Organisatie | Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Beleidsregel kennismakingsperiode Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug 2023 |
Citeertitel | Beleidsregel kennismakingsperiode Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug 2023 |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2023 | nieuwe regeling | 15-06-2023 |
Artikel 3 Kennismakingsperiode
Het Dagelijks Bestuur kan op aanvraag aan één of aan beide personen die een uitkering op grond van de Participatiewet, IOAW of IOAZ ontvangt of ontvangen een kennismakingsperiode toestaan. Indien in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag al door dezelfde personen, die een aanvraag voor een kennismakingsperiode hebben ingediend, is samengewoond, wordt de aanvraag afgewezen.
De duur van de kennismakingsperiode wordt individueel bepaald en vastgesteld op de periode die nodig wordt geacht om een definitief besluit te kunnen nemen op het samenwonen. Als de periode is vastgesteld op minder dan 6 maanden, dan kan de periode in overleg met de bijstandsgerechtigde(n) worden verlengd tot maximaal 6 maanden in totaal.
Artikel 4 Voorwaarden voor toekenning kennismakingsperiode
Indien één van de partners voor een periode van langer dan 28 dagen ten tijde van de kennismakingsperiode in een inrichting als bedoeld in artikel 1 onderdeel f van de Participatiewet verblijft, eindigt het recht op de kennismakingsperiode. Wanneer de partner niet langer meer in de inrichting verblijft, kan de kennismakingsperiode opnieuw worden aangevraagd. Bij toekenning herleeft het recht op de kennismakingsperiode voor de periode dat van de oorspronkelijk toegekende kennismakingsperiode resteert. Dit geldt ook wanneer één van beide partners langer dan 28 dagen in het buitenland verblijft of is gedetineerd.
Artikel 6 Onvoorziene situaties
In gevallen, waarin deze beleidsregel niet voorzien, beslist het Dagelijks Bestuur.
Deze nadere regels worden aangehaald als de “Beleidsregel kennismakingsperiode Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug 2023”.
Artikel 8 Inwerkingtreding en duur van deze beleidsregel
1. Deze beleidsregel treedt in werking op de dag nadat deze is gepubliceerd en vervalt na een jaar naar de inwerkingtreding;
2. Besluiten die zijn genomen onder de werking van deze beleidsregel en die van kracht zijn op het moment van het vervallen van deze beleidsregel, blijven van kracht totdat de periode van toekenning van het besluit is verstreken en kan maximaal zes maanden duren;
3. Als voor het tijdstip van het vervallen van deze beleidsregel een aanvraag voor een kennismakingsperiode is ingediend, waarop nog niet is beslist, wordt daarop deze beleidsregel toegepast.
Aldus besloten door het Dagelijks Bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug in zijn vergadering van 15 juni 2023.
De Algemene bijstandswet (Abw) bood tot de invoering van de nieuwe Wet Werk en Bijstand (WWB) in 2004 de mogelijkheid van een zogenaamde kennismakingsperiode. Als een uitkeringsgerechtigde met een nieuwe partner ging samenwonen kon de bijstandsuitkering drie maanden ongewijzigd worden voortgezet. Deze situatie deed zich vaak voor bij alleenstaande ouders met minderjarige kinderen waar samenwonen met een nieuwe partner een ingrijpende gebeurtenis was.
In de latere wetgeving is de mogelijkheid van een kennismakingsperiode niet meer expliciet genoemd. Maar dit wil niet zeggen dat er geen behoefte meer is aan de mogelijkheid om op proef samen te kunnen wonen. In de praktijk blijkt de stap om te gaan samenwonen nog steeds een drempel op te leveren voor sommige
bijstandsgerechtigden. Er ontstaat een situatie waarin formeel nog niet wordt samengewoond, maar feitelijk bijna wel en waarbij fraude/oneigenlijk gebruik lastig is aan te tonen. Dit geeft mensen stress en legt direct al druk op de geliefden. Met het opnieuw invoeren van de kennismakingsperiode proberen gemeenten de overstap makkelijker te maken en het grijze gebied rondom fraude/oneigenlijk gebruik te voorkomen.
De situatie van inwoners met een IOAW-/ of IOAZ-uitkering is feitelijk gelijk aan de situatie van mensen met een Participatiewet-uitkering. De IOAW en IOAZ bieden formeel niet de mogelijk om de bijstand af te stemmen op de omstandigheden van de belanghebbenden. Omdat de verschillen tussen de wetten heel beperkt zijn,
worden voor de kennismakingsperiode IOAW en IOAZ-gerechtigden op dezelfde wijze behandeld als P-wet gerechtigden.
In de omschrijving van het begrip “gezamenlijke huishouding” is in de wet het begrip “duurzaam”, in de zin van langer durend, niet opgenomen. Dit betekent ook niet dat bij kortdurend verblijf in de woning van een ander er al sprake is van een gezamenlijke huishouding. Dit uitgangspunt leidt ertoe dat er voor de bijstandsgerechtigde die voornemens is te gaan samenwonen, dat wil zeggen met elkaar het hoofdverblijf te gaan delen op hetzelfde adres en daar zorg te gaan dragen voor elkaar, direct een sterke afhankelijkheid ontstaat. Dit kan voor bijstandsgerechtigden een belemmering zijn om de stap om te gaan samenwonen te nemen.
Daarmee is de keuzevrijheid die de bijstandsgerechtigde heeft bij belangrijke levensgebeurtenissen kleiner dan de keuzevrijheid van mensen die geen bijstandsuitkering ontvangen. Met de kennismakingsperiode wil het Dagelijks Bestuur de directe financiële afhankelijkheid wegnemen en de keuzevrijheid van mensen die een
bijstandsuitkering ontvangen, vergroten. Dit doet het Dagelijks Bestuur concreet door te stellen dat in het geval dat de wens bestaat om te gaan samenwonen en de bijstandsgerechtigde hiertoe een aanvraag indient, er bij een verblijf van maximaal zes maanden er geen sprake is van het hebben van het hoofdverblijf in de woning van de ander.
Het is daarbij essentieel dat degene die tijdens de kennismakingsperiode bij de ander verblijft wel zijn c.q. haar eigen woning aanhoudt.
De kennismakingsperiode is een tijdelijk/kortdurend ‘gezamenlijk’ verblijf van maximaal 6 maanden. Een kennismakingsperiode moet vooraf worden aangevraagd en gaat niet eerder in dan nadat het verzoek schriftelijk is gehonoreerd. Bij de toekenning wordt een aanvangsdatum genoemd als ook de termijn.
De duur van de kennismakingsperiode is maatwerk en mede afhankelijk van de individuele situatie.
In de gevallen dat de partner die een uitkering ontvangt als gevolg van een schending van de inlichtingenplicht, te veel bijstand ontvangt en het Dagelijks Bestuur vordert de teveel verstrekte bijstand terug, dan geldt de hoofdelijke aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 59 tweede lid Participatiewet niet voor de andere partner. De hoofdelijke aansprakelijkheid geldt wel voor de terugvorderingen die het gevolg zijn van verzwegen gewijzigde omstandigheden op grond waarvan het Dagelijks Bestuur alsnog het besluit had moeten nemen dat er niet langer sprake was van het recht op een kennismakingsperiode. Dit is bijvoorbeeld als beide partners zich in deze periode bij een andere instantie hebben gepresenteerd als gezamenlijke huishouding.
Bij het opstellen van de beleidsregel met betrekking tot de kennismakingsperiode is aansluiting gezocht bij de voorwaarden zoals die in het verleden golden bij de Abw.
De kennismakingsperiode is bedoeld voor aanvragers die willen ervaren hoe het is om echt samen te wonen in dezelfde woning. Mensen voor wie dit niet nieuw is (omdat ze eerder met elkaar hebben samengewoond of op een andere manier een woning hebben gedeeld) worden uitgesloten van een kennismakingsperiode. Als beide partners een bijstandsuitkering hebben in verschillende gemeenten, dan is het belangrijk dat beide gemeenten akkoord gaan. Het aantonen hiervan ligt bij de aanvragers van de kennismakingsperiode: zij delen de toestemming van de andere gemeente met de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug.
Ook het opzeggen van de eigen huurwoning e.d. is een indicatie dat onzekerheid over een toekomstige gezamenlijke huishouding ontbreekt. Voor dak- en thuislozen geldt dat zij geen woning kunnen aanhouden. Zij hebben wel een inschrijfadres (briefadres) bij de gemeente. Ze blijven daar ingeschreven staan, zodat de kennismakingsperiode ook voor deze doelgroep als tijdelijk aangemerkt blijft.
Bij een kennismakingsperiode wordt de uitkering ongewijzigd voortgezet zodat de ene partner, die bij de partner op proef in gaat wonen, de eigen woning kan aanhouden. Als één van de partners tijdelijk de woning moet verlaten vanwege opname in een inrichting of vanwege detentie of langer verblijf in het buitend, dan stopt de kennismakingsperiode na 28 dagen. Hiermee wordt aangesloten bij de periode waarmee mensen maximaal met behoud van uitkering naar het buitenland mogen, om teveel wisseling te voorkomen.
Met de uitsluitingsgronden sluit het Dagelijks Bestuur aan bij het onweerlegbaar rechtsvermoeden ten aanzien van het voeren van een gezamenlijke huishouding zoals dat is beschreven in artikel 3 lid 4 van de Participatiewet. Door personen die in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag van de kennismakingsperiode al gebruik hebben gemaakt van de kennismakingsperiode uit te sluiten, wil het Dagelijks Bestuur onrechtmatig gebruik van de kennismakingsperiode voorkomen.
In situaties waarin deze beleidsregel niet voorzien, besluit het Dagelijks Bestuur over de aanvraag voor een kennismakingsperiode.