Organisatie | Vlieland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidskader Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) Gemeente Vlieland |
Citeertitel | Beleidskader Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) Gemeente Vlieland |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-06-2023 | nieuwe regeling | 22-11-2021 |
Als kinderen zich op een goede manier ontwikkelen en ontplooien, maken ze in de toe-komst meer kans op succesvolle levensloop-, school- en arbeidsloopbanen. Een goede start is het halve werk. Helaas krijgen niet alle kinderen dezelfde kansen om zich opti-maal te ontwikkelen. Dit heeft onder andere te maken met de situatie en omgeving waar-in zij opgroeien.
Dit beleidsplan gaat over voorschoolse voorzieningen, peuteropvang, kinderopvang en voor- en vroegschoolse educatie. Hiermee wordt bedoeld:
Onderwijs draagt bij aan de ontwikkeling en ontplooiing van kinderen. Landelijk wordt in-gezet op gelijke onderwijskansen voor alle kinderen. Om dit te realiseren hebben ge-meenten vanuit het Rijk twee taken op het gebied van voorschoolse voorzieningen.
De eerste taak is de verantwoordelijkheid om in een toegankelijk, dekkend en kwalitatief hoogwaardig aanbod voorschoolse voorzieningen te voorzien. Specifiek voor ouders die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. De tweede taak heeft betrekking op een toegankelijk, dekkend en kwalitatief hoogwaardig VVE-aanbod op voorschoolse voorzieningen als voorbereiding op het onderwijs.
Als gemeente Vlieland streven we ernaar zoveel mogelijk kinderen deel te laten nemen aan voorschoolse voorzieningen. Deelname aan een voorschoolse voorziening heeft een positief effect op de motorische-, cognitieve-, taal-en sociaal emotionele ontwikkeling van kinderen. Daarnaast stimuleert het de gezondheid en het welbevinden van kinderen in het algemeen.
Voor- en vroegschoolse educatie
Een onderdeel van het onderwijskansenbeleid is Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE). Het doel van VVE is dat kinderen zonder of hooguit met een beperkte achterstand aan groep 3 kunnen beginnen. Vanuit de landelijke kaders en wetgeving richt VVE zich op kin-deren vanaf 2,5 jaar tot 6 jaar. De voorschoolse periode reikt van 2,5 tot 4 jaar, de vroegschoolse periode van 4 tot 6 jaar (groep 1 en 2 van het basisonderwijs). In dit be-leidsplan staat beschreven hoe de gemeente Vlieland uitvoering wil geven aan het onder-wijskansenbeleid.
2. Doelgroepdefinitie voorschoolse periode
Het Rijksbudget dat gemeenten ontvangen voor voorschoolse educatie is gebaseerd op de VVE-doelgroep in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar. Gemeenten mogen hun eigen doelgroep-definitie hanteren. In de gemeente Vlieland wordt geen algemene peuteropvang geboden. Alleen peuters met een VVE-indicatie kunnen vanaf 2,5 jaar gebruik maken van een aan-bod op de Kinderdagopvang.
Gezien het beperkte aantal kinderen op Vlieland is er gekozen voor een algemeen aanbod voor alle peuters van 2 dagdelen per week, gefinancierd vanuit de gelden van het Onder-wijsachterstanden beleid.
Peuters met een VVE indicatie krijgen 16 uur aangeboden.
In de gemeente Vlieland zijn de volgende criteria geformuleerd (doelgroepdefinitie) op basis waarvan een VVE-indicatie door de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) kan worden toege-kend:
De JGZ is vanuit landelijke wetgeving aangewezen als onafhankelijk indicatie orgaan. De VVE-indicaties worden afgegeven op het consultatiebureau (CB). De indicaties zijn geba-seerd op omgevings-, ouder- en kindfactoren. De criteria worden gezien als risicofacto-ren, waarbij er bij aanwezigheid van de criteria niet automatisch een VVE-indicatie wordt afgegeven. De professionele inschatting van de jeugdverpleegkundige is hierbij doorslag-gevend.
Gemeenten moeten afspraken maken met de betrokken partners over toeleiding van kin-deren met een VVE-indicatie. Daarnaast zijn gemeenten verantwoordelijk voor voldoende VVE-plaatsen en een goede toegankelijkheid van Voor- en Vroegschoolse Educatie.
Kinderen met een VVE-indicatie volgen een VVE-aanbod in de voorschoolse periode, waarbij het kind gebruikt maakt van 16 uur VVE per week.
Schoolbesturen zijn zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van VVE (vroegschoolse edu-catie) in groep 1 en 2 van het basisonderwijs. Zij ontvangen daarvoor rechtstreeks mid-delen van het Rijk. De gemeente maakt met schoolbesturen afspraken over de resultaten van vroegschoolse educatie, de zogenaamde resultaatafspraken.
Een soepele doorgaande lijn van voor- naar vroegschool is belangrijk voor succesvolle VVE. Gemeenten maken afspraken met houders van kinder/peuteropvang en het onder-wijs over een doorlopende leerlijn en overdracht van kindgegevens naar de basisschool.
De voorschoolse voorziening, basisschool en ouders delen informatie met een helder doel: het stimuleren van de ontwikkeling van het kind. Dit geldt voor alle kinderen.
De VVE-kinderen worden gedurende de vroegschoolse periode gevolgd en krijgen zo no-dig extra ondersteuning. Onder extra ondersteuning scharen we zowel formele onder-steuning (bijvoorbeeld de inzet van een IB’er of deelname aan ondersteunende onder-wijsprogramma’s) als informele extra ondersteuning in de groep.
Bij kinderen met een VVE-indicatie is altijd sprake van een ‘warme’ overdracht van voor-school naar school. Een warme overdracht houdt in dat er een gesprek is over de bijzon-derheden in de ontwikkeling van een kind op de volgende ontwikkelingsgebieden: spraak-taalontwikkeling, motorische- en/of sociaal emotionele ontwikkeling. Bij de warme over-dracht zijn de pedagogisch medewerker en de onderbouwleerkracht aanwezig. De school kan ervoor kiezen om de IB’er aan te laten sluiten. De ouders worden uitgenodigd voor dit gesprek. De warme overdracht heeft als doel dat de zorg of ondersteuning gecontinu-eerd wordt op de basisschool.
Als ouders niet akkoord gaan met een overdracht van gegevens, mag geen informatie over de ontwikkeling van het kind worden gedeeld. Wel dient aan school doorgegeven te worden dat er een VVE indicatie is afgegeven, welk VVE programma het kind heeft ge-volgd en hoe lang dit programma gevolgd is (WPO, art 167 lid 3).
De gemeente Vlieland maakt met het schoolbestuur afspraken over de resultaten van vroegschoolse educatie, geformuleerd in meetbare doelen (Wet OKE, Wet Primair Onder-wijs art. 167). Dit is onderdeel van de projectplan voor de aanvraag ten behoeve van het onderwijsachterstandenbeleid. De afspraken zijn er op gericht om achterstanden bij kin-deren in te lopen of te voorkomen zodat zij zonder of hooguit met een beperkte achter-stand aan groep 3 kunnen beginnen. Ook zijn er afspraken met de voorschoolse voorzie-ningen, die bijdragen aan goede VVE-resultaten. Het gezamenlijk monitoren en evalueren van VVE moet leiden tot verbetering van de kwaliteit en opbrengsten van VVE.
Om de kwaliteit van het aanbod VVE in zowel de voorschoolse periode als de vroegschool-se periode in kaart te brengen heeft de gemeente Vlieland monitorafspraken gemaakt. De basis voor de monitoringsafspraken zijn de indicatoren zoals opgesteld in het ‘Onder-zoekskader voorschoolse educatie en primair onderwijs’.
De gemeente stuurt en coördineert de uitvoering en borging van VVE. Bij de uitvoering van de coördinatie betrekt de coördinator/gemeente partijen als schoolbesturen, instellin-gen voor kinderopvang, gebiedsteam en consultatiebureaus (JGZ). Er wordt met betrek-king tot het VVE een jaarlijks overleg gevoerd binnen de Lokale Educatieve Agenda, die al structureel met het onderwijs en de kinderopvang plaats vindt. Dit is ook de plek waar afspraken en beleid gemaakt worden en waar de evaluatie daarover plaats vindt.
In de gemeente Vlieland maakt de voorschoolse voorziening gebruik van “Uk en Puk”. Met behulp van de VVE-programma’s wordt de ontwikkeling van peuters op de vier ontwikke-lingsgebieden (spraak-taal, rekenen, motoriek en sociaal emotioneel) gestimuleerd.
Dit programma voldoet aan de landelijk geldende normen van de basisvoorwaarden kwa-liteit voorschoolse educatie en een erkend observatiesysteem.
Ouders zijn in het leven van kinderen de belangrijkste personen. Tussen de meeste ou-ders en hun kinderen is sprake van een zodanige interactie, waardoor de ontwikkeling van het kind voldoende wordt gestimuleerd. Actieve participatie van de ouders van is no-dig om achterstanden te voorkomen of te verminderen. Een positieve grondhouding en transparante communicatie tussen ouders en voorschoolse voorzieningen/basisschool zijn hierbij erg belangrijk. De samenwerking met ouders heeft een positief effect op de ont-wikkeling van kinderen. De pedagogisch medewerker of leerkracht ziet ouders als gelijk-waardige partners, die een waardevolle bijdrage kunnen leveren.
Vanuit het integraal jeugdbeleid zijn gemeenten verantwoordelijk voor een sluitend net-werk van zorgverleners, zodat kinderen de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben om zich optimaal te kunnen ontwikkelen.
Effecten van (VVE) peuteronderwijs zijn mede afhankelijk van de kwaliteit van de VVE die wordt geleverd door de voorscholen. Het gaat dan om de pedagogische en educatieve vaardigheden van de pedagogisch medewerkers, de wijze waarop het VVE-programma wordt gebruikt, de zorg en begeleiding die aan peuters wordt geboden, de inrichting van de ruimtes, enzovoorts. Van VVE-instellingen wordt verwacht dat ze deze kwaliteit regel-matig evalueren, verbeteren en borgen.
Vanaf 1 januari 2022 moet er een HBO’er in de voorschoolse educatie worden ingezet. De inzet beslaat 10 uur per jaar per doelgroepkind. Dit moet zorgen voor een hogere kwali-teit. Een pedagogisch beleidsmedewerker kan functioneren als coach, werkzaam zijn op de groep, bezig zijn met het pedagogisch beleid van de voorschoolse voorziening of een combinatie van deze taken uitvoeren. Daarnaast kan de HBO’er een schakel vormen tus-sen het gemeentelijk beleid, het beleid van de vve-organisaties en de uitvoer op de werk-vloer.
In de wet is geregeld dat de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD) de basiskwali-teit van de voorscholen beoordeelt op basis van artikel 1.63 en artikel 2.21 van de Wet kinderopvang. De GGD toetst als eerstelijns toezichthouder zowel de algemene basiskwa-liteit (zoals veiligheid en gezondheid) als de basiskwaliteit van de voorschoolse educatie: hoeveel tijd VVE per week, groepsgrootte en dubbele bezetting, opleidings- en scholings-eisen van de VVE-beroepskrachten en gebruik van een VVE-programma. Dit legt de GGD vast in een rapport.
In de gemeente Vlieland beoordeelt de GGD de basiskwaliteit van de voorscholen jaar-lijks en brengt hiervan een rapport uit aan de houders van kinderopvanglocaties en de gemeente. |
De Inspectie van het Onderwijs onderzoekt als tweedelijns toezichthouder kwaliteit kin-deropvang in het algemeen, ook specifiek de kwaliteit van de uitvoering van VVE. Doel daarvan is de kwaliteit van de peuter- en kinderopvang en VVE op hoog niveau te bren-gen en te houden. Via de jaarlijkse gemeentelijke bevraging VVE verplicht de Inspectie van het Onderwijs gemeenten om inzicht te geven in de kwaliteit van de uitvoering van VVE. De gemeentelijke analyse heeft niet tot nadere vraagstelling vanuit de Inspectie van het Onderwijs geleid.
Gemeentelijk VVE-subsidiekader
In het door het college vastgestelde uitvoeringsregeling onderwijsachterstanden staan (aanvullende) voorwaarden beschreven voor de uitvoering van VVE, waarmee de ge-meente kan sturen op de kwaliteit van VVE. Daarnaast geven de subsidievoorwaarden grip op de besteding van VVE-subsidiegelden.
De manier waarop de ketenpartners in de voor- en vroegschoolse periode het VVE-aanbod uitvoeren, is mede bepalend voor de uitkomsten. De gemeente spant zich in om ketenpartners hierin daar waar mogelijk te faciliteren en ondersteunen.
De ketenpartners zijn in ieder geval: de JGZ, de voorschoolse voorziening en het primair onderwijs. Op casusniveau kunnen desgewenst andere partners betrokken worden.