gebiedsplan op te stellen waarin wordt aangegeven hoe tot een stikstofreductie te komen van 613 ton Ammoniak.

 

Zeeuwse Bosvisie.

In februari 2020 heeft Minister Schouten samen met de provincies de Nationale Bossenstrategie uitgebracht. Om de biodiversiteit te herstellen en de afspraken uit het klimaatakkoord ten aanzien van de CO₂ uitstoot na te komen, streven Rijk en Provincies naast aanpak op bronniveau naar de aanleg van nieuw bos op aanzienlijke schaal. Voor Zeeland betekent dit de aanleg van 410 ha nieuw bos.

 

Naast het versterken van de landschappelijke en ecologische kwaliteit zijn meerdere doelen gebaat bij de aanleg van Bos. De Zeeuwse bosvisie biedt een denkkader aan de hand waarvan kan worden afgewogen waar aanleg van bos bijdraagt aan de landschappelijke (en andere) kwaliteiten en waar niet. Daarvoor hanteert de bosvisie hoofdopgaven (versterken landschapskarakteristiek, CO2 vastleggen, versterken biodiversiteit) en koppelkansen (overige opgaven in het landelijk gebied). Vanuit verschillende motieven worden kansen voor bosontwikkeling weergegeven.

 

Voor Veere worden mogelijkheden gezien om de kreekruggen te verdichten, structuurdragers aan te brengen in Nieuwland, het versterken van manteling kustzone en afgesloten zeearmen.

Ook worden thematische uitwerkingen als kans gezien. Voor Veere kan worden gedacht aan aanleg van nieuwe dorpsbossen en uitbreiden van bestaande dorpsbossen, de combinatie van opwek van duurzame energie en bosaanleg, het vergroenen van werklandschappen en landschappelijk wonen.

 

Economisch uitvoeringsprogramma Zeeland 2022-2027

In het Economisch uitvoeringsprogramma zijn de doelen en ambities uit de Zeeuwse Omgevingsvisie vertaald. Hierin wordt de transitie naar een circulaire en biobased economie beschreven, ook de landbouw komt aan bos als sector waar op dit vlak veel winst te behalen als. Concreet worden de volgende doelen en acties opgetekend: Een volhoudbaar landbouwsysteem dat functioneert in evenwicht met de omgeving, waarbij kringlopen op een zo laag mogelijk niveau gesloten zijn en er sprake is van een adequaat verdienmodel. Subdoel 1: Ondernemers worden ondersteund en beloond in een transitie naar volhoudbare landbouw. Actie 1.1 - Stimuleren van de innovatie en doorontwikkeling van de agrarische sector (aan deze actie wordt uitvoering gegeven vanuit het Economisch Uitvoeringsprogramma 2022- 2027 en het Uitvoeringsprogramma Landelijk Gebied).

 

4.4 Gemeente

Omgevingsprogramma duurzaamheid

Bedrijven, landbouw en commerciële dienstverlening veroorzaken 26,5% van de CO2-uitstoot in Veere. Milieubewust en duurzaam ondernemen is een voorwaarde om te komen tot duurzame en energie neutrale bedrijven.

 

We benutten agrarisch natuurbeheer en zetten in op verduurzaming van de landbouw. We promoten lokale duurzame agrarische producten. Om energie te besparen en onze welvaart en welzijn te bevorderen stimuleren we bedrijven zoveel mogelijk gebruik te maken van lokale producten en diensten. Ook sociaal ondernemen en het bevorderen van de lokale werkgelegenheid zijn belangrijk voor een duurzaam Veere.

 

 

Bijlage 5: Reacties klankbordgroep

Voor het proces om te komen tot de landbouwvisie is een klankbordgroep in het leven geroepen, waar de belangrijkste actoren in het landelijk gebied in vertegenwoordigd zijn (agrarische sector, natuur en landschap, recreatie). Zowel over een eerste concept als over de ontwerplandbouwvisie heeft de klankbordgroep zich uitgesproken.

 

5.1 Reactie klankbordgroep op het concept van 15 juli 2022

Het moge duidelijk zijn, gezien de verschillende belangen die in de klankbordgroep vertegenwoordigd zijn, dat er niet op alle onderdelen consensus kan worden bereikt. Om die reden hebben we de reacties in onderstaand overzicht opgenomen en aangegeven hoe we daarmee zijn omgegaan en of, en zo ja op welke wijze deze in de landbouwvisie zijn vertaald.

 

Pagina*

ZLTO

Beantwoording

6

Voor de gemeente Veere zijn schadelijke emissies vanuit de landbouw minimaal. Minder dan 20% van de stikstofdepositie. De landbouw kan en wil hier zeker in bijdragen, helaas is het zo dat een groot deel van de emissies uit het buitenland komt. Gewasbeschermingsemissies zijn door de huidige en toekomstige regulaties al minimaal en niet in sterke mate van invloed in Veere.

Dat neemt niet weg dat de trend in de landbouw is dat we naar minder uitstoot moeten.

Bovendien is de stikstofdepositie op de Manteling in Walcheren een probleem (zie opmerkingen provincie) dat aangepakt gaat worden. Dit gaat over N-depositie op N-2000 gebieden

7

Biologische landbouw (met name degene die afhankelijk zijn van de wereldmarkt) zit al jaren in zwaar weer. De vraag loopt sterk achter, men ziet op dit moment een tegengestelde beweging zo hier en daar. Er zijn enkele bedrijven die het goed doen, die hun eigen community en markt goed kunnen voorzien. Maar degene die later aanhaken en afhankelijk zijn van de markt, zitten in zwaar weer wegens tegenvallende vraag. Ik zou voorzichtig zijn dit op dit moment te stimuleren, zolang de vraag niet verder oploopt/wordt gestimuleerd.

Deze redenering wil niet zeggen dat je daarom biologische landbouw niet zou moeten stimuleren.

Biologische landbouw komt meer in de richting van circulariteit en andere duurzaamheidsdoelen dan gangbare landbouw. Of je ergens markt in ziet is aan de ondernemer

8

nieuwe intensieve veehouderijen en glastuinbouwbedrijven niet worden toegestaan omdat deze niet bijdragen aan een toekomstbestendige landbouw;

Dit is een sterke stelling. Op dit moment zijn er studies met bedrijven die 0% emitteren, een oplossing zijn in energie en mestvraagstukken (die voedingsstoffen zijn essentieel voor akkerbouw, zeker in de gemeente Veere) De deur hiervoor zo stellig dichtgooien, kan een negatief effect hebben in de toekomst voor de concurrentiepositie van Veerse agrariërs (akkerbouwers)

 

Onder ‘concreet betekent dat’ (onder ondernemend, 2.1) is de invulling van de 3 bolletjes aangepast, waarbij de belangrijkste constatering is dat grondgebonden bedrijven bij kunnen dragen aan de kwaliteiten van het landschap en dat we daarom nieuwvestiging van IV en glastuinbouw uitsluiten.

9

De volgende onderwerpen zijn daar (mede) bepalend voor:

- …

- bodem en water

 

zie opmerking intensieve veehouderij

Teksten onder duurzaamheid zijn verder genuanceerd. Onder bodem en water met name zijn tekstvoorstellen van ZLTO overgenomen.

9

Duurzaamheid is een containerbegrip, dat nadere toelichting vraagt. Verduurzaming van de landbouw heeft betrekking op:

- het verminderen van de uitstoot van schadelijke stoffen; …

Ook dit is een containerbegrip. Kijk liever naar de weerbaarheid van de bodem, waardoor emissies veel minder zullen worden. Bodem met voldoende beschikbaar zoetwater, is in optimale conditie en neemt zodoende alle stoffen op, en deze stoffen spoelen minder uit naar het oppervlakte water.

Is verder genuanceerd in de tekst

9

Bij kringlooplandbouw (of circulaire landbouw) komt zo min mogelijk

afval vrij, is de uitstoot van schadelijke stoffen zo klein mogelijk en worden grondstoffen en eindproducten met zo min mogelijk verliezen benut.

Kringlopen hebben meer dierlijke mest uit de regio nodig. Hoe denkt de gemeente hierover in hun visie?

 

9

In 2.2. onder het kopje duurzaam onder ‘concreet betekent dat, laatste bolletje, aangegeven dat momenteel mest van elders wordt aangevoerd. Dit is een onderwerp dat nader onderzocht moet worden en waar experimenten zich op kunnen richten. De tekst is als zodanig aangepast.

In 2.2. onder het kopje duurzaam onder ‘concreet betekent dat, laatste bolletje, aangegeven dat momenteel mest van elders wordt aangevoerd. Dit is een onderwerp dat nader onderzocht moet worden en waar experimenten zich op kunnen richten. De tekst is als zodanig aangepast.

 

9

Concreet betekent dit dat…

- we ruimte bieden in een nog nader aan te wijzen gebied voor een proeftuin met kleine windmolens bij de agrarische bedrijven.

Opmerking hierover; laat meerdere boeren of liefst allemaal in meeprofiteren in een coöperatie o.i.d. Anders stimuleert de gemeente concurrentievoordeel onder hun eigen boeren. Graag aandacht hiervoor.

Zie laatste bolletje onder duurzaam, ‘concreet betekent dat…’

Gemeente zet zich in initiatiefnemers te verbinden, om zo de effectiviteit te vergroten.

10

Door innovaties op het gebied van productiemethoden (bijv. strokenteelt) wordt de bodem minder uitgeput en komt bemesting in een ander daglicht te staan.

Dit zal verder moeten worden uitgewerkt. Eerste studies zijn helaas nog niet veel belovend. Wees voorzichtig met het noemen van deze concrete voorbeelden in een visie zonder bewezen voordeel van dit concept.

Tekst onder bodem en water aangepast/genuanceerd.

Kenmerk van een experiment is juist dat je de uitkomst nog niet kent.

10

Ook stimuleert de gemeente die vormen van landbouw (circulair, biologisch) die bijdragen aan de biodiversiteit.

Zie eerdere opmerking over stimuleren biologisch. Ik vind dat (nog) geen taak van de gemeente.

De gemeente stimuleert geen biologisch, maar vormen die bijdragen aan de biodiversiteit. Taak van gemeente is te komen tot een toekomstbestendige landbouw.

Om de suggestie weg te nemen dat de gemeente zich alleen richt op biologische landbouw, is de tekst ‘(circulair, biologisch)’ verwijderd.

10

Concreet betekent dit dat niet alleen landschappelijke inpassing wordt gevraagd, maar dat ook eisen worden gesteld aan de situering van nieuwe bebouwing en het plantassortiment dat moet bijdragen aan de biodiversiteit.

Wat zijn de voorwaarden, eigenschappen van de hier benoemde biodiversiteit. Worden er alleen bewezen methodieken toegepast (bijvoorbeeld agrarisch natuurbeheer)? Anders gesteld; weten we goed welke doelen binnen bevordering van biodiversiteit moet worden nagestreefd aan de hand van een 0 meting en doelsoort? Anders wordt het lastig stimuleren. (hoeft niet in de visie, maar zorg voor flankerend beleid hiervoor)

 

Onder biodiversiteit en ‘concreet betekent dat…’ aangegeven dat onderzocht wordt of de gemeente extra geld hiervoor zal gaan inzetten.

Zie ook in H3 onder het kopje ‘een initiërende rol’ waarin de mogelijkheden om geld te reserveren om experimenten te ondersteunen en bij te dragen aan landschaps-herstel moeten worden onderzocht.

 

 

 

 

Pagina*

AJK

Beantwoording

6

Toename van biologische is niet aan de orde, er word her en der wat geprobeerd maar onze zware grond leent zich slecht voor intensieve bewerking en de onkruid druk is zeer hoog. Een aanname die slecht onderbouw is en waarschijnlijk van internet geplukt is omdat het het idealistische beeld is. Afgelopen jaren is de afzet van biologische producten een probleem omdat de consument niet wil betalen. Net zoals in andere sectoren worden de mensen die met de handjes willen werken een probleem en komen ze niet zo snel meer deze kant op in vergelijking met 10 jaar terug!

Zie opm. ZLTO onder pag. 7

8

nieuwe intensieve veehouderijen en glastuinbouwbedrijven niet worden toegestaan omdat deze niet bijdragen aan een toekomstbestendige landbouw;

Dit is niet correct, toekomstbestendige landbouw word nu omschreven dat de landbouw een gesloten kringloop moet hebben of circulair moet wezen, dit houdt in dat de akkerbouwers mest kunnen gebruiken van de (intensieve) veehouderij en zij grondstoffen die de akkerbouw produceert kunnen gebruiken als voer voor hun beesten. Het gebruik van kunstmest moet verminderen dus de dierlijke mest zal dan automatisch toenemen.

Zie opm. ZLTO onder pag. 8 en 9

8

Ik denk dat er in bepaalde delen van middel Walcheren prima ruimte is voor intensieve veehouderijen op een bepaalde afstand van de dorpen, deze kunnen tegenwoordig ook duurzaam en niet tot last zijn van de omwonende en helpen aan de verduurzaming van de akkerbouw en veehouderij om het gebruik van kunstmatige grondstoffen te beperken.

Zie opm. ZLTO onder pag. 9

Bovendien staat dit haaks op bestaand beleid van gemeente en provincie. Dat is in het coalitieakkoord nogmaals bevestigd.

 

9

Er word ook aangegeven dat er ruimte is voor een proeftuin met kleine windmolens, mogen deze dan ook in gebieden die bestempeld zijn in de omgevingsvisie dat de ruimte open moet wezen?

Dit is namelijk het geval tussen de Breeweg en de Hogelandseweg waar je bijvoorbeeld geen voedselbos mag maken met bebossing en bomen omdat het open moet blijven.

Dat zal de proeftuin uit moeten wijzen. Het is niet zinvol om daar in deze visie een voorschot op te nemen

10

Met het oog op de zoetwater schikbaarheid liggen er nog veel uitdagingen, we weten met zijn allen dat de agrarische percelen in Walcheren allerlei vormen aan nemen en hierdoor is bassins midden in het land leggen soms gewoon zonde.

Ik heb zelf percelen welke een hoek hebben tussen of naast bomen in een bijzondere hoek welke niet goed te bewerken is en door schaduw onproductief is. Hier zou ik dus prima een bassin kunnen leggen maar nu mag dat nog niet. ik vind de aanleg van die bassins moeten per aanvraag goed en vooral praktisch bekeken worden!

 

In 2.2 onder bodem en water wordt aangegeven dat experimenten worden gestimuleerd.

11

De verkeersveiligheid is een goed punt om de aandacht op te vestigen, de wegen zijn smal en het verkeer is vooral in de zomer druk. De tractorstroken aan bepaalde wegen zijn een grote plus voor landbouwers en voor weggebruikers, deze helpen aan doorstroming en verhelpen frustraties!

Om die reden is gesteld dat verkeersveiligheid nadrukkelijk een afweging is bij nieuwe ontwikkelingen.

11

Vaak word er transport gedaan over de weg wat niet nodig is, bijvoorbeeld bieten of mest. Dit komt omdat en geen mestsilo’s of bietenplaatsen aan het land gelegd mogen worden. Als er agrariërs zijn in bepaalde hoeken welke collectief plaatsen willen aanleggen mits deze aangepast is aan de omgeving lijkt mij dat een goed streven, minder slik op de weg en minder transport over de weg, goed voor de veiligheid en minder uitstoot van uitlaatgassen door de machines.

De vraag is of het wat oplost, want uiteindelijk zullen bieten en mest toch vervoerd moeten worden.

Maar als dit als experiment wordt opgevoerd, kan worden beoordeeld of hiermee onze doelen dichterbij kunnen worden gebracht.

12

Paragraaf 2.3: Goede punten in de conclusies, ik vind dat er best gesloopt mag worden maar dan wel in oude stijl of in stijl passend in het landschap terug gebouwd moet worden.

In de tekst is opgenomen dat we die mogelijkheden gaan onderzoeken. De omgevingsvisie is het instrument om fondsvorming in te benoemen en verder uit te werken.

12

De overgangszones rondom de dorpen voor educatie enzovoort om in aanraking te komen met de voedselproductie is mooi als idee, klinkt ideaal maar het resultaat is vaak een grote onkruidbende en er word geen fatsoenlijk gewas geoogst, met het gevaar voor agrariërs er om heen met kans op ziekten en plagen die door de lucht verplaatst worden.

Om dit idee tot een goed einde te brengen moet hier een goed plan voor zijn met goede begeleiding en misschien zelf beter op bestaande agrarische bedrijven met een bijdrage gestimuleerd worden. Het wiel zelf uitvinden zonder dat er een goede basis is lijkt me een slecht plan!

Uiteraard is wat hier wordt gesteld niet de bedoeling van de gemeente. De mogelijkheden moeten verder worden uitgewerkt. Educatie e.d. kan ook op bestaande agrarische bedrijven een plek krijgen.

8

nieuwe intensieve veehouderijen en glastuinbouwbedrijven niet worden toegestaan omdat deze niet bijdragen aan een toekomstbestendige landbouw;

Waarom niet? Er wordt beweert in de landbouwvisie dat we naar circulaire landbouw moeten. Hierin speel de intensieve veehouderij een gigantisch grote rol! Denk aan mestafzet richting akkerbouwers en productenafzet naar veehouders denk hierbij aan granen en mais voor het voer van de dieren. Deze zin is volledig misplaatst! Paragraaf 2.2 speelt de veehouderij een hele grote rol in!

Zie eerdere opmerking bij ZLTO

9

we geen nieuwe intensieve veehouderijen en glastuinbouwbedrijven in Veere toelaten, omdat zij niet bijdragen aan verduurzaming;

bestaande intensieve veehouderijen en glastuinbouwbedrijven wel ontwikkelruimte wordt geboden, als die ontwikkelruimte bijdraagt aan het verminderen van de uitstoot van schadelijke stoffen, vermindering van grondstoffengebruik en het verbeteren van het dierenwelzijn.

Waarom kan de intensieve veehouderij niet bijdrage aan verduurzaming? Wat zouden wij moeten doen om hier wel aan te voldoen? Wijzend op het bovengenoemde van paragraaf 2.1 is dit niet terecht. Er is volop verduurzaming in de veehouderij gaande al sinds jaar en dag.

Zie eerdere opmerking bij ZLTO

11

- nieuwvestiging van intensieve veehouderij staan we niet toe.

- nieuwvestiging van grondgebonden geitenhouderij staan we pas toe na positief advies GGD

Wat wordt bedoeld met nieuwvestiging? Een tweede locatie van een bestaande ondernemer met intensieve veehouderij wordt ook niet mogelijk?

Wat wordt verstaan onder een positief advies van het GGD en hoe wordt dit getoetst?

 

Dergelijke definitiekwesties horen niet in de visie thuis.

12

- verkeersveiligheid wordt nadrukkelijk betrokken in de afweging om nieuwe ontwikkelingen toe te staan;

Misschien ook verstandig dat de gemeente kijkt hoe we de verkeersveiligheid kunnen garanderen bijvoorbeeld door aanleg van een nieuw fietspad en/of verbreding van een weg.

Zie eerdere opmerking over verkeersveiligheid

 

 

 

Pagina*

Recron-HISWA

Beantwoording

algemeen

Bij het vorige concept heb ik een aantal kanttekeningen gemaakt, ik vind daar weinig van terug. Dat kan een afweging zijn van uw team, maar sommige vind ik wel essentieel om te komen tot een goed beeld van de huidige situatie en de toekomstige keuze mogelijkheden.

Het is duidelijk dat de ambitie van Recron-HISWA verder gaat dan in de landbouwvisie wordt voorgesteld.

De landbouwvisie sluit in onze ogen meer aan bij de bestuurlijke wensen van de gemeente.

bijlage

Voor het gemak gebruik ik de volgorde van het oude concept, bij 2.5 werkgelegenheid heb ik gesteld dat het inkomen van de Walcherse/Veerse boer overwegend meervoudig is, met toelichting, ik vind dat nergens terug, terwijl dit toch belangrijk is voor het beoordelen van de situatie en werkgelegenheid van de landbouw in Veere. Een deel van de werkgelegenheid zit in externe banen en de verbreding die in Veere fors is, zonder die kanttekening ontstaat een vertekend beeld.

De teksten zijn op onderdelen verder genuanceerd en in bijlage 1 is hierover ook het een en ander toegevoegd.

bijlage

Belangrijke gegevens over de verbrede landbouw ontbreken nog steeds, wel nodig in dit stuk.

Eens, maar meer gegevens zijn via het CBS niet beschikbaar.

bijlage

Het lijstje van intensieve veehouderij komt mij wat kort voor, voor mijn gevoel mis ik nog een deel van de bedrijven en activiteiten, maar dat kan ook een definitie kwestie zijn.

Het betreft het aantal dat in het BP BG als zodanig is bestemd.

6

Bij trends en ontwikkelingen ontbreken nog het structureel veel duurder worden van energie, kunstmest en de beperking van het middelen gebruik met grote effecten op de gangbare landbouw

Is nu wel benoemd o.a. onder 2.1 in het kader ‘nieuwe markten’

algemeen

Stikstof problematiek en de maatschappelijk onderkende noodzaak van meer “natuurgronden” worden niet benoemd (zie ook recent rapport van de RLI). Terwijl natuurgronden als ruimte rondom de natuurgebieden echt nodig zijn om de gemeente Veere aantrekkelijk te houden voor inwoner en toerist en wezenlijk zijn voor de lokale brede welvaart

In H3 wordt nu wel ingegaan op de gebiedsaanpak voor de Manteling mbt stikstof (provincie).

Een ander regime voor ontwikkelingsmogelijkheden van de agrarische sector in buffergebieden wordt niet door de raad geambieerd.

.

Het afnemende draagvlak voor recreatie en toerisme onder de bevolking wordt niet benoemd. Verbreding is tot nu toe bijna uitsluitend gevonden in allerlei vormen van recreatie. Stimulans richting andere vormen van verbreding is hard nodig. Bijvoorbeeld Energie biedt veel kansen niet alleen voor eigen gebruik maar vooral ook voor anderen, geproduceerde energie opslaan in accu’s voor latere verkoop/verhuur, lokale productie van waterstof voor eigen gebruik en tbv levering aan derden, maar er liggen nog meer kansen zoals bijvoorbeeld in reststroom verwerking (zie bijlage)

In 2.3 is dat benoemd. Ook is in 2.1 (zie kader ‘nieuwe markten’) hier het e.e.a. over gezegd

9

Bij duurzaam worden oa dierenwelzijn en energiegebruik genoemd , ik neem aan dat hoort te staan “maximaal dierenwelzijn” en “minimaal energiegebruik” als doelstellingen, in dat rijtje mis ik “minimaal bestrijdingsmiddelen” gebruik, dat hoort ook bij duurzaam.

De tekst is hierop aangepast

9

Goede zaak dat overwogen wordt een proeftuin in te richten voor kleine windmolens, maar het is slecht uit te leggen, dat alleen agrarische bedrijven dit mogen en andere bedrijven in datzelfde buitengebied niet.

Is ook niet het geval, maar dit is wel een landbouwvisie. Die gaat over agrariërs.

10

Berging van overvloedig hemelwater is ook een opgave en is te combineren met opslag boven of ondergronds. De kader richtlijn water die snel actueel wordt hier ten onrechte niet genoemd, die zal ook gevolgen hebben voor de agrariërs in het buitengebied.

Valt onder experimenteerruimte zoals onder bodem en water is benoemd

10

Het herstellen van biodiversiteit is hard nodig en mag wat scherper worden neergezet. Niet allen een voorwaarde bij nieuwe ontwikkelingen, maar ook een opgave voor de bestaande bedrijven (en burgers) in het buitengebied. Kennis en bewustwordingsactiviteiten zouden hier het begin kunnen zijn. Het levert een belangrijke bijdrage aan de robuustheid van het buitengebied

In H3 is de pro-actieve rol van de gemeente steviger ingezet.

De gemeente ziet vooral kansen bij nieuwe ontwikkelingen, zeker als het gaat om kaderstelling.

Ook een fonds zou herstel van biodiversiteit kunnen ondersteunen. Dat moet worden onderzocht, zo staat nu in de tekst.

11

Nieuwvestiging van geitenhouderij is ongewenst om gezondheidsredenen. Het buitengebied is een groot gedeelte van het jaar dichtbevolkt (170 minicampings, campings en andere vormen van verblijfsrecreatie en dagrecreatief medegebruik. Daar kun je beter vooraf duidelijk over zijn i.pl.v. je te verschuilen achter een advies van de GGD, dat volgens mij ook nooit positief kan uitvallen als die deze factoren meeneemt in de afweging.

Dit ligt wat de gemeente betreft genuanceerder. We hebben het over grondgebonden geitenhouderij. Juist om gezondheid mee te nemen in de afweging, is een advies van de GGD nodig

12

In de paragraaf over ‘aantrekkelijk Veere’ wordt gesteld dat de agrarische sector de belangrijkste beheerder is van het buitengebied, ik vind dat gezien de praktijk toch wel een overstatement. De landschappelijke aantrekkelijkheid wordt bepaald door de structuur van kustzone , kreekruggen, wegenstructuur en de beplanting langs deze wegen. Dat levert een kleinschalig aantrekkelijk landschap op dat toegankelijk is. Het is ontstaan bij het herstel na de inundatie van 1944 en verving het nog veel kleinschaliger en gevarieerder landschap dat verloren ging bij de inundatie. Agrariërs bewerken en gebruiken hun percelen, maar onderhouden dat landschap niet, dat is gewoon een taak van de overheid, het waterschap in dit geval. Natuurlijk zijn er ook nog wel agrariërs die kleine landschapselementen onderhouden, maar dat gebeurt niet op grote schaal, Wellicht brengt het nieuwe GLB hierin verandering. Een upgrade is nodig. Zie hiervoor ook mijn opmerkingen bij het 1e concept bij 5.2.

Er wordt niet gesteld dat de agrarische sector het landschap onderhoud, maar beheert. Dat is een belangrijk nuanceverschil.

Het in stand houden van landschapskenmerken wordt bij nieuwe ontwikkelingen nagestreefd.

Onderzocht wordt of de gemeente, bijvoorbeeld via fondsvorming, meer zou kunnen doen om landschapsbeheer en biodiversiteit te ondersteunen.

 

algemeen

In de hele visie wordt weinig of niets gezegd over de landbouwsubsidies, terwijl zonder die subsidies de landbouw moeilijk kan blijven voortbestaan.

Dat is correct, maar daar heeft de gemeente geen enkele invloed op.

algemeen

Het concept van de visie dat nu voor ons ligt is vrij vlak en niet uitdagend, als dat zo blijft is dat jammer. We zitten in een periode van grote bedreigingen en kansen voor de landbouw. Nu de lat wat hoger leggen zorgt voor een voorsprong straks. Voor die ambities zijn wellicht nu ook gelden te vinden bij de hogere overheden

Wij zijn van mening dat de landbouwvisie in deze vorm aansluit bij de ambities van het college en de raad

 

 

 

Pagina*

Zeeuws Landschap

Beantwoording:

algemeen

Dank voor het toesturen van de concept-landbouwvisie Gemeente Veere. Wij hebben deze visie met grote interesse gelezen. Allereerst dank voor het verzette werk: er ligt een stuk waar zowel landbouw als de aanverwante beleidsterreinen in verwerkt zijn.

 

algemeen

Wel kreeg ik het idee dat veel van mijn eerdere commentaar niet meegenomen was, vandaar dat ik mijn vorige reactie toevoeg.

In de concept-landbouwvisie komt het woord “landschap” met enige regelmaat terug. Terecht in onze ogen: de landbouw is immers een belangrijke beheerder van het unieke Veerse landschap. Zoals wij hebben aangegeven tijdens de raadsinformatiebijeenkomst over dit onderwerp, adviseren wij nadrukkelijk om deze visie te koppelen aan de landschappelijke structuur van Veere. Zo kan de identiteit van het Veerse landschap worden bewaard en gekoesterd. Deze bepaalt immers een groot deel van de Walcherse identiteit. Voor de landbouwvisie zijn hier met name de meer besloten kreekruggen, het open landschap van de poelgronden en de diverse landschapselementen én cultuurhistorisch waardevolle objecten van belang, evenals de kleinschalige en afwisselende structuur in en langs de Manteling van Walcheren.

Kaartje landschap wordt nog toegevoegd. Verwezen wordt naar de landschapsvisie dat nu ook al toetsingskader is.

11

Daarnaast zouden wij graag in de visie zien opgenomen hoe er met een zonering rondom natuurgebieden en recreatieve kernen kan worden gezorgd voor een aantrekkelijk boerenlandschap dat mede zorgt voor spreiding van recreanten.

Een dergelijk onderscheid in deelgebieden is niet de wens van de gemeente

8

Wij delen de opgenomen stellingname dat de landbouw een belangrijke rol vervult in zowel de voedselproductie, de economie van Veere als behoud en de ontwikkeling van het landschap. De landbouw moet niet alleen in stand worden gehouden, maar moet zich ook blijvend kunnen ontwikkelen en moet voldoende ruimte krijgen voor een verdere verduurzaming. Wij zijn echter van mening dat de ambitie van Gemeente Veere hier hoger mag liggen gezien de opgaven die op de landbouw afkomen: Gemeente Veere zou wat ons betreft hier een actief stimulerende rol moeten pakken. Hierbij denken wij graag mee hoe de landschappelijke en ecologische waarden kunnen worden verbeterd, rekening houdende met de moderne bedrijfsvoering. Maar ook het stimuleren van kennisuitwisseling tussen agrariërs binnen Gemeente Veere kan hierbij helpen;

Het is duidelijk dat de ambitie van Zeeuws Landschap verder gaat dan in de landbouwvisie wordt voorgesteld.

De landbouwvisie sluit in onze ogen meer aan bij de bestuurlijke wensen van de gemeente.

Overigens wordt in H3 de pro-actieve rol wel uitgelegd zoals in de reactie wordt aangegeven (stimuleren, partijen verbinden, etc.)

9

Gezien de actualiteit adviseren wij ook voor te sorteren op de uitwerking van het Nationaal Programma Landelijk Gebied van de minister van Natuur en Stikstof, afhankelijk van de wijze van uitvoering kan de landbouwvisie hier een belangrijke rol in vervullen. Dit ontbreekt in de huidige visie wat een groot hiaat kan zijn. Ook lijkt het ons goed om een koppeling te maken met het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) van de Europese Unie.

Zie H3 en de rolopvatting van de gemeente hierin.

Koppeling is in die zin gemaakt dat beschreven wordt dat Europa (via GLB) en Rijk bewegen richting circulariteit en de provincie hierin volgend is.

12

Wij ondersteunen de keuze om inheemse planten te gebruiken bij landschappelijke inpassingen. Wij zouden hier graag het woord ‘streekeigen’ aan toe willen voegen;

De tekst is op dat punt aangepast

algemeen

Onze organisatie is geen voorstander van verdere schaalvergroting van percelen (zie eerste punt “landschap”), maar juist voor het kleinschaliger maken van het landschap op een wijze die past binnen de moderne bedrijfsvoering. Dit heeft diverse voordelen: zo zijn er bij een kleinschaliger landschap minder gewasbeschermingsmiddelen nodig, blijven oude landschapslijnen beter zichtbaar, zijn risico’s op inklinking kleiner, bieden kleinere percelen meer ruimte om te experimenteren met maatregelen voor bodemgezondheid en kan dit mogelijk helpen om de gevolgen van natte en droge perioden op te vangen;

Nergens staat dat we schaalvergroting nastreven.

Het is niet de ambitie van de gemeente om naar schaalverkleining te streven.

Wel is opgenomen dat er experimenteerruimte moet zijn om verduurzaming te stimuleren.

te schrijven dat we streven naar schaalverkleining om zo de verduurzaming te dienen.

 

 

 

 

 

Pag*

Waterschap Scheldestromen

Beantwoording:

algemeen

De landbouwsector en algemener het landelijk gebied staat aan de vooravond van een veranderingsproces. Via het landelijk programma NPLG wordt deze winter/voorjaar door provincies gewerkt aan sterke veranderingen voor het landelijk gebied. Ik adviseer in deze situatie te wachten op de aansturende principes vanuit het NPLG én in ieder geval de beleidsbrieven vanuit de Rijksoverheid af te wachten (medio oktober 22).

We gaan niet wachten, maar wel is in H3 aangegeven hoe we met toekomstige gebiedsgerichte aanpak omgaan die voortkomt uit het NPLG

5

De visie bevat een aantal pagina’s nader in te vullen, pag. 5 en 6

Hier is een eerste voorzet voor gedaan

10

Klimaatbestendig; zin ‘Kaderstellend zal …’.Ik adviseer bij ‘..afvoer van water via het rioolstelsel.’, water in hemelwater te veranderen

Is aangepast

11 e.v.

overige visie-onderdelen herkenbaar, wel abstract. Kaartbeeld kan helpen.

Er zijn een tweetal kaartbeelden toegevoegd

 

 

 

Pag*

Provincie Zeeland

Beantwoording:

algemeen

Allereerst veel waardering voor het opstellen van een landbouwvisie voor jullie gemeente. Er zijn veel ontwikkelingen die invloed hebben op de landbouw en vragen om een integrale afweging. De reikwijdte van de visie gaat daarom breder dan alleen de landbouw en dat heeft zeker meerwaarde. Deze benadering sluit tevens aan op ons beleid gericht op een volhoudbare Zeeuwse landbouwsector.

Vanuit een volhoudbare landbouw is het positief dat de gemeente het ondernemerschap van de agrariër centraal stelt. Dat geeft de ondernemers wat meer speelruimte maar geeft tevens de verantwoordelijkheid aan die ondernemers om rekening te houden met en in te spelen op gewenste maatschappelijke ontwikkelingen. Wat de provincie betreft gaat het daarbij onder meer om grondgebonden ontwikkelingen waarbij kringlopen op een zo laag mogelijk niveau worden gesloten en waarbij bedrijven functioneren in evenwicht met de omgeving.

Waarvan acte

algemeen

De insteek van de visie op verduurzaming is mede gericht op het stimuleren van experimenten (bijvoorbeeld op gebied van klimaat en bodem/water). Inspanningen op dat punt sluiten aan op het provinciaal beleid. De gemeentelijke mogelijkheden in dat kader zouden in de visie iets verder uitgewerkt kunnen worden. Bijvoorbeeld of en zo ja welke subsidiemogelijkheden er worden overwogen en of dat mogelijk aan gebieden gekoppeld gaat worden. Dat schept helderheid naar de sector.

Is inderdaad onderwerp van nader onderzoek/uitwerking

algemeen

In de bijlage is een lijst opgenomen van intensieve veehouderijbedrijven. We geven in overweging om te bezien of dit op deze wijze voldoet aan de AVG.

Dit wordt in overweging genomen

21

Daar waar verwezen wordt naar het geldende beleidskader ontbreekt nog een verwijzing naar het Provinciaal Uitvoeringsprogramma voor het Landelijk Gebied en de Zeeuwse Bosvisie. Ook is er nog geen aandacht voor de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) en het Nationaal programma voor het landelijk gebied (NPLG), waarvan het bekend is dat in oktober 2022 nog meer doelen gedeeld zullen worden. Deze hebben mogelijk (indirect) invloed voor de landbouw. Het zou een gemiste kans zijn dit niet te betrekken en later de visie te moeten bijstellen.

Deze beleidsstukken worden in bijlage 3 toegevoegd.

9

Ik realiseer me dat het een eerste concept betreft dat nog om een verdere uitwerking vraagt. Veel relevante aspecten worden al benoemd. Onderbelicht is nog de huidige stikstofproblematiek die ook voor de landbouw bijzonder relevant is. Hoewel in het hoofddocument “schadelijke stoffen” worden genoemd, lijkt een meer concrete uitwerking daarvan belangrijk. In dat kader is het ook zinvol om in de paragraaf over de reikwijdte van de visie bij de thema’s die invloed op de landbouw hebben ook natuur te noemen. Bij een verdere uitwerking van de visie kan een kaartbeeld ondersteunend werken in het aangeven van ontwikkelingsmogelijkheden en of instrumenten.

In H3 wordt ingegaan op de gebiedsgerichte aanpak van de provincie mbt stikstof.

De reikwijdte is verder genuanceerd. (o.a. met natuur en biodiversiteit).

9

Voor Zeeland is er op grond van het NPLG een forse reductieopgave in verband met stikstof; de stikstofruimte is beperkt in verband met overbelaste Natura2000 gebieden. Ontwikkelingsmogelijkheden zullen daarmee rekening moeten houden. De Manteling van Walcheren is een van de overbelaste Natura2000 gebieden in onze provincie. Zoals bekend zijn wij voor dat gebied bezig met een gebiedsgerichte aanpak. Dit doen we samen met de gemeente en andere stakeholders. Wij kijken uit naar een verdere samenwerking met jullie.

Zie H3

 

In de visie wordt een aantal malen gesproken over het agrarisch middengebied. Onduidelijk is welk gebied daarmee wordt bedoeld. Het lijkt goed een kaartbeeld op te nemen of op een andere manier te verduidelijken wat wordt bedoeld.

Er is een kaartje toegevoegd.

 

 

5.2 Reactie klankbordgroep 7 december 2022

Overleg over de landouwvisie in de commissie van 17 oktober 2022 en de daarop volgende raadsvergadering van 9 november 2022, heeft geleid tot een oproep van de raad nogmaals met de klankbordgroep het gesprek aan te gaan over de landbouwvisie en de verdere concretisering ervan. Dit heeft geleid tot een overleg op 7 december 2022, waarvan onderstaand het verslag is weergegeven.

 

Memo

 

 

DATUM 17 januari 2023

KENMERK 20211826/55409/

VAN Derk-Jan Verhaak

PROJECT 20211826 landbouwvisie Veere

OPDRACHTGEVER Gemeente Veere

BIJLAGE(N)

 

 

 

 

LANDBOUWVISIE

 

 

Aanwezig

ZLTO Walcheren

ZLTO Zeeland

Agrarisch Jongeren Kontakt (AJK) Walcheren

Vekabo

Individuele agrariërs

Zeeuws Landschap

Waterschap Scheldestromen

Provincie Zeeland

Gemeente Veere

Rho Adviseurs

 

Doel van de avond is informeren en discussiëren over het uitvoeringsprogramma, met als doel hierover consensus te bereiken in de klankbordgroep.

 

Na het welkom door wethouder de Visser en een korte toelichting op proces en inhoud van het Uitvoeringsprogramma, wordt eerst een algemeen rondje gemaakt over het Uitvoeringsprogramma. Daarna is specifieker ingegaan op de verschillende onderdelen van de inhoud.

 

Algemene bevindingen

In het rondje specifiek zijn op hoofdlijnen de volgende opmerkingen gemaakt:

 

Individuele agrariërs

- vindt het uitvoeringsprogramma nog onvoldoende concreet. Hij vraagt zich bijvoorbeeld af wat verstaan wordt onder het begrip duurzaam.

- zou graag zien dat het uitvoeringsprogramma gaat over de meerderheid van de boeren in Veere en niet over de gevallen die beperkt voorkomen in Veere (zoals IV, glastuinbouw en biologische boeren).

 

Zeeuws Landschap vraagt zich af in hoeverre rekening is gehouden met het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG)

 

Provincie Zeeland vraagt zich af hoe lang de landbouwvisie houdbaar is, gezien het nieuwe beleid dat vanuit Brussel (GLB), Rijk en provincie op ons af komt.

 

ZLTO vindt dat onvoldoende aandacht is voor de koppelkansen en onderlinge versterkingsruimte. Denk aan IV en mest voor zowel gesloten kringlopen als vergisting, glastuinbouw en warmtekrachtkoppeling en dergelijke.

 

Waterschap vindt bepaalde elementen in de visie herkenbaar, maar er ontbreken ook nog onderwerpen, zoals hittestress. Ook zijn er nog vragen over zoetwater en mobiliteit/verkeersveiligheid.

 

Agrarisch Jongeren Kontakt Walcheren mist een visie op vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) omdat een groot deel van Veerse agrariërs op leeftijd is en dit dus een belangrijk onderwerp is in de toekomst.

 

Waterhouderij geeft aan dat de boerderij haar rol in de samenleving terug moet pakken. Van het produceren van grondstof naar het produceren naar voeding.

 

AJK vindt de doelgroep van de visie onduidelijk. Ook vraagt hij zich af hoe hij de overgangszone Kust-middengebied in de visie gezien moet worden? De gemeente geeft aan dat dit als één zone gezien moet worden voor de landbouw en dat het kaartje hierop aangepast wordt.

 

ZLTO Zeeland vindt dat de agrariër centraal moet staan in de samenleving. Daar hoort een goed verdienmodel en ruimte voor duurzame ontwikkeling bij en het ‘stikstofspook moet zo snel mogelijk van tafel, anders kan er helemaal niks.

 

 

 

Hoe moet het agrarisch bedrijf in Veere er in 2035 uit?

Na het rondje algemeen stelt de wethouder voor om ons te richten op het agrarisch bedrijf van 2035. Hoe ziet dat er uit? De onderwerpen die aan bod kwamen zijn genoteerd op een flip-over.

 

 

Wij hebben hieronder per onderwerp aangegeven wat er is opgehaald. Het verslag

is geen letterlijk gespreksverslag. We hebben onderwerpen zoveel mogelijk gebundeld weergegeven.

 

Duurzaamheid en circulariteit in de sector

- Het agrarisch bedrijf van 2035 is zelfvoorzienend qua duurzame energie. Kleine windmolens zijn daarvoor wenselijk (mogelijk ook bij niet agrariërs?). Zonnepanelen op het dak eveneens. Zonnepanelen op landbouwgrond zijn niet wenselijk. Bodem en water van goede kwaliteit en kwantiteit.

- Voor de bodem is de mestbalans van groot belang, bij voorkeur op het eigen bedrijf. De boer produceert zoveel mest als die op het bedrijf kwijt kan. Als dat niet lukt is onderlinge samenwerking een optie. Nadeel daarvan is dat bemonstering en transport nodig is.

Als de trend van de afname van het aantal bedrijven en nagenoeg gelijk blijven van het landbouwareaal doorzet, betekent dat de bedrijfsomvang in hectares groeit (bijvoorbeeld naar 200 ha). Dan is er ruimte voor vee, naast akker- en tuinbouw en kan die balans makkelijker worden bereikt.

Kanttekening: mestgebruik kan gepaard gaan met geuroverlast (campings, dorpen).

In de discussie werd de behoefte aan mest in verband gebracht met het al of niet toestaan van nieuwe intensieve veehouderijen. Dit is om verschillende redenen nu niet toegestaan. Suggestie die werd gedaan is om vleesvee grondgebonden te houden.

- Er lopen diverse experimenten over vast houden van zoet water. Ook is het gemeentelijk beleid om planologisch mee te werken aan initiatieven die zoet water vasthouden (waterbassins). Ook zijn hiervoor subsidies beschikbaar.

 

Mobiliteit (agrarisch verkeer in relatie tot fietsers)

Agrarische bedrijven moeten goed bereikbaar blijven, zowel tussen agrarisch bedrijf en landerijen als voor toeleveranciers. Kanttekening is de verkeersveiligheid. Fietsers verplaatsen zich steeds meer via het Middengebied, terwijl ze zich voorheen vooral in de kustzone ophielden. En de omvang van trekkers en andere landbouwwerktuigen is groter geworden. Deze combinatie leidt tot minder verkeersveilige situaties.

Suggestie is de routes minder door het agrarisch gebied leiden. Tegelijkertijd zijn er ook agrarische bedrijven die baat hebben bij toeristische fietsers (minicampings, verkoop streekproducten, etc.). Het is dus ook een kwestie van geven en nemen. Ook het (gebrek aan) onderhoud van beplanting langs wegen wordt benoemd als oorzaak voor een mindere verkeersveiligheid.

 

Markt, prijzen en onderlinge samenwerking.

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen produceren voor de wereldmarkt en voor de lokale markt. Vele aanwezigen vinden dat produceren voor de lokale markt voor enkele bedrijven is weggelegd, omdat consumenten niet te veel willen betalen voor hun voedsel. Anderzijds zou dit marktsegment kunnen worden vergroot door in samenwerking tot nieuwe creatieve ideeën te komen en hiervoor het toerisme optimaal te benutten (Veers ontbijtje). Dit vergt niet alleen samenwerking tussen boeren, maar ook met andere sectoren (recreatie, horeca en detailhandel). Het initiatief hiervoor ligt echter wel bij de agrarisch ondernemer. Een Veers agrarisch bedrijf in 2035 zoekt naar mogelijkheden om zijn eigen grondstoffen uit de buurt te halen en zijn producten zoveel als mogelijk lokaal te vermarkten.

 

Agrarisch natuurbeheer

De provincie faciliteert agrarisch natuurbeheer. Nadeel is dat er een beperkt aantal gebieden beschikbaar is voor agrarisch natuurbeheer. Als resultaten geboekt worden buiten die aangewezen gebieden, zijn daar geen vergoedingen voor beschikbaar. Ook de gemeente heeft beleid en vergoedingen voor agrarisch natuurbeheer in de vorm van bloemenranden. Iedereen is het er over eens dat dat gecontinueerd moet worden (en waar mogelijk uitgebreid).

Lastig van agrarisch natuurbeheer is dat subsidies niet gestapeld mogen worden. Het is daarom niet meer dan een aanvulling op het inkomen en zeker geen verdienmodel.

 

Vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing

Het heeft de voorkeur om vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing opnieuw in te vullen met agrarische functies. Gezien de trend van afname van het aantal agrarische bedrijven, zal dit in de praktijk nauwelijks werkbaar zijn.

Uitgangspunt blijft dat agrariërs zo min mogelijk ‘last’ willen hebben van een nieuwe invulling van VAB’s. Voor de gemeente is dat overigens al langer een criterium bij de toets van aanvragen voor nieuwe functies in VAB’s.

 

Regelgeving omtrent schuilgelegenheden en teeltondersteunende voorzieningen

Schuilgelegenheden zijn in het Uitvoeringsprogramma benoemd als schuilgelegenheden tegen de zon bij extreem warme zomers. De agrariërs ervaren dit echter nauwelijks als een probleem. komen ter sprake maar al snel wordt in dit gezelschap geconcludeerd dat weinig agrariërs hinder ondervinden van de huidige regelgeving ten aanzien van schuilgelegenheden De suggestie om bomen te planten stuit op weerstand, tenzij je een boom later weer makkelijk kan kappen.

De gemeente onderzoekt of regels hierop kunnen worden aangepast (kapverordening). Ook provinciale regels gaan hierover. Daar zou dan ook naar gekeken moeten worden.

Teeltondersteunende voorzieningen zijn er in vele soorten en maten. Zo wordt er even over overkappingen bij fruitteelt gesproken. Die zijn toegestaan aansluitend aan het bouwvlak tot 1 ha. Ook worden installaties benoemd voor druppelirrigatie. Hiervoor zouden kleine bouwwerken buiten het bouwvlak moeten worden gebouwd. De gemeente wil onderzoeken in hoeverre dit kan worden toegelaten in het bestemmingsplan, als dit bijdraagt aan een duurzame zoetwatervoorziening.

 

De rol van de gemeente

In de discussie komt de rol van de gemeente regelmatig terug. De gemeente moet niet op de stoel van de ondernemer gaan zitten. Wel kan de gemeente faciliteren, zowel op planologisch vlak als in de vorm van subsidies. Daarnaast kan de gemeente een rol spelen in processen, door partijen bij elkaar te brengen, de discussie voeren, waaruit nieuwe initiatieven kunnen ontstaan. Uiteindelijk zullen de ondernemers dit verder moeten brengen.

De gemeente kan die rol alleen maar uitvoeren, als de sector aangeeft wat ze nodig heeft. Als de gemeente in de positie is om mogelijke belemmeringen weg te nemen, dan zal zij dat doen.

 

Vervolg

Naast de opbrengst van deze avond, verwachten wij ook nog inspraakreacties op de landbouwvisie. Beide opbrengsten worden verwerkt in de landbouwvisie en het uitvoeringsprogramma. Ook denken we na om het idee van het agrarisch bedrijf in 2035 een centrale plek te geven in de landbouwvisie. Eind januari wordt een nieuwe bijeenkomst met de klankbordgroep georganiseerd om de resultaten en bevindingen van de aangepaste landbouwvisie en uitvoeringsprogramma te bespreken. Na een laatste aanpassingsronde, wordt het resultaat aan de raad voorgelegd.

 

De wethouder dankt iedereen zeer voor zijn/haar inbreng en wenst iedereen wel thuis.

 

 

 

 

DATUM 25 januari 2023

KENMERK 20211826

VAN Derk-Jan Verhaak

PROJECT 20211826 landbouwvisie Veere

OPDRACHTGEVER Gemeente Veere

BIJLAGE(N)

 

 

 

KBG 25 JANUARI 2023

 

 

Aanwezig

ZLTO Walcheren

ZLTO Zeeland

Agrarisch Jongeren Kontakt (AJK) Walcheren

Vekabo

Individuele agrariërs

Recron-HISWA

Zeeuws Landschap

Gemeente Veere

Rho Adviseurs

 

Na het klankbordgroep overleg van 7 december 2022 is de landbouwvisie in zijn geheel aangepast. Doel van de avond is te bezien of dit de voldragen landbouwvisie heeft opgeleverd die aan de gemeenteraad kan worden aangeboden ter vaststelling. De wethouder stelt voor eerst een rondje met algemene opmerkingen te maken, om daarna het gesprek te verdiepen waar nodig.

 

• Individuele agrariër: zoekt nog naar toekomstperspectief. Daarnaast heeft hij nog vragen over mestvoorziening en het aandeel lokale afzetmarkt.

• Zeeuws Landschap positieve indruk, aan de slag er mee.

• Vekabo:Belangrijkste boodschap: houd het gebied aantrekkelijk! Daarin spelen kleine campings en kleinschaligheid van bedrijven een rol. Alles is in het stuk vermeld, Jan vraagt aandacht voor vervolgproces.

• ZLTO Walcheren: sluit zich aan bij de opmerking over toekomstperspectief.

• AJK: Een aantal zaken stelt hij aan de orde, met name het kaartje. Hij vraagt zich tevens wel af wat onder een grondgebonden bedrijf wordt verstaan.

• Individuele agrariër: Leuk om te lezen, past wel in zijn straatje. Ziet perspectief voor zichzelf en de volgende generatie

• Recron-HISWA: Moest even zoeken naar de veranderingen. Vindt de stip op de horizon een goede manier om terug te kijken. Mist concrete doelstellingen op landschap. Harde opgaven mogen benoemd worden. Versterking landschap en biodiversiteit.

• Individuele argrariër: Stip is de visie? Mist ruimte voor variatie in de stip op de horizon. Biedt de ruimte voor een variatie aan bedrijven, ook in de visie. Niet alleen voor lokale markt. Zet in op gezond product, de bodem en de boer die een apothekersfunctie hebben.

• ZLTO Zeeland: Complimenteert de gemeente met de landbouwvisie. Hij komt net uit EU-overleg en heeft zorgen over de druk op de ruimte door extensivering. Duurzaam intensief is een oplossing voor de toekomst.

 

In zijn algemeenheid wordt door verschillende leden gezegd dat de toon van het verhaal is verbeterd en dat zaken concreter benoemd zijn.

 

 

In de tweede ronde verdiepen we het gesprek. De wethouder vraagt expliciet aan Arie en Peter wat zij nodig hebben als perspectief voor het agrarisch bedrijf van de toekomst.

 

2e ronde:

- Ontwikkelruimte laten bijdragen aan de opgaven (blz 13, 3e gedachtestreepje), zinsnede herformuleren.

- Schaalvergroting i.c.m. verduurzaming.

- Veel inkomens zijn hybride, dat houdt de ontwikkeling van de grote bedrijven tegen. Nuanceren in bijlage 1 over werkgelegenheid in de landbouw,

- Term grondgebonden opnemen uit de omgevingsverordening (provincie).

- Meewerken aan verplaatsing, door inzet grondbank (provincie)

- Opnemen Maatlat Duurzame Veehouderij

- Stelconplaten niet na elke oogst weghalen, maar na afloop (tijdelijk) vergunning.

- Landschappelijke inpassing, hoeft niet altijd ‘wegplanten’ te zijn. Gaat ook over fraaie gebouwen die gezien mogen worden. Doelstelling is behoud landschapskwaliteit.

- Noem een gezonde bodem in het toekomstperspectief.

 

Conclusie:

Nagenoeg alles dat deze avond is benoemd, komt terug in de landbouwvisie zoals die is besproken. Sommige passages vragen om nuancering. Dit voeren we door. De klankbordgroep vindt dat het resultaat dat er nu ligt, rijp is om in de gemeenteraad te behandelen. Vaststelling vindt plaats op 23 maart.

 

Bijlage 6: Nota Inspraakreacties

 

 

Nota Inspraakreacties

 

Inleiding

De ontwerp landbouwvisie heeft vanaf 16 november 2022 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn was eenieder in de gelegenheid een zienswijze kenbaar te maken bij de gemeenteraad. In totaal zijn binnen deze periode 3 inspraakreacties ingediend. Naast de inspraakreacties is een aantal ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Het betreft wijzigingen die naar aanleiding van het klankbordoverleg zijn doorgevoerd.

 

Deze nota heeft als doel om de indieners van de inspraakreacties en belangstellenden kennis te laten nemen van de ingediende reacties en van het standpunt van de gemeenteraad hierover.

 

In hoofdstuk 2 zijn de inspraakreacties samengevat en voorzien van een beantwoording. In de conclusie wordt aangegeven of de inspraakreacties leiden tot wijzigingen in de landbouwvisie. De integrale reacties zijn opgenomen in bijlage 1 van deze Nota Inspraakreacties.

De ambtshalve wijzigingen en de aanleiding ervoor, zijn weergegeven in hoofdstuk 3.

 

Provincie Zeeland

Ingekomen op 21 december 2022

 

Reactie:

De provincie merkt op dat niet het meest recente provinciale beleid is opgenomen in bijlage 4. De provincie vraagt in hoeverre deze richtinggevende kaders zijn meegenomen in de landbouwvisie van de gemeente.

Voor ammoniakreductie is een regionaal richtinggevend doel van 631 ton reductie vastgelegd in de NPLG. In de landbouwvisie is het nu onderbelicht in hoeverre de gemeente hierin gaat bijdragen. De provincie geeft in overweging hier nader op in te gaan.

 

In de landbouwvisie worden veel kwalitatieve aspecten genoemd (aantrekkelijk, passend in het landschap, bijdrage aan de biodiversiteit). De provincie geeft de gemeente in overweging dergelijke aspecten als voorwaarde te koppelen aan concrete ontwikkelingen.

In de landbouwvisie wordt gesproken over experimenteerruimte, waarbij ook recreatie wordt genoemd. Niet duidelijk is wat hieronder wordt verstaan. De provincie adviseert aan te geven wat onder experimenteerruimte wordt verstaan, mede in het licht van de uitspraken die de provincie over experimenteerruimte heeft gedaan in het Toekomstbeeld Bestemming Zeeland 2030.

 

Beantwoording:

In hoofdstuk 3 van de landbouwvisie wordt nader ingegaan op de rol van de gemeente in relatie tot de landbouw. Daar wordt onder meer aangegeven dat de gemeente pro-actief zal bijdragen aan de gebiedsgerichte aanpak, maar dat de regie bij de provincie ligt.

In datzelfde hoofdstuk zullen de afspraken die zijn gemaakt over reductiedoelstellingen concreter worden benoemd en zal het beleid in hoofdstuk 4 worden aangevuld met het eest recente beleid (strategische aanpak stikstof en de actualisatie hierop).

 

Het is zeker de bedoeling om kwalitatieve doelen als voorwaarde te stellen aan nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied. Dit wordt in de toekomst verder uitgewerkt in (programma’s en) het omgevingsplan.

 

De gemeente wil graag ruimte geven aan experimenten. Alle experimenten die uiteindelijk bijdragen aan de geformuleerde doelen zijn in principe het onderzoeken waard. In het gesprek tussen initiatiefnemer en gemeente wordt hier verder invulling aan gegeven. Wij zijn van mening dat te veel vastleggen in regels en normen, het gesprek met de boer eerder belemmert dan bevordert.

 

Conclusie:

Hoofdstuk 3 en Bijlage 4 van de landbouwvisie worden aangepast.

 

Veiligheidsregio Zeeland

Ingekomen op 23 december 2022

 

Reactie:

De veiligheidsregio maakt zich zorgen over het aanbod van bluswatervoorzieningen in het buitengebied en wijst op de mogelijkheid van koppelkansen tussen opvang en berging van zoetwater voor de landbouw en de mogelijkheden die dat kan bieden voor bluswater. De veiligheidsregio wil graag betrokken worden bij de advisering over dergelijke koppelkansen.

De veiligheidsrisico wijst op de risico’s die verbonden kunnen zijn aan het opwekken van duurzame energie, een ambitie die ook in de landbouwvisie naar voren wordt gebracht. Er is volgens de veiligheidsregio niet altijd afdoende wettelijke kader aanwezig om veiligheidsrisico’s te beperken. De veiligheidsregio wil daarom graag vroegtijdig betrokken worden voor advisering op het gebied van veiligheid, aangaande het opwekken van duurzame energie.

 

Beantwoording:

Er is een meervoudige behoefte aan (vasthouden van) zoet water op Walcheren. Met de agrarische sector zoeken we naar experimenten en mogelijkheden om hierin te voorzien, onder meer door de mogelijkheid te bieden om (natuurlijke) waterbassins aan te leggen. Als hier op meer manieren gebruik van kan worden gemaakt, moeten we dat niet laten. In de landbouwvisie schetsen wij verschillende rollen die de gemeente wil aannemen; verbinder van partijen, faciliteerder en stimulator passen daarbij. In het kader van het verbinden van partijen, haken we graag de veiligheidsregio aan bij deze zoektocht.

In het kader van de landbouwvisie spreken we onze ambities uit en denken we na hoe de uitvoering van die ambities tot stand kan komen. Hiervoor moeten ook regels van verschillende wettelijke kaders worden toegepast. De veiligheidsregio wordt betrokken bij het opstellen van dergelijke regels, bijvoorbeeld in het omgevingsplan. En als een ontwikkeling niet past binnen het omgevingsplan en er wordt daarvan afgeweken, wordt de veiligheidsregio eveneens betrokken aan de omgevingstafel.

 

Conclusie:

De landbouwvisie behoeft naar aanleiding van deze zienswijze geen aanpassing.

 

2.3 Waterschap Scheldestromen

Ingekomen op 22 december 2022

 

Reactie:

Het waterschap gaat zowel in op haar taken met betrekking tot waterbeheer als tot wegbeheer.

 

Waterbeheer

De gemeente stelt in haar landbouwvisie subsidies beschikbaar voor experimenten, onder voor de zoetwatervoorziening en waterbassins. Het waterschap vraagt de gemeente het verlenen van dergelijke subsidies in overleg met het waterschap te doen, om teleurstellingen te voorkomen. Bovendien vraagt het waterschap zich af of waterbassins wel de juiste oplossing vormen en geeft aan dat het aanvullen van grondwatervoorraden wellicht van meer waarde kan zijn.

 

Wegbeheer

In de landbouwvisie wordt aandacht besteed aan de verkeersveiligheid, met name waar fietsers en landbouwverkeer gebruik maken van dezelfde wegen. De conclusie dat verkeersveiligheid nadrukkelijk betrokken wordt in de afweging van nieuwe ontwikkelingen mag wat het waterschap betreft aangevuld worden met de toets aan het landbouwroute netwerk en het fietsnetwerk.

De landbouwvisie doet enkele uitspraken over mogelijkheden op en aansluitend aan het bouwvlak voor windenergie en mestopslag. Het waterschap wijst erop dat de Keur eisen stelt aan dergelijke locaties, onder meer aan het wegtype als de ontwikkeling gepaard gaat met een grotere verkeersaantrekkende werking.

 

Beantwoording:

 

Waterbeheer

De gemeente treedt graag in overleg met het waterschap bij genoemde subsidieverlening. Zowel gemeente, het waterschap als de subsidiant hebben belang bij een optimaal effect van subsidieverlening. Dat neemt niet weg dat de gemeente autonoom is in haar besluitvorming over haar eigen subsidieverlening.

De opmerking over waterbassins gaat er vanuit dat waterbassins altijd ‘kunstmatig’ zouden zijn. Dat is geenszins het geval. Natuurlijke waterbassins die vooral de grondwatervoorraad aanvullen hebben niet alleen meerwaarde voor het primaire doel (zoetwatervoorziening), maar leveren ook een meerwaarde voor het vergoten van biodiversiteit en biedt mogelijkheden voor bluswater (zie zienswijze onder 2.2.). Tegelijkertijd heeft een boer niet altijd de mogelijkheid om natuurlijke waterbassins aan te leggen. Wij sluiten daarom geen enkele vorm van waterbassins op voorhand uit. Experimenten zullen daarom mede beoordeeld worden op hun effect en de meerwaarde voor andere doelen.

 

Wegbeheer

De aanvulling van de toets met het landbouwroutenetwerk en het fietsnetwerk is een waardevolle aanvulling en nemen we mee in het uitvoeringsprogramma.

De landbouwvisie geeft de koers voor de landbouw van de toekomst aan. Het bevat niet alle regels en voorwaarden waaronder die koers kan worden bereikt. Daarvoor moet doorvertaling in andere regels zoals de Keur en het omgevingsplan plaats vinden. Het is de gemeente duidelijk dat de geschetste ambities moet voldoen aan bestaande regelgeving.

 

Conclusie:

De landbouwvisie wordt het uitvoeringsprogramma aangevuld met het landbouwroutenetwerk en het fietsnetwerk.

 

Ambtshalve wijzigingen

Tijdens de raadsvergadering van 9 november 2022 zijn twee zaken afgesproken:

- De landbouwvisie zou verder geconcretiseerd worden;

- Er zou nogmaals met de landbouwsector een gesprek aangegaan worden over de landbouwvisie.

 

Beide acties zijn uitgevoerd en geven aanleiding tot aanpassing van de landbouwvisie. Deze aanpassingen zijn tweeledig:

1. Aan de landbouwvisie een uitvoeringsprogramma toegevoegd (hoofdstuk 4), waarin een aantal onderwerpen verder geconcretiseerd zijn;

2. Aan de kern van de landbouwvisie (hoofdstuk 2) is een perspectief toegevoegd voor het Veerse landbouwbedrijf in 2035 (2..

 

In bijlage 5 van de landbouwvisie is het verslag toegevoegd van het klankbordgroep-overleg van 7 december 2022 en 25 januari 2023.

 

 

Bijlage 7: Grondgebondenheid volgens de provinciale verordening.

 

Ter verduidelijking van het begrip ‘grondgebonden’ worden enkele relevante passages uit de provinciale omgevingsverordening in beeld gebracht. Naast begripsbepalingen van ‘grondgebonden’ en ‘niet-grondgebonden’, betreft dit ook een nadere toelichting op deze begrippen.

 

Begripsbepalingen:

 

grondgebonden agrarisch bedrijf: een bedrijf dat geheel of nagenoeg geheel afhankelijk is van agrarische grond als productiemiddel en waarbij geheel of nagenoeg geheel gebruik wordt gemaakt van open grond of plat glas dan wel een ander lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van niet meer dan 1 meter;

 

intensieve veehouderij: een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf dat zich toelegt op de teelt van slacht-, fok-, leg-, pels- of melkdieren, waarbij de teelt plaatsvindt zonder of nagenoeg zonder weidegang met uitzondering van een biologische veehouderij;

 

Toelichting:

Onder cc is een begripsbepaling opgenomen voor "intensieve veehouderij". De kern van deze bepaling is dat sprake is van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf. Dit betekent dat het bedrijf niet of nagenoeg niet afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel. In de praktijk betekent dit dat het voer voor de dieren in hoofdzaak van buiten het bedrijf wordt aangevoerd (en niet in hoofdzaak wordt geproduceerd op tot het bedrijf behorende gronden). Onderdeel van de bepaling is ook het begrip "weidegang". Onder weidegang wordt verstaan de uitloop van dieren op grasland waarbij het grasland ook op langere termijn duurzaam intact blijft. Dit betekent dat het aantal dieren niet zodanig groot mag zijn dat het grasland binnen afzienbare termijn teniet gaat als gevolg van te intensief gebruik. Uitloop van dieren op 'kale grond' is geen weidegang zoals bedoeld in deze begripsbepaling. In de begripsbepaling is bepaald dat een biologische veehouderij niet wordt aangemerkt als een intensieve veehouderij. Biologisch is een wettelijk beschermde term. Het voormalige Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft de Stichting SKAL aangesteld als toezichthouder op de biologische productie in Nederland. Skal Biocontrole zet zich als toezichthouder in voor aantoonbare betrouwbaarheid van biologische producten in Nederland.

Als boeren volgens biologische principes werken, zullen ze in de praktijk: dieren meer ruimte geven in de stal en hen de mogelijkheid bieden naar buiten te gaan; snavelkap is verboden; niet steeds hetzelfde gewas plaatsen, om uitputting van de bodem of ziektes te voorkomen; geen genetisch gemodificeerde organismes gebruiken, gebruik van geen kunstmest; sterke plantenrassen gebruiken die goed gedijen onder lokaal klimaat en omstandigheden. Deze sector willen wij stimuleren.