Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | Landsverordening op de inkomstenbelasting |
Citeertitel | Landsverordening op de inkomstenbelasting |
Vastgesteld door | Minister van Financiën |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | belastingen |
Deze regeling is tevens vastgesteld door de Minister van Algemene Zaken.
Aftrekregeling voor een specifieke categorie buitenlandse belastingplichtigen
Ministeriele regeling werkkleding
Ministeriele regeling uitstel van betaling aanmerkelijk belang
Aanschrijving aftrek premies arbeidsongeschiktheidsverzekering
Regeling ex-patriates
Aanschrijving waardering inkomsten in natura (vrij wonen en privégebruik auto)
Aanschrijving fiscale behandeling inkomen in natura van de Gouverneur
Aanschrijving rente-bestanddeel begrepen in uitkeringen van kapitaalverzekering
Aanschrijving Standaardvoorwaarden voor geruisloze inbreng
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-01-2023 | artikel 17, 22 | 06-12-2022 |
HOOFDSTUK I Belastingplichtigen
Of iemand binnen Sint Maarten woont, wordt naar de omstandigheden beoordeeld, met dien verstande, dat:
zij, die tijdelijk binnen Sint Maarten verblijven en hetzij in Nederland, Aruba of Curaçao wonen, hetzij aldaar geacht worden te wonen volgens de daar geldende wetgeving inzake de belasting naar het inkomen, als niet binnen Sint Maarten wonend worden beschouwd indien hun verblijf niet langer dan een jaar duurt.
HOOFDSTUK II Binnen Sint Maarten wonende belastingplichtigen
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de zuivere opbrengst van het ter beschikking stellen van onroerend goed aan derden gesteld op 65% van de ter zake van dat ter beschikking stellen verkregen voordelen en worden geen andere kosten in aanmerking genomen dan de rente en kosten van geldlening ter verkrijging of verbetering van het onroerend goed, alsmede de premies voor een aan die lening verbonden met de looptijd dalende overlijdensrisicoverzekering.
Als opbrengst van roerend kapitaal worden beschouwd de vruchten van kapitaal, dat niet in onroerende zaken of de rechten waaraan deze zijn onderworpen of in een eigen bedrijf of beroep is belegd, zoals:
rente van inschrijvingen op de grootboeken der Nederlandse of andere schuld, dividenden en rente van aandeelbewijzen, obligaties of andere effecten;
uitkeringen op geldschieting en commandite;
rente van andere schuldvorderingen, uit welken hoofde ook, onverschillig of van de schuld een bewijs is afgegeven en of de betaling door hypotheek of op andere wijze is verzekerd;
rente, begrepen in de aflossing van schuldvorderingen;
liquidatieuitkeringen van vennootschappen, welker kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld, voor zover zij het gestorte kapitaal te boven gaan.
Aandeelbewijzen en obligaties, die aan aandeelhouders anders dan tegen storting van de volle nominale waarde worden uitgereikt, worden als dividenden beschouwd tot het bedrag, ten aanzien waarvan niet blijkt, dat storting heeft plaats gevonden of zal plaats vinden. Bijschrijving op aandeelbewijzen wordt met uitreiking van zodanige bewijzen gelijkgesteld.
Gehele of gedeeltelijke teruggave van hetgeen op aandelen is gestort wordt als dividenduitkering aangemerkt, indien en voor zover deze teruggave kan geschieden uit de zuivere winst, tenzij tevoren het maatschappelijk kapitaal van het lichaam dat de teruggave doet, door wijziging in de akte van oprichting, dienovereenkomstig is verminderd.
Het voordeel uit aandelen in een Vrijgestelde Vennootschap als bedoeld in artikel IA van de Landsverordening op de winstbelasting, alsmede uit aandelen in, lidmaatschapsrechten van en belangen bij een niet in Sint Maarten gevestigd lichaam waarvan de bezittingen volgens de geconsolideerde balans grotendeels bestaan uit kredietverstrekkingen en beleggingen of daarmee overeenkomende werkzaamheden, wordt jaarlijks gesteld op 4% van de waarde welke bij het begin van het kalenderjaar in het economische verkeer aan de aandelen, lidmaatschapsrechten en belangen kan worden toegekend.
Ingeval het aandeelhouderschap, lidmaatschap of belang niet gedurende het gehele kalenderjaar heeft bestaan, wordt het percentage, bedoeld in het vierde lid, naar tijdsgelang berekend waarbij gedeelten van kalendermaanden worden verwaarloosd. Ingeval het lichaam eerst na het begin van het kalenderjaar is opgericht, treedt voor de toepassing van het vierde lid de datum van oprichting in de plaats van het begin van het kalenderjaar.
Voor de toepassing van het vierde lid worden, indien tot de onmiddellijke of middellijke bezittingen van het lichaam aandelen in, lidmaatschapsrechten van of belangen bij een ander lichaam behoren, de bezittingen van dat andere lichaam geacht te bestaan uit beleggingen indien geen geconsolideerde balans wordt overgelegd of anderszins blijkt op welke wijze de bezittingen van dat andere lichaam zijn samengesteld.
Indien met betrekking tot een vennootschap artikel 3, vierde en vijfde lid, van de Landsverordening op de winstbelasting toepassing vindt, wordt voor de toepassing van deze landsverordening de vennootschap niet geacht te zijn ontbonden en het op aandelen gestorte kapitaal wordt daarbij niet geacht te zijn gewijzigd.
Het bepaalde in het vierde lid vindt geen toepassing op het voordeel uit aandelen in kredietinstellingen, hypotheekbanken en verzekeringsmaatschappijen welke officieel zijn genoteerd op bij ministeriële regeling aan te wijzen effectenbeurzen, alsmede op het voordeel uit aandelen in vennootschappen waarvan de feitelijke werkzaamheden aanmerkelijk verschillen van beleggen of daarmee overeenkomende werkzaamheden.
De opbrengst van onderneming en arbeid omvat de niet onder artikel 5 vallende voordelen, die als winst, honorarium, traktement, salaris, loon, vrije woning, vrije kost en inwoning, aandeel in winst of overwinst, tantième, gratificatie, vacatie- of presentiegeld of onder welke naam of vorm ook worden verkregen uit bedrijf of beroep (ambt, waardigheid, bediening en bestaande of vroegere dienstbetrekking door belastingplichtige zelf of door een ander vervuld daaronder begrepen) en uit handelingen, werkzaamheden en diensten van elke aard.
Onder die voordelen worden mede begrepen:
verschillen tussen de verkoopwaarde of, indien deze niet is te bepalen, de geldswaarde en de fiscale boekwaarde van tot het bedrijfs- of beroepsvermogen behorende goederen welke blijken bij overlijden van een belastingplichtige, met dien verstande dat deze geacht worden te behoren tot het inkomen van het laatste in artikel 12 bedoelde jaar of tijdvak;
Bij het bepalen van de winst uit onderneming worden de aan het houden van een personenauto verbonden kosten geacht tot een bedrag van ten minste 15% van de nieuwwaarde van die auto niet te zijn gemaakt ten behoeve van de onderneming, tenzij de ondernemer aantoont dat die auto niet voor privé doeleinden, waaronder woon-werkverkeer, wordt gebruikt.
Ingeval aan een belastingplichtige in verband met het verrichten van arbeid een personenauto ter beschikking is gesteld, wordt tot de inkomsten uit arbeid gerekend ten minste het bedrag waarmee 15% van de nieuwwaarde van die auto de vergoeding die de belastingplichtige ter zake van het gebruik, anders dan ten behoeve van het verrichten van arbeid, verschuldigd is, te boven gaat, tenzij de belastingplichtige aantoont dat die auto niet voor privé doeleinden, waaronder woon-werkverkeer, wordt gebruikt.
Periodieke uitkeringen en verstrekkingen die de tegenwaarde van een prestatie vormen, worden slechts belast voor zover zij, tezamen met op grond van het betreffende recht van de verzekeraar reeds ontvangen uitkeringen en verstrekkingen, de waarde van de prestatie te boven gaan. Tot de waarde van de prestatie worden niet gerekend de bedragen die niet tot het inkomen zijn gerekend dan wel op het inkomen in mindering konden worden gebracht.
In geval de periodieke uitkeringen afkomstig zijn van een stichting particulier fonds of van een trust als bedoeld in Titel 6 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of naar soortgelijk buitenlands recht wordt de terzake van de verkrijging door de stichting particulier fonds of trust betaalde successiebelasting als prestatie aangemerkt. Bij meerdere begunstigden kan de Minister bij beschikking regels geven voor de toerekening van de betaalde successiebelasting aan de begunstigden.
Als inkomen of deel van het inkomen wordt niet beschouwd:
hetgeen bij inbreng van de activa en passiva van een bedrijf in een naamloze vennootschap, openbare of stille vennootschap voor de waarde waarvoor deze activa en passiva zijn opgenomen in de laatste fiscale winstbepalende balans van de inbrenger, de geldswaarde van de verkregen aandelen of deelgerechtigdheid méér bedraagt dan het kapitaalsaldo volgens evengenoemde balans van de inbrenger, mits de naamloze vennootschap, openbare of stille vennootschap zich verplicht de overgenomen activa en passiva met inbegrip van de goodwill van de onderneming in haar openingsbalans te boek te stellen voor dezelfde waarden als waarvoor deze zijn opgenomen in de laatste fiscale winstbepalende balans van de inbrenger en de naamloze vennootschap, openbare of stille vennootschap zich tevens tegenover de Inspecteur verplicht van het stelsel van waarderen, dat door de inbrenger werd toegepast, alleen af te wijken in de gevallen waarin goed koopmansgebruik ook aan de inbrenger zou toestaan van stelsel te veranderen;
het voordeel bedoeld in artikel 6, tweede lid, onder e, mits de nieuwe verkrijger zich verplicht de verkregen activa en passiva met inbegrip van de goodwill in de openingsbalans te boek te stellen voor dezelfde waarden als waarvoor deze zijn opgenomen in de laatste fiscale winstbepalende balans van de overledene en de nieuwe verkrijger zich tevens tegenover de Inspecteur verplicht van het stelsel van waarderen, dat door de overledene werd toegepast, alleen af te wijken in de gevallen waarin goed koopmansgebruik ook aan de overledene zulks zou toestaan;
De opbrengst in de vorige artikelen omschreven wordt ter berekening van het zuiver bedrag verminderd met de kosten tot verwerving, inning, en behoud van de opbrengst en met de op de opbrengst rustende lasten, zoals: de bedrijfs- en beroepskosten, waaronder worden verstaan de kosten nodig voor de uitoefening van een bedrijf of beroep of rechtstreeks daartoe betrekking hebbende, met inbegrip van kosten van onderhoud, verschuldigde renten en belastingen, die op de opbrengst van het bedrijf of beroep drukken; de volgende kosten, voor zover zij niet reeds als bedrijfs- of beroepskosten in aanmerking komen: renten van schulden alsmede kosten van geldlening, kosten vallende op de verzilvering van coupons en kosten van beheer.
Uitgaven tot het voeren van een zekere staat worden niet als bedrijfs- en beroepskosten doch als particuliere uitgaven aangemerkt, ook dan wanneer zij tevens worden gedaan in het belang van het bedrijf, dan wel ter bevordering van de beroepsuitoefening of van enig andere werkzaamheid van de belastingplichtige.
Het bedrag van de op de gezamenlijke opbrengst van dienstbetrekking en andere opbrengst uit arbeid buiten bedrijf betrekking hebbende aftrekbare kosten wordt gesteld op NAƒ500,-. In plaats daarvan kan de belastingplichtige de werkelijke kosten in mindering brengen voor zover deze meer bedragen dan NAƒ 1.000,-. De aftrek bedraagt in beide gevallen echter niet meer dan de opbrengst.
Van de onzuivere opbrengst van een bedrijf of beroep wordt bovendien afgetrokken hetgeen wegens vermindering van de gebruikswaarde moet worden afgeschreven op de aanschaffingskosten van zaken, die voor de uitoefening van het bedrijf of beroep worden gebezigd, op hetgeen bij overname van een bedrijf of beroep voor goodwill werd betaald, zomede hetgeen wegens onverhaalbaarheid moet worden afgeschreven op schuldvorderingen, die tot het bedrijf of beroep betrekking hebben, een en ander volgens goed koopmansgebruik.
Met betrekking tot gebouwen, is deze afschrijving reeds mogelijk, zodra ter zake van de verwerving of de verbetering verplichtingen zijn aangegaan of voortbrengingskosten zijn gemaakt, met dien verstande dat voor ingebruikneming ter zake van aangegane verplichtingen niet meer vervroegd kan worden afgeschreven dan het bedrag dat ter zake van die verplichtingen is betaald.
Onverminderd het bepaalde in het derde lid van dit artikel worden traktementen en andere beloningen alsmede verlofsbezoldigingen, nonactiviteitstraktementen, wachtgelden, onderstanden, pensioenen en gagementen verminderd met de daaraan verbonden verplichte bijdragen voor pensioen en pensioenfondsen, zomede voor spaar- en voorzieningsfondsen, met dien verstande, dat in het laatste geval niet meer in aftrek mag worden gebracht dan 5 % van de opbrengst van de betrekking waaraan de bijdrage is verbonden, tot een maximum van NAƒ 840,-. In het eerste geval mogen slechts de werknemersbijdragen in aftrek worden gebracht.
Behoudens ten aanzien van de opbrengst van bedrijf of beroep worden de kosten tot verwerving, inning en behoud van de opbrengst in aanmerking genomen tot en voor zover in een jaar tegenover die kosten positieve opbrengsten staan. De kosten tot verwerving, inning en behoud van de opbrengst die op grond van het bepaalde in de vorige volzin buiten aanmerking zijn gebleven, kunnen slechts met de positieve opbrengsten van de vijf volgende kalenderjaren worden verrekend en wel in de volgorde waarin ze zijn ontstaan.
In geval in een kalenderjaar een bedrag van meer dan NAƒ 5.000,- wordt geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen, wordt 8 % van het investeringsbedrag ten laste gebracht zowel van de winst van dat jaar als van de winst van het daaropvolgende jaar. Onder investeren wordt verstaan het aangaan van verplichtingen ter zake van de aanschaffing of de verbetering van de bedrijfsmiddelen, die voor de uitoefening van een onderneming binnen Sint Maarten worden gebezigd, zomede het maken van voortbrengingskosten daarvoor. Indien niet alle verplichtingen ter zake op de belastingplichtige drukken, wordt slechts het bedrag dat wel op de belastingplichtige drukt in aanmerking genomen.
Voor zover in een kalenderjaar in nieuwe gebouwen - de verbetering van bestaande gebouwen daaronder begrepen - wordt geïnvesteerd wordt het percentage genoemd in de eerste zin van dit lid verhoogd tot 12% van het investeringsbedrag.
Ingeval in een kalenderjaar goederen, waarop het vorige lid toepassing heeft gevonden, worden vervreemd, wordt van de overdrachtsprijzen een gelijk percentage als ter zake van de investering in die goederen op de voet van het eerste lid ten laste van de winst over de aldaar genoemde jaren kon worden gebracht, ten bate van zowel de winst van dat jaar als van de winst van het daarop volgende boekjaar gebracht. Bijtelling heeft slechts plaats voor zover de vervreemding plaats vindt binnen zes jaar - voor zover betreft gebouwen binnen 15 jaar - na de aanvang van het jaar waarin de investering heeft plaatsgevonden. Bijtelling heeft plaats tot ten hoogste het bedrag waarvoor destijds aftrek is verleend.
Ingeval een investering ongedaan wordt gemaakt dan wel met betrekking tot een investering een vermindering, teruggaaf of vergoeding wordt genoten, geldt zulks als vervreemding van een zaak en het bedrag van die investering, vermindering, teruggaaf of vergoeding als overdrachtprijs. Ingeval een vervreemding ongedaan wordt gemaakt, dan wel met betrekking tot een vervreemding, een vermindering, teruggaaf of vergoeding wordt verleend, geldt zulks als een investering en het bedrag van die vervreemding, vermindering, teruggaaf of vergoeding als investeringsbedrag.
Het bepaalde in artikel 9, vijfde lid, artikel 9A, eerste lid en artikel 10, vierde lid, vindt slechts toepassing, indien door de belastingplichtige een regelmatige boekhouding wordt gevoerd, met geregelde jaarlijkse afsluitingen. Houdt de belastingplichtige op aldus boek te houden dan wordt de reserve volgens artikel 10, vierde lid, opgenomen in de winst van het laatste kalenderjaar met regelmatige boekhouding.
Op de opbrengst uit arbeid, bedrijf en beroep, komen niet in mindering de in artikel 9, eerste lid, bedoelde kosten welke verband houden met de volgende posten:
geldboeten opgelegd door een strafrechter in Sint Maarten en geldsommen betaald aan Sint Maarten ter voorkoming van strafvervolging in Sint Maarten of ter voldoening aan een voorwaarde verbonden aan een besluit tot gratieverlening alsmede door een overheidsinstelling krachtens een landsverordening opgelegde boeten en verhogingen;
misdrijven ter zake waarvan de belastingplichtige door een strafrechter van Sint Maarten bij onherroepelijke uitspraak is veroordeeld, daaronder begrepen de misdrijven die zijn betrokken bij de bepaling van de hoogte van de opgelegde straf en ter zake waarvan het openbaar ministerie heeft verklaard te zullen afzien van strafvervolging;
de kosten en lasten van een tot het ondernemingsvermogen behorende woning, met uitzondering van afschrijving, voor zover deze kosten en lasten meer bedragen dan het bedrag dat ter zake van het gebruik ervan voor de berekening van de loon- of inkomstenbelasting bij de gebruiker als loon of winst in aanmerking wordt genomen, een en ander onverminderd het bepaalde in artikel 16, eerste lid, onderdeel h, onder 2°;
Het gezamenlijk bedrag van kosten als bedoeld in artikel 9, eerste lid, voor zover die verband houden met een hierna te noemen post, wordt, behalve voor zover de kosten ten laste komen van de winst uit bedrijf van de belastingplichtige, in aanmerking genomen met inachtneming van de daarbij gegeven normering:
muziekinstrumenten, geluidsapparatuur, gereedschap, tekstverwerkers, schrijf- en rekenmachines, computers, faxmachines, apparatuur voor telefoongesprekken, andere dergelijke apparatuur, alsmede beeldapparatuur: voor zover het gezamenlijk bedrag per jaar, op basis van afschrijving in drie jaar, uitgaat boven NAƒ 750,-;
Het bepaalde in het eerste lid, onderdelen h en i, en het tweede lid, onderdeel b, is , voor zover de aldaar bedoelde kosten ten laste komen van de winst uit bedrijf van de belastingplichtige, slechts van toepassing op 20% van die kosten. Het voorgaande is niet van toepassing met betrekking tot die kosten en lasten voor zover de onderneming direct is gericht op het vervaardigen of het verhandelen van de aldaar bedoelde goederen dan wel op het verrichten van daarmee verband houdende diensten, en deze deel uitmaken van de omzet.
Voor zover kosten en lasten die verband houden met een misdrijf bij het bepalen van de winst in aanmerking zijn genomen in een of meer van de vijf jaren voorafgaande aan het jaar waarin de veroordeling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel k, onherroepelijk is geworden, dan wel waarin aan de gestelde voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel l, is voldaan, wordt het bedrag ter grootte van de som van deze kosten en lasten gerekend tot de positieve voordelen van de winst uit bedrijf van het laatstbedoelde jaar.
Uitgaven voor aankoop, stichting, verbetering of verandering van gronden, gebouwen, werktuigen, gereedschappen en andere goederen, die voor de uitoefening van het bedrijf of beroep worden gebruikt, uitgaven voor overneming, uitbreiding, verbetering of verandering van het bedrijf of beroep en andere uitgaven van die aard, worden niet als bedrijfs- of beroepskosten beschouwd.
In afwijking van het bepaalde in de derde lid kan, ingeval vergoedingen wegens verlies of beschadiging van een niet in het tweede lid, letter b bedoeld bedrijfsmiddel of de opbrengst bij vervreemding van zodanig bedrijfsmiddel de boekwaarde van dat bedrijfsmiddel dan wel van het beschadigde gedeelte overtreffen, bij het bepalen van de in een kalenderjaar genoten winst in elk geval, indien en zolang het voornemen tot vervanging of herstel van het bedrijfsmiddel bestaat, het verschil gereserveerd worden en blijven tot vermindering van de in aanmerking te nemen kosten van vervanging of herstel. Het bepaalde in de vorige volzin vindt overeenkomstige toepassing ingeval aan het voornemen tot vervanging van het bedrijfsmiddel reeds vóór de vervreemding gevolg is gegeven. De reserve wordt, voor zover zij het verschil tussen de kosten van vervanging of herstel en de boekwaarde van het verlorengegane of vervreemde bedrijfsmiddel dan wel het beschadigde gedeelte daarvan overtreft, in de winst opgenomen.
De op de voet van het vierde lid gevormde reserve wordt uiterlijk in het vierde kalenderjaar volgende op dat waarin de reserve is ontstaan, in de winst opgenomen, tenzij voor de vervanging of het herstel een langer tijdvak vereist is dan wel de vervanging of het herstel, mits daaraan een begin van uitvoering is gegeven, door bijzondere omstandigheden is vertraagd.
Voor de toepassing van artikel 9 vijfde lid, blijft de vermindering van de kosten van vervanging of herstel ingevolge het vierde lid buiten aanmerking; het bedrag van die vermindering wordt geacht naar gelang van de op de voet van artikel 9, vijfde lid, mogelijke afschrijvingen te zijn afgeschreven.
Tot de bestanddelen van het in het vierde lid van artikel 3 omschreven inkomen behoren mede:
hetgeen bij vervreemding van aandelen in een vennootschap waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld en die in liquidatie is getreden of waarschijnlijk binnenkort in liquidatie zal treden, ontvangen wordt boven het op de desbetreffende aandelen gestorte kapitaal; behoudens het bepaalde in het sub 3° van dit lid geldt deze bepaling niet, indien de nieuwe verkrijger een binnen Sint Maarten wonende belastingplichtige is, die bij de verkrijging niet in de uitoefening van een bedrijf of beroep heeft gehandeld;
Eenmalige uitkeringen en verstrekkingen die worden ontvangen van een stichting particulier fonds of trust als bedoeld in Titel 6 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of naar soortgelijk buitenlands recht. Eenmalige uitkeringen en verstrekkingen die de tegenwaarde van een prestatie vormen, worden slechts belast voor zover zij de waarde van de prestatie te boven gaan. De terzake van de verkrijging door de stichting particulier fonds of trust betaalde successiebelasting wordt als prestatie aangemerkt. Bij meerdere begunstigden kan de Minister bij beschikking regels geven voor de toerekening van de betaalde belasting aan de begunstigden.
Bestaat de afkoopsom, schadeloosstelling, tegemoetkoming dan wel het in het eerste lid onder 2° bedoelde bedrag in de toekenning van een recht, dat periodieke opbrengsten oplevert (zoals het recht op een lijfrente of op een winstaandeel) dan worden slechts deze periodieke opbrengsten, doch niet het eraan ten grondslag liggende recht (stamrecht), tot het inkomen gerekend.
Voor de belastingplichtige behoren mede tot een aanmerkelijk belang;
indien hij geen aanmerkelijk belang heeft: de tot zijn vermogen behorende aandelen in, winstbewijzen van en schuldvorderingen, alsmede daarop betrekking hebbende koopopties, op een vennootschap waarin hij geen, maar zijn echtgenoot of een van hun bloed- of aanverwanten in de rechte lijn wel een aanmerkelijk belang heeft.
Onder vervreemding van aandelen, winstbewijzen of schuldvorderingen wordt mede begrepen:
het anders dan door overlijden ophouden binnen Sint Maarten te wonen, hieronder begrepen de situatie waarin de belastingplichtige ingevolge het bepaalde in de Belastingregeling voor het Koninkrijk dan wel een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting voor de toepassing van die regeling, onderscheidenlijk dat verdrag, geacht wordt geen inwoner van Sint Maarten meer te zijn.
De vervreemdingsvoordelen worden gesteld op de overdrachtsprijs verminderd met de verkrijgingsprijs. Ingeval een overdrachtsprijs of verkrijgingsprijs ontbreekt of is bedongen bij een niet onder normale omstandigheden gesloten overeenkomst wordt als overdrachtsprijs, onderscheidenlijk verkrijgingsprijs, aangemerkt de waarde die ten tijde van de vervreemding, onderscheidenlijk de verkrijging, in het economische verkeer aan de aandelen of winstbewijzen kan worden toegekend. Ten aanzien van aan het vermogen van een onderneming onttrokken aandelen of winstbewijzen geldt als verkrijgingsprijs de waarde die daaraan ten tijde van de onttrekking in het economische verkeer kan worden toegekend. Ten aanzien van krachtens erfrecht of huwelijksvermogensrecht opgekomen aandelen of winstbewijzen geldt als verkrijgingsprijs die welke geldt voor de erflater, onderscheidenlijk degene van wiens zijde de aandelen in de gemeenschap zijn gevallen.
Ingeval de belastingplichtige zich metterwoon in Sint Maarten vestigt en op dat tijdstip aandelen in of winstbewijzen van een vennootschap heeft, wordt de verkrijgingsprijs van die aandelen of winstbewijzen gesteld op de waarde die op dat tijdstip in het economische verkeer aan die aandelen of winstbewijzen kan worden toegekend. De vorige volzin vindt geen toepassing ingeval de belastingplichtige zich metterwoon in Sint Maarten vestigt binnen tien jaren na deze metterwoon te hebben verlaten. Indien reeds een belastingaanslag is opgelegd bij vertrek van de belastingplichtige uit Sint Maarten, dan wordt deze belastingaanslag kwijtgescholden en wordt de verkrijgingsprijs gesteld op het bedrag van de verkrijgingsprijs voorafgaande aan zijn vertrek. De eerste volzin vindt voorts geen toepassing ingeval het aandelen of winstbewijzen van een in Sint Maarten gevestigde vennootschap betreft behoudens voor zover blijkt dat de belastingplichtige in verband met het metterwoon verlaten van een ander land belasting verschuldigd is over de waarde-aangroei van die aandelen, winstbewijzen of schuldvorderingen.
Het vijfde lid, onderdeel g, vindt met betrekking tot een aanmerkelijk belang in een niet in Sint Maarten gevestigde vennootschap geen toepassing indien het in dat lid bedoelde ophouden binnen Sint Maarten te wonen plaatsvindt binnen acht jaren nadat de belastingplichtige zich metterwoon in Sint Maarten heeft gevestigd en hij sedert de laatste 25 jaar in totaal niet langer dan tien jaren in Sint Maarten heeft gewoond.
De belasting wordt geheven over het in enig kalenderjaar genoten belastbaar inkomen. Heeft de belastingplicht slechts gedurende een gedeelte van het kalenderjaar bestaan, dan treedt dit gedeelte (belastingtijdvak) daarvoor in de plaats. Ter berekening van de dan verschuldigde belasting wordt het in het belastingtijdvak genoten zuiver inkomen, voor zover hierop het bepaalde in artikel 24, tweede lid, niet wordt toegepast en met uitzondering van het inkomen, bedoeld in artikel 11, tiende en elfde lid, herleid tot een voljaarsinkomen. Van de hierover volgens het eerste lid van artikel 24 verschuldigde belasting, na vermindering van de in artikel 24A bedoelde bedragen, is zoveel driehonderdzestigsten verschuldigd als het aantal dagen bedraagt waarover in het kalenderjaar belastingplicht heeft bestaan.
Bij de toepassing van het bovenstaande wordt iedere volle maand op dertig dagen en het jaar op 360 gesteld, terwijl de dag waarop een belastingtijdvak begint voor een volle dag wordt gerekend en de dag waarop een belastingtijdvak eindigt wordt verwaarloosd.
Is het in het vorige lid bedoelde herleide voljaarinkomen naar het oordeel van de Inspecteur aanzienlijk hoger dan het inkomen dat, had de belastingplicht het gehele kalenderjaar bestaan, naar schatting in dat jaar zou zijn genoten, dan bepaalt evengenoemde autoriteit de verschuldigde belasting in afwijking van het bepaalde in het eerste lid aan de hand van de formule:
belastbaar inkomen genoten in het belastingtijdvak x de belasting van geschat jaarinkomen
het geschatte jaarinkomen volgens het tarief van het eerste lid van artikel 24.
Bij de toepassing van dit artikel worden de bedragen, genoemd in de artikelen 9, derde lid, 16, eerste lid, onderdelen c en h, en het vierde lid, en artikel 16A, eerste lid, onderdeel e, tweede lid, onderdeel c, en het vijfde lid, onderdeel a, evenredig toegepast voor het belastingtijdvak waarover de belastingplicht heeft bestaan.
Heeft die vaststelling plaats nadat de belastingplichtige Sint Maarten metterwoon heeft verlaten dan wel na diens overlijden, dan wordt deze geacht plaats te hebben gehad in het jaar waarin de belastingplichtige Sint Maarten verliet dan wel overleed, doch in ieder geval vóór dit vertrek of overlijden.
Ingeval het huwelijk door overlijden van de belastingplichtige wordt ontbonden wordt diens verlies voor zover dat is voortgevloeid uit andere bestanddelen van het zuiver inkomen dan zijn bedoeld in artikel 20, tweede en derde lid, verrekend met zuivere inkomens van de echtgenoot. De vorige volzin is slechts van toepassing indien zowel de belastingplichtige als zijn echtgenoot op het tijdstip van ontbinding van het huwelijk binnenlands belastingplichtig was.
Ingeval het huwelijk wordt ontbonden anders dan door overlijden wordt het verlies van een belastingplichtige voor zover dit is voortgevloeid uit bestanddelen van zijn zuiver inkomen welke van de zijde van zijn echtgenoot zijn opgekomen en niet kan worden verrekend met zuiver inkomen van de jaren waarin het huwelijk heeft bestaan, uitsluitend verrekend met zuivere inkomens van de gewezen echtgenoot. Met ontbinding van een huwelijk wordt gelijkgesteld het duurzaam gescheiden gaan leven.
giften aan binnen Sint Maarten gevestigde kerkelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke en het algemeen nut beogende instellingen, mits deze giften met schriftelijke bewijsstukken worden aangetoond, indien en voor zover zij in totaal 1% van het inkomen en tevens NAƒ 100,- te boven gaan, met dien verstande dat het in mindering te brengen bedrag ten hoogste 3% van het inkomen beloopt;
rente van schulden en kosten van geldlening aangegaan ter verkrijging, onderhoud of verbetering van de eigen woning, alsmede de premies voor een aan die lening verbonden met de looptijd dalende overlijdensrisicoverzekering, tot ten hoogste een bedrag van NAƒ 27.500,- alsmede het onbenut gebleven deel van het bedrag, genoemd in onderdeel c;
Voor de premies, bedoeld onder letter e van het vorige lid, kan niet meer dan 5 % van het inkomen en niet meer dan NAƒ 1.000,- worden afgetrokken. Voor hen op wie het bepaalde in artikel 9, zevende lid, van toepassing is, kunnen die premies slechts voor aftrek in aanmerking komen, indien en voor zover de volgens dat voorschrift toegelaten aftrek beneden evengenoemde grens blijft. Als giften worden voor de toepassing van het vorige lid onder f uitsluitend aangemerkt bevoordelingen uit vrijgevigheid en niet verplichte bijdragen, indien en voor zover aan deze bevoordelingen en bijdragen geen op geld waardeerbare aanspraak wordt ontleend, alsmede kerkelijke belastingen.
Het maximum bedoeld in het eerste lid onder c en tweede lid van dit artikel en in het derde en zesde lid van artikel 9 gelden voor een aanslag over een vol jaar; indien er sprake is van een belastingtijdvak, worden deze maxima naar evenredigheid verminderd naar gelang het aantal dagen van het belastingtijdvak.
Buitengewone lasten zijn de op de belastingplichtige drukkende uitgaven:
tot voorziening in het noodzakelijke levensonderhoud van eigen en aangehuwde kinderen en pleegkinderen die 27 jaar of ouder zijn en van andere bloed- of aanverwanten in de rechte linie of in de tweede graad van de zijlinie, voor zover die personen niet bij machte zijn zelf inkomsten ter voorziening in hun levensonderhoud te verwerven;
tot voorziening in het noodzakelijke levensonderhoud van kinderen tot 27 jaar die tengevolge van ziekte of gebreken buiten staat zijn om de helft te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen, voor zover die kinderen niet bij machte zijn zelf inkomsten ter voorziening in hun levensonderhoud te verwerven;
Tot de buitengewone lasten worden niet gerekend:
ter zake van studiekosten: andere kosten dan school- of collegegeld, kosten van boeken en ander verplicht lesmateriaal niet zijnde voorwerpen als omschreven in artikel 9C, tweede lid, onderdeel a, alsmede kosten van internationaal vervoer, met dien verstande dat in geval van het eerste lid, onderdeel e, ten hoogste aftrekbaar is de met één reis per jaar per kind gemoeide kosten van vervoer;
HOOFDSTUK III Niet binnen Sint Maarten wonende belastingplichtigen
De niet binnen Sint Maarten wonende personen bedoeld in artikel 1, derde lid, zijn belastingplichtig naar hun gehele belastbaar inkomen genoten in het kalenderjaar of belastingtijdvak, voor zover dit werd verkregen uit de opbrengst van:
andere bestanddelen van het roerend kapitaal, geen effecten zijnde, waarvan de opbrengst afhankelijk is hetzij van de opbrengst van een bedrijf of beroep, dat en voor zover het binnen Sint Maarten wordt uitgeoefend, hetzij van de hoeveelheid of de opbrengst van enig product, binnen Sint Maarten gewonnen, bewerkt of verwerkt;
bedrijven en beroepen (ambt, waardigheid, bediening en bestaande of vroegere dienstbetrekking door henzelf of door een ander vervuld daaronder begrepen), die en voor zover zij persoonlijk of door vaste vertegenwoordigers of gemachtigden binnen Sint Maarten worden uitgeoefend. Indien die uitoefening slechts tijdelijk geschiedt en korter dan drie maanden achtereen duurt, kan bij landsbesluit gehele of gedeeltelijke ontheffing van belasting worden verleend;
aandelen in, of winstbewijzen, obligaties of schuldvorderingen ten laste van een binnen Sint Maarten gevestigde vennootschap waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld, met uitzondering van vennootschappen zoals bedoeld in artikel 9A van de Landsverordening op de winstbelasting en van lichamen die krachtens de Landsverordening op de scheepstonnagebelasting niet onderworpen zijn aan de winstbelasting, indien de genieter in de vennootschap een aanmerkelijk belang heeft in de zin van artikel 11, eerste lid , onder 3°;
vervreemding van tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen in of winstbewijzen van een vennootschap waarbij het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld, met uitzondering van vennootschappen zoals bedoeld in artikel 9A van de Landsverordening op de winstbelasting en van lichamen die krachtens de Landsverordening op de scheepstonnagebelasting niet onderworpen zijn aan de winstbelasting;
een bestaande of vroegere dienstbetrekking door henzelf of door een ander vervuld als bestuurder of commissaris van een binnen Sint Maarten gevestigd lichaam als bedoeld in artikel 1 van de Landsverordening op de winstbelasting, ook in het geval van beperking van de bevoegdheid tot buiten Sint Maarten gelegen gedeelten van de onderneming van dat lichaam;
Het eerste lid, onderdelen e en f, is slechts van toepassing op niet binnen Sint Maarten wonende natuurlijke personen die in de loop van de laatste tien jaren voorafgaande aan het verkrijgen van de opbrengst uit de aandelen, winstbewijzen, obligaties en schuldvorderingen, bedoeld in onderdeel e van genoemd lid dan wel de vervreemding van de aandelen of winstbewijzen, bedoeld in onderdeel f van genoemd lid inwoner van Sint Maarten zijn geweest.
Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel f, wordt de verkrijgingsprijs van aandelen en winstbewijzen die tot een aanmerkelijk belang behoren en ter zake waarvan bij het door de belastingplichtige metterwoon verlaten van Sint Maarten vervreemdingsvoordelen in aanmerking zijn genomen, gesteld op de waarde in het economische verkeer waarvan is uitgegaan voor de berekening van die voordelen.
Het eerste lid, onderdeel d, vindt in elk geval geen toepassing met betrekking tot de uitoefening door een niet binnen Sint Maarten wonende persoon:
van een dienstbetrekking binnen Sint Maarten, indien deze persoon op niet meer dan 183 dagen binnen enige twaalfmaandsperiode werkzaamheden binnen Sint Maarten verricht en de beloning voor die werkzaamheden niet ten laste komt van een binnen Sint Maarten wonende of gevestigde werkgever of van een vaste inrichting als bedoeld in de Landsverordening op de winstbelasting of een beroep of bedrijf binnen Sint Maarten van een niet binnen Sint Maarten wonende of gevestigde werkgever;
van een bedrijf of beroep binnen Sint Maarten, indien deze persoon in het kader van zijn bedrijf of beroep, dan wel, indien de persoon deel uitmaakt van een samenwerkingsverband, het samenwerkingsverband, op niet meer dan 183 dagen binnen enige twaalfmaandsperiode werkzaamheden binnen Sint Maarten verricht.
In afwijking van onderdeel a, eerste volzin, blijft het eerste lid, onderdeel d, onverkort van toepassing op werkzaamheden die worden verricht voor een niet binnen Sint Maarten wonende of gevestigde aannemer of onderaannemer als bedoeld in artikel 21a, eerste lid, van de Landsverordening op de loonbelasting die op basis van artikel 4, vierde lid, van die landsverordening als inhoudingsplichtige wordt beschouwd.
HOOFDSTUK IV Gehuwde belastingplichtigen
Dit artikel is van toepassing op een belastingplichtige die het gehele kalenderjaar gehuwd is geweest zonder duurzaam gescheiden te hebben geleefd, mits zowel de belastingplichtige als zijn echtgenoot binnen Sint Maarten woonde. Indien de belastingplichtige en zijn echtgenoot duurzaam gescheiden gaan leven en binnen zes maanden nadien de samenleving hervatten, worden zij voor de toepassing van dit artikel geacht niet duurzaam gescheiden te hebben geleefd.
Bij de scheiding van goederen blijft op verzoek van een dan wel van beide echtgenoten het tweede lid buiten toepassing. In dat geval wordt de belasting berekend als ware het tweede lid wel van toepassing. Vervolgens wordt de door beide echtgenoten tezamen verschuldigde belasting omgeslagen in verhouding van ieders zuiver inkomen.
Indien ingevolge de artikelen 20 en 20A inkomensbestanddelen van een derde zijn toegerekend aan de belastingplichtige is die derde, onverminderd zijn aansprakelijkheid uit andere hoofde, aansprakelijk voor een evenredig deel van de verschuldigde belasting, bepaald naar verhouding van de zonder toepassing van dat artikel berekende belastbare inkomens.
Van de belasting zijn vrijgesteld de consulaire en andere vertegenwoordigers van vreemde mogendheden, de hun toegevoegde ambtenaren en de bij hen inwonende in hun dienst zijnde personen; allen mits zij vreemdeling zijn en overigens binnen Sint Maarten geen bedrijf of beroep uitoefenen en onder voorwaarde van wederkerigheid.
Bij functionarissen van een door de minister aangewezen internationale organisatie zijn de van die organisatie ontvangen salarissen en overige beloningen vrijgesteld van belasting. De vrijstelling van de eerste volzin geldt niet voor pensioenen en soortgelijke beloningen uit vroegere dienstbetrekking.
Bij functionarissen van een door de minister aangewezen internationale organisatie en hun inwonende gezinsleden die alleen voor het verrichten van de werkzaamheden voor die internationale organisatie binnen Sint Maarten verblijven, behoren alleen de buiten die betrekking verworven opbrengsten als bedoeld in artikel 17, met inachtneming van artikel 18, tot het inkomen. Het overige inkomen is vrijgesteld van belasting. De eerste en tweede volzin zijn in door de minister te bepalen gevallen van overeenkomstige toepassing op ambtenaren van een buitenlandse overheid en hun inwonende gezinsleden die alleen voor het verrichten van de werkzaamheden voor die overheid binnen Sint Maarten verblijven.
in categorie III: een kind van 16 tot 27 jaar dat tot het huishouden van de belastingplichtige behoort en wiens voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding anders dan die bedoeld in onderdelen a en b;
De belastingplichtige, bedoeld in artikel 1, eerste lid, die voldoet aan de in artikel 23D gestelde voorwaarden, kan bij aangifte over enig jaar verzoeken dat over zijn zuiver inkomen in dat jaar en de volgende jaren voor zover het betreft de zuivere opbrengst van buitenlandse bronnen, in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk V van deze landsverordening, de belasting geheven wordt naar een tarief van 10%, opcenten daarbij inbegrepen.
Indien een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan door een belastingplichtige ten aanzien van wie op een verzoek als bedoeld in artikel 23C, eerste lid, gunstig is beslist, en die reeds eerder een verzoek als bedoeld in het eerste lid heeft ingediend waarop gunstig is beslist, vindt het eerste lid geen toepassing.
In afwijking van artikel 23B kan de belastingplichtige, bedoeld in artikel 1, eerste lid, die voldoet aan de in artikel 23D gestelde voorwaarden, bij aangifte over enig jaar verzoeken dat in dat jaar en de volgende jaren over zijn zuiver inkomen hetzij voorzover het betreft de zuivere opbrengst van buitenlandse bronnen, in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk V van deze landsverordening, de belasting wordt geheven naar een tarief van 10 %, opcenten daarbij inbegrepen, hetzij, indien dit in een lagere belasting resulteert, zijn zuiver inkomen voor zover het betreft de zuivere opbrengst van buitenlandse bronnen wordt gesteld op NAƒ 500.000,- en wordt belast op de voet van artikel 24, eerste lid.
Indien een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan door een belastingplichtige ten aanzien van wie in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor het verzoek is ingediend, het tarief, genoemd in artikel 23B, eerste lid, van toepassing is, vindt het tarief, genoemd in het eerste lid, niet eerder toepassing dan met ingang van het derde jaar volgende op het eerste jaar waarop het tarief, genoemd in artikel 23B, eerste lid, van toepassing is.
Onder opbrengst van buitenlandse bronnen wordt voor toepassing van de artikelen 23B en 23C verstaan de som van de volgende zuivere inkomsten:
opbrengst van bestaande of vroegere dienstbetrekking of van overige werkzaamheden uitgeoefend buiten Sint Maarten, tenzij het betreft de opbrengst van bestaande dienstbetrekking als bestuurder of commissaris van een lichaam dat feitelijk of statutair in Sint Maarten is gevestigd als bedoeld in artikel 1 van de Landsverordening op de winstbelasting;
Voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen d, onder 2°, f, g, h en i, worden lichamen wier winst wordt belast op grond van artikel 9A van de Landsverordening op de winstbelasting, en lichamen die krachtens de Landsverordening op de scheepstonnagebelasting, niet onderworpen zijn aan de winstbelasting als niet statutair of feitelijk in Sint Maarten gevestigd beschouwd.
Ten aanzien van de belastingplichtige, bedoeld in artikel 23B of artikel 23C, die in gebreke blijft tijdig volledige aangifte te doen, wordt in afwijking van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, tweede volzin, de in de aanslag te begrijpen belasting verhoogd met de helft van het verschuldigde belastingbedrag.
Artikel 23B respectievelijk artikel 23C vindt geen toepassing met ingang van het in de onderdelen a en b bedoelde tweede belastingjaar respectievelijk met ingang van het jaar waarin de in onderdeel c bedoelde termijn van zes maanden wordt overschreden, ten aanzien van de belastingplichtige, bedoeld in artikel 23B of artikel 23C:
Het inkomen waarop niet het tarief, bedoeld in artikel 23B, eerste lid, dan wel artikel 23C, eerste lid, van toepassing is, wordt belast op basis van artikel 24, eerste lid, met dien verstande dat de belasting ten minste 10% bedraagt van dat inkomen. Bij de berekening van de belasting over het inkomen waarop het tarief van artikel 23B onderscheidenlijk artikel 23C niet van toepassing is, worden de inkomsten waarop dit tarief wel van toepassing is, buiten beschouwing gelaten.
HOOFDSTUK V Bedrag van de belasting
Op verzoek van de belastingplichtige wordt, in afwijking van het eerste lid, het zuivere bedrag van de voordelen bedoeld in artikel 5, eerste lid, laatste zinsnede, artikel 6, tweede lid, onderdelen d en e, alsmede de onder het eerste lid, onder 1° en 2°, van artikel 11 vallende bedragen, voor zover deze niet onder het eerste lid, onder 3°, dan wel het tweede, tiende of elfde lid van dat artikel vallen, belast naar 80% van het verschil tussen de op de voet van de tabel verschuldigde belasting over het belastbaar inkomen en dat over het belastbaar inkomen zonder deze voordelen. Het tarief bedraagt exclusief opcenten niet minder dan 13% en niet meer dan 26%.
In afwijking van het tweede lid wordt bij de toepassing van het eerste lid op een werknemer van een bedrijf dat volledig of gedeeltelijk sluit en op een overheidsdienaar die een Lumpsumregeling overheidsdienaren heeft genoten, in de aldaar genoemde percentages begrepen de landelijke opcenten op de belasting op inkomen, tenzij de betrokken werknemer houder van een aanmerkelijk belang in de zin van artikel 11, eerste lid, onder 3°, is geweest.
In afwijking van het eerste lid wordt het zuivere bedrag uit rente, bedoeld in artikel 5, eerste lid, belast naar een tarief van 5% exclusief opcenten. De in de vorige zin bedoelde rente wordt beperkt tot renten van binnenlandse bank- en spaartegoeden, die door de in Sint Maarten gevestigde banken en andere erkende financiële instellingen worden betaald.
De belastingplichtige die niet binnen Sint Maarten woont, komt in een kalenderjaar waarin hij tevens als binnen Sint Maarten wonende persoon belastingplichtig is, voor zijn periode van buitenlandse belastingplicht in aanmerking voor de basiskorting voor zover deze in de periode van binnenlandse belastingplicht onbenut is gebleven.
De in Sint Maarten wonende belastingplichtige geniet een ouderentoeslag, indien hij bij aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, ten bedrage van NAƒ1030,-. Ten aanzien van de belastingplichtige aan wie de in artikel 20, tweede en derde lid, bedoelde bestanddelen van het inkomen van zijn echtgenoot worden toegerekend wordt dit bedrag op gezamenlijk verzoek van beide echtgenoten verhoogd met het bedrag van de ouderentoeslag van zijn echtgenoot verminderd met diens verschuldigde belasting, tot ten hoogste een bedrag van NAƒ516,-.
Ten aanzien van de belastingplichtige aan wie de in artikel 20, tweede en derde lid, bedoelde bestanddelen van het inkomen van zijn echtgenoot worden toegerekend, kan op gezamenlijk verzoek het bedrag aan kindertoeslag van de echtgenoot aan de andere worden toegerekend. De echtgenoot heeft dan geen recht meer op die kindertoeslag. De minister kan nadere regels stellen op grond waarvan bij twee ongehuwde ouders het recht op kindertoeslag kan worden toegerekend aan de andere ouder dan wel in geval van één-ouderschap de toeslag kan worden verdubbeld.
Bij het begin van het kalenderjaar vervangt de minister de belastingbedragen van de tabel, bedoeld in de artikelen 24, eerste lid, en 24 A, door andere. Deze bedragen worden berekend door de te vervangen bedragen te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor en vervolgens de nodige geachte afrondingen aan te brengen.
De tabelcorrectiefactor is één gedeeld door prijsindexverhouding. De prijsindexverhouding is de verhouding van het gemiddelde van de prijsindexcijfers van de gezinsconsumptie, zoals berekend door deDienst Statistiek, betrekking hebbende op de achttiende tot en met de zevende aan het kalenderjaar voorafgaande maand en het gemiddelde van die prijsindexcijfers, betrekking hebbende op de dertigste tot en met de negentiende aan het kalenderjaar voorafgaande maand.
De minister kan, mits de desbetreffende ministeriële regeling tot stand is gekomen tenminste twee maanden voor het begin van het kalenderjaar, bepalen dat, in afwijking in zoverre van het eerste lid, bij het begin van de in die ministeriële regeling aangewezen kalenderjaren de bedragen van de tabel, bedoeld in artikel 24, eerste lid, worden vervangen door bedragen die hij berekent met een in die ministeriële regeling aangewezen factor, die tenminste de helft van de tabelcorrectiefactor uitmaakt.
HOOFDSTUK VIII Aanslagregeling
Bij ministeriële regeling worden, in afwijking van de artikelen 9, derde lid, en 11, zesde lid, onderdeel b, van de Algemene landsverordening landsbelastingen, regels gesteld met betrekking tot het verlenen van uitstel van betaling voor de duur van tien jaren - te rekenen vanaf de laatste dag van het kalenderjaar waarin de belastingplichtige Sint Maarten metterwoon heeft verlaten - mits voldoende zekerheid is gesteld, voor belastingaanslagen voor zover daarin is begrepen inkomstenbelasting ter zake van de vervreemding van tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen en winstbewijzen waarbij artikel 11, vijfde lid, toepassing heeft gevonden, alsmede met betrekking tot het beëindigen van het uitstel van betaling. Tevens worden bij evengenoemde ministeriële regeling regels gesteld krachtens welke ter zake van de belasting waarvoor op de voet van de vorige volzin uitstel van betaling is verleend, kwijtschelding van belasting kan worden verleend en tot welke bedragen.
Als voorheffing op de inkomstenbelasting wordt aangemerkt de geheven belasting, daaronder niet begrepen de bij naheffing toegepaste verhoging, ingevolge de:
de spaarvermogensheffing, bedoeld in de Landsverordening spaarvermogensheffing overeenkomend met bronheffing die ten aanzien van binnen Sint Maarten wonende belastingplichtigen wordt ingehouden door een land waarmee het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van Sint Maarten een overeenkomst heeft gesloten betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling.
HOOFDSTUK XVI Slot- en overgangsbepalingen
Een ieder die op grond van een landsverordening of een landsbesluit, houdende algemene maatregelen, als inhoudingsplichtige is aangewezen voor personen die bij of voor hem in dienstbetrekking werkzaam zijn of zijn geweest, bestuurders, commissarissen en personen die niet anders dan op provisiebasis werken, hieronder begrepen, is aansprakelijk voor de niet of niet volledig ingehouden en afgedragen inkomstenbelastingbedragen vermeld op de aan hem toegezonden aanslagbiljetten of afdrachtlijsten.