Organisatie | 's-Gravenhage |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Vaststelling van het Mandaatbesluit Omgevingsdienst Haaglanden (ODH) 2022 gemeente Den Haag |
Citeertitel | Mandaatbesluit ODH 2022 gemeente Den Haag |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Vaststelling van het Mandaatbesluit Omgevingsdienst Haaglanden (ODH) 2022 gemeente Den Haag |
Externe bijlage | RIS313333 bijlage |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | nieuwe regeling | 11-10-2022 | RIS313333 DSB/10397112 |
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Aan de directeur wordt, voor zover het de in het eerste lid genoemde bevoegdheden betreft, in mandaat opgedragen de bevoegdheid tot het in rechte vertegenwoordigen van het college en het nemen van besluiten inzake bestuursrechtelijke procedures inclusief het opstellen van verweerschriften alsmede het machtigen van ambtenaren van Omgevingsdienst voor het in rechte vertegenwoordigen van het college. Gemeente Den Haag Ons kenmerk DSB/10397112 2/4
Aan de directeur wordt, voor zover het bevoegdheden van het college betreft, in mandaat opgedragen de bevoegdheid tot het besluiten tot het aanvragen van subsidies, bedoeld in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht, namens de gemeente, ten behoeve van de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Haaglanden.
Indien ten gevolge van wijziging van wet- en regelgeving bevoegdheden als bedoeld in dit besluit en de bij dit besluit behorende mandatenlijst gaan strekken ter uitvoering van andere wet- en regelgeving dan waarvan zij ten tijde van het in werking treden van dit besluit strekten, dan wel indien in de uitoefening ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de bevoegdheden zoals genoemd in dit besluit en de bij dit besluit behorende mandaatlijst, die aan de Omgevingsdienst zijn opgedragen.
De directeur, alsmede de functionarissen aan wie overeenkomstig artikel 4 ondermandaat is gegeven, alsmede door de directeur aangewezen niet-leidinggevende medewerkers zijn gemachtigd om namens het college aan de gemandateerde bevoegdheden gelieerde feitelijke handelingen te verrichten.
Onverminderd het eerste lid, heeft de directeur een aan de uitoefening van de bevoegdheid voorafgaande informatieplicht en een signaleringsplicht jegens het college indien de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid voor het college naar verwachting politieke en maatschappelijke gevolgen zal hebben of indien een besluit naar verwachting tot consequentie zal hebben dat de gemeente aansprakelijk wordt gesteld of het college aangesproken wordt. In de gevallen bedoeld in de vorige volzin verschaft de directeur alle benodigde informatie en voert hij overleg met het college alvorens de betreffende bevoegdheid uit te oefenen.
Het college van burgemeester en wethouders,
Naar verwachting wordt de Omgevingswet op 1 januari 2023 ingevoerd. Als gevolg daarvan is het noodzakelijk het huidige mandaatbesluit en de huidige mandatenlijst aan te passen aan het nieuwe wettelijke regime. Het is nog niet zeker of de inwerkingtreding per 1 januari 2023 wordt gehaald. De invoeringsdatum van de nieuwe mandaatregeling is daarom gesteld op “de dag waarop de Omgevingswet in werking treedt”, op diezelfde dag wordt de huidige mandaatregeling dus ingetrokken. Hiermee wordt bereikt dat de juiste mandaten tijdig beschikbaar zijn om het opgedragen werk te verrichten.
Omdat het college met het mandaatbesluit eigen collegebevoegdheden overdraagt aan Omgevingsdienst Haaglanden, betekent dit dat de vaststelling van deze mandaatregeling door burgemeester en wethouders moet plaatsvinden. Het Algemeen Bestuur van de ODH, waarin het college is vertegenwoordigd, heeft op 25 november 2021 unaniem ingestemd met het voorstel te adviseren het Mandaatbesluit ODH 2022 en de Mandaatlijst ODH 2022 ongewijzigd vast te stellen.
De wijziging betreft een omzetting van huidige bevoegdheden naar het nieuwe stelsel onder de Omgevingswet. Qua redactie is zoveel mogelijk bij de tekst en de bestaande praktijk van de huidige mandaten gebleven, waarbij van de gelegenheid gebruik is gemaakt om bepaalde formuleringen op te frissen.
Het uitgangspunt is om de mandaatregels zo beleidsneutraal mogelijk over te nemen, maar enkele wijzigingen blijken onvermijdelijk. De komst van de Omgevingswet heeft geleid tot een nieuw aangrijpingspunt. Niet langer is het begrip ‘inrichting’ het aangrijpingspunt, maar het begrip ‘milieubelastende activiteit’. Verder worden de regels voor milieubelastende activiteiten niet alleen op rijksniveau maar ook op lokaal niveau gesteld. Dit mandaat omvat daarom naast de algemene rijksregels in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) ook de regels over milieubelastende activiteiten die worden gesteld in het omgevingsplan. Onderdeel van de milieubelastende activiteiten zijn ook de bodemtaken die (met uitzondering van de gemeente Den Haag) van de provincie naar de gemeente gaan door de komst van de Omgevingswet. De gemeente Den Haag is in de huidige situatie als het bevoegde gezag voor de bodemtaken.
De 26 wetten en 60 AMvB's, waar de Omgevingswet en de 4 onderliggende AMvB's op gebaseerd zijn, gaan niet allemaal volledig op in het nieuwe stelsel van de Omgevingswet. Omdat een aantal wetten en AMvB's slechts gedeeltelijk opgaan in het nieuwe stelsel, blijft het mandaat voor die wetten en AMvB's nodig, zoals de Wet milieubeheer. Een aantal wetten en AMvB's komt in zijn geheel te vervallen, zoals de Wabo en het Activiteitenbesluit milieubeheer.
De basis van de werkzaamheden van de ODH op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verandert niet. Hoofdstuk 3 en titel 4.1 Awb (het nemen van besluiten/beschikkingen), titels 5.1 en 5.3 Awb (bestuursrechtelijke handhaving) en hoofdstukken 6 en 7 Awb (bezwaar en beroep) worden met de komst van de Omgevingswet niet gewijzigd.
Tot slot wordt opgemerkt dat in artikel 8, tweede lid, van het mandaatbesluit in overgangsrecht in verband met de Omgevingswet wordt voorzien.