Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Westerwolde

Verordening Inburgering gemeente Westerwolde 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWesterwolde
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Inburgering gemeente Westerwolde 2022
CiteertitelVerordening Inburgering gemeente Westerwolde
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 121 van de Gemeentewet
  2. Wet inburgering 2021
  3. Participatiewet
  4. Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-06-2023nieuwe regeling

15-12-2021

gmb-2023-261097

Z/20/101473/D-369431

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Inburgering gemeente Westerwolde 2022

De raad van de gemeente Westerwolde; op voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 2 november 2021, no. Z/20/101473/D-369431, afdeling Samenleving;

 

gelet op;

 

  • -

    artikel 121 van de Gemeentewet;

  • -

    de Wet inburgering 2021;

  • -

    de Participatiewet;

  • -

    de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat;

 

  • de Wet inburgering 2021 de verantwoordelijkheid voor de begeleiding en ondersteuning van inburgeringsplichtigen tijdens hun inburgering bij de gemeente heeft belegd;

  • die verantwoordelijkheid binnen de gemeente bij het college van burgemeester en wethouders berust;

  • de Wet inburgering 2021 de gemeenteraad geen bevoegdheid tot het vaststellen van verordeningsregels in medebewind geeft;

  • artikel 121 van de Gemeentewet de gemeenteraad wel de autonome bevoegdheid geeft tot het maken van een gemeentelijke verordening ten aanzien van onderwerpen waarin door wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen is voorzien, voor zover die verordening met die wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale verordeningen niet in strijd is;

  • de gemeenteraad van de gemeente Westerwolde met deze verordening van deze bevoegdheid gebruik maakt;

b e s l u i t :

 

vast te stellen de Verordening Inburgering gemeente Westerwolde 2022.

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerwolde;

    • b.

      inburgeringsplichtige: de inwoner die volgens artikel 3 van de Wet inburgering 2021 inburgeringsplichtig is;

    • c.

      wet: de Wet inburgering 2021.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet inburgering 2021, het Besluit inburgering 2021, de Regeling inburgering 2021 en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 2. Verrekenen boete met bijstandsuitkering

  • 1.

    Het college kan de bestuurlijke boete, die hij op grond van de wet aan de inburgeringsplichtige heeft opgelegd, verrekenen met de algemene bijstandsuitkering.

  • 2.

    Het college sluit bij het verrekenen aan bij de geldende beleidsregels terugvordering en verhaal.

  • 3.

    Onder ‘verrekenen’ wordt in dit artikel verstaan verrekenen, zoals geregeld in artikel 4:93 van de Awb.

Artikel 3. Cliëntenparticipatie

De gemeenteraad betrekt ingezetenen van de gemeente bij het gemeentelijk beleid betreffende inburgering overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend. Daarvoor sluit de gemeenteraad aan bij de Adviesraad Sociaal Domein Westerwolde.

Artikel 4. Gemeentelijk toezichthouder

  • 1.

    Het college kan een toezichthouder aanwijzen, die belast is met het houden van toezicht op de naleving van de uitvoering van de wet.

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen over de bevoegdheden van de toezichthouder.

Artikel 5. Overgangsrecht

  • 1.

    De navolgende bepalingen zijn van toepassing op boeteprocedures ten aanzien van de inburgerings-plichtigen, zoals bedoeld in artikel X, tweede lid tot en met vijfde lid, van de Wijzigingswet Wet inburgering (Stb.2012, 430) en die vallen onder de Wet inburgering, zoals deze gold tot 1 januari 2013.

  • 2.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,- indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, als bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de Wet inburgering -zoals deze gold tot 1 januari 2013-.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,- indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening, als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Wet inburgering -zoals deze gold tot 1 januari 2013- of aan de door het college bij beschikking opgelegde verplichting(en):

    • a.

      het deelnemen aan de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

    • b.

      het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider van het inburgeringsbedrijf;

    • c.

      het deelnemen aan voortgangsgesprekken met de trajectbegeleider, die namens de gemeente;

    • d.

      voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

    • e.

      het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

  • 4.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de Wet inburgering -zoals deze gold tot 1 januari 2013- bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de Wet inburgering -zoals deze gold tot 1 januari 2013- verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 5.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, als bedoeld in lid 2, bedraagt ten hoogste € 250,- indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 6.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, als bedoeld in lid 3, bedraagt ten hoogste € 500,- indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 7.

    De bestuurlijke boete, als bedoeld in lid 3, bedraagt ten hoogste € 500,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of artikel 33 van de Wet inburgering -zoals deze gold tot 1 januari 2013- vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 6. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt tegelijk met de Wet inburgering 2021 in werking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Inburgering gemeente Westerwolde.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 15 december 2021.

De raad voornoemd,

raadsgriffier

voorzitter

Toelichting

Algemene toelichting

De Wet inburgering 2021 kent aan de gemeenteraad geen bevoegdheid toe tot het maken van een verordening in medebewind. Dit laat onverlet dat de gemeenteraad op grond van artikel 121 van de Gemeentewet nog wel de autonome bevoegdheid heeft om een zogenoemde “posterieure verordening” te maken. Het mag daarin gaan over onderwerpen ten aanzien waarvan door wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen niet is voorzien en voor zover de verordening van de gemeenteraad niet met die wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen in strijd is. In deze verordening is gebruik gemaakt van deze bevoegdheid. Bij de artikelsgewijze toelichting is telkens opgenomen waarom gebruik is gemaakt van de bevoegdheid en waarom er wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 121 van de Gemeentewet. In een aantal gevallen bieden bepalingen de mogelijkheid voor het college tot het stellen van nadere regels.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 2. Verrekenen boete met bijstandsuitkering

Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om een boete, die het college op grond van de wet aan de inburgeringsplichtige heeft opgelegd, te verrekenen met een eventuele algemene bijstandsuitkering. Hiermee kan worden bereikt dat het college de boete niet met een aanmaning en een dwangbevel (vergelijk artikel 5:10 Awb en artikel 4:117 Awb) hoeft in te vorderen.

 

Artikel 4:93 lid 1 Awb bepaalt dat verrekening van een geldschuld met een bestaande vordering slechts geschiedt voor zover in de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien. Een raadsverordening is een wettelijk voorschrift in de zin van artikel 4:93 lid 1 Awb. Hoewel de oude Wet inburgering (zoals deze luidde tot 1 januari 2013) een apart voorschrift bevatte (artikel 44) op grond waarvan het college de bestuurlijke boete kon verrekenen met algemene bijstand, is een dergelijk voorschrift in de nieuwe wet niet teruggekeerd. Uit de wetgeschiedenis blijkt echter niet dat dit een bewuste keuze van de wetgever is geweest. Daarom levert de bepaling over de verrekening in deze verordening geen strijd op met de Wet inburgering 2021 en wordt voldaan aan de voorwaarde van artikel 121 van de Gemeentewet.

 

De verrekening is hier geformuleerd als een bevoegdheid van het college. Bij de toepassing van die bevoegdheid sluit het college aan bij de geldende beleidsregels terugvordering en verhaal. Bij verrekening wordt rekening gehouden met de beslagvrije voet.

 

De verrekening vindt plaats met de algemene bijstandsuitkering, die op grond van de Participatiewet aan een inburgeringsplichtige kan worden verleend. Het verstrekken van een uitkering kan namelijk een vorm van ‘ontzorgen’ zijn als bedoeld in artikel 56a van de Participatiewet.

 

Artikel 27 van de Wet inburgering 2021 bepaalt dat het opleggen van een bestuurlijke boete achterwege blijft als voor dezelfde gedraging de bijstand is verlaagd op grond van de artikelen 18 of 18b van de Participatiewet. Het opleggen van een boete is iets anders dan het verrekenen van een opgelegde boete met de bijstand. Artikel 27 van de Wet inburgering 2021 wil dubbele sanctionering voorkomen. Verrekenen is geen sanctie en dient een ander doel, namelijk een doelmatige invordering, zonder aanmaning en dwangbevel.

 

Artikel 3. Cliëntenparticipatie

In de wet, het Besluit inburgering 2021 en de Regeling inburgering 2021 is niets geregeld over cliëntenparticipatie. Voor dit onderwerp wordt aangesloten bij de Adviesraad Sociaal Domein Westerwolde, die de gemeenteraad adviseert.

 

Artikel 4. Gemeentelijk toezichthouder

De wet regelt niet de mogelijkheid van het aanwijzen van toezichthouder in de zin van artikel 5:11 van de Awb. Dit lijkt niet een bewuste keuze van de wetgever. De wetgever heeft met de mogelijkheid van een keurmerk en een keurmerkinstituut instrumenten ingericht om de kwaliteit van aanbieders van leerroutes te bewaken. Hierbij kan in elk geval worden gedacht aan -de stichting- ‘Blik op Werk’. Hoewel het bestuur van deze stichting vermoedelijk een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 lid 1, onder b, Awb is, heeft het geen toezichthoudende bevoegdheden in de zin van de Awb, zoals het vorderen van inlichtingen en het vorderen van inzage in identiteitsbewijzen. Als een aanbieder van een leerroute niet aan een audit meewerkt kan de stichting alleen het keurmerk intrekken. Met het aanwijzen van een gemeentelijk toezichthouder voor de uitvoering van de gemeentelijke taken van de wet heeft de gemeente meer mogelijkheden om ook zelf onderzoek te doen. Deze toezichthouder kan ook worden ingezet bij de uitvoering van het contractbeheer en -management. Dat de stichting Blik op Werk is aangewezen om te waken over een kwalitatief hoogwaardig cursusaanbod, betekent niet dat het college niet zou mogen bestrijden dat publiek geld bij fraudeurs terecht komt. Een toezichthouder kan daarbij behulpzaam zijn. De toezichthouder is bij de uitoefening van zijn taak gebonden aan de regels zoals vastgelegd in de artikelen 5:11 tot en met 5:20 van de Awb. Het artikel biedt de mogelijkheid tot nadere door het college te bepalen regels over de toepassing van de bevoegdheden.

 

Artikel 5 Overgangsrecht

Per 1 januari 2013 hebben gemeenten geen taken meer in het kader van de Wet inburgering. Wel bleven gemeenten op grond van overgangsrecht na die datum nog verantwoordelijk voor een aantal zaken, waaronder de handhaving van inburgeringsplichtigen van wie de inburgeringstermijn vóór 1 januari 2013 is begonnen. Dat gebeurt op basis van het overgangsrecht (artikel X, lid 2 Wijzigingswet Wet inburgering).

De besluitvorming in -eventuele- handhavingstrajecten vindt plaats op grond van de Wet inburgering, zoals deze luidde tot de inwerkingtreding van de Wet inburgering van 13 december 2012, met ingang van 1 januari 2013. De in het artikel genoemde bedragen betreffen de maximumbedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijk boete dienen af te stemmen op de ernst van de overtreding, de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten en de individuele omstandigheden van de inburgeringsplichtige.