Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Coevorden

VTH-beleidsplan 2023-2027 gemeente Coevorden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieCoevorden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVTH-beleidsplan 2023-2027 gemeente Coevorden
CiteertitelVTH-beleidsplan gemeente Coevorden
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsplan vergunningverlening, toezicht en handhaving 2019-2023, Ruimte om te doen: werk in uitvoering.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-06-202323-05-2023nieuwe regeling

23-05-2023

gmb-2023-263581

Tekst van de regeling

Intitulé

VTH-beleidsplan 2023-2027 gemeente Coevorden

Het college van burgemeester en wethouders van Coevorden maakt bekend dat in zijn vergadering van 23 mei 2023 het ‘ VTH-beleidsplan 2023-2027 (hierna beleidsplan) heeft vastgesteld. Met de vaststelling van het beleidsplan vervalt het beleidsdocument ‘Beleidsplan vergunningverlening, toezicht en handhaving 2019-2023, Ruimte om te doen: werk in uitvoering’.

 

De wettelijke grondslag waarop het beleidsplan is gebaseerd is artikel 7.2 van het Besluit omgevingsrecht. Het beleidsplan treedt in werking met terugwerkende kracht vanaf 23 mei 2023. Het beleidsplan is bekend gemaakt in het elektronisch gemeenteblad. Voor nadere informatie kunt u terecht bij het team Omgevingsontwikkeling, telefoonnummer 14 0524.

 

1. Inleiding

1.1. Aanleiding

Om de inrichting van onze leefomgeving in goede banen te leiden, moet elke gemeente beleid hebben voor de uitvoering van taken vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). De gemeente Coevorden wil met dit beleid richting geven aan het professioneel, integraal en structureel werken aan de VTH taken. Het VTH-beleid is bedoeld om inzicht te geven in de keuzes die wij maken als het gaat om de VTH-taken. We kunnen niet alle VTH-taken die op onze gemeente afkomen uitvoeren. Daarom werken we met op risico’s gebaseerde prioriteiten. Deze prioriteiten geven richting aan de taken die we uitvoeren.

 

Het oude VTH beleidsplan (Ruimte om te doen: werk in uitvoering) loopt tot 2023 en is daarmee aan vervanging toe. Daarnaast is er in de afgelopen jaren heel wat veranderd in de wereld van VTH. Daarom geven we in dit beleid een nieuwe visie weer en stellen we nieuwe doelen, principes en strategieën vast. Een andere directe aanleiding voor de actualisatie van het beleid is de komst van de Omgevingswet, naar verwachting per 1 januari 2024. Het nieuwe beleid dient te voldoen aan de eisen van het nieuwe stelsel dat met de komst van de Omgevingswet wordt geïntroduceerd. Met dit beleid legt de gemeente Coevorden de grondslag voor een goede uitvoeringskwaliteit van de taken op het gebied van VTH in de komende vier jaar.

 

1.2. Wettelijk kader

Het is wettelijk verplicht om VTH-beleid op te stellen. Met dit beleid willen we dus aansluiten bij het geldende omgevingsrecht. We geven met dit beleid ook invulling aan bij de bovenste cyclus van de zogenoemde BIG 8 cyclus. Deze cyclus is landelijk de norm voor het borgen van de kwaliteit van de VTH-taken. De onderste cyclus van de BIG 8 komt terug in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s en jaarverslagen. Hierin beschrijven we wat we precies gaan doen om onze doelen te halen, en waar we nog moeten bijsturen. Meer over de BIG 8 en het wettelijk kader leggen we uit in bijlage VI.

1.3. Positionering en reikwijdte

De grondslag voor het VTH-beleid bestaat niet alleen uit wet- en regelgeving, maar ook uit de bestaande beleidscontext. In de omgevingsvisie worden de ambities, doelen en prioriteiten voor de fysieke leefomgeving vastgelegd. Dit beleid werkt door in verordeningen en bestemmingplannen (na invoering van de Omgevingswet omgevingsplan). Al dit beleid en deze regels hebben een direct raakvlak met het VTH-beleid.

 

In dit beleid zoeken we daarom op strategisch niveau aansluiting bij de andere beleidsstukken en regels die de gemeente heeft. De opbouw van dit VTH-beleid kent daarom een opzet waarin we werken van strategisch naar operationeel niveau.

 

Zoals te zien is op de afbeelding hieronder is die manier van werken vertaald naar de drie onderdelen waaruit het VTH-beleid bestaat: een bestuurlijk kader, een sturingsstijl en strategie van werken, en een uitwerking van de uitvoering. Dit VTH-beleid richt zich op de bovenste twee lagen van de driehoek. Uit dit VTH-beleid vloeien jaarlijks een jaarverslag en een uitvoeringsprogramma voort. Deze zijn onderdeel van de derde laag, gericht op uitvoering.

 

De hierboven beschreven opbouw past bij de beleidscyclus die met de komst van de Omgevingswet wordt geïntroduceerd. Dit beleidsplan legt namelijk de grondslag onder een goede doorwerking van monitoring en evaluatie van de VTH-uitvoeringspraktijk naar de evaluatie en eventuele bijstelling van het instrumentarium van de Omgevingswet.

Het VTH-beleidsplan richt zich op de volgende taakvelden:

1.4. Voor wie is dit beleid bedoeld?

Met dit beleid willen we aan inwoners en bedrijven duidelijkheid geven over de keuzes die we maken op het gebied van VTH. Zo geven wij in dit beleid aan op welke aspecten we letten als we een vergunning in behandeling nemen en hoe we omgaan met overtredingen van de regels. Op die manier weten inwoners en bedrijven waar zij aan toe zijn als ze iets willen bouwen of ondernemen.

 

Daarnaast is dit VTH-beleid bedoeld voor onze eigen organisatie. De keuzes die we maken hebben impact op de manier waarop we onze taken uitvoeren, hoeveel mensen we nodig hebben en hoeveel geld het kost. Ook maakt dit beleid duidelijk aan welke onderwerpen we komende jaren extra aandacht moeten geven en helpt het ons om onze taken goed uit te voeren.

 

1.5. Verantwoording

De nota is tot stand gekomen met inbreng van de bij vergunningverlening, toezicht en handhaving betrokken bestuurders en medewerkers. Daarnaast is het beleid met betrekking tot de milieutaken gebaseerd op het beleid zoals regionaal is vastgesteld in samenwerking met de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUD). Het beleid met betrekking tot brandveiligheid is gebaseerd op het beleid van de Veiligheidsregio Drenthe (VRD). Daarnaast zijn de aanbevelingen van het Interbestuurlijk Provinciaal Toezicht (IBT) van de provincie geïntegreerd in voorliggend beleid. Deze zullen ook worden verwerkt in de uitvoeringsprogramma’s en jaarverslagen. Zie hiervoor bijlage I.

 

1.6. Leeswijzer

In hoofdstuk 2 vertalen we de vaststellingen van hoofdstuk 1 naar bestuurlijke keuzes. We bepalen onze visie en beschrijven onze doelen en uitgangspunten. De vraag die in dit hoofdstuk centraal staat is: wat willen we aan het einde van de looptijd van dit beleid hebben bereikt?

 

Hoofdstuk 3 bevat drie onderwerpen. Allereerst een beschrijving op hoofdlijnen van de gebiedskenmerken. Vervolgens wordt ingegaan op de voor het gebied belangrijkste trends en ontwikkelingen. Het derde onderwerp betreft de beschrijving van de risico’s en aandachtspunten voor de komende jaren. Daarmee scheppen we in dit hoofdstuk de basis voor de daaropvolgende hoofdstukken

 

Aansluitend werken we de bestuurlijke keuzes in hoofdstuk 4 verder uit. We beschrijven de verschillende uitvoeringsstrategieën en geven een beschrijving van de prioriteiten en aandachtspunten per taakveld.

 

Tot slot gaat hoofdstuk 5 in op de uitvoering. Dit betreft de aanpak van de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s, de invulling van de samenwerking met diverse ketenpartners, en gaat in op organisatie en werkwijze. Dit hoofdstuk legt de grondslag voor monitoring en evaluatie.

2. Wat willen we bereiken?

 

In dit hoofdstuk beschrijven we onze missie en visie voor de taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Deze missie en visie zijn de basis voor alles wat we doen bij de uitvoering van VTH. We hebben de missie en visie daarom vertaald naar VTH doelen en uitgangspunten voor onze manier van werken.

 

2.1. Missie voor VTH

We vinden het belangrijk dat we ons VTH-beleid inzetten voor een leefbare, veilige, aantrekkelijke en duurzame gemeente. We moedigen initiatieven vanuit de samenleving aan en bieden waar mogelijk ruimte voor ontwikkelingen. Hierbij houden we ons eigen karakter met historische en culturele waarden in het oog. We vinden het belangrijk om samen met inwoners, bedrijven en ketenpartners te werken aan onze doelen. De uitvoering van onze VTH-taken vindt plaats vanuit de overtuiging dat het stimuleren van eigen verantwoordelijkheid en een goede naleving van wet- regelgeving bijdraagt aan deze missie.

 

2.2. Visie op VTH

We werken samen aan een leefbare, veilige, aantrekkelijke en duurzame gemeente. We zijn duidelijk en transparant in onze werkwijze en sturen op data en prioriteiten. Hierbij nemen wij een faciliterende en ondersteunende rol in. Op deze manier stimuleren we naleefgedrag en eigen verantwoordelijkheid van inwoners en bedrijven. Voor iedereen geldt een gelijk speelveld. We sturen met de inzet van ons VTH-instrumentarium op voorkomen en beperken van risico’s en treden handhavend op waar dat nodig is.

 

Wat we verstaan onder een leefbare, veilige, aantrekkelijke en duurzame gemeente, komt te staan in onze omgevingsvisie. Deze is nagenoeg gereed en zal later dit jaar (2023) worden vastgesteld door de gemeenteraad.

 

2.3. VTH doelen

De missie en visie hebben we vertaald in strategische doelen(zie hieronder). De doelen gaan over onze dienstverlening en houding richting initiatiefnemers, over wat we graag willen bereiken in de leefomgeving en sluiten aan bij onze visie. De doelen werken we nader uit in onze uitvoeringsprogramma’s. Daarin worden ook concrete acties benoemd om te werken aan de doelen en waar mogelijk worden in de uitvoeringsprogramma’s de doelen gekoppeld aan prestatie-indicatoren, zodat we kunnen meten of we onze doelen halen. In hoofdstuk 4 gaan we in op de doelen die we stellen per taakveld. Deze doelen komen voort uit de gebieds-en risicoanalyse die we in hoofdstuk 3 beschrijven.

 

  • 1.

    Omgevingskwaliteit: Een goede omgevingskwaliteit bereiken, met behoud en bevordering van natuur- en cultuurhistorische waarden.

  • 2.

    Veiligheid: De inwoners van de gemeente Coevorden leven in een veilige woon- en/of werkomgeving.

  • 3.

    Eigen verantwoordelijkheid: We willen het bewustzijn van inwoners en bedrijven over de eigen verantwoordelijkheid vergroten en zo ook de naleving van regels bevorderen.

  • 4.

    Duurzaamheid: we willen bijdragen aan een duurzame leefomgeving en houden daarmee rekening in de uitvoering van onze VTH-activiteiten.

  • 5.

    Dienstverlening: duidelijk en transparant en sturen op data en prioriteiten.

  • 6.

    Risicogestuurd: Met inzet van ons VTH-instrumentarium sturen we op voorkomen en beperken van risico’s en treden handhavend op waar dat nodig is.

2.4. Bestuurlijke aandachtspunten

Naast de risicogestuurde prioritering zijn er nog twee belangrijke aandachtspunten meegenomen bij het bepalen van onze prioriteiten in dit beleidsstuk:

 

Mediation is een belangrijk middel dat ingezet kan worden om tot een oplossing van een geschil te komen. Hoe en wanneer we (pre)mediation toepassen wordt uitgewerkt in onze preventiestrategie in hoofdstuk 4.

 

Naast de prioritering uit de risicoanalyse hebben we bij vergunningverlening speciale aandacht voor de bescherming van cultuurhistorie, landschap en (immaterieel) cultureel erfgoed.

 

2.5. Uitgangspunten bij onze manier van werken

Wij vinden het belangrijk om bij te dragen aan de doelen die we in de vorige paragraaf hebben gesteld. Dat heeft invloed op onze manier van werken. In deze paragraaf beschrijven we daarom hoe wij omgaan met vergunningverlening, toezicht en handhaving. Deze uitgangspunten zijn leidend bij het behandelen van aanvragen en meldingen, bij het uitvoeren van inspecties en bij het handhavend optreden. De uitgangspunten zijn hieronder weergegeven. We maken deze uitgangspunten concreet in onze uitvoeringsstrategieën in hoofdstuk 4.

 

  • VTH-taken zijn geen doelen op zich. De gemeente is er voor de samenleving. Vergunningen verlenen en handhaven zijn voor ons geen doelen op zich, maar leveren een bijdrage aan de met de wet- en regelgeving beoogde effecten. Vergunningverlening en handhaving zijn daarmee instrumenten die bijdragen aan de visie en onderliggende doelen van de gemeente.

  • We zijn een deskundige en dienstverlenende organisatie. Wij streven naar het zo goed en zo snel mogelijk behandelen van vergunningen en meldingen. We beperken ons in ieder geval zo veel mogelijk in het overschrijden van de wettelijke afhandelingstermijnen. We werken zorgvuldig. We weten niet alleen de regels, maar ook het doel achter de regels. We communiceren duidelijk over verwachtingen.

  • Voorkomen is beter dan genezen. Preventie verdient de voorkeur boven repressie. Ons handelen is erop gericht repressieve handhaving te voorkomen en (spontane) naleving van de regels te bevorderen. Waar mogelijk zetten we in op (pre-) mediation. Hierbij verliezen wij niet uit het oog dat repressief handhaven soms nodig is en aarzelen we niet om op te treden.

  • We gaan uit van vertrouwen in inwoners en ondernemers. De primaire verantwoordelijkheid voor de naleving van regels en vergunningsvoorwaarden ligt bij burgers en bedrijven, dan wel de partijen die namens hen optreden. We vertrouwen erop en verwachten van hen dat ze hierin nadrukkelijk hun eigen verantwoordelijkheid nemen. We wijzen hen hierop indien het niet (voldoende) gebeurt.

  • Prioriteiten sturen inspanning. We willen en kunnen vanwege beperkte capaciteit niet overal en altijd op de naleving van alle regels toezien. We hanteren selectief toezicht en werken risicogestuurd. Dit uit zich in verschillende niveaus van toetsing bij vergunningverlening en een daarop afgestemd niveau van toezicht. Ook betekent dit dat wij geselecteerde prioriteiten met voorrang oppakken en sommige problemen niet of niet direct aanpakken.

  • Een gelijk speelveld. Voor elke inwoner en bedrijf van de gemeente Coevorden gelden dezelfde regels. Iedereen die een initiatief heeft wordt gelijk behandeld en zal dezelfde procedure moeten doorlopen.

  • Eén overheid. De gemeente wil als overheid met één gezicht optreden. Daarom is samenwerking tussen toezichthouders essentieel. Voor toezicht en handhaving werken we samen met andere bevoegd gezagen, zoals de provincie en het waterschap en met ketenpartners zoals de RUDD en de VRD. Hierover communiceren we duidelijk met initiatiefnemers.

3. Gebieds- en risicoanalyse

 

Om een goed beeld te krijgen van de opgaven op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving moeten we eerst analyseren wat voor gebied onze regio is en wat er op ons af komt. Dit hoofdstuk geeft daarom een overzicht van verschillende onderdelen van de leefomgeving in onze regio. We kijken naar:

 

  • een algemene beschrijving van de deelgebieden binnen de gemeente

  • het type bebouwing binnen de gemeente

  • natuur en landschap

  • soorten bedrijven

  • erfgoed en archeologie

  • evenementen

  • externe veiligheid

We kijken ook naar de opgaven die op ons af komen in de toekomst. Op basis van de gebiedskenmerken en verwachte ontwikkelingen formuleren we een probleemanalyse. Daarnaast maken we een risicoanalyse voor bepaalde bouwwerken en activiteiten. De risico’s wegen we aan de hand van een formule. Hiermee kunnen we de risico’s prioriteren.

 

Al deze onderdelen samen zijn de aandachtspunten waar we met vergunningverlening, toezicht en handhaving rekening mee moeten houden.

 

3.1. Gebiedsanalyse van de gemeente

Het reusachtige noorden

Het reusachtige noorden is het meest noordelijke gebied van de gemeente, aan de rand van de Hondsrug. Het gebied bestaat onder andere uit de dorpen Wezuperbrug, Schoonoord, De Kiel, ’t Haantje en Kibbelveen. Bossen vormen het hart van het gebied, met aan de randen veel vakantieparken en campings. Aan de randen van het gebied is vooral landbouw te vinden.

 

Schoonoord is het grootste dorp met de meeste voorzieningen, het is het enige dorp van omvang in de wijde omtrek. Door de vele toeristen is hier een ruim winkel- en horeca-aanbod, waar de andere dorpen in het gebied ook van profiteren.

 

Voor Schoonoord wordt wat betreft woningbouw ingezet op herstructurering en vernieuwing met verduurzaming van de woningvoorraad. In het hele gebied wordt gezocht naar ruimte voor passend wonen: sociaal, goedkoop en vooral voor jongeren. Ruimtelijk gezien heeft Schoonoord op lange termijn groeipotentie en in de kleinere kernen is er incidenteel en vraaggestuurd ruimte voor nieuwe woningen.

 

Er wordt de komende tijd een integrale gebiedsvisie opgesteld waarin niet alleen wordt gekeken naar mogelijkheden voor de realisatie van een MFA voor Schoonoord en verplaatsingen van de scholen, maar ook naar woningbouwkansen binnen de bebouwde kom en de verduurzaming van de bestaande woningvoorraad. Nieuwe ontwikkelingen moeten qua karakter aansluiten bij de cultuurhistorische kwaliteiten van het gebied. Gezien de vraag en mogelijkheden in dit gebied zijn de komende jaren meer vergunningaanvragen voor het bouwen van woningen te verwachten.

 

We willen de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten van de bossen en de natuurlijke scheiding met het veengebied beschermen en ontwikkelen vanwege de intrinsieke waarde, maar ook in het belang van de recreatie die in dit gebied floreert. Dat willen we behouden en waar mogelijk versterken door in te zetten op meer kwaliteit, zodat de recreatiesector klaar is voor de toekomst. We zetten onder andere in op kwaliteit door illegale permanente bewoning van recreatieverblijven tegen te gaan, door transformatie van niet-vitale recreatieparken naar een andere geschikte functie (bijvoorbeeld wonen) en door het revitaliseren van bestaand aanbod.

Centrum van de boermarken

Het centrum van de boermarken heeft een rijke bewoningsgeschiedenis. Rietgedekte boerderijen, brinken, bossen en beekdalen wisselen elkaar af. Meerdere dorpen hebben een rijksbeschermd dorpsgezicht en vele boerderijen en molens zijn rijksmonumenten. Een mix van functies vindt er een plek: natuur en landbouw, recreatie en wonen. De historie is ook terug te zien in de tradities en evenementen, met ‘het Zuidenveld’ als jaarlijks terugkerend hoogtepunt.

 

Het behoud van de waarden van dit historische cultuurlandschap staat voorop bij de ontwikkeling van dit gebied. De authenticiteit en kleinschaligheid maken het gebied kwetsbaar. Daarom kiezen we hier niet voor grootschalige veranderingen. Dit uitgangspunt geldt in het bijzonder voor de beschermde dorpsgezichten, waar behoud voorop staat. Ook bij dorpsharten die niet gemarkeerd zijn als beschermd dorpsgezicht, is zorgvuldigheid geboden. Door zorgvuldige afwegingen en een goede inpassing van nieuwe initiatieven blijven het historische straatbeeld en het landschapsbeeld zoveel mogelijk intact en herkenbaar.

 

Als het gaat om nieuwbouw dan zijn er bij het dorp Sleen ruimtelijk gezien de meeste mogelijkheden in dit deelgebied. Deze hoofdkern ligt op fietsafstand van Emmen en biedt daarmee een goed perspectief voor woon-werk en eventueel studenten.

In de dorpen Zweeloo, Aalden, Oosterhesselen en omgeving is het passen en meten om woningbouwlocaties te vinden. Aanzienlijke dorpsvernieuwing is hier nauwelijks mogelijk. Voor kleinschalige initiatieven, zoals transformatie van agrarisch naar wonen, splitsing van huishoudens, wonen met zorg (in grote kernen) en andere oplossingen binnen de bestaande bebouwing is wel ruimte. Gezien de woningbouwopgave van de gemeente Coevorden zal in dit gebied met name sprake zijn van aanvragen voor transformatie.

 

Ook in dit gebied moet vorm worden gegeven aan de energiestransitie. De kleinschalige structuur van het gebied is hierbij een aandachtspunt. Ontwikkelingen moeten passen bij de maat en schaal van een dorp of een boerenerf. In dit gebied is geen plek voor grote zonneparken en grote windturbines, maar we geven wel ruimte aan kleinschalige zonneparken.

 

Aalden, Oosterhesselen en Sleen hebben een voorzienende functie voor de omliggende, kleinere dorpen. In deze kernen willen we een mengeling van horeca, winkels, bedrijven en andere (zorg)voorzieningen behouden en versterken. In Sleen wordt onderzocht of er nog voldoende ruimte is voor de lokale middenstand om een passende vestigingsplek te vinden en of het bedrijventerrein vergroot moet worden. Dit betekent wellicht meer vergunningaanvragen van bedrijven de komende jaren.

Lange lijnen in het westen

De ontginning van het hoogveen bepaalt het uiterlijk van dit gebied. Lange, strakke lijnen in het landschap met kanalen, vaarten en wijken. Met rechte beplante wegen en weidse vergezichten. Het beeld wordt afgewisseld met restanten hoogveen die nu als natuurgebiedjes verspreid in het gebied liggen. De snelweg A37 en het kanaal Coevorden-Zwinderen doorsnijden het gebied. Bij Steenwijksmoer zijn grote zonneparken aangelegd en in het zuidelijk deel van het gebied vindt nog steeds gaswinning plaats. Naast Geesbrug ligt een groot bedrijventerrein.

 

In de dorpen is er beperkt ruimte voor groei. Momenteel lijkt er met name behoefte aan woonruimte voor starters en senioren. Door hun ligging nabij de stad Coevorden zijn er in Steenwijksmoer, Nieuwe Krim en Dalerpeel mogelijkheden voor (vernieuwende) woonvormen die aanvullend zijn op het aanbod in de stad. Als nieuwbouw niet binnen het dorp kan, dan kan er worden gekeken naar kleinschalige uitbreiding. Die uitbreiding moet dan wel landschappelijk verankerd zijn en passen bij de landschappelijke en stedenbouwkundige structuren. Hierbij moet worden voorkomen dat linten dichtgroeien of aan elkaar groeien. Bij het verlenen van vergunningen voor nieuwe ontwikkelingen in dit gebied moet hier aandacht voor zijn.

 

Op termijn zijn er groeimogelijkheden voor Geesbrug vanwege de strategische ligging van dit dorp aan de A37, dat ook een perspectief op de uitbreiding van bedrijvigheid geeft. Ook dit betekent wellicht een toename van het aantal vergunningaanvragen.

 

In het grootschalige jonge ontginningslandschap is er ruimte voor agrariërs, passend bij de maat en schaal van het gebied. Dat kan in de vorm van schaalvergroting, verandering of verbreding van het boerenbedrijf, maar wel altijd landschappelijk ingepast. Bij het aanvragen van vergunningen voor agrarische bedrijven hoort dan ook altijd een erfinrichtingsplan. Ook het toezicht op de uitvoering van het erfinrichtingsplan heeft onze aandacht.

Het grootse oosten

Het gebied aan de noord- en oostkant van de stad Coevorden vormt de groene rand om de stad. De overgang tussen de stad en het landelijk gebied is begrensd door de N382.

De landbouw in het gebied is relatief grootschalig.

 

Op recreatief gebied heeft dit gebied grote, landelijk bekende trekkers als Huttenheugte en Plopsa indoor Coevorden. Dit biedt een contrast met de cultuurhistorische waarden van het gebied zoals de Katshaarschans, de hallehuisboerderijen en de klinkerwegen.

 

De dorpen liggen relatief dicht bij de stad Coevorden waardoor inwoners voor een deel van de voorzieningen gericht zijn op de stad Coevorden. In het gebied zijn de oude toegangswegen naar de stad Coevorden nog goed herkenbaar.

 

Uit de woonvisie blijkt een behoorlijke woningbouwopgave voor het dorp Dalen. Om deze opgave te realiseren wordt gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden ten zuiden en ten noorden van het dorp, maar vooral ook naar dorpsvernieuwing om woningen te realiseren binnen de bebouwde omgeving. Omgevingskwaliteit staat hierbij voorop. Voor de andere dorpen en buurtschappen in dit deelgebied wordt voor wooninitiatieven uit de lokale gemeenschap gezocht naar mogelijkheden. Ook in dit gebied zijn de komende jaren meer vergunningaanvragen te verwachten voor het toevoegen van woningen.

 

In het zuidelijk deel van het gebied zijn windmolens gerealiseerd en wordt nog steeds olie gewonnen door de NAM.

Coevorden – Regiostad – Beleefstad

Coevorden ligt op een strategische plek aan de sinds de Middeleeuwen belangrijke handelsroute Münster – Groningen en is de enige stad in Drenthe met een kasteel. Sinds de 16e eeuw ontwikkelde Coevorden zich tot vestingstad en garnizoensstad. Dit is nu te herkennen aan de radiale structuur van de wegen in de oude binnenstad, en de restanten van de vestingwerken, onder meer in het Van Heutsz-park.

 

In Coevorden komen wegen, waterwegen en spoor bij elkaar. Dit is belangrijk voor de economie. De logistiek en maakindustrie zijn belangrijke sectoren, die profiteren van deze verbindingen. De stad heeft met de aanwezige detailhandel, onderwijs en zorginstellingen een belangrijke functie in de regio.

 

De afgelopen jaren is in het centrum leegstand ontstaan en op sommige plekken verpaupering. Met de facelift van de centrumstraten en de vernieuwing van het stationsgebied zijn hier al de nodige stappen gezet. De Markt en Haven, Weeshuisweide en de zone tussen het Van Heutsz-park en de binnenstad gaan in de komende jaren op de schop. Een deel van de hiervoor benodigde vergunningen is al verleend, maar de komende jaren zijn er nog een aantal vergunningaanvragen te verwachten. De historie van Coevorden is bij deze vernieuwingsslag een belangrijk uitgangspunt.

 

Coevorden heeft qua wonen een regiofunctie. Voor de stad ligt er de komende jaren dan ook een flinke woningbouwopgave. Uitvoering geven aan de woningbouwplannen op Ossehaar Fase C is in de komende jaren de belangrijkste uitbreiding voor de stad Coevorden. Verder is er op verschillende plekken ruimte voor woningbouw binnen de gebouwde omgeving. Bij herstructurering wordt gekozen voor het zoveel mogelijk ontwikkelen van woonwijken met een variatie aan woningtypen om de sociale mix en het sociale leefklimaat in de wijken te bevorderen. Het historische karakter en de archeologische en cultuurhistorische waarden zijn factoren om rekening mee te houden, ook bij de beoordeling van omgevingsvergunningen. Dit vraagt bij woningbouw in de stad Coevorden om bijzondere aandacht.

 

Met de huidige veranderingen in het klimaat is het belangrijk om in de binnenstad en de wijken rekening te houden met de effecten van klimaatverandering. Bij het inrichten van openbaar gebied doen we dit door meer groen in de wijken aan te brengen en het klimaatadaptief inrichten van de openbare ruimte.

 

Nabij de stad ligt een flink aantal bedrijventerreinen met een belangrijke functie voor de regionale economie en werkgelegenheid. Deze willen we behouden, versterken en herstructureren. Daarbij is veel aandacht voor de verduurzaming van de bedrijven en het klimaatadaptief maken van bedrijventerrein. Het revitaliseren van de bedrijventerreinen vraagt de komende jaren inzet van zowel vergunningverlening als toezicht.

Aandachtspunten uit de gebiedsanalyse

Als we naar de gemeente Coevorden kijken in bovenstaande aspecten, dan zijn er een aantal algemene aandachtspunten te formuleren op basis van bovenstaande beschrijvingen:

 

  • Bij nieuw- en verbouw is het belangrijk dat het karakter van de omgeving in stand gehouden wordt. Bij het beoordelen van vergunningaanvragen wordt hier waar mogelijk op gelet. Ook het toezicht op de uitvoering speelt hier een rol in.

  • De cultuurhistorie en het landschap worden gezien als kwaliteiten van de gemeente. Deze moeten worden beschermd bij nieuwe ontwikkelingen. In het buitengebied moet dan ook in veel gevallen een erfinrichtingsplan worden aangeleverd bij het aanvragen van een vergunning voor nieuwe ontwikkelingen. Deze wordt getoetst aan de ‘Nota ruimtelijke kwaliteit’. Op de uitvoering van het erfinrichtingsplan wordt toezicht gehouden.

  • De gemeente kent veel (verblijfs)recreatie. Deze moet worden versterkt door in te zetten op kwaliteit, niet op kwantiteit. We doen dit door illegale permanente bewoning van recreatieverblijven tegen te gaan, door transformatie van niet-vitale recreatieparken naar een andere geschikte functie (bijvoorbeeld wonen) en door het revitaliseren van bestaand aanbod. Dit vraagt de komende jaren inzet van zowel vergunningverlening als toezicht.

  • Er ligt een aanzienlijke woningbouwopgave voor de gemeente Coevorden. Bij het realiseren hiervan moeten de kansen en uitdagingen van de verschillende gebieden goed in het oog worden gehouden. De woningbouwopgave betekent een toename van het aantal vergunningaanvragen voor het toevoegen van woningen en daarmee een toename van het aantal uit te voeren controles op de bouw.

  • Er ligt een opgave met betrekking tot de bedrijventerreinen, met name rondom de stad Coevorden. Het revitaliseren van de bedrijventerreinen vraagt de komende jaren inzet van zowel vergunningverlening als toezicht.

 

3.2. Trends en ontwikkelingen (probleemanalyse)

Kijkend naar de gemeente Coevorden kunnen we de volgende trends en ontwikkelingen benoemen die relevant zijn voor ons VTH-beleid:

 

Nieuwbouw en transformatie

Net als in de rest van Nederland heeft ook gemeente Coevorden de komende jaren de uitdaging om te zorgen voor voldoende passend woningaanbod. In december 2021 is door de gemeenteraad de Woonvisie vastgesteld. Hierin is onder andere als doelstelling opgenomen ‘750 extra woningen in 2030’. De exacte aantallen te realiseren woningen per deelgebied zijn te vinden in de Woonvisie. In de woonvisie is ook aandacht voor het realiseren van flexwoningen. Bij het ontwikkelen van nieuwbouwlocaties moeten we bij de vergunningenverlening voldoende aandacht houden voor de leefbaarheid en kwaliteit van de wijken en omgeving. De toename van het aantal (nieuwbouw)woningen vraagt ook meer capaciteit van de toezichthouders. Zij moeten immers controle houden op de bouw.

 

Energietransitie

De energietransitie betekent dat we onze energie steeds meer halen uit hernieuwbare bronnen in plaats van het gebruik van fossiele brandstoffen om de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan. Coevorden moet daarom net als andere gemeentes in de regio invulling geven aan de Regionale Energiestrategie (RES). Dit vraagt om goede inpassing van energieplannen in ons landschap. Ook kunnen nieuwe technologieën in de buurt van woningen mogelijk risico’s opleveren. De VRD en de RUDD adviseren ons hierover. Beide punten vragen aandacht bij het vergunningenproces. Daarnaast moeten gebouwen aan steeds strengere energie- en isolatie-eisen voldoen. Hier moeten we op letten bij de vergunningaanvragen en bij het toezichthouden.

 

Stikstof

Met het wegvallen van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) zijn er grote uitdagingen rondom de stikstofproblematiek in Nederland. Vooral rondom de opgaven met betrekking tot bouwen en agrarische bedrijfsactiviteiten. Nieuwe rekenmodellen, lopende juridische procedures en bestaande situaties zetten dit thema behoorlijk onder (politieke) druk. We moeten aandacht hebben voor de veranderende regelgeving bij het toetsen van vergunningen en hierover duidelijk communiceren met initiatiefnemers. Communicatie met de provincie blijft hierbij belangrijk. Het kennisniveau over dit onderwerp binnen de organisatie is een aandachtspunt.

 

Toezicht op bestaande bouw

Afgelopen jaren wordt er landelijk steeds meer aandacht gevraagd voor toezicht op bestaande bouwwerken. Onder meer door de problemen met breedplaatvloeren in garages en scholen, maar ook door afbrokkelende balkons en instortende daken van voetbalstadions. In Coevorden volgen we de landelijke ontwikkelingen rondom de toezicht op bestaande bouw, en pakken indien dat nodig is extra toezichtstaken projectmatig op bij het aan het licht komen van nieuwe aandachtspunten in bestaande bouw. Na invoering van de Wkb willen we ons structureel richten op het toezicht op bestaande bouw. We starten nu met een risicoanalyse voor bestaande bouw (zie bijlage II), zodat we te zijner tijd het toezicht hierop risicogestuurd kunnen inrichten.

 

Constructieve toetsing van nieuwbouw- en verbouwplannen

Momenteel is er in de organisatie gebrek aan expertise op constructief gebied. Aanvragen voor nieuwbouw en verbouw worden nu in beginsel niet getoetst door een constructeur. Aangezien het de wens is om dit wel te doen is constructieve toetsing meegenomen in de toetsingsstrategie (zie bijlage III). Momenteel wordt onderzocht op welke manier het mogelijk gemaakt kan worden om de bouwplannen door een constructeur te laten toetsen.

 

Klimaatverandering

Klimaatverandering zorgt voor steeds hetere en drogere zomers en steeds extremer weer, zoals veel regen en onweer. In stedelijk gebied kan dat leiden tot hittestress en wateroverlast. Dit kan leiden tot gevaarlijke situaties. In de natuur en het agrarisch gebied kan het leiden tot verdroging van de bodem. Mogelijk heeft dit gevolgen voor de constructies van gebouwen en de inrichting van het openbaar gebied. Daarnaast heeft dit beperkende gevolgen voor activiteiten in het buitengebied. Dit thema vraagt daarom om extra aandacht binnen vergunningverlening en toezicht. Hoewel we hier nog geen concreet beleid voor hebben, krijgt dit aandacht in onze omgevingsvisie. We volgen de beleidsontwikkelingen op dit gebied om hier zo nodig op in te kunnen spelen.

 

Ondermijning

Ondermijnende criminaliteit komt op vele manieren voor en kan lokaal zeer ontwrichtend zijn. In de lokale samenleving zien gemeenten en hun andere bestuurlijke partners zich steeds meer geconfronteerd met allerlei vormen van ondermijning. We hebben aandacht voor het uitvoeren van de Bibob-toets, ons Bibob-beleid zal in 2023 geactualiseerd worden. We zullen actief handhaven bij situaties waarbij ondermijning speelt. Daarnaast zetten we extra in op integraal signaaltoezicht (zie hoofdstuk 4). Het gebruik van leegstaand agrarisch vastgoed voor de productie van illegale drugs heeft hierbij extra aandacht.

 

Huisvesting migranten en vluchtelingen

Landelijk is er aandacht voor het huisvesten voor migranten en vluchtelingen. Illegale bewoning, bijvoorbeeld in schuren of bedrijfspanden is onwenselijk, het kan leiden tot overlast en onveilige situaties. Zo levert het onjuist huisvesten van migranten risico’s op het gebied van brandveiligheid op. Wij doen actief mee aan het Drentse programma Vitale Vakantieparken en hebben een meerjarenplan vastgesteld met betrekking tot handhaving op verschillende recreatieparken. Hierbij is wel oog voor de schrijnende gevallen en zullen wij hen ondersteuning bieden. Voor het huisvesten van arbeidsmigranten wordt in 2023 een beleidsstuk geschreven in relatie tot flexwonen. Daarnaast is ook het opvangen van vluchtelingen een thema wat aandacht vraagt. Zo kan het voorkomen dat gebouwen anders gebruikt moeten worden dan hun functie eigenlijk toelaat. In 2022 hebben wij verschillende locaties beschikbaar gesteld in verband met het opvangen van Oekraïense vluchtelingen. We verwachten de komende jaren ook ruimte te moeten bieden voor het opvangen van vluchtelingen. Dit thema vraagt de komende jaren daarom om extra aandacht voor vergunningverlening en toezicht.

 

Informatieplicht overheden

Afgelopen jaren is er steeds meer aandacht voor een transparante overheid. Daarom is er een informatieplicht. Ook is in 2021 de Wet elektronische publicaties in werking getreden. Deze wet verplicht de gemeente ertoe alle officiële publicaties online te zetten. De wetswijziging heeft als doel om inwoners digitaal volledig te informeren over besluiten die impact hebben op hun leefomgeving. De komende jaren vraagt het onze aandacht om hier bij vergunningverlening en toezicht, samen met onze ketenpartners een goede invulling aan te geven. Welke opgave er precies voor ons ligt wordt op dit moment inzichtelijk gemaakt.

 

Participatie

We hebben onze visie op participatie vastgelegd in de beleidsnota ‘Verbindend besturen en samenwerken’. Verbindend besturen kenmerkt al een groot aantal jaren onze bestuursstijl en onze visie op de relatie tussen ons als overheid en de samenleving. Participatie en dus samenwerking is één van de manieren waarop we daar vorm aan geven. Het gaat daarbij zowel om samenwerking tussen ons als gemeente en inwoners op initiatief van ons (inwonersparticipatie) en op initiatief van inwoners (overheidsparticipatie) als om samenwerking tussen inwoners onderling (onder andere de participatieplicht uit de Omgevingswet). Door de samenleving te betrekken bij onze plannen komen we tot beter beleid en gedragen projecten. We stimuleren de samenleving tot het zelf nemen van initiatief en het werken aan de eigen leefkwaliteit en leefomgeving. Naast onze visie op participatie bevat de beleidsnota een handreiking voor het toepassen van participatie in concrete gevallen.

 

Veranderende regelgeving

Een belangrijke ontwikkeling is de veranderende regelgeving. In Nederland veranderen er de komende jaren een aantal wetten en regels die te maken hebben met vergunningverlening, toezicht en handhaving.

 

De Omgevingswet is een stelselwijziging die de wetten voor de fysieke leefomgeving bundelt en moderniseert. Hierbij gaat het onder meer om wet- en regelgeving over bouwen, milieu, water, ruimtelijke ordening en natuur. Het maatschappelijk doel van de Omgevingswet is om te streven naar een goed evenwicht tussen het benutten en het beschermen van de leefomgeving, met het oog op duurzaamheid, gezondheid, veiligheid en een goede omgevingskwaliteit. De Omgevingswet vraagt om een andere manier van werken, onder andere door meer nadruk te leggen op participatie. Daarnaast komt er met de Omgevingswet ook een digitaal systeem dat alles rondom VTH in één oogopslag duidelijk zou moeten maken. Ook verschuiven er een aantal taken na inwerkingtreding van de Omgevingswet. De bodemtaken gaan bijvoorbeeld van de provincies over naar de gemeentes.

 

Tegelijk met de inwerkingtreding van de Omgevingswet zal ook de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) in werking treden. De Wkb regelt dat de gemeente niet meer toetst aan technische bouwactiviteiten onder gevolgklasse 1, maar dat een private kwaliteitsborger dit gaan doen. Een kwaliteitsborger houdt als private toetser toezicht op de bouw. De gemeente blijft als bevoegd gezag wel verantwoordelijk voor de handhaving. We hebben in de gemeente Coevorden al een Wkb-proefproject gedraaid en zullen in 2023 nog een Wkb-proefproject opstarten. De opgedane ervaring nemen we mee als leerpunten voor wanneer de wet in werking treedt.

 

Als gevolg van deze twee nieuwe wetten ontstaan een aantal aandachtspunten:

 

  • Als er nieuwe regels of vergunningplichten ontstaan, moeten we dit duidelijk communiceren naar initiatiefnemers.

  • We zullen meer toezicht moeten gaan houden op bestaand gebruik van bouwwerken, terwijl alle bouwwerken uit gevolgklasse 1 in principe niet meer tot onze vergunning- en toezichttaken behoren. We blijven wel bevoegd gezag voor het handhaven op overtredingen.

  • Er komen enkele taken naar gemeenten toe, bijvoorbeeld op het gebied van bodem. We moeten hiervoor nieuwe werkprocessen hebben ingericht voor inwerkingtreding van de Omgevingswet.

  • Veel van de veranderingen hebben impact op de VTH werkprocessen, denk bijvoorbeeld aan de introductie van een omgevingstafel. Ook de toevoeging van participatie als indieningsvereiste bij omgevingsvergunningen en het verplichte participatietraject bij bepaalde categorieën buitenplanse omgevingsplanvergunningen hebben impact op de werkprocessen.

  • De veranderende werkprocessen hebben ook een impact op de benodigde capaciteit vanuit de organisatie. De claim op capaciteit zal komende jaren terug moeten komen in de jaarprogramma’s.

3.3. Wat doen we met de aandachtspunten uit de gebieds- en probleemanalyse?

  • In voorgaande analyse zijn ook landelijke thema’s en aandachtspunten beschreven. Nieuwe ontwikkelingen volgen we op de voet en verwerken we waar nodig in onze uitvoeringsprogramma’s.

  • De aandachtspunten worden verwerkt in een toetsings- en toezichtstrategie. Dat betekent dat het aspecten zijn waar we bij vergunningverlening en toezicht extra op letten.

  • De aandachtspunten en thema’s worden meegenomen in de risicoanalyse die we opstellen.

  • Voor alle thema’s volgen we de landelijke ontwikkelingen, we zorgen dat onze VTH medewerkers op de hoogte blijven en eventueel opleidingen volgen waar dat nodig is. Vanaf 2024 starten we met een continue leerprogramma VTH.

  • We houden nauw contact met onze ketenpartners over de verdere ontwikkeling van de aandachtspunten. Waar nodig zetten we de aandachtspunten om in projecten die we oppakken met de VRD, RUDD en andere ketenpartners.

  • We monitoren wat de aandachtspunten betekenen voor onze capaciteit.

3.4. Risicoanalyse VTH en risicosystematiek

Naast de gebiedsanalyse is de risicoanalyse de basis voor het stellen van doelen en prioriteiten, de uitvoeringsstrategieën en het uitvoeringsprogramma. Deze analyse is nodig om het toezicht en handhaving meer structuur te kunnen geven op basis van huidige kennis, ervaring en informatie.

 

De risicoanalyse is uitgevoerd met behulp van risicomodules voor de diverse taakvelden. De risicomodules geven inhoud aan de cijfermatige kant van de probleemanalyse. De risicoanalyse is uitgevoerd door toezichthouders en vergunningverleners van de gemeente op basis van expert judgement.

 

De risicoanalyse is uitgevoerd voor onderstaande taakvelden. Per taakveld zijn hierbij de onderdelen met de uitkomsten zeer hoog risico (I) en hoog risico (II) weergegeven.

 

  • Bouw (nieuwbouw en verbouw)

    Omschrijving

    Klasse

    GK2-3 Wonen Cat III > 1.000.000

    I

    GK2-3 Wonen Cat II 100.000 -1.000.000

    I

    GK2-3 Bedrijf Cat III > 1.000.000

    I

    GK2-3 Publiek Cat III > 1.000.000

    I

    GK1 Wonen Cat III > 1.000.000

    I

    GK1 Wonen Cat II 100.000 -1.000.000

    I

    GK2-3 Kantoor Cat III > 1.000.000

    I

    Basis Onderwijsfunctie / Buitenschoolse Opvang

    I

    GK2-3 Bedrijf Cat II 100.000 - 1.000.000

    I

    GK2-3 Publiek Cat II 100.000 - 1.000.000

    I

    Gezondheidszorgfunctie met bedgebied

    I

    GK2-3 Kantoor Cat II 100.000 - 1.000.000

    II

    GK1 Kantoor Cat III > 1.000.000

    II

    Kinderdagverblijf

    II

    GK2-3 Wonen Cat I < 100.000

    II

    GK1 Publiek Cat III > 1.000.000

    II

    Monumenten

    II

    Gezondheidszorgfunctie zonder bedgebied

    II

    Recreatiewoningen

    II

    GK2-3 Bedrijf Cat I < 100.000

    II

    GK1 Kantoor Cat II 100.000 - 1.000.000

    II

  • Ruimtelijke ordening

    Omschrijving

    Klasse

    (Illegale) bewoning; permanente bewoning recreatieverblijven

    I

    (Illegale) gebruik bedrijf cat. >3.1;

    I

    (Illegale) bouw; grote bouwwerken [bebouwde kom]

    I

    (Illegale) bouw; grote bouwwerken [buitengebied]

    I

    (Illegale) kap [buitengebied]

    I

    (Illegale) gebruik gronden voor opslag gevaarlijke stoffen;

    I

    (Illegale) gebruik wonen;

    I

    (Illegale) bewoning; illegale kamerverhuur

    I

    (Illegale) bouw; monumenten

    I

    (Illegale) kap [bebouwde kom]

    I

    (Illegale) aanleg [buitengebied]

    II

    (illegale) slopen

    II

    (Illegale) bouw; middel bouwwerken [buitengebied]

    II

    (Illegale) bouw; middel bouwwerken [bebouwde kom]

    II

    Landschappelijke inpassing

    II

    (Illegale) bouw; bouwwerken geen gebouw zijnde

    II

    (Illegale) bouw; kleine bouwwerken [bebouwde kom]

    II

    (Illegale) bouw; kleine bouwwerken [buitengebied]

    II

    (Illegale) aanleg [bebouwde kom]

    II

    Excessen welstand

    II

    (Illegale) gebruik bedrijf cat. <2;

    II

  • Bestaande bouw

    Omschrijving

    Klasse

    Bedrijfsgebouwen / fabrieken cat. 2 - cat. 4.1 (incl. bedrijfswoning)

    I

    Huisvesting arbeidsmigranten

    I

    Agrarische gebouwen

    I

    Woonwagens

    I

    Camping / Recreatiepark

    I

    Bedrijfsgebouwen / fabrieken tm cat. 2 (incl. bedrijfswoning)

    II

    Publieksfunctie - horeca

    II

    (Bedrijfs-)verzamelgebouw / multifunctioneelgebouw

    II

    Tijdelijk gebruik/bouw wonen

    II

    Commerciële kinderopvang (dagopvang / BSO / peuterspeelzaal)

    II

    Publieksfunctie - sport

    II

    Wonen - corporatie - hoogbouw/ flat vóór 1995

    II

    Wonen - corporatie - hoogbouw/ flat vanaf 1995

    II

    Onderwijsgebouw

    II

    Publieksfunctie - wonen boven winkel/ horeca/ sport

    II

  • APV en bijzondere wetten

    Omschrijving

    Klasse

    Vergunning evenement type C

    I

    Vergunning evenement type B

    I

    Drugslab

    I

    Aw-vergunning (commercieel)

    I

    Incidentele activiteiten horeca

    I

    Afvaldumping/ zwerfafval

    I

    Jeugdoverlast (criminele jeugdgroep)

    I

    Vergunning evenement type A

    I

    Kwekerijen

    I

    Jeugdoverlast (samenscholing)

    I

    Aw-vergunning (paracommercieel)

    I

    Zwervers

    I

    Plaatsen voorwerpen openbare weg

    I

    Verstrekking aan minderjarigen

    I

    Wederverstrekking

    I

    Ontheffing ex art 35 Aw wet

    I

    Verboden drankgebruik

    II

    Lachgasverbod

    II

    Verontreiniging door honden

    II

    Exploitatievergunning openbare inrichting

    II

    (Ontheffing) Stook verbod

    II

    Tijdelijke gebruiksmelding

    II

    Drugsoverlast op straat

    II

    Aanlijnplicht honden

    II

    Ontheffing plaatsen voorwerpen openbare weg

    II

    Melding plaatsen voorwerpen openbare weg

    II

    Parkeren van fietsen of bromfietsen

    II

    Melding gevaarlijke honden

    II

    Hinderlijke beplanting / gevaarlijke voorwerpen

    II

    Parkeren grote voertuigen

    II

    Doorschenken bij dronkenschap

    II

    Carbidschieten

    II

    APV ontheffing geluidhinder

    II

    Aantasting groen door voertuigen

    II

Centraal in de systematiek van deze risicoanalyses staat de formule: RISICO = KANS x EFFECT. Deze formule is een internationaal geaccepteerde en veel gebruikte methode om een adequate inschatting te kunnen maken van de toe te kennen prioriteit van (onder andere) handhavingstaken. De elementen [KANS] en [EFFECT] zijn ingevuld door middel van thema’s en variabelen. De thema’s onder [EFFECT] komen overeen met het maatschappelijk doel van de Omgevingswet en onze visie op VTH, en raken de onderwerpen veiligheid, duurzaamheid, leefbaarheid en gezondheid. De thema’s onder [KANS] gaan veelal over houding en gedrag en ervaringscijfers.

 

Per taakveld verschilt de uitwerking van de thema’s. Veiligheid voor het taakveld bouwen bestaat nu eenmaal uit andere onderwerpen dan bij het taakveld ruimtelijke ordening. Aan de variabelen zijn scores toegekend die uitdrukking geven aan het risico van een bepaalde taak of object. De uitkomsten van de risicoanalyses zijn opgenomen in bijlage II

 

De RUDD werkt met een eigen U&H-strategie. Deze strategie is tot stand gekomen in samenwerking met alle Drentse gemeenten en de provincie. Ook de VRD werkt met een eigen strategie die tot stand is gekomen met medewerking van de gemeenten.

 

3.5. Duiding uitkomsten risicoanalyse

Het resultaat van de risicoanalyse is een weergave van het risico per bouwwerk of activiteit. De risicoanalyses geven een rangschikking weer van zeer grote risico’s, naar zeer kleine. De risico’s kennen een ordinale rangorde. Een ordinale rangorde houdt in dat de verschillen niet te interpreteren zijn. Anders gezegd, een activiteit met een risico van 50 is niet twee keer zo risicovol als een activiteit met een risico van 25. De enige uitspraak die gedaan kan worden, is dat de ene activiteit een hoger risico bevat dan de andere. De uitkomsten van de risicoprioritering staan in het volgende hoofdstuk, waarin beleidsformats per taakveld worden beschreven.

 

Mede op basis van de risicomodules wordt jaarlijks het uitvoeringsprogramma opgesteld. De monitoring en evaluatie van de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving kan leiden tot het bijstellen van bijvoorbeeld de nalevingscores. De risicomodules kunnen hier op aangepast worden, zodat het uitvoeringsprogramma jaarlijks op basis van actuele gegevens wordt opgesteld.

 

3.6. Prioriteiten

We kunnen onze aandacht niet in dezelfde mate richten op alles wat tot het taakveld VTH behoort. Dat zou onze capaciteit overvragen. Onze prioriteiten liggen bij die activiteiten die het meeste risico met zich meebrengen. Daarnaast leiden de gebiedsanalyse en de probleemanalyse tot enkele aanvullende prioriteiten.

 

Dat zijn:

  • Bescherming van cultuurhistorie en landschap bij nieuwe ontwikkelingen.

  • Kwalitatief versterken van (verblijfs)recreatie (VVP).

  • Woningbouwopgave realiseren met inachtneming van de kansen en uitdagingen van de verschillende gebieden binnen de gemeente.

  • Het revitaliseren van bedrijventerreinen.

Hoe we invulling gaan geven aan onze prioriteiten beschrijven we hierna in de uitvoeringsstrategieën. Hierbij houden we ook rekening met onze in te zetten en beschikbare capaciteit. In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma werken we dat verder uit en leggen we jaarlijks accenten. Het bovenstaande betekent niet dat we geen aandacht zullen geven aan risico’s en taken waar we geen prioriteit aan geven. Het spreekt vanzelf dat we ook daar onze wettelijke taken naar behoren zullen vervullen. Bij de activiteiten die geen betrekking hebben op onze prioriteiten zullen we echter meer reactief dan proactief handelen en zullen we meer globaal toetsen en toezicht houden.

4. Hoe willen we onze doelen bereiken?

4.1. Uitvoeringsstrategieën

Om de juiste keuzes te maken en de gewenste effecten te bereiken moet we bepalen welke uitvoeringsstrategieën we willen hanteren. Deze strategieën gaan over hoe we er als gemeente voor willen zorgen dat het naleefgedrag onder inwoners en bedrijven verbetert, en dat we kunnen aansturen op het verbeteren van de leefomgeving. Dat kan met de volgende strategieën:

 

Preventiestrategie

Hoe voorkomen we dat bedrijven en inwoners wet- en regelgeving niet naleven?

 

Vergunningenstrategie

Waarop richten we vooral onze aandacht bij het toetsen van vergunningaanvragen?

 

Toezichtstrategie

Waarop richten we vooral onze aandacht bij het uitoefenen van toezicht?

 

Handhavingsstrategie

Op welke manier treden wij op tegen overtredingen?

 

Gedoogstrategie

Soms is het niet nodig of wenselijk dat alles op alles wordt gezet om op iedere overtreding te handhaven. We volgen voor het gedogen van bepaalde situaties de gedoogstrategie.

 

Deze uitvoeringsstrategieën werken we in dit hoofdstuk verder uit. De uitvoering strategieën zijn van toepassing op de taakvelden die we zelf uitvoeren. De RUD en VRD werken met hun eigen strategieën, die we regionaal afstemmen.

 

4.2. Preventiestrategie

De preventiestrategie beantwoord de vraag: ‘Hoe voorkomen we dat bedrijven en inwoners wet- en regelgeving niet naleven?’ Door preventief op te treden kunnen overtredingen worden voorkomen.

 

Communicatie

Uit ervaring blijkt dat onvolledige en/of onjuiste aanvragen, maar ook overtredingen, bij burgers en bedrijven, regelmatig voortkomen uit gebrek aan kennis over de geldende wetten en regels. Goede informatievoorziening kan resulteren in een betere bekendheid met geldende wet- en regelgeving. Dit kan op zijn beurt weer leiden tot een betere naleving. Naast algemene informatievoorziening, richten we ons in het bijzonder op potentiële aanvragers en melders om hen aan te sporen zich actief te verdiepen in vereisten die gelden voor het doen van aanvragen en meldingen. We doen dit met name door het beschikbaar stellen van omgevingscoaches en het omgevingsplein. Op het omgevingsplein kunnen initiatiefnemers alle informatie vinden over het indienen van een quickscan, aanvraag of melding. Een intaketafel maakt altijd deel uit van het proces en bij (complexe) plannen die niet in het bestemmingsplan passen werken we daarnaast met een omgevingstafel.

 

De quickscan voorafgaand aan het doen van aanvragen en meldingen is een belangrijk instrument om te zorgen voor volledige aanvragen en meldingen en kortere doorlooptijden. Voor plannen die niet passen in het bestemmingsplan/omgevingsplan bieden wij altijd de mogelijkheid om een omgevingscoach in te schakelen en een quickscan in te dienen. Deze inzet moet voorkomen dat repressie minder vaak en minder snel noodzakelijk is. Met het oog op effectieve communicatie, willen we dit vooral inzetten waar de risico’s het hoogst zijn en waar onze prioriteiten liggen. Daartoe hanteren we ook hier de risicoanalyse.

 

Mediation

Regelmatig komen handhavingsdossiers voort uit intermenselijke problemen, waarbij de onderlinge verhoudingen zijn verstoord en ruzies worden uitgevochten via juridische procedures. In dergelijke gevallen kan mediation een optie zijn. Via bemiddeling door de gemeente zelf of met behulp van een externe mediator proberen wij het geschil tussen partijen bij te leggen. Inzet van mediation is maatwerk en afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Bovendien is instemming van de betrokken partijen een vereiste. Ook pre-mediation kan een optie zijn wanneer bijvoorbeeld een toezichthouder een dreigend conflict constateert dat kan uitmonden in een handhavingsdossier. Voor pre-mediation gelden dezelfde uitgangspunten als voor mediation.

 

Financieel

Een financieel instrument kan ook effectief zijn in het kader van preventie. Te denken valt aan stimuleringsregelingen en subsidies. Door hier bewust mee om te gaan bij de uitvoering van beleid, kan de naleving hierdoor worden verbeterd.

 

Sancties

Het in het vooruitzicht stellen van juridische sancties heeft ook een preventief karakter. Hier gaat immers een afschrikwekkende werking vanuit, waardoor overtredingen worden voorkomen. Ook dit element heeft daarmee een preventief karakter en is onderdeel van de preventiestrategie. In de praktijk merken we dat met het sturen van een brief met een voornemen tot last onder dwangsom inclusief hersteltermijn, er vaak al voldaan wordt aan ons verzoek om de geconstateerde overtreding ongedaan te maken.

 

4.3. Strategie vergunningverlening

De centrale vraag voor de strategie vergunningverlening is: “Waarop richten we vooral onze aandacht bij het toetsen van vergunningaanvragen?’ De risicoanalyse willen we daarbij leidend laten zijn. Met andere woorden, we werken risicogestuurd. Risicogestuurd werken betekent dat we onze capaciteit daar inzetten waar de risico’s het hoogst zijn.

 

We geven uitvoering aan risicogestuurd werken door te toetsen op verschillende diepgangsniveaus. Uiteraard wordt iedere ontvankelijke aanvraag of melding in behandeling genomen. Elk diepgangsniveau is een aanvulling op het volgende diepgangsniveau:

 

Niveau

Diepgangsniveau

0

Geen toets

1

Conceptuele toets

2

Globale toets

3

Verdiepende toets

4

Volledige toets

 

Niveau 0 – Geen toets

Ingediende bescheiden worden enkel gearchiveerd. In de toetsingsstrategie worden toetsingsaspecten die niet relevant zijn daarom aangeduid met een 0.

 

Niveau 1 – Conceptuele toets

De toetser scant de stukken diagonaal en bepaalt op basis van ervaring zijn oordeel over het betreffende toetsingsaspect.

 

Niveau 2 – Globale toets

Van het aspect worden de uitgangspunten gecontroleerd en wordt gecontroleerd of de uitkomsten realistisch zijn.

 

Niveau 3 – Verdiepende toets

Globale toetsing + een verdiepende toetsing op onderdelen en aspecten die door de toetser worden geclassificeerd. Deze onderdelen/aspecten worden inhoudelijk getoetst. Dit kan door een controleberekening uit te voeren.

 

Niveau 4 – Volledige toets

Alle onderdelen/aspecten worden compleet getoetst of opnieuw berekend.

 

Inzet vergunningenstrategie

Als we kijken naar de risicoprioritering uit hoofdstuk 2 dan zetten we het hoogste diepgangsniveau in bij de hoogste risico’s. Concreet betekent dat dat we voor alle activiteiten met de risicoscore ‘zeer hoog’ en ‘hoog’ een verdiepende of volledige toets uitvoeren, in ieder geval op het aspect (constructieve) veiligheid. Ook activiteiten die in een lagere risicoklasse zitten kunnen constructief worden getoetst wanneer er naar het oordeel van de behandelaar sprake is van een risico.

 

Voor de activiteiten en bouwwerken waarvoor een ‘gemiddeld’ of ‘laag’ risico geldt zetten we in op deelaspecten. Zo kan het zijn dat we bij een aanvraag voor een vergunning voor een activiteit met laag risico op een aantal aspecten een conceptuele toets uitvoeren, en op een aantal andere aspecten een volledige toets. Een gedetailleerde tabel met de toetsingsaspecten per taakveld staat in bijlage III. We hebben een vergunningenstrategie opgesteld voor de taakvelden bouwen, ruimtelijke ordening en APV en bijzondere wetten. Voor milieu en brandveiligheid ligt de toetsingsstrategie bij de uitvoeringsorganisaties RUDD en VRD.

 

Dienstverlening in het quickscan-, vergunning- en meldingsproces

Wij vinden het belangrijk dat inwoners en bedrijven zelf verantwoordelijk zijn voor een goede naleving van de regels. Wij vertrouwen er ook op dat zij deze verantwoordelijkheid nemen. Om inwoners en bedrijven hierbij te helpen denken we mee over de te doorlopen procedure en de voorbereiding hiervan. We doen dit met name door het beschikbaar stellen van omgevingscoaches en het omgevingsplein. Op het omgevingsplein kunnen initiatiefnemers alle informatie vinden over het indienen van een quickscan, aanvraag of melding.

 

Door vroegtijdig betrokken te zijn bij de voorbereiding van een vergunning of melding krijgen we ook inzicht in de verschillende belangen die kunnen spelen. We kunnen de initiatiefnemer dan wijzen op de nodige afstemming met ketenpartners en stakeholders die nodig zal zijn. Zowel initiatiefnemer als overige betrokkenen weten hierdoor beter wat ze kunnen verwachten. Bij de quickscan-procedure hoort ook een omgevingstafel, waarbij alle relevante ketenpartners aanwezig zijn. Uiteindelijk zal dit de procedure sneller en soepeler doen doorlopen. Goede communicatie in het voortraject leidt daarnaast tot meer begrip voor de regels en het uiteindelijk te nemen besluit en tot minder juridische procedures, minder overtredingen en minder omgevingsklachten.

 

Samenwerken ketenpartners

Bij sommige aanvragen hebben we te maken met meerdere bevoegde gezagen. Zo voert de provincie de toets op de Wet Natuurbescherming uit, en verzorgt het waterschap de watertoets. Hoewel zij net als de RUDD en VRD hun eigen toetsingsstrategieën hebben, werken we wel als één overheid. Dat betekent dat we helder zijn in onze communicatie rondom vergunningverlening en dat we integraal afstemming zoeken omtrent initiatieven. In lijn met de informatie- en doorzendplicht die wij hebben zorgen we er ook voor dat aanvragen die bij ons binnenkomen en raken aan de bevoegdheden van de provincie of het waterschap gemeld en doorgezet worden aan de betreffende overheid. Waar nodig betrekken we hen ook bij de integrale besluitvorming door middel van de omgevingstafel.

 

Wet Bibob

Als er een risico is op ondermijning (het misbruiken van een vergunning voor criminele activiteiten) dan kan er bij bepaalde activiteiten een Bibob toets worden uitgevoerd. Met een Bibob toets krijgt de gemeente inzicht in de achtergrond van een bedrijf of een persoon. Ons Bibob beleid wordt in 2023 herzien.

 

4.4. Toezichtstrategie

De toezichtstrategie geeft antwoord op de vraag: ‘Waarop richten we vooral onze aandacht bij het uitoefenen van toezicht?’ Hierin werken we risicogestuurd. We zetten onze capaciteit in daar waar de risico’s het hoogst zijn. Net als bij de vergunningenstrategie werken we voor de toezichtstrategie met een aantal diepgangsniveaus voor het toezicht houden:

 

Niveau

Diepgangsniveau

0

Geen toezicht

1

Conceptueel toezicht

2

Globaal toezicht

3

Verdiepend toezicht

4

Volledig toezicht

 

Niveau 0 – geen toezicht

Vergunningen, ontheffingen en meldingen worden slechts gearchiveerd. Er vindt geen toezicht plaats.

 

Niveau 1 – conceptueel toezicht

De toezichthouder houdt minimaal toezicht op slechts de meest relevante voorschriften.

 

Niveau 2 – Globaal toezicht

De toezichthouder kijkt nog steeds naar de meest relevante voorschriften en hanteert hierbij het basisniveau. Het basisniveau wordt bepaald door zijn kennis en ervaring.

 

Niveau 3 – Verdiepend toezicht

De toezichthouder hanteert het basisniveau met betrekking tot alle voorschriften. De toezichthouder bepaalt op basis van kennis en ervaring wat het basisniveau is.

 

Niveau 4 – Volledig toezicht

De toezichthouder ziet volledig toe op de naleving van alle voorschriften en bekijkt dit vanuit de samenhang van de leefomgeving (integraal). De inspectie wordt grondig uitgevoerd.

 

Inzet toezichtstrategie

Bij de inzet van onze toezichtstrategie geldt dat we risicogestuurd werken. Het hoogste diepgangsniveau zetten we in bij de hoogste risico’s. Concreet betekent dat dat we voor alle activiteiten met de risicoscore ‘zeer hoog’ en ‘hoog’ inzetten op volledig toezicht. Voor de activiteiten en bouwwerken waarvoor een ‘gemiddeld’ of ‘laag’ risico geldt zetten we in op deelaspecten van de controles. Op bepaalde onderdelen voeren we conceptueel toezicht uit, op andere onderdelen verdiepend. Een gedetailleerde tabel met de toezichtsaspecten per taakveld staan in bijlage III.

 

Bij toezicht op nieuwbouw en verbouw wordt er bij bouwkosten lager dan 70.000 euro in beginsel geen toezicht gehouden.

 

Voor de taakvelden bestaande bouw en RO werken we vraaggestuurd naar aanleiding van meldingen of handhavingsverzoeken. De meldingen krijgen bij binnenkomst een prioritering toegewezen (zie kopje meldingen en handhavingsverzoeken op de volgende pagina). Dat betekent dat we geen reguliere inspecties plannen op illegale bebouwing, illegaal gebruik of gebreken bij bestaande bouw. De toezichtstrategie richt zich in deze gevallen meer op de deelaspecten waar op gelet wordt als we naar een melding gaan, in plaats van een aparte strategie per type bouwwerk, zoals we dat doen bij de taakvelden bouwen en openbare ruimte en veiligheid. Illegale bouw, illegaal gebruik en toezicht op gebreken bij bestaande bouw zijn onderwerpen die in de komende jaren projectmatig opgepakt kunnen worden. Dit zal dan hoog geprioriteerd worden en specifiek als project aangegeven worden in het uitvoeringsprogramma van een bepaald jaar.

 

Gebiedsgericht toezicht

Het grondgebied van de gemeente Coevorden is voor toezicht opgesplitst in 2 gebieden, met elk gebied een vaste toezichthouder. Dit houdt in dat zodra er een melding of handhavingsverzoek binnen komt er gekeken zal worden binnen welk gebied het valt, deze toezichthouder zal de melding of handhavingsverzoek in behandeling nemen. Naast het uitvoeren van controles naar aanleiding van meldingen of handhavingsverzoeken, houden de toezichthouders ook ambtshalve toezicht in hun gebied.

 

Preventief en proactief

Een van onze uitgangspunten is voorkomen is beter dan genezen. Daarom richten we ons toezicht vooral op de voorkant: we willen zoveel mogelijk voorkomen dat overtredingen plaatsvinden. We stimuleren dat bedrijven en inwoners hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Met de komst van de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen wordt dit steeds belangrijker. Daarom is het nodig dat we de bekendheid met regels, risico’s en maatregelen vergroten voordat de activiteit wordt uitgevoerd. Hiervoor is nodig dat we zichtbaar zijn voor inwoners en bedrijven door veel in het gebied aanwezig te zijn en ons bereikbaar en benaderbaar op te stellen.

 

Meldingen en handhavingsverzoeken

Iedere melding krijgt bij binnenkomst een prioritering toegewezen op basis van de risicoklasse, omvang, impact en urgentie. Aan de hand daarvan bepalen we of, en zo ja, wanneer en hoe de melding in behandeling wordt genomen. In geval van een melding is de gemeente niet aan een beslistermijn gebonden, echter streven wij ernaar om de melder zo spoedig mogelijkheid duidelijkheid te geven. Indien de melding wegens prioritering niet opgepakt wordt dan zal de indiener van de melding hiervan op de hoogte worden gebracht.

 

Bij een schriftelijk verzoek om handhaving hebben we een beginselplicht tot handhaving, ook in een actieve gedoogsituatie, tenzij bijzondere omstandigheden vergen dat we dit niet doen, bijvoorbeeld wanneer er concreet zicht is op legalisatie. We nemen zo snel mogelijk (mondeling of schriftelijk) contact op met de verzoeker om handhaving of diens gemachtigde. Bij een geconstateerde overtreding zal verder worden afgewogen hoe hiermee wordt omgegaan. Zie hiervoor de handhavings- en de gedoogstrategie. Anonieme meldingen en verzoeken om handhaving worden in beginsel niet opgepakt.

 

Bij zowel een melding als een handhavingsverzoek waarvan bepaald is dat het opgepakt wordt, zal de toezichthouder een bezoek aan de locatie brengen en een verslag opstellen van eventuele geconstateerde overtredingen. De toezichthouder zal in gesprek gaan met de betrokken partijen over de melding of handhavingsverzoek. Indien er sprake is van een dreigend conflict kan in het kader van pre-mediation het gesprek aangegaan worden om te onderzoeken of er een oplossing is waar alle betrokken partijen tevreden mee zijn.

 

Integraal signaaltoezicht

Dit VTH-beleid beoogt het integraal koppelen van de VTH taken in de openbare ruimte (APV en bijvoorbeeld de Alcoholwet) en de bouw- en milieutaken. De uitvoering van deze taken ligt bij verschillende teams, en dus ook bij verschillende vergunningverleners en toezichthouders. Met het oog op het integraal toezicht houden is het wenselijk om de samenwerking tussen bouw- en woningtoezicht en de BOA’s (belegd met toezicht op de APV en veiligheidstaken) te vergroten. We gaan daarom inzetten op integraal signaaltoezicht. Dat houdt in dat de BOA’s tijdens hun toezichtstaken letten op overtredingen in de taakvelden bouw en milieu, en dat de toezichthouders voor bouwen letten op overtredingen op het gebied van openbare ruimte en veiligheid. Niet alleen intern willen we het signaaltoezicht versterken, we willen deze manier van samenwerken ook intensiveren met onze ketenpartners. Met de RUDD en de VRD gaan we in gesprek over signaaltoezicht. Ongeacht het werkveld van een toezichthouder signaleren toezichthouders (vermoedelijke) overtredingen en melden deze bij de toezichthouder die gaat over dat taakveld. Een vermoedelijke overtreding wordt verder afgehandeld zoals andere meldingen en handhavingsverzoeken.

 

4.5 Handhavingsstrategie

Wanneer toezicht niet leidt tot het beëindigen van een overtreding is een gemeente in beginsel verplicht tot handhaven. Het uitgangspunt daarbij is om de overtreding te doen beëindigen en om herhaling in de toekomst te voorkomen. We hebben de mogelijkheid om zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk te handhaven. Bestuursrechtelijke handhaving is het afdwingen van naleving van de regels door middel van juridische of bestuursrechtelijke maatregelen zoals een last onder dwangsom, bestuursdwang, een bouwstop, het intrekken van de vergunning of zelfs een bestuurlijke boete en bestuurlijke strafbeschikking. Dat we deze mogelijkheid hebben, betekent niet dat we direct van die mogelijkheid gebruik maken.

 

Landelijke handhavingsstrategie Omgevingsrecht(sanctiestrategie)

Handhaven is maatwerk. Hoe zwaar we optreden is afhankelijk van de context en de ernst van de overtreding. Per overtreding dient daarom een gedegen afweging gemaakt te worden. Naast de corrigerende en straffende werking, heeft de sanctiestrategie ook een preventieve rol. Een passende interventie op het goede moment, kan leiden tot betere intrinsieke naleving van de regels door derden.

 

Hiervoor hanteren we de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO).De LHSO bestaat uit een interventiematrix (zie bijlage IV) waarin aan de hand van twee elementen de overtreding wordt ‘geclassificeerd’. Aan de hand van vijf stappen kan de handhaver de positie (segment) in de matrix bepalen en conform dat segment handelen. Deze vijf stappen zijn op hooflijnen beschreven in bijlage V.

 

Er vindt bij ingewikkelde handhavingszaken afstemming tussen bestuur, ketenpartners, politie en Openbaar Ministerie plaats over het toepassen van sancties. Het toepassen van de LHSO leidt zo tot afgestemd en effectief bestuurs-en/of strafrechtelijk handelen.

 

Handhavingstraject

Als het toezichttraject of een eventueel mediationtraject niet tot een oplossing van het geschil leidt, zal een handhavingstraject opgestart worden.

 

Afhankelijk van de situatie en melding zal er als eerste eventueel een constateringsbrief verzonden worden, hierin wordt verzocht om binnen een bepaalde termijn de geconstateerde overtreding te beëindigen. Mocht de overtreding niet beëindigd zijn zal er in de meeste gevallen vervolgens een voornemen last onder dwangsom verzonden worden. In deze brief zal beschreven worden welke overtreding er geconstateerd is, waarom er sprake van een overtreding is en wordt er meestal een hersteltermijn opgenomen waarbinnen de overtreder de overtreding moet beëindigen. Er zal ook een mogelijkheid gegeven worden voor het indienen van een zienswijze. Hierin kan de overtreder zijn reactie geven op hetgeen wat in het voornemen is opgenomen.

 

Indien na afloop van de hersteltermijn blijkt dat de overtreding is opgeheven zal er een afsluitingsbrief naar de overtreder verzonden worden dat het dossier is afgesloten.

Als er wordt geconstateerd dat de overtreding nog steeds bestaat zal een besluit last onder dwangsom genomen worden. In het besluit last onder dwangsom wordt nogmaals de overtreding beschreven, zal de hoogte van de dwangsom bepaald worden en wordt de begunstigingstermijn bepaald. In dit besluit zal de eventuele zienswijze meegenomen worden. Indien geconstateerd wordt dat na afloop van de begunstigingstermijn de overtreding niet is beëindigd, zal van rechtswege de vastgestelde dwangsom worden verbeurd.

 

Na het doorlopen van het handhavingstraject bestaat de mogelijkheid om de dwangsom in te vorderen via een invorderingsbesluit. De ervaring leert dat de meeste overtredingen beëindigd zijn na het doorlopen van een handhavingstraject. Mocht dit niet het geval zijn, dan kunnen wij een nieuw handhavingstraject starten met eventueel een hogere dwangsom of het toepassen van bestuursdwang. Als er sprake is van verzwarende omstandigheden schalen we op in de op te leggen sanctie.

 

Vitale Vakantieparken Drenthe

Zoals in hoofdstuk 3 is aangegeven doen wij actief mee aan het Drentse programma Vitale Vakantieparken en hebben we een meerjarenplan vastgesteld met betrekking tot handhaving op de verschillende recreatieparken. Hoe het handhavingstraject er binnen Vitale Vakantieparken precies uit komt te zien wordt op moment nader uitgewerkt.

 

4.6 Gedoogstrategie

Soms is het niet nodig of wenselijk dat alles op alles wordt gezet om op iedere overtreding te handhaven. Het gedogen van een situatie kan dan een oplossing zijn. Onder gedogen verstaan we het (voorlopig) achterwege laten van handhaving na het constateren van een overtreding. Het constateren van een overtreding volgt altijd uit een controle van een toezichthouder. Gedogen is dus niet van toepassing op zaken die we niet geconstateerd hebben.

 

Om te voorkomen dat we lichtvaardige of willekeurige gedoogsituaties laten ontstaan stellen we grenzen aan het gedogen. We hanteren de volgende criteria bij het beoordelen van een mogelijke gedoogsituatie:

 

Gedogen is altijd uitzondering, in beginsel gedogen we niet

Van de bevoegdheid tot gedogen wordt terughoudend, zorgvuldig en verantwoord gebruik gemaakt. Gedogen kan gerechtvaardigd zijn:

 

  • Als handhaving zou leiden tot onrechtvaardigheden. Bijvoorbeeld bij overmachtssituaties of de inwerkingtreding van nieuwe wetgeving waarvan redelijkerwijs mag worden verwacht dat de overtreding daarmee wordt gelegaliseerd.

  • Als het achterliggende belang evident beter is gediend met gedogen, bijvoorbeeld door afspraken te maken over wanneer een overtreding zal worden hersteld.

  • Als een zwaarder wegend belang gedogen rechtvaardigt. Bijvoorbeeld wanneer er informele toezeggingen zijn gedaan en een overtreder daardoor op onjuiste regels heeft gehandeld. De vertrouwensbreuk kan dan zwaarder wegen.

De omvang van de gedoogsituatie dient zo beperkt mogelijk te zijn en gedogen is altijd tijdelijk van aard

Het gedogen dient niet langer te duren en niet in grotere mate plaats te vinden dan gerechtvaardigd wordt door de anders optredende onbillijkheid of door het achterliggende of zwaarder wegende belang dat het gedogen rechtvaardigt. Als het gedogen omvangrijk of structureel dreigt te worden, dient heroverweging van de norm zelf plaats te vinden. Onder bepaalde omstandigheden kan gedogen voor langere tijd aanvaardbaar zijn, indien en zolang geen structurele verbetering van de norm mogelijk is.

 

Zo mogelijk dient de gedoogsituatie te worden gelegaliseerd

Bij gedogen streven we altijd naar legalisatie. Dit heeft altijd de voorkeur boven gedogen. Het kan ook zijn dat tot gedogen wordt besloten, juist omdat er uitzicht is op legalisatie. Als legalisatie dan niet mogelijk blijkt, is dit aanleiding om de gedoogbeslissing te heroverwegen.

 

Gedogen is altijd expliciet en gebaseerd op een kenbare zorgvuldige belangenafweging

Elk gedoogbesluit moet expliciet en schriftelijk kenbaar worden gemaakt. In dit besluit moet een zorgvuldige belangenafweging naar voren moeten komen, evenals een duidelijke omschrijving van welke voorwaarden er aan de het gedogen worden gesteld. Over de noodzaak tot gedogen, de voorwaarden en de werkwijze tijdens de gedoogperiode, plegen wij vooraf overleg met de overtreder, belanghebbenden en als dat nodig is relevante ketenpartners.

 

Voorwaarden voor gedogen

Hoewel gedogen erg afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, zijn er een aantal voorwaarden waar dit in alle gevallen aan moet voldoen.

 

  • Het gedogen vindt uitsluitend actief (dus schriftelijk en onder voorwaarden) plaats. Dit betekent dat passief gedogen niet aanvaardbaar is. Bij actief gedogen wordt een gedoogbeschikking afgegeven. Dit heeft tot gevolg dat de belangen van alle belanghebbenden in de belangenafweging moeten worden meegenomen.

  • Een gedoogbeschikking wordt alleen afgegeven op schriftelijk verzoek van de overtreder. Het verzoek moet alle relevante informatie bevatten die nodig is om tot een weloverwogen besluit te kunnen komen.

  • De gedoogbeschikking is voorzien van voorwaarden die de omvang en periode van gedogen vastleggen.

  • De beschikking is persoonsgebonden en niet overdraagbaar.

  • Het voldoen aan de gedoogbeschikking wordt periodiek gecontroleerd.

  • Er wordt uitsluitend gedoogd zolang de gedoogvoorschriften niet overtreden worden. Indien de voorwaarden van de gedoogbeschikking worden overtreden, wordt deze ingetrokken en wordt direct overgegaan tot handhavend optreden.

  • Het gedogen mag niet langer voortduren dan voor de huidige overtreder noodzakelijk is.

4.7. Sturing en strategie per taakveld

In deze paragraaf beschrijven we de sturing en strategie per VTH-taakveld. We onderscheiden daarbij de taakvelden:

 

  • Bouwen

  • Ruimtelijke ordening

  • Bestaand gebruik bouwwerken

  • Openbare ruimte en veiligheid

Op de volgende pagina’s geven we een overzicht waarin we duidelijk maken wat het taakveld inhoudt en welke taken daarbij horen. Daarnaast beschrijven we welke risico’s en aandachtspunten voor het taakveld van toepassing zijn. Tot slot formuleren we per taakveld een aantal doelstellingen. Deze komen voort uit de visie, doelen, leidende principes en de gebieds- en risicoanalyse.

 

Bouw

 

Beleidsdoelen

Indicatoren

Minimale waarde

Wijze van meten

1.1 Vergunningen en meldingen worden binnen de wettelijke termijn afgehandeld

% binnen de wettelijke termijn verleende vergunningen en meldingen (aantal vergunningen en meldingen in relatie tot wettelijke termijn)

95%

Data uit powerbrowser

1.2 Naleefgedrag vergunningvoorschriften

% naleving van de vergunningvoorschriften bij eerste controle

85%

Steekproefsgewijs (10%)

1.3 Naleefgedrag controles

% naleving van de bouwregels bij hercontrole na constatering (over het totaal aantal uitgevoerde controles)

85%

Steekproefsgewijs (10%)

1.4 Veilige bouwwerken

a. vergunningverlening

b. toezicht

% bouwwerken dat bij vergunningverlening én toezicht (na controle) voldoet aan de veiligheidseisen uit het bouwbesluit

a. 100%

b. 85%

Steekproefsgewijs (10%)

1.5 Duurzame bouwwerken

a. vergunningverlening

b. toezicht

% bouwwerken dat bij vergunningverlening én toezicht (na controle) voldoet aan de energiezuinigheids- en milieueisen uit het bouwbesluit

a. 95%

b. 80%

Steekproefsgewijs (10%)

1.6 Toetsen volgens toetsingsstrategie

% behandelde vergunningen waarbij getoetst is volgens de toetsingsstrategie

95%

Steekproefsgewijs (10%)

 

Doelen

 

  • Dienstverlening: duidelijk en transparant en sturen op data en prioriteiten

  • Eigen verantwoordelijkheid: we willen het bewustzijn van inwoners en bedrijven over de eigen verantwoordelijkheid vergroten en zo ook de naleving van regels bevorderen

  • Veiligheid: de inwoners van de gemeente Coevorden leven in een veilige woon- en/of werkomgeving

  • Duurzaamheid: we willen bijdragen aan een duurzame leefomgeving en houden daarmee rekening in de uitvoering van onze VTH activiteiten

  • Risicogestuurd: Met inzet van ons VTH-instrumentarium sturen we op voorkomen en beperken van risico’s en treden handhavend op waar dat nodig is

 

Ruimtelijke ordening

 

Beleidsdoelen

Indicatoren

Minimale waarde

Wijze van meten

1.1 Naleefgedrag controles

a. Ambtshalve controle

b. Controle n.a.v. melding

% naleving bij hercontrole na constatering (opheffen van de strijdigheid met bestemmingsplan/omgevingsplan)

a. 60%

b. 60%

Steekproefsgewijs (10%)

1.2 Handhavingsverzoeken worden binnen de wettelijke termijn afgehandeld

% binnen de wettelijke termijn genomen handhavingsbesluiten

85%

Data uit powerbrowser

1.3 We zetten waar mogelijk mediation in voor we op handhaving overgaan

% overtredingen die worden verholpen na een mediationtraject

60%

Data uit powerbrowser

 

Doelen

 

  • Eigen verantwoordelijkheid: we willen het bewustzijn van inwoners en bedrijven over de eigen verantwoordelijkheid vergroten en zo ook de naleving van regels bevorderen

  • Dienstverlening: duidelijk en transparant en sturen op data en prioriteiten

  • Omgevingskwaliteit: een goede omgevingskwaliteit bereiken, met behoud en bevordering van natuur- en cultuurhistorische waarden

 

Bestaande Bouw

 

Beleidsdoelen

Indicatoren

Minimale waarde

Wijze van meten

1.1 Naleefgedrag controles

% naleving over het totaal aantal uitgevoerde controles (aantal controles en het naleefgedrag)

60%

Steekproefsgewijs (10%)

1.2 Handhavingsverzoeken worden binnen de wettelijke termijn afgehandeld

% binnen de wettelijke termijn genomen handhavingsbesluiten

Steekproefsgewijs (10%)

1.3 We zetten waar mogelijk mediation in voor we op handhaving overgaan

% overtredingen die worden verholpen na een mediationtraject

60%

Data uit powerbrowser

1.4 Veilige bouwwerken

% bouwwerken dat bij controle voldoet aan de veiligheidseisen uit het bouwbesluit

75%

Steekproefsgewijs (10%)

 

Doelen

 

  • Eigen verantwoordelijkheid: we willen het bewustzijn van inwoners en bedrijven over de eigen verantwoordelijkheid vergroten en zo ook de naleving van regels bevorderen

  • Dienstverlening: duidelijk en transparant en sturen op data en prioriteiten

  • Omgevingskwaliteit: een goede omgevingskwaliteit bereiken, met behoud en bevordering van natuur- en cultuurhistorische waarden

  • Veiligheid: de inwoners van de gemeente Coevorden leven in een veilige woon- en/of werkomgeving

 

Openbare ruimte en veiligheid

 

Beleidsdoelen

Indicatoren

Minimale waarde

Wijze van meten

1.1 Vergunningen en meldingen worden binnen de wettelijke termijn afgehandeld

% binnen de wettelijke termijn verleende vergunningen en meldingen (aantal vergunningen en meldingen in relatie tot wettelijke termijn)

95%

Data uit het medewerkerportaal

1.2 Naleefgedrag controles

a. Ambtshalve controle

b. Controle n.a.v. melding

% naleving na uitgevoerde controle

a. 85%

b. 85%

Steekproefsgewijs (10%)

1.3 We voeren wanneer mogelijk gesprekken met overtreders over het naleven van de regels voor we overgaan op handhaven

% overtredingen die worden verholpen na een waarschuwing

50%

Data uit City Control

 

Doelen

 

  • Dienstverlening: duidelijk en transparant en sturen op data en prioriteiten

  • Eigen verantwoordelijkheid: we willen het bewustzijn van inwoners en bedrijven over de eigen verantwoordelijkheid vergroten en zo ook de naleving van regels bevorderen

  • Omgevingskwaliteit: een goede omgevingskwaliteit bereiken, met behoud en bevordering van natuur- en cultuurhistorische waarden

5. Monitoring, evaluatie en rapportage

 

In dit laatste hoofdstuk gaan we in op de uitvoering van onze VTH-taken. We beschrijven hoe we samenwerken met onze ketenpartners, hoe we willen monitoren of we onze doelen halen, de aanpak van de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s en jaarverslagen en gaan in op de invulling van de samenwerking in de regio.

 

5.1 Samenwerking en afstemming rondom VTH

Waar dat toegevoegde waarde heeft, voeren wij ons toezicht multidisciplinair en integraal uit en zoeken wij de samenwerking met onze partners. Denk daarbij aan de toezichthouders van andere handhavingsorganisaties zoals de politie, Belastingdienst, RUDD, waterschappen, VRD, andere gemeenten of andere instanties. Op deze manier kunnen wij efficiënter en effectiever toezicht houden en blijft de toezichtlast voor burgers en ondernemers lager.

 

Waar multidisciplinaire of integrale controles niet mogelijk zijn werken wij zoveel mogelijk met signaaltoezicht. Dat houdt in dat als wij tijdens controles voor andere bevoegde gezagen relevante zaken constateren, wij hen daarover zullen informeren. Daarnaast wisselen wij onderling informatie uit. Samenwerking en/of afstemming vindt in ieder geval plaats met de VRD, RUDD, politie, OM, Belastingdienst, provincie Drenthe en de waterschappen.

 

Het signaaltoezicht richten we ook binnen onze eigen organisatie in: we willen de samenwerking tussen BOA’s en toezichthouders voor bouw- en woningtoezicht intensiveren. Zie hiervoor hoofdstuk 4.

 

Bij vrijwel iedere VTH casus zijn in de praktijk naast de vergunningverleners en toezichthouders ook adviseurs betrokken. Denk bijvoorbeeld aan adviseurs op het gebied van ruimtelijke ordening, integrale veiligheid en ondermijning, monumenten en cultuurhistorie. Daarnaast werken we samen met adviseurs bij de RUDD voor milieugerelateerde casussen en VRD rondom (brand)veiligheidsthema’s.

 

5.2 Monitoring

Om de invloed en effecten van de inspanningen op gebied van vergunningen, toezicht en handhaving te kunnen te meten, is het noodzakelijk om ieder jaar een jaarverslag op te stellen. Hierin worden gegevens opgenomen zoals het aantal aangevraagde vergunningen, uitgevoerde controles en aantal en soort overtredingen. Deze gegevens moeten per taakveld worden vastgelegd.

 

Monitoring dient twee doelen. Allereerst kan op basis van monitoring achterhaald worden of de geformuleerde doelstellingen behaald zijn. Dit is belangrijk voor de verantwoording en effectiviteit van het beleid. Op de tweede plaats dient monitoring het doel om gegevens te generen die belangrijk zijn voor het eventuele bijstellen van prioriteiten en de inzet van capaciteit. Om die reden worden in het beleidsplan en in het uitvoeringsprogramma indicatoren opgenomen die het meten van de doelstellingen mogelijk maken. Naast het meten op de indicatoren, blijft het ook altijd van belang om kwalitatieve input, die voortkomt uit het dagelijks werk van de medewerkers, te genereren en te evalueren.

 

Belangrijk bij monitoring is dat het niet enkel gebaseerd is op het vastleggen van aantallen, maar op een achterliggend doel. Dit betekent dat de focus komt te liggen op de outcome: de effecten van de toetsing en toezicht waarbij aan de voorkant de beoogde effecten worden benoemd. De beleidsdoelen die voortvloeien uit de strategische doelen zijn output-gestuurd. Dat maakt de voortgang en de resultaten meetbaar door middel van indicatoren.

Dit vormt de basis voor een betere sturing op de geformuleerde doelen.

 

Binnen onze organisatie wordt gewerkt met verschillende registratiesystemen. Een deel van de VTH-taken wordt geregistreerd in hetzelfde systeem als de RUDD. Handhavingszaken en zaken op het gebied van openbare ruimte en veiligheid worden in een ander systeem geregistreerd. De VRD houdt haar werkzaamheden bij in een eigen registratiesysteem. De registratiesystemen moeten voldoende informatie opleveren om te kunnen monitoren en sturen op onze doelen. Om te kunnen sturen op en om te controleren of datgene dat geprogrammeerd is ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd, hebben we binnen de gemeente een accounthouder RUDD en een eigenaar RUDD. De accounthouder stuurt voornamelijk op inhoud en uitvoering en de eigenaar op strategie en financiën.

 

5.3 Evaluatie en rapportage

Evaluatie is nodig om te kunnen beoordelen of het gevoerde beleid effectief is en of de gestelde prioriteiten en doelen kunnen worden uitgevoerd. Wij borgen met indicatoren dat de juiste informatie op tafel komt zodat beleid en uitvoeringsprogramma waar nodig bijgesteld kunnen worden. Dit zal gebeuren bij de jaarlijkse evaluatie van het uitvoeringsprogramma, in het jaarverslag.

 

De evaluatie verzorgt de sluiting van de BIG-8 en tevens de opening voor het opnieuw doorlopen van de cyclus. Aan de opbouw van het jaarverslag zijn geen wettelijke eisen gesteld. Wel is gesteld dat rapportage plaatsvindt over de resultaten van het uitgevoerde beleid. Een consistente opbouw vanuit de risico- en probleemanalyse, strategie, programmering en uitvoering is essentieel. Daarnaast is het van belang om ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving en beleid mee te nemen in de evaluatie, omdat dit het VTH-beleid en het uitvoeringsprogramma kan beïnvloeden.

 

In de verslaglegging staat op welke wijze de voorgenomen activiteiten zijn gerealiseerd. Daarnaast is aangeven in hoeverre zij hebben bijgedragen aan de vastgelegde doelstellingen. In de evaluatie worden daarom de volgende onderdelen gerapporteerd:

 

  • De monitoringsresultaten van de indicatoren en op basis daarvan een analyse op het voldoen aan de geformuleerde doelstellingen;

  • Analyse van de aangevraagde vergunningen;

  • Inzicht in de verbetering dan wel verslechtering van het naleefgedrag;

  • Voorstellen voor eventuele bijstellingen in beleid, takenpakket of bedrijvenbestand.

De evaluatie is het laatste onderdeel in het proces van het uitgevoerde beleid en vormt tevens het vertrekpunt voor het nieuw uit te voeren beleid. De evaluatie maakt inzichtelijk welke bijdrage het uitgevoerde beleid heeft gehad ten aanzien van de opgestelde visie en de doelen en geeft inzicht in het naleefgedrag. Deze gegevens kunnen aanleiding geven om de risicoanalyses aan te passen en doelen bij te stellen. De evaluatie vormt daarnaast een belangrijke basis voor het opstellen van het uitvoeringsprogramma voor het volgende jaar.

 

5.4 Uitvoeringsprogramma

Gemeenten zijn verplicht om jaarlijks een uitvoeringsprogramma opstellen voor de uitvoering van hun taken op het gebied van VTH. Het uitvoeringsprogramma is gebaseerd op het VTH-beleidsplan en geeft inzicht in onze beschikbare en benodigde capaciteit, prioriteiten en maatregelen voor het komende jaar. Om inzicht te geven in onze capaciteit en de inzet van onze tijd op VTH-taken, bevat het uitvoeringsprogramma in ieder geval de volgende onderdelen:

 

  • Hoeveel en welke vergunningaanvragen we verwachten;

  • Welke controles we verwachten uit te voeren;

  • Hoeveel meldingen en handhavingsverzoeken we verwachten;

  • Welke VTH gerelateerde projecten er lopen;

  • Hoeveel fte dit vraagt, en hoeveel fte er beschikbaar is.

 

Bijlage I – Evaluatie IBT

 

Verbeterpunt IBT

Uitleg

Maatregel

2022: Er is nog een duidelijke verbeterslag te maken. Het jaarverslag zal tijdig en meer in afstemming met het nieuwe programma dienen te worden opgesteld.

Het jaarverslag van 2021 is te laat aangeleverd. De begeleiding van Antea Group was destijds nog niet gestart.

Samen met Antea Group wordt gewerkt aan een nieuw jaarverslag dat aan de eisen van het IBT voldoet.

2022: Er is nog een verbeterslag te maken inzake het programma. In samenwerking met een extern bureau zullen de doelen, risico's, prioriteiten en capaciteit het komende jaar beter in beeld en in overeenstemming moeten worden gebracht.

Het uitvoeringsprogramma voor 2022 is te laat aangeleverd. De begeleiding van Antea Group was destijds nog niet gestart.

Samen met Antea Group wordt gewerkt aan een nieuw uitvoeringsprogramma dat aan de eisen van het IBT voldoet.

2021: Het uitvoeringsprogramma en jaarverslag (tijdig) aanleveren.

Ten tijde van het opstellen van het jaarverslag van 2021 van het IBT was er nog niets aangeleverd. De gemeente Coevorden is dan ook onder verscherpt toezicht gesteld.

Uiteindelijk zijn de documenten aangeleverd. Om de VTH-beleidscyclus goed op orde te krijgen is Antea Group ingeschakeld om de VTH-beleidsmedewerkers te coachen en ondersteunen bij het opstellen van het nieuwe beleid, uitvoeringsprogramma en jaarverslag.

 

Bijlage II – Uitkomsten risicoanalyses

 

Bouw

 

Ruimtelijke ordening

 

Bestaande Bouw

 

Openbare ruimte en veiligheid

 

 

Bijlage III – Toetsings- en toezichtsstrategieën

 

 

Toetsingsstrategie bouw

 

 

Toezichtsstrategie bouw constructie

Toezichtsstrategie bouw

 

 

Toetsingsstrategie APV

 

Toezichtsstrategie APV

 

 

Toetsingsstrategie RO

 

Toezichtsstrategie RO

 

Toezichtsstrategie bestaande bouw

 

Bijlage IV – Interventiematrix LHSO

Bijlage V – stappen LHSO voor interventiematrix

 

Stap 1: positionering bevinding in de interventiematrix

De handhaver beoordeelt de (mogelijke) gevolgen van de overtreding voor milieu, water, natuur, veiligheid, gezondheid en/of maatschappelijke relevantie door in de interventiematrix een segment te selecteren. Vervolgens doet de handhaver dit ook voor het tweede element: gedrag van de overtreder. Hierdoor wordt de positie in de interventiematrix bepaald. Indien de handhaver niet in staat is om het gedrag van de overtreder te typeren, dan is typering B (onverschillig/reactief) het vertrekpunt.

 

Wanneer er verzachtende argumenten zijn, zoals legalisatie, wordt in de interventiematrix één segment naar links en één segment naar onder verplaatst. Als er verzwarende argumenten, zoals recidive, wordt in de interventiematrix één segment naar rechts en één segment naar boven opgeschoven. Bij meerdere verzwarende of verzachtende argumenten wordt er maar één keer verplaatst in de interventiematrix.

 

Stap 2: bepalen verzwarende aspecten

Na het positioneren in de interventiematrix dient de handhaver de verzwarende aspecten te beoordelen. Het gaat hier om de toets aan zeven criteria om naast bestuursrechtelijk optreden ook eventueel strafrechtelijk handhaven in te stellen.

  • Onomkeerbare gevolgen/geen herstelsanctie mogelijk

  • Recidive

  • Verkregen financieel voordeel (winst of besparing)

  • Combinatie met andere relevante strafbare feiten

  • Medewerking van malafide deskundigen (“facilitators”)

  • Waarheidsvinding

  • Normbevestiging

Stap 3: Optreden aan de hand van de interventiematrix

De LHSO heeft als uitgangspunt om de meest effectieve interventie neer te zetten. Hierbij wordt uitgegaan van het principe zo licht mogelijk starten met interveniëren gericht op herstel en het vervolgens snel inzetten van zwaardere interventies als naleving uitblijft.

 

Stap 4: bepalen of afstemmingsoverleg nodig is

De handhaver bepaalt of overlegt van het bestuur met politie en OM, dan wel van politie en OM met het bestuur over de toepassing van het bestuurs-en/of strafrecht conform de interventiematrix.

 

Stap 5: vastlegging

De doorlopen stappen en genomen beslissingen worden verifieerbaar en transparant vastgelegd in een rapport.

 

Bijlage VI – Wettelijk kader

 

Het wet- en normenkader voor het inrichten en uitvoeren van het VTH-beleid is door de jaren heen sterk ontwikkeld. Onderstaand wordt inzicht gegeven in het huidige wet- en normenkader, met daarna een doorkijk naar de Omgevingswet.

 

Wabo en Bor

In 2009 hebben het Rijk, VNG en het IPO een ‘packagedeal’ gesloten. Dit is een bestuurlijk afsprakenkader met als doel het doorvoeren van een verbetering van de kwaliteit en uitvoering van de VTH-taken in Nederland. In deze deal is afgesproken een landelijk dekkend netwerk van omgevingsdiensten te creëren en om uniforme kwaliteitscriteria vast te stellen voor de VTH-taken alsmede een uniforme landelijke handhavingsstrategie (LHS).

 

In 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden die de basis vormt voor een groot deel van de vergunningen op het domein van de fysieke leefomgeving. Om de bestuurlijke afspraken uit de packagedeal wettelijk te borgen, is de Wabo gewijzigd door het aannemen van de Wet VTH (verbetering van vergunningverlening, toezicht en handhaving). Deze wijziging van de Wabo en het Besluit omgevingsrecht (Bor) bevat de wettelijke verplichting tot het oprichten van omgevingsdiensten. Tevens wordt bepaald dat gemeenten een zogenoemd ‘basistakenpakket’ (voor wat betreft de uitvoering) over dient te dragen aan een omgevingsdienst. Hiervoor stellen zij een verordening kwaliteit VTH vast. De gemeente blijft wel bevoegd gezag voor de uitvoering van deze basistaken. Voor de niet-basistaken bestaat de zorgplicht: zorgdragen voor de kwaliteit van uitvoering van de VTH-taken. Het interbestuurlijk toezicht (IBT) van de provincie ziet daar op toe. Het overdragen van het basistakenpakket heeft ten doel om de uitvoering van complexe VTH-taken effectief te laten plaatsvinden door specialisten met ervaring. Een ander doel is het waarborgen van de continuïteit.

 

Kwaliteitscriteria VTH

In de Wet VTH zijn kwaliteitscriteria opgenomen (kwaliteitscriteria 2.3). De kwaliteitscriteria vormen het fundament om tot een adequate uitvoering van de VTH-taken te komen. Deze kwaliteitscriteria bestaan uit twee sets aan criteria:

  • 1.

    De criteria voor de kritieke massa geven invulling aan het vakmanschap van de medewerkers VTH met betrekking tot voldoende opleiding, ervaring, kennis en het onderhouden en borgen daarvan.

  • 2.

    De procescriteria dragen zorg voor een sluitende beleidscyclus en de kwaliteitsborging van de verschillende stappen daarin.

Het doel van de kwaliteitscriteria is om de VTH-taken te professionaliseren en om de kwaliteit in de organisatie te borgen.

 

De procescriteria van de kwaliteitscriteria 2.3 zijn in het Bor geborgd. Daarmee is de beleidscyclus voor de uitvoering van de VTH-beleidstaken juridisch vastgelegd. De criteria voor de kritieke massa blijven op basis van de packagedeal een bestuurlijke afspraak en zijn niet wettelijk vastgesteld. Deze criteria kunnen dienen als referentiekader.

 

De gemeente Coevorden heeft in 2017 een Verordening kwaliteit VTH opgesteld. Deze verordening heeft als uitgangspunt dat de gemeente Coevorden zich conformeert aan de kwaliteitscriteria (destijds nog 2.1) voor wat betreft de basistaken. Bij afwijkingen kan worden uitgelegd waarom de gemeente niet voldoet (het zogenaamde ‘comply or explain’ beginsel). De kwaliteitscriteria zijn derhalve een cruciaal richtsnoer. Hoewel de kritieke massa niet wettelijk is geborgd, is het wel een logische keuze van gemeenten om deze te hanteren.

 

Omgevingswet

Op grond van de Omgevingswet (Ow) en het Omgevingsbesluit (Ob) is het aan de bevoegde gezagen om:

 

  • Zorg te dragen voor een goede kwaliteit van de uitvoeringstaak en de handhavingstaak (artikel 18.20 Ow);

  • Een uitvoerings- en handhavingsstrategie in documenten te hebben waarin doelen worden gesteld en welke werkzaamheden met het oog op die doelen zullen worden verricht (artikel 13.5 Ob);

  • Voor de omgevingsdiensten (in ons geval de RUDD) dienen de bestuursorganen die daarin deelnemen uniform VTH-beleid op te stellen (artikel 18:23 Ow jo 13.5 Ob).