Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noordoostpolder

Nota geldleningen en gewaarborgde geldleningen 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoordoostpolder
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNota geldleningen en gewaarborgde geldleningen 2023
CiteertitelNota geldleningen en gewaarborgde geldleningen 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Treasurystatuut

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-06-2023nieuwe regeling

05-06-2023

gmb-2023-266566

23.0000494

Tekst van de regeling

Intitulé

Nota geldleningen en gewaarborgde geldleningen 2023

De raad van de gemeente Noordoostpolder,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 april 2023, no. 23.0000494;

 

gelet op artikel 3, 17 en 18 van Treasurystatuut Gemeente Noordoostpolder;

 

B E S L U I T :

 

De Nota geldleningen en gewaarborgde geldleningen 2023 vast te stellen.

 

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Noordoostpolder verleent voor het uitvoeren van haar publieke taak borgstellingen of geldleningen aan instellingen of (rechts)personen om publieke doelstellingen te bereiken. Om een eenduidig financieel toetsingskader te scheppen voor het verstrekken van leningen en gewaarborgde geldleningen biedt het College van B&W de herziene nota geldleningen en gewaarborgde geldleningen aan de Gemeenteraad aan. Deze herziene nota vervangt de nota die vastgesteld is door de Gemeenteraad op 6 oktober 2014.

 

1.2 Huidige situatie

Op dit moment heeft de gemeente Noordoostpolder enkele leningen “on balance” staan die in deze nota in bijlage 2 zijn opgenomen (betreft de stand per 31-12-2021, op het moment van vaststellen van de nota geldleningen en gewaarborgde geldleningen is dit de laatst vastgestelde jaarrekening). Daarnaast zijn er geborgde leningen die als “niet uit de balans blijkende verplichtingen” in de jaarrekening zijn verwerkt. Een overzicht met de stand per 31-12-2021 van deze leningen is opgenomen onder bijlage 1 van deze nota. Dit overzicht wordt jaarlijks in de jaarrekening geactualiseerd.

 

De leningen die verstrekt zijn: startersleningen (Verordening Starterslening gemeente Noordoostpolder 2018), blijversleningen (Tijdelijke verordening blijverslening Noordoostpolder, 1 juni 2018) en duurzaamheidsleningen (Verordening Duurzaamheidslening gemeente Noordoostpolder). Deze leningen worden verstrekt via het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting.

 

Naast voorgenoemde leningen, zijn er leningen verstrekt aan verbonden partijen en partijen waarbij het publieke belang gediend is, zoals volgens in het overzicht van bijlage 2 van deze nota Flevomeer Bibliotheek, MFC Tollebeek, Bosbad B.V. en Sportclub Emmeloord.

 

Een andere categorie zijn de afgegeven gewaarborgde geldleningen, of ook wel borgstellingen. Deze zijn onder te verdelen in borgstellingen waarbij gemeente Noordoostpolder een secundair risico loopt waar gemeente Noordoostpolder tertiair risico loopt.

Bij deze laatste groep heeft gemeente Noordoostpolder een tertiaire achtervangpositie ingenomen en hebben betrekking op leningen van woningcorporaties die geborgd worden via het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (hierna aangeduid als WSW). Deze positie wordt in deze nota ook tertiaire achtervang genoemd.

 

De tertiaire achtervangposities die gemeenten innemen zijn van belang voor de borgingsconstructies van het WSW. Door de verleende achtervang kan een woningcorporatie gunstig lenen en hierdoor lagere sociale huurprijzen rekenen. Pas als de gemeentelijke achtervang is geregeld kan het WSW borg staan. De gemeente loopt enig risico wanneer een woningcorporatie niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen én het garantievermogen van het WSW niet toereikend blijkt om de verplichting te voldoen.

In juli 2021 heeft het College van B&W de overeenkomst met het WSW vernieuwd om te voldoen aan de nieuwe systematiek. De systematiek wordt uitgelegd in paragraaf 4.3 van deze nota.

 

1.3 Landelijke ontwikkelingen

Leningen/ borgstellingen

De gemeenten hebben een hoge kredietwaardigheid. Hierdoor wordt dikwijls een beroep gedaan op de gemeente qua financiering en borgstelling. De vraag hierbij is of de gemeente de aangewezen instelling is waartoe de organisaties zich moeten richten en of de gemeente op grond van de kaders een lening of borgstelling mag verstrekken. Deze nota biedt daarbij de kaders waarin wel of geen lening verstrekt kan worden.

 

Tertiaire achtervang

De woningbouwcorporaties hebben de afgelopen jaren te maken gekregen met een groot aantal veranderingen en uitdagingen, zoals het tekort van betaalbare woningen, de nieuwe woningwet, de verhuurdersheffing en de verduurzamingsopgave.

Een aantal van bovengenoemde veranderingen vergen investeringen van de woningcorporaties. Door middel van het afgeven van tertiaire achtervangposities door de gemeente kan de woningcorporatie tegen een gunstiger tarief lenen. De systematiek qua achtervangovereenkomst is veranderd vanaf 1 augustus 2021. Vanaf deze datum is een nieuwe generieke achtervangovereenkomst van kracht. Deze vernieuwde overeenkomst is in juli 2021 door het College van B&W ondertekend.

 

1.4 Doel

De nota draagt bij aan een eenduidige behandeling van aanvragen voor leningen en borgstellingen. Door middel van deze nota zijn er kaders die bij het afgeven van leningen en borgstellingen van belang zijn.

 

1.5 Opbouw nota

De begrippen die gehanteerd zijn in deze nota zijn uitgelegd in hoofdstuk 2.

 

In hoofdstuk 3 wordt de regelgeving uiteengezet. In dit hoofdstuk wordt tevens uiteengezet wie de verplichting van de gemeente Noordoostpolder mag aangaan ten aanzien van het verstrekken van de gewaarborgde geldleningen.

 

De soorten achtervang de gemeente kan innemen en wat de daaraan verbonden risico’s zijn staan in hoofdstuk 4 beschreven. In de conclusie wordt vervolgens aangegeven welke soort achtervang de gemeente Noordoostpolder mag verstrekken.

 

In hoofdstuk 5 wordt een stappenplan uiteengezet voor toekomstige verstrekkingen van gewaarborgde geldleningen.

2 Begripsbepaling

In dit hoofdstuk worden de definities gegeven van enkele begrippen die in deze nota worden aangehaald.

 

Borgstelling: overeenkomst waarbij een partij garant staat voor de betalingsverplichtingen van een andere partij. Hiermee krijgt de schuldeiser meer zekerheid dat er betaald wordt. Een borgstelling is daarom een vorm van zekerheidsrecht. In deze nota wordt dit naast borgstelling ook gewaarborgde geldlening genoemd.

 

Geldnemer: de rechtspersoon die de lening is aangegaan.

 

Lening: is een geldbedrag dat een partij aan een andere partij geeft, op voorwaarde dat die laatste op termijn het geld terugbetaalt. Vaak gaat de terugbetaling van het geleende bedrag gepaard met de betaling van een vergoeding (rente)

 

Publieke taak: Een maatschappelijk belang wordt pas een publieke taak, als de markt of samenleving die taak zelf niet goed kan organiseren1.

 

Tertiaire achtervang: situatie waarin een instantie een geldlening verstrekt aan een waarborgfonds op het moment dat het weerstandsvermogen van een waarborgfonds te laag is geworden. De gemeente verplicht zich dan om een renteloze lening aan een waarborgfonds te verstrekken.

 

Garantstelling: de gemeente Noordoostpolder staat direct borg als de geldnemer niet in staat is aan zijn verplichtingen te voldoen en loopt een secundair risico.

 

Staatssteun: dit betreft de situatie waarin er door overheden direct of indirect financiële steun wordt gegeven aan ondernemingen, waardoor door gelijkheid van concurrentie wordt doorbroken.

 

Openbare lichamen:

  • 1°.

    provincies;

  • 2°.

    gemeenten;

  • 3°.

    waterschappen;

  • 4°.

    lichamen met rechtspersoonlijkheid, ingesteld met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • 5°.

    door Onze Ministers aan te wijzen andere bij wet ingestelde lichamen en organen

Financieel toezicht: een bestuursorgaan dat op grond van enige wettelijke bepaling is belast met het toezicht op de begroting van een openbaar lichaam

3 Wet- en regelgeving

In dit hoofdstuk wordt de regelgeving behandeld die betrekking heeft op dit onderwerp. De regelgeving die voor dit onderwerp van toepassing is het Verdrag betreffende de verwerking van de Europese Unie inzake staatssteun, de gemeentewet, de Wet Fido, de Wet Hof, de financiële verordening van de gemeente Noordoostpolder en het treasurystatuut van de gemeente Noordoostpolder.

3.1.1 Staatssteun

De EU wil gelijke concurrentievoorwaarden scheppen voor alle ondernemingen op de interne markt. Controle op overheid- of staatssteun aan ondernemingen is dan ook één van de belangrijkste onderdelen van het Europese mededingingsbeleid. Op Europees niveau zijn hierover ook regels opgenomen. In het Verdrag betreffende de verwerking van de Europese Unie zijn daarom ook regels opgenomen ten aanzien van staatssteun

 

Volgens artikel 107 lid 1 VWEU is het verbod op staatssteun als volgt te definiëren:

Behoudens afwijkingen waarin dit Verdrag voorziet, zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.’

 

Kortom er is sprake van staatssteun als aan alle volgende criteria is voldaan:

  • Steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht

  • Als het voordeel is bekostigd met staatsmiddelen

  • Het voordeel zou nooit via de commerciële weg verkregen zijn (non-marktconformiteit)

  • Het betreft een selectief voordeel

  • Het voordeel moet de mededinging (dreigen te) vervalsen

  • Het voordeel moet een ongunstig effect hebben op het handelsverkeer tussen de lidstaten2

Vrijstellingen voor de staatssteun zijn:

  • algemene maatregelen die voor alle bedrijven gelden, de zogeheten Algemene Groepsvrijstellingverordening (ofwel: AGVV);

  • de-minimissteun (minder dan € 200.000 staatssteun in 3 jaar);

  • steun voor Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB);

  • landbouwvrijstellingsverordening

  • steun voor visserij.

Algemene maatregelen die voor alle bedrijven gelden

Onder deze steunmaatregelen vallen onder meer3:

  • -

    regionale steun;

  • -

    steun voor het MKB;

  • -

    steun voor de bescherming van het milieu;

  • -

    steun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie;

  • -

    opleidingssteun;

  • -

    steun ten behoeve van kwetsbare werknemers en werknemers met een handicap;

  • -

    steun tot herstel van de schade veroorzaakt door bepaalde natuurrampen;

  • -

    sociale vervoerssteun ten behoeve van bewoners van afgelegen gebieden;

  • -

    steun voor breedbandinfrastructuur;

  • -

    steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed;

  • -

    steun voor sportinfrastructuur en multifunctionele recreatieve infrastructuur;

  • -

    steun voor lokale infrastructuurvoorzieningen;

  • -

    steun voor regionale luchthavens;

  • -

    steun voor havens.

De AGVV is alleen van toepassing op subsidies, rentesubsidies, leningen (alleen onder bepaalde voorwaarden) en garantieregelingen en risicofinanciering.

 

De-minimissteun

 

Steun die verstrekt wordt op basis van een de-minimisverordening, heeft volgens de Europese Commissie maar beperkt effect op het handelsverkeer tussen lidstaten. De-minimissteun voldoet daardoor niet aan het vijfde staatssteuncriterium, dat er sprake moet zijn van een grensoverschrijdend effect. Hierdoor wordt niet aan alle cumulatieve criteria van het staatssteunverbod (art. 107 lid 1 VWEU) voldaan. De-minimissteun vormt daarom geen staatssteun en is dan ook vrijgesteld van de aanmeldingsplicht bij de Europese Commissie. Als de steunmaatregel van een decentrale overheid aan alle voorwaarden van een de-minimisverordening voldoet, is de steun dus toegestaan en kan die gewoon worden verstrekt.4

 

Er zijn verschillende soorten steun die op basis van de de-minimisverordening verstrekt kunnen worden:

  • 1.

    Reguliere de-minimisverordening: op basis van de-minimisregelvrijstelling mag de overheid steun geven van maximaal € 200.000 per onderneming over een periode van drie belastingjaren zonder deze te hoeven melden.4

  • 2.

    De-minimis landbouwsector: op basis van deze regel kan een maximaal steunbedrag van € 20.000 over drie belastingjaren aan primaire producenten van landbouwproducten worden verstrekt.4

  • 3.

    De-minimis visserij: op basis van deze regel kan een maximaal steunbedrag van € 30.000 over drie belastingjaren voor één onderneming in de visserij- en aquacultuursector. Dit mag niet gebruikt worden voor de aanschaf of bouw van schepen.4

  • 4.

    De-minimis voor DAEB: Van een DAEB is sprake wanneer volgens de markt niet, onvoldoende of onjuist wordt voorzien door de markt. De overheid vindt deze diensten echter wel dusdanig belangrijk dat deze voldoende beschikbaar of toegankelijk zijn voor redelijke rijs. Het maximum steunbedrag is € 500.000 over drie belastingjaren.4

3.1.2 Financieringsvormen staatssteun

Er zijn verschillende vormen waarin ondersteuning geboden kan worden. Namelijk subsidies, leningen, garanties, risicokapitaal of revolverende fondsen. Voor de criteria van deze nota zijn de leningen en de garanties relevant. Binnen gemeente Noordoostpolder zijn de starterslening, blijverslening en duurzaamheidslening revolverend van aard. Omdat het leningen betreft wordt dit in deze nota onder het kopje leningen geschaard en worden deze niet hieronder afzonderlijk behandeld. In deze paragraaf hanteren we de benamingen zoals weergegeven op de internetsite van www.europadecentraal.nl.

 

3.1.2.1 Leningen

 

Decentrale overheden kunnen leningen verstrekken aan ondernemingen. Hierbij is het van belang dat wordt voorkomen dat voordelen worden verleend die een particuliere investeerder onder normale marktomstandigheden niet zou verstrekken. Bij een lening met niet marktconforme voorwaarden kan er sprake zijn van staatssteun. Voorbeelden van niet marktconforme voorwaarden zijn:

 

  • -

    Renteloze lening;

  • -

    Lening tegen een lagere rente dan de marktrente;

  • -

    Lening met een langere looptijd dan gebruikelijk is in de markt;

  • -

    Rentevergoeding.

Het bedrag van de staatssteun is gelijk aan het verschil tussen de marktconforme rente (bijvoorbeeld als er geleend was bij een bank) en de rente die werkelijk is betaald. De Europese Commissie heeft een methode van referentie- en disconteringspercentages vastgesteld. Hiermee wordt een indicatie berekend voor de marktrente. Zo kan het steunelement bij leningen en andere vormen van staatssteun worden berekend.5

 

Melden

Leningen die tegen betere financiële voorwaarden dan die op de markt worden afgesloten, moeten worden aangemeld bij de Europese Commissie ter goedkeuring.

 

3.1.2.2 Garanties

Een decentrale overheid kan een onderneming steunen door middel van een garantie. De overheid staat garant voor de aflossing van de lening die is afgesloten bij een investeerder, binnen gemeente Noordoostpolder worden deze in de jaarrekening “gewaarborgde geldleningen” genoemd. Zo kan een ondernemer vaak tegen betere voorwaarden een lening krijgen. In sommige gevallen zou de ondernemer zonder deze garantie helemaal geen lening kunnen krijgen6.

Om na te kunnen gaan of er geen staatssteun wordt verleend, is toetsing nodig of er aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:6

  • -

    De omvang van de garantie is goed te meten op het moment van toekenning6;

  • -

    De onderneming verkeert niet in financiële moeilijkheden op het moment van

  • -

    garantstelling6;

  • -

    De onderneming moet een marktconforme vergoeding voor de garantie betalen6;

  • -

    Er is sprake van een risico dat ook een particuliere investeerder zou lopen6;

  • -

    De overheidsgarantie dekt niet meer dan 80% van de uitstaande lening. Dit geldt niet op zekerheden voor obligaties6.

3.2 Gemeentewet

In deze paragraaf wordt aangegeven hoe welk orgaan, welke rol heeft met betrekking tot het uitgeven van geldleningen en borgstellingen in relatie tot de Gemeentewet.

 

In artikel 212 van de Gemeentewet is aangegeven dat de Gemeenteraad het financiële beleid ten aanzien van de gemeente vaststelt. De Gemeenteraad heeft door middel van de financiële verordening hieraan gehoor gegeven.

 

In artikel 160 lid 1e van de Gemeentewet is opgenomen dat het College van B&W bevoegd is tot besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen. Het aangaan van een overeenkomst van een lening en een borgstelling valt onder dit begrip.

 

In artikel 169 lid 4 van de Gemeentewet is verder bepaald dat het College van B&W en elk van zijn leden afzonderlijk de Gemeenteraad voorafgaande aan -onder meer- het besluiten tot een privaatrechtrechtelijke rechtshandeling (zoals het aangaan van een geldlening) inlichtingen geeft wanneer de Gemeenteraad hierom verzoekt of wanneer een dergelijk besluit ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. Wanneer een besluit ingrijpende gevolgen kan hebben dan neemt het College van B&W pas een besluit, nadat de Gemeenteraad in de gelegenheid is gesteld haar bedenkingen en wensen ter kennis van het College van B&W te brengen.

 

3.3 Wet Fido

In de Wet financiering decentrale overheden (ofwel: Wet Fido) is in artikel 2 opgenomen dat openbare lichamen uitsluitend voor de uitoefening van de publieke taak leningen aan mogen gaan, middelen mogen uitzetten of borgstellingen mogen verstrekken. De wet Fido schrijft ook voor dat er geen overmatig risico mag worden gelopen (artikel 2a Wet Fido).

In het derde lid van artikel 2 is opgenomen dat openbare lichamen ook leningen mogen verstrekken aan andere openbare lichamen, behalve als zij belast zijn met financiële toezicht met betrekking tot het openbare lichaam waaraan zij geld verstrekt.

 

3.4 Financiële beheersverordening gemeente Noordoostpolder

In de Financiële beheersverordening gemeente Noordoostpolder (hierna: financiële verordening) is onder artikel 15 lid 4 opgenomen dat het verstrekken van leningen en borgstellingen en het aangaan van financiële participaties uitsluitend gedaan mogen worden uit hoofde van de publieke taak. Het College van B&W bedingt indien mogelijk zekerheden. Daarnaast motiveert het College van B&W in zijn besluit het publieke belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van borgstellingen en participaties.

 

In lid 3 van artikel 15 van de Financiële Verordening is bepaald, dat het uitvoeren van de financieringsfunctie een bevoegdheid van het College van B&W is. Het College van B&W neemt bij de uitvoering van deze taak de regels in acht die zijn opgenomen in het treasurystatuut.

 

Zie hieronder de tekst van artikel 15 vanuit de financiële verordening.

Financieringsfunctie artikel 15

 

  • 1.

    Het college draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het zo veel mogelijk beperken van de kosten van de leningen en het bereiken van een voldoende rendement op de uitzettingen;

  • 2.

    Het college neemt bij het uitzetten en aantrekken van middelen in acht dat geen gebruik wordt gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 3.

    Het college neemt bij de uitvoering van de financieringsfunctie de richtlijnen, alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening zoals die zijn opgenomen in het door de raad vastgestelde Treasurystatuut gemeente Noordoostpolder, in acht.

  • 4.

    Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak, bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

  • 5.

    Het college informeert de raad vooraf als de wettelijke kasgeldlimiet, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet financiering decentrale overheden, of de wettelijke renterisiconorm, bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet financiering decentrale overheden, dreigt te worden overschreden.

     

    (bron: financiële verordening https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR430799/1)

3.5 Treasurystatuut

In het Treasurystatuut van de gemeente Noordoostpolder zijn onder artikel 3 de uitgangspunten voor het risicobeheer opgenomen. In lid 1 en 2 van dit artikel staat, evenals in de financiële verordening en Wet Fido, dat leningen of gewaarborgde geldleningen uitsluitend worden verstrekt uit hoofde van de publieke taak. Daarnaast geschiedt het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie uitsluitend indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit Treasurystatuut.

 

In het Treasurystatuut zijn in artikel 17 de verantwoordelijkheden opgenomen. In onderstaand overzicht staan de bevoegdheden van College van B&W en de gemeenteraad uitgesplitst.

 

De bestuurlijke verantwoordelijkheden:

Functie

Verantwoordelijkheden

De Gemeenteraad

Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, beleidskaders en limieten; Het vaststellen van de treasuryparagraaf in de begroting en de jaarrekening;

Het college van Burgemeester en Wethouders

Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid); Het rapporteren aan de gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid

 

In artikel 18 van het treasurystatuut staat onder punt 10 en 11 opgenomen welke verantwoordelijkheden de gemeenteraad en het College van B&W hebben.

 

Bevoegd functionaris

Autorisatie door

10. het verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak, in relatie tot realisatie van gemeentelijk beleid (er moet een beleidsstuk onderliggen)

College van B&W

Gemeenteraad

11. Het garanderen van middelen uit hoofde van de publieke taak in relatie tot realisatie van gemeentelijke beleid (er moet een beleidsstuk onderliggen)

College van B&W

Gemeenteraad

 

Voor het verstrekken van leningen aan andere openbare lichamen geldt, aangegeven in paragraaf 3.2 Wet Fido, geldt dat deze volgens het treasurystatuut geautoriseerd wordt door de clustermanager B&FPC en de directeur.

Bevoegd functionaris

Autorisatie door

7. Het uitzetten van middelen via deposito, onderhandse geldlening of spaarrekening

Treasurer

Manager B&FPC en directeur

 

Kortom uit het Treasurystatuut blijkt dat het College van B&W bevoegd is om leningen en gewaarborgde geldleningen te verstrekken uit hoofde van de publieke taak, maar nadat de Gemeenteraad haar goedkeuring heeft verleend. Voor het verstrekken van leningen aan andere openbare lichamen geldt dat de bevoegdheid ligt bij de manager B&FPC en de directeur.

 

Daarnaast staat in het Treasurystatuut onder artikel 18 aangegeven dat het verstrekken van leningen en het garanderen van middelen uit hoofde van de publieke taak in relatie moet staan tot realisatie van gemeentelijk beleid.

 

3.6 Wet Houdbare Overheidsfinanciën

1 Januari 2013 is de Wet Houdbare Overheidsfinanciën (hierna: Wet Hof) in werking getreden. Deze wet is in het leven geroepen om ervoor te zorgen dat de medeoverheden een gelijkwaardige inspanning moeten leveren in het kader van het respecteren van de Europese begrotingsdoelstellingen.

 

In artikel 6 Wet Hof is bepaald dat het tekort van alle overheden tezamen niet boven een maximum EMU-saldo mogen uitstijgen. Dit EMU-saldo wordt openbaar gemaakt in de Staatscourant (artikel 3 lid 6 Wet Hof). Wanneer het collectief van gemeenten het EMU-saldo (specifiek voor gemeenten) wordt overschreden, kan na bestuurlijk overleg een korting worden opgelegd in gemeentefonds (artikel 7 lid 3 Wet Hof). De betrokken ministers kunnen ook besluiten na bestuurlijk overleg de boete als geheel of gedeeltelijk toe te wijzen aan één gemeente, provincie of waterschap (artikel 7 lid 4 Wet Hof).

 

In tegenstelling tot het “baten en lasten” stelsel dat door alle gemeenten wordt gehanteerd, wordt hier het “kasstelsel” gevolgd. De inkomsten en uitgaven moeten met elkaar in balans zijn.

 

3.7 Tertiaire achtervang

Ten aanzien van de tertiaire achtervang voor sociale woningbouw die worden afgegeven is in de raadsvergadering van 26 september 1995 het besluit genomen dat het College van B&W de bevoegdheid krijgt om tertiaire achtervang te verstrekken. In het collegebesluit van 20 juli 2021 is een nieuwe overeenkomst getekend met het WSW. Een verdere uitleg van deze nieuwe overeenkomst wordt gegeven in paragraaf 4.3 van deze Nota.

 

3.8 Conclusie

Uit hoofde van de wet- en regelgeving die de gemeente Noordoostpolder moet volgen, is de conclusie als volgt:

  • Leningen en gewaarborgde geldleningen mogen alleen verstrekt worden door het College van B&W met autorisatie van de Gemeenteraad.

  • Het verstrekken van leningen en gewaarborgde geldleningen moet altijd uit hoofde van de publieke taak worden verstrekt en moet passen binnen het gemeentelijk beleid. Er mag geen overmatig risico worden gelopen.

  • Leningen mogen verstrekt worden aan andere openbare lichamen, tenzij de leningverstrekker toezichthouder is van de leningnemer.

  • De leningen en gewaarborgde geldleningen die verstrekt worden, moeten getoetst aan de kaders van de staatssteun. Zodra een lening als staatssteun wordt aangemerkt, wordt een lening niet verstrekt.

  • Bij het verstrekken van een lening moet altijd het EMU-saldo die in het kader van de Wet Hof is gesteld in overweging opgenomen bij het nemen van de beslissing.

4 Soorten leningen en borgstellingen

Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven worden door gemeente Noordoostpolder leningen verstrekt (deze zijn opgenomen in de balans) en twee soorten gewaarborgde geldleningen. Namelijk de leningen waarvoor de gemeente Noordoostpolder 100% borg staat als secundaire partij. En leningen waarvoor de gemeente als tertiaire partij borg voor staat met tussenkomst van het WSW, de zogeheten tertiaire achtervang. Daarnaast zijn er ook geldleningen verstrekt aan enkele partijen, die in onze balans zijn opgenomen.

 

Per soort lening en borgstelling wordt in de volgende paragrafen een samenvatting weergegeven. In de conclusie paragraaf van dit hoofdstuk wordt de link gelegd tussen de soorten borgstellingen en het risico wat de gemeente zich zou kunnen veroorloven.

 

4.1 Geldleningen

De gemeente Noordoostpolder heeft zoals eerder aangegeven een aantal leningen uitgegeven aan derde partijen. Voor deze leningen loopt de gemeente Noordoostpolder het volledige risico wanneer de geldnemer niet kan voldoen aan zijn verplichtingen. In de huidige economische situatie wordt het voor partijen moeilijker om de financiering via een financiële instelling te krijgen. Dit kan een aanleiding zijn om een lening te vragen bij de gemeente Noordoostpolder. Op dit moment zijn een aantal leningen verstrekt aan enkele instellingen, deze zijn verantwoord in de balans van gemeente Noordoostpolder onder de financiële vaste activa. Het overzicht van deze leningen per 31-12-2021 zijn opgenomen in deze nota onder bijlage 2. Het risico dat de leningen niet worden terugbetaald is op dit moment klein.

 

4.2 Borgstellingen

Zoals in het eerste hoofdstuk is aangegeven staat de gemeente Noordoostpolder ook borg voor enkele leningen. Deze worden jaarlijks in de jaarrekening onder het overzicht gewaarborgde geldleningen inzichtelijk gemaakt. Per ultimo 2021 is dit enkel alleen voor de leningen die verstrekt zijn in het kader van de Wet Bijstand voor Zelfstandigen (hierna: BBZ).

 

De gemeente loopt voor de borgstellingen risico, wanneer de geldnemer niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen. De gemeente Noordoostpolder is volledig verantwoordelijk voor het voldoen van de restschuld wanneer de leningnemer niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Het risico kan worden aangemerkt als een secundaire aansprakelijkheid. Voor de borgstellingen in het kader van de BBZ geldt dat de gemeente voor 25% risico draagt de overige 75% ligt bij het Rijk.

 

4.3 Tertiaire achtervang

Deze vorm van borgstelling heeft betrekking op de achtervangpositie die de gemeente Noordoostpolder inneemt bij de leningen van woningcorporaties.

 

We spreken hier over tertiaire achtervang, omdat de gemeente pas aansprakelijk is wanneer het WSW niet meer aan verplichtingen kan voldoen. Primair is de woningcorporatie aansprakelijk, secundair het WSW en de voorwaardelijke bijdrage van deelnemers van WSW (het obligo) en tertiair de gemeente staat samen met de Staat als borg.

 

De leningen hebben betrekking op financiering van huurwoningen en maatschappelijk vastgoed, nieuwbouw en renovatie. De borgstelling wordt beschouwd als staatssteun, aangezien ook gemeenten en Rijk garant staan. Daarom is borging alleen mogelijk voor financiering van Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB)7. Wanneer het financiering voor DAEB’s betreft, is er geen sprake meer van staatssteun.

 

Het WSW stelt elk kalenderjaar het borgingsplafond voor de woningcorporatie vast. Dit borgingsplafond wordt vastgesteld op basis van de DAEB-financieringsbehoefte van de woningcorporatie. In deze berekening houdt het WSW rekening met de risicoklasse van de woningcorporatie en er wordt rekening gehouden met de interne financieringsmogelijkheden.8

 

De tertiaire achtervang zijn te onderscheiden in de leningen die voor 1 augustus 2021 zijn verstrekt en leningen die na 1 augustus 2021 zijn verstrekt. De leningen die voor 1 augustus 2021 zijn verstrekt vallen onder de oude WSW-regeling. De leningen die na 1 augustus 2021 zijn verstrekt vallen onder de nieuwe WSW-regeling.

 

WSW regeling voor 1 augustus 2021

Een woningcorporatie kan, door de achtervangpositie die de gemeente inneemt tegen een lagere rente geld lenen op de kapitaalmarkt. De zekerheidsstructuur van de financiering bestaat uit verschillende lagen. In eerste instantie is de woningcorporatie zelf aansprakelijk voor het voldoen van haar verplichtingen. Wanneer de woningcorporatie niet aan haar verplichting kan voldoen staat het WSW secundair borg voor deze lening. De gemeente staat tertiair borg. Dit houdt in dat de gemeente een risico loopt wanneer een woningcorporatie en het WSW niet kunnen voldoen aan de verplichting. Wanneer zich dat voordoet moet de gemeente een renteloze lening aan het WSW verstrekken. De totale renteloze lening wordt voor 50% gedragen door het Rijk en de andere 50% door de gemeenten. Het deel van de gemeente wordt voor 50% gedragen door de schadegemeenten en voor 50% door de overige deelnemende gemeenten. Een schadegemeente is de gemeenten die vermeld staan in de leningen waarvan het WSW de betaalverplichtingen overnam.

 

Bij deze regeling werd voor het aanvragen van de lening altijd akkoord gevraagd aan de gemeente Noordoostpolder. Onder deze regeling worden vanaf 1 augustus 2021 geen leningen of herfinancieringen meer verstrekt.

 

WSW regeling na 1 augustus 2021

Per 1 augustus 2021 is nieuwe regeling van kracht. Hiervoor is een nieuwe overeenkomst opgesteld tussen de gemeente Noordoostpolder en het WSW. Evenals onder de oude regeling kan de woningcorporatie door de borgingssystematiek goedkoper geld aantrekken.

 

Wanneer een woningcorporatie niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen, doordat er onvoldoende vermogen is en onvoldoende kasstroom, wordt het risicovermogen van het WSW aangesproken, zonodig kan het WSW die aanvullen door onderpand van de noodlijdende woningcorporatie te verkopen. De tweede borg is de onderlinge waarborg van woningcorporaties, het zogenaamde ‘obligo’. Als dit niet voldoende is, verstrekken het Rijk en de gemeenten renteloze leningen aan het WSW.10

 

De renteloze leningen worden als volgt onderdeeld11:

  • het Rijk verstrekt in alle gevallen de helft (= 50%) van de renteloze leningen;

  • de schadegemeenten verstrekken samen een kwart (= 25%) van de renteloze leningen. De schadegemeenten zijn de gemeenten waar DAEB-bezit is gevestigd van de woningcorporatie waarvan WSW de betaalverplichtingen overnam (op grond van de nieuwe achtervangovereenkomst vanaf 1 augustus 2021);

  • alle gemeenten die achtervanger zijn van WSW (met inbegrip van de schadegemeenten) verstrekken samen het resterende kwart (= 25%) van de renteloze leningen11.

Het WSW acht het risico dat achtervanggemeenten renteloze leningen moeten verstrekken zeer klein. Dat concluderen zij op basis van risicomodellen en stresstesten.11

 

De verschillen ten opzichte van de oude regeling zijn:

  • er is een extra laag in de buffer is ingebouwd dat is het obligo, dit is de onderlinge waarborg van woningcorporaties

  • voorafgaand bij het verstrekken van de lening wordt de gemeente niet meer gevraagd om mee te tekenen voor de lening, dat wordt jaarlijks achteraf zichtbaar in de jaarlijkse opgave van het WSW

  • de gemeente staat tertiair borg voor het totaal van de geborgde schulden van de woningcorporatie in verhouding waarin in de betreffende gemeente DAEB bezit is gevestigd. Kortom voor nieuwe leningen die na 1 augustus 2021 zijn aangegaan door een woningcorporatie, staat de gemeente in verhouding van de marktwaarde van het DAEB bezit van de betreffende woningcorporatie binnen de eigen gemeente borg. Ongeacht of de lening is aangetrokken voor DAEB bezit in gemeente Noordoostpolder of andere gemeente.

4.4 Conclusie

De risico’s bij het verstrekken van een lening of borgstelling kunnen groot zijn, mede gezien het huidige economische klimaat. Vanuit risico oogpunt worden in principe geen leningen verstrekt, wanneer echter vanuit het publieke belang toch een lening verstrekt moet worden, dient de Gemeenteraad hier altijd haar goedkeuring voor te geven.

 

De gemeente loopt door middel van het borg staan voor 100% van de leningen als secundaire partij een groot risico. Behalve bij de borgstellingen in het kader van de BBZ, hier is het risico 25% van de openstaande vordering. Het gaat immers vaak om grote bedragen. Daar komt bij dat de gemeenten gevraagd wordt om borg te staan wanneer de financiële instelling die de lening afgeeft het risico ook als hoog heeft bestempeld.

Wanneer de partij voor wie de gemeente borg staat niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen, is de gemeente volledig verantwoordelijk voor de lening. Kortom bij secundaire achtervang mag het College van B&W geen besluit nemen alvorens de Gemeenteraad hierover akkoord heeft gegeven. Het risico dient van tevoren ingeschat te worden door te beoordelen hoe realistisch de kans is dat een geldlening terugbetaald kan worden. In hoofdstuk 5 wordt weergegeven welke stappen doorlopen moeten worden.

 

Wanneer borgstellingen als tertiaire partij worden afgegeven met tussenkomst van het WSW, zijn de risico’s kleiner. Echter de gemeente loopt ook een risico wanneer andere woningcorporaties in andere delen van het land in financiële moeilijkheden komen en hier zijn dikwijls grote bedragen mee gemoeid. Het WSW geeft echter aan dat dit risico zeer klein en zij monitoren dit risico continu9.Tot op heden hebben de gemeenten en het Rijk geen renteloze leningen hoeven te verstrekken naar aanleiding van eerdere incidenten.

5 Beleid/ toetsingskader

In de voorgaande hoofdstukken hebben we aangegeven dat de gemeente Noordoostpolder op grond van de Wet Fido en de financiële verordening van de gemeente Noordoostpolder en het treasurystatuut van de gemeente Noordoostpolder geen grote risico’s mag nemen ten aanzien van het verstrekken van gewaarborgde geldleningen. Daarnaast is gemeente ook gebonden om te toetsen of er geen staatssteun wordt verleend en of de verstrekking binnen de door de Wet Hof gestelde EMU-saldo norm valt. In dit hoofdstuk zal het beleid en de toetsingskaders uiteen gezet worden.

 

5.1 Beleid geldleningen en gewaarborgde geldleningen

Voor het verstrekken van leningen en gewaarborgde geldleningen hanteert de gemeente Noordoostpolder het volgende beleid:

  • Leningen en gewaarborgde geldleningen worden alleen verstrekt worden wanneer de geldnemer een publieke taak uitvoert;

  • Leningen en gewaarborgde geldleningen worden alleen afgegeven wanneer het doel van de lening binnen het gemeentelijk beleid past;

  • Tertiaire achtervang wordt alleen verstrekt via de Stichting Waarborgfonds Sociale woningbouw;

  • Indien het niet mogelijk is om een borgstelling via het Waarborgfonds onder te brengen kan secundaire achtervang overwogen worden;

  • Voor het verstrekken van een geldlening of secundaire achtervang mag het College van B&W geen beslissing nemen alvorens de Gemeenteraad autorisatie heeft gegeven. Het verstrekken van dit soort borgstelling kan namelijk verstrekkende gevolgen hebben voor de gemeente Noordoostpolder.

Hieronder zal voor zowel de geldleningen/secundaire borgstellingen als tertiaire achtervang het toetsingskader uiteengezet worden.

 

5.2 Geldleningen en gewaarborgde geldleningen

In principe verleent de gemeente Noordoostpolder geen geldleningen of gewaarborgde geldleningen. Tenzij het niet mogelijk is om een borgstelling via een Waarborgfonds te laten lopen. De volgende toetsingscriteria dienen in acht te worden genomen:

  • In de (pre)initiatiefase wordt overlegd met de gemeente Noordoostpolder;

  • Aanvrager is een rechtspersoon;

  • Aanvrager behartigt een publieke taak binnen de gemeente Noordoostpolder;

  • De doelstelling is ideëel en niet op winst gericht (dit moet blijken uit de statuten)

  • Vanuit ten minste twee verschillende financiële instellingen moet kunnen worden aangetoond dat de borgstelling van gemeente Noordoostpolder noodzakelijk is;

  • Het risico dat de gemeente Noordoostpolder voor de borgstelling loopt moet als minimaal ingeschat (met de kanttekening dat dit een momentopname is). Voor de risico-inschatting wordt de jaarrekening van de aanvrager beoordeeld op continuïteit (voldoende eigen vermogen en solvabiliteitsratio (eigen vermogen/vreemd vermogen) groter dan 0,25 (betreft een norm die banken doorgaans hanteren);

  • Het verstrekken van een geldlening mag niet leiden tot een overschrijding van het door de Wet Hof gestelde maximum EMU saldo.

  • De lening of borgstelling is volgens de kaders van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie niet aan te merken als staatssteun;

  • De aanvraag moet schriftelijk worden ingediend en samen met de volgende stukken aangeleverd worden:

    • o

      Statuten;

    • o

      Recent uittreksel van de Kamer van Koophandel;

    • o

      Investeringsplan met baten en lasten;

    • o

      Van de laatste twee jaarrekeningen van de rechtspersoon;

    • o

      Een meerjarenbegroting;

    • o

      Exploitatieoverzicht van het project;

    • o

      Offertes van ten minste twee geldverstrekkers;

    • o

      Concept geldleningsovereenkomst.

  • De lening moet bestemd worden voor het doel waarvoor die is aangegaan;

  • Een (voorkeurs)recht tot terugvordering indien de gemeente Noordoostpolder haar borgstelling moet nakomen;

  • De werkzaamheden voor uitvoering van project mogen niet gestart zijn voordat officieel akkoord voor borgstelling is afgegeven door de gemeente Noordoostpolder;

  • De vastgestelde jaarrekening van de geldnemer dient jaarlijks voor 1 augustus van het volgende boekjaar te worden aangeleverd. Deze wordt door de gemeente Noordoostpolder jaarlijks getoetst ten aanzien van de continuïteit;

  • Het rentepercentage is marktconform;

  • De gestelde condities kunnen niet uitmonden in blijk of schijn van staatsteun;

  • De meerjarenbegroting (inclusief analyse) dient jaarlijks te worden aangeleverd bij de gemeente Noordoostpolder;

  • De lening wordt in zijn geheel afgelost en jaarlijks vinden aflossingen plaats (lineair of door middel van annuïteiten);

  • Lening wordt altijd aangegaan voor een bepaalde duur;

  • De duur van een lening wordt niet verlengd;

  • Wanneer onderpand vervreemd wordt dient het College van B&W hiervoor goedkeuring te geven en worden alle formele handelingen verricht die bij een verstrekking van een onderpand behoren;

  • Bij statutenwijzigingen besluit bijvoorbeeld ontbinding van geldnemer dient eerst goedkeuring door College van B&W te worden gegeven;

  • Verplichting tot afsluiten van bestuursaansprakelijkheidsverzekering en wettelijke aansprakelijkheidsverzekering;

  • Aanvullend kunnen de volgende voorwaarden gevraagd worden:

    • o

      Zekerheden voor de gemeente Noordoostpolder als borgsteller;

    • o

      Accountantscontrole van de jaarrekening;

    • o

      Mogelijkheid tot toegang tot bestuursvergaderingen van de geldnemer en overleggen van bescheiden aan de gemeente;

    • o

      Verplicht verstrekken van tussentijdse informatie.

  • De mogelijkheid dient onderzocht te worden of de gemeente Noordoostpolder zelf de lening aan de maatschappelijke partij kan verstrekken, omdat op deze wijze het risico voor de gemeente Noordoostpolder wordt beperkt. De gemeente Noordoostpolder mag hierbij niet in concurrentie treden;

  • Het College van B&W kan wanneer zij dat noodzakelijk acht een aanvraag afwijzen ondanks dat aan alle voorwaarden wordt voldaan.

5.3 Tertiaire achtervang

De gemeente Noordoostpolder heeft haar publieke taken ten aanzien van de sociale huisvesting. Derhalve zal de gemeente Noordoostpolder wel borgstelling kunnen afgegeven alleen als zij als tertiaire partij dient. De woningcorporatie moet dan wel aangesloten zijn bij het WSW waarmee de gemeente Noordoostpolder per 1 augustus 2021 een vernieuwde overeenkomst heeft afgesloten.

 

Enkel voor de woningcorporaties waarmee prestatieafspraken gemaakt worden, kunnen in de prestatieafspraken de volgende zaken worden afgesproken:

  • Jaarlijks wordt in de prestatieafspraken een afspraak gemaakt over de financiering van de activiteiten en het effect hiervan op de hoogte van de borgstelling. Aanvullend kan een afspraak gemaakt over de limiet van de schuld (voor zover het DAEB bezit van de woningcorporatie zich alleen in Noordoostpolder bevindt) conform artikel 3 van de achtervangovereenkomst;

  • Jaarlijks wordt het jaarplan tezamen met de begroting en het jaarverslag toegestuurd en deze worden besproken.

  • Zodra een lening is verstrekt aan de woningcorporatie geven zij een signaal aan de gemeente Noordoostpolder.

Voor woningcorporaties waarmee geen jaarlijkse prestatieafspraken zijn gemaakt, kunnen geen nadere kaders gesteld worden.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 5 juni 2023.

De griffier,

de voorzitter,

Bijlage 1 Gewaarborgde geldleningen per 31-12-2021

Bijlage 2 Overzicht uitgegeven leningen

Actief

Begin jaar

Eind jaar

Beschikbaar investerings-krediet

Boekwaarde 31-12-2020

Investering

Investeringsbijdrage 2021

Aflossing 2021

Rente 2021

Boekwaarde 31-12-2021

Achtergestelde lening Vitens

2007

2021

2.131.300,00

142.082

142.082

0

0

Kredietovereenkomst FlevoMeer Bibliotheek

2008

2032

500.000,00

284.000

27.000

0

257.000

Geldlening MFC Tollebeek

2010

2049

800.000,00

580.000

20.000

0

560.000

Geldlening Bosbad B.V.

2012

2026

188.640,00

75.456

12.576

0

62.880

Geldlening St. Cultuurbedrijf NOP

2018

2022

150.000,00

60.000

30.000

0

30.000

Geldlening Sportclub Emmeloord

2016

2035

90.000,00

63.000

4.500

0

58.500

Vordering op Verkoop Vennootschap B.V *)

2010

2100

172.798,11

172.798

0

0

172.798

Startersleningen SVn

2011

2100

654.000,00

573.648

97.402

35.859

0

635.192

Duurzaamheidsleningen SVn

2011

2100

690.000,00

620.076

143.287

142.883

0

620.480

Blijversleningen SVn

2018

2100

300.000,00

46.451

2.538

0

43.913

Totaal langlopende geldleningen

2.617.512

240.689

0

417.438

0

2.440.763

 

*) De Verkoop Vennootschap B.V. is in 2009 gevormd vanuit de verkoop van de aandelen Essent. Destijds heeft gemeente Noordoostpolder, conform hetgeen wat voorgeschreven is, verantwoord in haar financiële boeken. Er is een lening geactiveerd en deze is gelijk in zijn geheel als voorziening opgenomen. Per saldo heeft deze lening onderaan de streep altijd met saldo € 0 op de balans gestaan. De Verkoop Vennootschap B.V. is op 9 april 2020 opgeheven. In 2022 zijn zowel de lening en de voorziening financieel uit de verantwoording gehaald.