Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Eemsdelta

De verordening individuele inkomenstoeslag Eemsdelta 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEemsdelta
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingDe verordening individuele inkomenstoeslag Eemsdelta 2023
CiteertitelDe verordening individuele inkomenstoeslag Eemsdelta 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpDe verordening individuele inkomenstoeslag Eemsdelta 2023

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 8 van de Participatiewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-06-202301-01-202331-12-2022De verordening individuele inkomenstoeslag Eemsdelta 2023

31-05-2023

gmb-2023-265170

Tekst van de regeling

Intitulé

De verordening individuele inkomenstoeslag Eemsdelta 2023

De raad van de gemeente Eemsdelta,

gezien het voorstel van het college op (datum) 2023;

gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet;

besluit

vast te stellen:

de verordening individuele inkomenstoeslag Eemsdelta 2023

Artikel 1 Begripsbepalingen

1.1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en Algemene wet bestuursrecht.

1.2. De verordening verstaat onder:

a. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eemsdelta;

b. inkomen: totaal van het inkomen, als bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet;

c. langdurig: gelijk aan de duur van de referteperiode;

d. peildatum: datum waarop een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt;

e. referteperiode: periode van drie jaar, voorafgaand aan de peildatum;

f. vermogen: vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet;

g. de wet: Participatiewet.

Artikel 2 Doelgroep

2.1. Tot de doelgroep van deze regeling behoren personen van 21 jaar of ouder maar jonger dan de op het moment van aanvraag pensioengerechtigde leeftijd, die:

• langdurig een laag inkomen hebben en;

• geen in aanmerking te nemen vermogen hebben en;

• geen uitzicht hebben op inkomensverbetering en;

• op de peildatum in de gemeente Eemsdelta als inwoner ingeschreven staan in het bevolkingsregister.

2.2. Geen recht op een individuele inkomenstoeslag hebben personen die op de peildatum of in de referteperiode een uitkering op grond van de Wet studiefinanciering of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten hebben ontvangen.

2.3. Geen recht op een individuele inkomenstoeslag hebben de personen die gedurende het jaar voorafgaande aan de peildatum een maatregel is opgelegd wegens schending van de arbeids- of re-integratieverplichtingen als bedoeld in de Participatiewet en/of de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ. Een waarschuwing wordt hier niet als maatregel beschouwd.

Artikel 3 Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend via een vastgesteld (digitaal of papieren) formulier.

Artikel 4 Langdurig laag inkomen

Een persoon heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan honderdtwintig procent van de toepasselijke bijstandsnorm.

Artikel 5 Hoogte individuele inkomenstoeslag

5.1. De hoogte van de individuele inkomenstoeslag bedraagt voor een:

• Gezin: gelijk aan 38% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand voor gehuwden (artikel21 onder b Participatiewet)

• Alleenstaande ouder; gelijk aan 34% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand voor gehuwden (artikel 21 onder b Participatiewet)

• Alleenstaande: gelijk aan 27% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand voor gehuwden (artikel 21 onder b Participatiewet)

Het bedrag dat vervolgens uit de berekening volgt, wordt naar boven afgerond op hele tientallen.

5.2. De hoogte van de bijstandsnorm van de maand juli in het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de aanvraag wordt ingediend, vormt de basis voor deze berekening.

5.3. Voor toepassing van het eerste lid, is de situatie op de peildatum bepalend.

5.4. Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11, 13, eerste lid, of 18 van de Participatiewet, komt de andere echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

5.5. Als één van de gehuwden in verband met volledige arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA/WAO/Wajong geen inkomensverbetering kan realiseren en de andere partner heeft zich onvoldoende ingespannen om het gezinsinkomen te verbeteren, en aan alle andere voorwaarden wordt voldaan, komt de arbeidsongeschikte echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaand of alleenstaande ouder zou gelden.

Artikel 6 Uitvoering

Het college kan nadere regels vast stellen met betrekking tot de uitvoering van deze regeling, voor zover deze niet zijn opgenomen in de Participatiewet, deze verordening en toelichting of een uitwerking zijn van deze verordening.

Artikel 7 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere omstandigheden afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 8 Intrekking oude verordening

Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Verordening individuele inkomenstoeslag Eemsdelta 2021 ingetrokken.

Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze verordening treedt in werking op de dag volgend op de dag van bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2023.

Artikel 10 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “verordening individuele inkomenstoeslag Eemsdelta 2023".

Aldus vastgesteld in de openbare raadvergadering van 31 mei 2023.

B. Visser

De voorzitter,

T.G.C. Kramer-Klein

De griffier,

Toelichting

Algemeen

Per 1 januari 2015 heeft de individuele inkomenstoeslag de Langdurigheidstoeslag vervangen. Sindsdien is het verlenen van de toeslag geen gebonden bevoegdheid meer, maar een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat het college een individuele inkomenstoeslag kan verlenen als een persoon voldoet aan de voorwaarden daarvoor. Het college kan in beleidsregels aangeven welke groepen niet in aanmerking komen voor individuele inkomenstoeslagen en in welke gevallen personen uitzicht hebben op inkomensverbetering.

 

Vast te leggen regels in verordening

De individuele inkomenstoeslag is een inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde personen die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet). Bij verordening moeten regels worden vastgesteld over het verlenen van de individuele inkomenstoeslag. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig” en ‘laag’ inkomen.

 

Wijziging leefvorm

De leefvorm van een persoon kan wijzigen binnen de referteperiode. Dit is bijvoorbeeld het geval indien gehuwden individuele inkomenstoeslag aanvragen, maar zij over een gedeelte van de referteperiode als alleenstaande moeten worden aangemerkt. Personen moeten dan ook over dat deel van de referteperiode aan de voorwaarden voldoen om voor individuele inkomenstoeslag in aanmerking te komen. Gehuwden moeten immers zowel gezamenlijk als afzonderlijk aan de voorwaarden voldoen.

 

Artikelsgewijze toelichting

Alleen de bepalingen die nadere toelichting nodig hebben, worden hier behandeld.

 

Artikel 1. Begrippen

De begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben een gelijkluidende betekenis als de omschrijving in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

 

Inkomen

Het inkomen wordt omschreven in artikel 32 van de Participatiewet. In afwijking hiervan wordt algemene bijstand voor de beoordeling van het recht op individuele inkomenstoeslag ook gerekend onder de noemer inkomen. Bijzondere bijstand kan niet als inkomen worden beschouwd. Aangezien individuele inkomenstoeslag een vorm van bijzondere bijstand is, is het niet nodig expliciet te bepalen dat een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag buiten beschouwing moet worden gelaten bij de vaststelling van het inkomen. Het wordt niet wenselijk geacht een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag in aanmerking te nemen als inkomen, omdat dit het ongewenste effect kan hebben dat een persoon geen recht op een individuele inkomenstoeslag heeft, omdat hij een te hoog inkomen heeft gehad in de referteperiode, vanwege een eerder verstrekte toeslag.

 

Peildatum

De peildatum is de datum waarop een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt. Het gaat om de datum waarop een persoon langdurig een laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet en gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht op inkomensverbetering heeft. De peildatum komt meestal overeen met de meldingsdatum. De peildatum kan in beginsel niet liggen vóór de dag waarop een persoon zich heeft gemeld om individuele inkomenstoeslag aan te vragen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Dit volgt uit artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet en de jurisprudentie rondom artikel 44 van de Participatiewet.

 

Referteperiode

Verder is bepaald wat onder de referteperiode moet worden verstaan: Een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum. Zie ook de toelichting bij artikel 4 onder ‘Langdurig’.

 

Artikel 3. Indienen verzoek

Een persoon kan een verzoek tot verlening van individuele inkomenstoeslag indienen, zo stelt artikel 36 eerste lid van de Participatiewet. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 Awb).

 

Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt artikel 3 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan via een door het college vastgesteld(digitaal of papieren) formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag, zoals bedoeld in afdeling4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekeningen en aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager geeft ook de gegevens en papieren die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele inkomenstoeslag zoals bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet.

 

Artikel 4. Langdurig laag inkomen

Van belang bij het bepalen wat een langdurig laag inkomen is, is wat onder ‘langdurig’ en onder ‘laag’ wordt verstaan.

 

Langdurig

De door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode voorafgaand aan de peildatum, wordt aangeduid als referteperiode. De referteperiode is vastgesteld in artikel 1 van deze verordening.

 

Laag inkomen

Een inkomen is laag als het niet hoger is dan 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm. De vraag of het inkomen van een persoon gedurende de referteperiode niet hoger is dan het langdurig lage inkomen van 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm, zal niet al te strak mogen worden beoordeeld. Een marginale overschrijding van dit lage inkomen moet worden genegeerd. Gaat het inkomen van een persoon gedurende (een deel van) de referteperiode de toepasselijke bijstandsnorm maandelijks met ongeveer € 5,- of meer te boven, dan is er geen sprake meer van een marginale overschrijding van de bijstandsnorm en heeft dit gevolgen voor (de toekenning van) de individuele inkomenstoeslag. Er is immers geen sprake meer van een incidentele geringe overschrijding van de bijstandsnorm of van te verwaarlozen bedragen van enkele eurocenten.

 

Artikel 5. Hoogte individuele inkomenstoeslag

Bij de hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt onderscheid gemaakt tussen een alleenstaande, een alleenstaande ouder en gehuwden. De hoogte is afgeleid van een percentage van de bijstandsnorm. Voor gehuwden is dit 38 procent, voor alleenstaande ouders is dit 34 procent en voor alleenstaanden 27 procent.

 

De hoogte van de bijstandsnormen wordt echter enkele keren per jaar vastgesteld. Om geen verschillende toeslagen te krijgen is besloten de norm van één vaste maand als uitgangspunt te nemen voorde berekening. Dit is de bijstandsnorm van de maand juli voorafgaand aan het jaar van de aanvraag. Het bedrag dat vervolgens uit de berekening volgt, wordt naar boven afgerond op hele tientallen.

 

Gehuwden

Bij gehuwden moet er rekening worden gehouden met het feit dat het recht op individuele inkomenstoeslag de gehuwden gezamenlijk toekomt. Worden personen op de peildatum als gehuwden aangemerkt, dan moeten beide gehuwden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geen recht op individuele inkomenstoeslag als gehuwden.

 

Is één van de gehuwden uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag, ingevolge de artikelen 11, 13, eerste lid, of 18 van de Participatiewet, dan komt de andere echtgenoot wel in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag. Als slechts één echtgenoot recht heeft op individuele inkomenstoeslag, komt deze rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.