Organisatie | Borger-Odoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening gemeente Borger-Odoorn 2023 |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Borger-Odoorn 2023 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Financiële verordening gemeente Borger-Odoorn 2023 |
Geen
artikel 212 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-06-2023 | 01-01-2023 | Nieuwe regeling | 25-05-2023 |
Paragraaf 2. Begroting en verantwoording
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten
Bij de begrotingsbehandeling kan de raad aangeven van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.
Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college in de tussenrapportages een voorstel voor het wijzigen van de begroting .
Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording
Artikel 11. Voorwaardencriterium
Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur. 2. Het college biedt de raad jaarlijks uiterlijk op 31 januari ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid met betrekking tot het voorgaande jaar aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.
Artikel 12 Begrotingscriterium
Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma's, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;
Paragraaf 4. Financieel beleid
Artikel 15. Voorziening voor oninbare vorderingen
Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen. Voor oninbare vorderingen uit hoofde van SZW-regelingen wordt rekening gehouden met ervaringscijfers uit het verleden.
Artikel 17. Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten, de rente van de inzet van vreemd vermogen en reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.
Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.
Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rioolrechten en reinigingsrechten wordt uitgegaan van een opslagpercentage op de directe kosten, gebaseerd op de verhouding: kosten volgens het taakveld overhead gedeeld door de totale kosten van de taakvelden exclusief overhead. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van leges, overige heffingen en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een opslagpercentage op de kostprijs, gebaseerd op de verhouding: totale uren volgens het taakveld overhead gedeeld door het totaal aantal uren van de taakvelden exclusief de uren volgens het taakveld overhead.
Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten.
Paragraaf 6. Financiële organisatie en financieel beheer
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen met betrekking tot de rechtmatigheid rapporteert het college daarover in de rechtmatigheidsverantwoording. Daarnaast informeert het college de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.
Het college zorgt voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in 4 jaar. Bij afwijkingen in de administratie neemt het college maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad dd 25 mei 2023
De raad voornoemd,
de plaatsvervangend griffier
I. Oosting
de burgemeester
J. Seton
Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 14
Materiële vast activa met economisch nut en immateriële vaste activa met een verkrijgingsprijs is het uitgangspunt van minder dan € 25.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden, terreinen en conform BBV activering gewenst is.
Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.
Start afschrijving: Op 1 januari van het jaar volgend op de afronding/uitvoering van het werk.
Rentetoerekening; Conform BBV wordt de werkelijke rente toegerekend.
Restwaarde: Geen, afschrijving tot nihil
Afschrijvingsbeleid immateriële vaste activa
De volgende immateriële vaste activa worden lineair afgeschreven in:
maximaal 10 jaar: bijdragen aan activa in eigendom van derden;
5 jaar: kosten voor onderzoek en ontwikkeling;
Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut
Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.
De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in:
5 jaar: aanleg tijdelijke terreinwerken;
40 jaar: nieuwbouw woonruimten en schoolgebouwen (50 jaar indien duurzaam);
40 jaar: nieuwbouw kantoren en bedrijfsgebouwen (50 jaar indien duurzaam);
10 jaar: nieuwbouw tijdelijke woonruimten en tijdelijke bedrijfsgebouwen;
40 jaar: renovatie, restauratie en aankoop woonruimten, en schoolgebouwen (50 jaar indien duurzaam);
40 jaar: renovatie, restauratie en aankoop kantoren en bedrijfsgebouwen (50 jaar indien duurzaam);
15 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen;
10 jaar: veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen;
10 jaar: telefooninstallaties;
3 jaar: automatiseringsapparatuur;
10 jaar: kantoormeubilair en schoolmeubilair;
15 jaar: ondergrondse glascontainers;
25 jaar: riool- en bouwkundige vervangingen tot en met 2022;
60 jaar: riool- en bouwkundige vervangingen vanaf 2023;
60 jaar: klimaat- en grondwatermaatregelen;
15 jaar: riool, mechanische/elektrische vervangingen;
10 jaar: laadpalen voor elektrische voertuigen;
Div.jaar: materieel BORG (voertuigen/werkmaterieel) volgens materieelplan BORG.
Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met maatschappelijk nut
De volgende materiële vaste activa met maatschappelijk nut worden lineair afgeschreven in:
maximaal 30 jaar: parken, sportvelden en groenvoorzieningen;
maximaal 20 jaar: wegen, pleinen en rotondes;
maximaal 60 jaar: betonnen tunnels, viaducten en bruggen;
maximaal 60 jaar: stalen bruggen;
maximaal 25 jaar: houten bruggen;
maximaal 25 jaar: aanleg geluidswallen;
maximaal 20 jaar: openbare verlichting, armaturen;
maximaal 40 jaar: openbare verlichting, lichtmasten;
maximaal 10 jaar: straatmeubilair;
maximaal 50 jaar: havens, kades, sluizen en waterkeringen;
maximaal 25 jaar: waterwegen, waterbergingen en walbeschoeiing.
Toelichting Financiële verordening gemeente Borger-Odoorn
Voor het opstellen van de nieuwe financiële verordening is als uitgangspunt de meest actuele Model financiële verordening van de VNG genomen. De modelverordening is zo veel mogelijk gevolgd, maar is daar waar nodig wel specifiek gemaakt voor Borger-Odoorn. Aanpassingen zijn gedaan als ons feitelijk handelen afwijkt van de modelverordening en de afwijkingen als wenselijk worden gezien.
Nieuwe ontwikkeling: rechtmatigheidsverantwoording door het college
Vanaf boekjaar 2023 neemt het college een rechtmatigheidsverantwoording op in de jaarrekening. Deze verantwoording is een standaardmodel dat bij wet is vastgelegd en het geeft inzicht in hoeverre de gemeente rechtmatig heeft gehandeld. Waar de accountant voorheen een oordeel vormde over de getrouwheid én rechtmatigheid van de jaarverslaggeving, beperkt de accountant zich nu tot een oordeel over het getrouwe beeld van de jaarrekening (inclusief de rechtmatigheidsverantwoording). De accountant geeft vanaf dit moment dus geen afzonderlijk oordeel meer over de rechtmatigheid.
Met de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording toetst de accountant uitsluitend of de jaarrekening getrouw is, maar toetst daarbij ook of de rechtmatigheidsverantwoording dat is. Dit betekent onder meer dat afwijkingen van rechtmatigheid (voor zover deze niet tevens van invloed zijn op het getrouwe beeld), geen invloed hebben op de strekking van de controleverklaring. Hierdoor kan het bijvoorbeeld voorkomen dat er omvangrijke afwijkingen van rechtmatigheid opgenomen zijn in de rechtmatigheidsverantwoording van burgemeester en wethouders, terwijl de strekking van de controleverklaring toch goedkeurend is, omdat de omvangrijke rechtmatigheidsfouten getrouw opgenomen zijn in de rechtmatigheidsverantwoording.
De invoering van de rechtmatigheidsverantwoording is mede bedoeld om het gesprek te ondersteunen tussen de raad en burgemeester en wethouders, over de (financiële) rechtmatigheid. Het doel hiervan is om de kaderstellende en controlerende rol van de raad op dit vlak te versterken. Het is daarnaast de verwachting dat dit een kwaliteitsimpuls zal geven aan de interne processen en beheersing, zodat het college kan steunen op een adequaat functionerend systeem. Ook is de verwachting dat er meer vooruitgekeken gaat worden naar het oplossen van onrechtmatigheden, omdat het college ook beheersmaatregelen moet formuleren (Kadernota rechtmatigheid 2023).
Hierna volgt een toelichting op de aanpassingen die zijn gedaan ten opzichte van de modelverordening.
Paragraaf 1. Algemene bepalingen
Uitgebreid met enkele begrippen.
Paragraaf 2. Begroting en verantwoording
Dit artikel regelt de thema indeling.
Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken
In dit artikel zijn aanvullend op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. De lasten en baten worden per thema nader verbijzonderd naar taakvelden. Deze informatie geeft noodzakelijk informatie voor de kader stellende en controlerende taak van de raad. Het 2e lid is iets aangepast om het aan de actuele werkwijze aan te passen. De genoemde uiteenzetting vindt niet altijd plaats per investering.
Dit artikel beschrijft hoe de kaders voor het opstellen van de begroting en meerjarenraming worden aangeboden. Ongewijzigd overgenomen.
Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten
Dit artikel bevat regels voor de autorisatie van de baten en lasten in de begroting en van de investeringskredieten. Ongewijzigd overgenomen.
Artikel 6 Tussentijdse rapportages (BERAP 1 en 2)
Op basis van de tussenrapportages (BERAP 1 en 2) wordt de raad geïnformeerd over de realisatie van de begroting en/of de voortgang van de uitvoering van het beleid.
Lid 2b: uitgesplitst naar taakvelden is vervallen omdat de raad per thema autoriseert.
Dit artikel beschrijft de actieve informatieplicht van het college.
Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording
Artikel 10 Uitgangspunten rechtmatigheidsverantwoording
Bij de verantwoording over rechtmatigheid wordt gekeken naar negen criteria. Het college legt verantwoording af over alle negen criteria in de jaarrekening. Zie Kadernota rechtmatigheid 2023, augustus 2021, blz. 9 e.v. voor de criteria en bijbehorende toelichting. De eerste zes criteria zijn niet opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording. Deze betreffen verantwoording met betrekking tot getrouwheid en rechtmatigheid. Ze komen tot uitdrukking in de balans en het overzicht van baten en lasten. Dit zijn het calculatiecriterium, valuteringcriterium, adresseringscriterium, volledigheidscriterium, aanvaardbaarheidscriterium en leveringscriterium.
Daarnaast is er een aantal criteria waarbij de verantwoording specifiek gaat over rechtmatigheid. Deze komen wel tot uitdrukking in de rechtmatigheidsverantwoording:
begrotingscriterium: de financiële handelingen passen binnen het kader van de geautoriseerde begroting;
voorwaardencriterium: voorwaarden in wet- en regelgeving worden nageleefd, zoals subsidievoorwaarden;
misbruik en oneigenlijk gebruik criterium: er vindt een toetsing op juistheid en volledigheid van gegevens die door derden zijn verstrekt plaats, met het oog op het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik.
In relatie tot de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording is in het eerste lid opgenomen dat de raad bij aanvang van iedere raadsperiode vaststelt op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken geïnformeerd wil worden over rechtmatigheid (Kadernota rechtmatigheid 2023, augustus 2021).
In het tweede lid stelt de raad de verantwoordingsgrens vast, waarboven burgemeester en wethouders moeten rapporteren aan de raad (Kadernota rechtmatigheid 2023, augustus 2021). Deze grens moet tussen 0 en 3% liggen van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves. Door de raad is het percentage bepaald op 3%.
Het derde lid geeft aan boven welk bedrag afzonderlijke afwijkingen nader moeten worden toegelicht (rapportagegrens). Door de raad is dit bedrag bepaald op € 100.000.
Artikel 11 Voorwaardencriterium
In het eerste lid wordt de definitie weergegeven van het voorwaardencriterium, het zogenaamde "normenkader".
Artikel 11 geeft aan dat jaarlijks het normenkader ten aanzien van de rechtmatigheidsverantwoording door de gemeenteraad moet worden vastgesteld en voor een bepaalde datum aan de raad moet worden aangeboden.
Artikel 12 Begrotingscriterium
Artikel 12 gaat expliciet in op de begrotingsrechtmatigheid. In het eerste lid wordt het begrip begrotingsrechtmatigheid gedefinieerd.
De baten en lasten moeten zich bewegen binnen de door de raad goedgekeurde en vastgestelde budgetplafonds. Indien er een overschrijding plaatsvindt is er in principe sprake van een begrotingsonrechtmatigheid. Dat is geregeld in het tweede lid.
Artikel 13 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium
Dit artikel voorziet in het zogenaamde "misbruik en oneigenlijk gebruik criterium". In het eerste lid wordt het criterium gedefinieerd. Van misbruik is sprake bij het opzettelijk niet, niet tijdig, onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens met als doel ten onrechte overheidssubsidies of -uitkeringen te verkrijgen of niet dan wel een te laag bedrag aan heffingen aan de overheid te betalen. Van oneigenlijk gebruik is sprake indien bij het aangaan van rechtshandelingen, al dan niet gecombineerd met feitelijke handelingen, het verkrijgen van overheidsbijdragen of het niet dan wel tot een te laag bedrag betalen van heffingen aan de overheid, in overeenstemming met de bewoordingen van de regelgeving is maar in strijd met het doel en de strekking daarvan is.
Aan Burgemeester en wethouders wordt opgedragen om regels op stellen voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.
Paragraaf 4. Financieel beleid
Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa
Dit artikel is ten opzichte van de vorige financiële verordening niet aangepast en gaat in op de regels voor waardering en afschrijving van vaste activa. Er wordt verwezen naar de bijlage bij deze verordening. In deze bijlage wordt onder duurzaam verstaan dat er circulair en/of met energiebesparende materialen wordt gebouwd of verbouwd, waardoor de levensduur verlengd wordt.
Artikel 15. Voorziening voor oninbare vorderingen
Dit artikel beschrijft de regels met betrekking tot het vormen van een voorziening voor oninbare vorderingen.
Artikel 16. Reserves en voorzieningen
Dit artikel beschrijft de regels met betrekking tot het vormen van reserves en voorzieningen.
Artikel 17. Kostprijsberekening
Artikel 18. Prijzen economische activiteiten
Artikel 19. Vaststellen hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Artikel 20. Financieringsfunctie
Er wordt verwezen naar de nota treasurybeleid.
Paragraaf 5 Paragrafen bij de begroting en jaarstukken
In het BBV is al aangegeven wat er in de paragrafen lokale heffingen, weerstandsvermogen en risicobeheersing, onderhoud kapitaalgoederen, financiering, bedrijfsvoering, verbonden partijen en grondbeleid moet staan. De raad kan aanvullende zaken regelen. De artikelen 21 tot en met 27 komen daarmee te vervallen.
Paragraaf 6. Financiële organisatie en financieel beheer
In dit artikel wordt aangeduid waaraan de financiële administratie minimaal moet voldoen.
Artikel 29. Financiële organisatie
Dit artikel geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie en draagt het college op hiervoor zorg te dragen. Ongewijzigd overgenomen.
Artikel 31. Intrekken oude verordening en overgangsrecht
Bij het inwerkingtreden van de nieuwe verordening moet de oude worden ingetrokken.
Artikel 32. Inwerkingtreding en citeertitel
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2023. De accountant controleert de jaarrekening op basis van de Financiële verordening.
De financiële verordening moet worden gepubliceerd.
Binnen twee weken na vaststelling door de raad moet het college de verordening aan gedeputeerde staten zenden. (artikel 214 GW).